e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draairaam draaiende raam: drē̜jǝndǝ rām (Stein), draairaam: driǝrām (Geulle), drɛjrām (Posterholt, ... ), drɛ̄jrām (Ottersum), draaivenster: driǝnvenster (Bleijerheide), drē̜venstǝr (Bilzen) Openslaand raam waarvan de scharnieren op de zijkant van het draaiend deel geplaatst worden zodat het om een verticale as draait. [N 55, 40a] II-9
draaischijf draaischijf: drējsxī̄f (Ottersum), drīǝnšīf (Kelmis), drǭjsxajf (Sint-Truiden), drǭjsxī̄f (Milsbeek), drɛjšī̄f (Tegelen), schijf: sxī̄f (Gennep, ... ), šī̄ǝf (Tegelen), schopschijf: sxopsxī̄f (Gennep), sxø̜psxī̄f (Ottersum), trapschijf: trapsxī̄f (Gennep), trapšīǝf (Tegelen), trekschijf: trękšī̄ǝf (Tegelen), vormschijf: vø̜rǝmsxī̄f (Venray) Het toestel waarop de draaier zijn produkten vormt. Men onderscheidt een toestel waarbij aan de onderzijde van de verticale as een vliegwiel is gemonteerd dat met behulp van de voeten in beweging wordt gebracht, de zogenaamde trapschijf, en een toestel dat met behulp van een lange houten boom en een soort krukas door een helper wordt aangedreven, de zogenaamde trekschijf. Zie ook afb. 3 en 4. [N 49, 24a; N 49, 24b; N 49, 24c; monogr.] || Schijf waarmee men de kipwagen keert en op een ander spoor zet. Eén man kan de wagen draaien. [monogr.] || Verplaatsbare metalen plaat waarop de steenwagens konden worden gedraaid. [monogr.] II-4, II-8
draaischijfas as: as (Tegelen), as van de schijf: as ˲van dǝ sxī̄f (Ottersum), pin: pen (Tegelen), spindel: spendǝl (Ottersum), voet: vūt (Ottersum) De verticale as waarop bovenaan de bovenste schijf is gemonteerd en onderaan een soort vliegwiel. [N 49, 27a] II-8
draaitafel draaidis: drīǝndøjš (Kelmis) De draaitafel waarop in de wasserij de brokken erts aan de sorterende vrouwen en meisjes voorbijrollen. [monogr.] II-4
draaitoestel draaigetuig: drōgǝtø̜̄x (Loksbergen) Toestel met haken en zwengel in een plank, gebruikt om touw te slaan. [N 48, 67a] II-7
draaiwervel houteren draaiwervel: hōtsǝrǝ driǝnwelvǝr (Bleijerheide), kneveltje: knēvǝlkǝ (Tessenderlo), wervel: wervǝl (Herten, ... ), wø̜rfǝl (Ottersum), wø̜rvǝl (Venlo), werveltje: knīvǝl (Mechelen), wø̜lvǝrkǝ (Bilzen) Handvat met houten pen, die door een gat in de stijl van de deur gestoken wordt. Aan de binnenzijde van de deur is op de pen een houten wervel bevestigd. Dit soort sluiting wordt doorgaans alleen bij kast- of bedsteedeuren aangetroffen. [N 54, 99; monogr.] II-9
draaizaag, keerzaag draairaamzeeg: drɛjrāmzē̜x (Dilsen), draaizaag: drē̜jzāx (Ottersum), drɛjzāx (Tegelen, ... ), draaizeeg: drijǝnzē̜ǝx (Eygelshoven), driǝnzē̜ǝx (Kerkrade), drɛjzē̜x (Dilsen, ... ), draaizeegje: drē.jzē̜xskǝ (Stein), scherpzeeg: šerp˲zē̜x (Geulle  [(spanzaag waarvan het blad gedraaid kan worden)]  ), schweifzeeg: šwęjf˲zē̜ǝx (Bleijerheide), toerzaag: tūrzǭx (Leopoldsburg, ... ), toerzeeg: tūrzē̜x (Tongeren), tūrzɛ̄x (Stramproy  [(spanzaag met smal blad en fijne schuine tandjes)]  ), toerzeegje: tūrzē̜xskǝ (Bilzen) Spanzaag die wordt gebruikt om langs kromme en gebogen lijnen te zagen. Het zaagblad is draaibaar in het raam bevestigd en aan één uiteinde voorzien van een handgreep. Het zaagblad is ongeveer 60 tot 70 cm lang en 5 tot 10 mm breed. Zie ook afb. 20. [N 53, 7; N 53, 8i-j; monogr.] II-12
dracht dracht: dracht (Achel, ... ), drax (Beek, ... ), draxt (Asenray / Maalbroek, ... ), drāx (Zepperen), drǫxt (Diepenbeek), drachttijd: drachttijd (Hasselt, ... ), draxtīt (Venlo), gewin: gewin (Opglabbeek), haaltijd: hǭltajt (Millen) Periode of vlucht waarin de bijen honing en stuifmeel verzamelen. De periode bestrijkt voorjaar, zomer en najaar. Met dracht kan men ook duiden op het resultaat van de vlucht, nl. de honing. [N 63, 48; Ge 37, 84] II-6
dracht, drachtig zijn bocht: ’nne bôch (Maasbree), draagtijd: ideosyncr.  draagtied (Vlodrop), WLD  draagtied (Born), dracht: de drach (Hoensbroek), drach (Amby, ... ), dracht (Maastricht, ... ), drag (Maastricht), draxt (Loksbergen), drēͅhgt (Bree), droach (Hoeselt), drogt (Wijlre), Bree Wb.  de draagt (Bree), cassettebandje  dreegt (Meijel, ... ), eigen spellingsysteem de ..... draagt  draagt (Ell), Endepols  drach (Heer, ... ), Gronsveld Wb  drach (Gronsveld), ideosyncr.  drag (Velden), dreugjt (Thorn), IPA  draxt (Kwaadmechelen), Veldeke  de drach (Klimmen), drach (Waubach), vnl van mensen gezegd; van dieren: ze ?s vol; ze h?t joeng op  draog (Bilzen), WBD/WLD  (dràch) (Nieuwenhagen), de drach (Caberg, ... ), dracht (Ophoven), dràch (Amstenrade, ... ), dràg (Nieuwenhagen), WLD  drach (Posterholt, ... ), dracht (Kelpen, ... ), dragt (Oirsbeek), drág (Itteren), dragende: ’ne dragenden hônd (Blerick), jongen: jonge (Gulpen), WLD dn hoond krijg jónge, d\\ knien heet jóng\\ óp  jóngə (Maastricht), kip: WLD  mèt kip (Maastricht), nest: nést (Loksbergen), telling: telling (Castenray, ... ), vol: vol (Houthalen, ... ), ideosyncr.  vol (Doenrade), WLD  vol (Guttecoven), vool (Mheer), vòl (Klimmen), voldragen: oude spelling  voldrage (Meijel), worp: wərp (Loksbergen), WLD  wo.rəp (m.) (Eys), worp (Venray), ww. draagt: die drage ..... maond / waek (Oirlo), draage (Sittard), drage (Swalmen), ideosyncr.  drage (Neer), zíe dreugtj (Neer), ideosyncr. (sie = de koe)  sie dreug (Susteren), WBD  die dreecht (Meijel), ww. gaat groot: WBD/WLD  gròòt gaen (Stein), ww. heeft dracht: WLD honden  hae dreugtj (Thorn), ww. heeft jongen in: haat jónge in (Epen), ’n jŏnge inne (Lutterade), WLD  jong in höbbe (Klimmen), ww. heeft jongen op: de hond het jongen op (Schimmert), de kat het jongen op (Schimmert), jongə op hubbə (Sittard), jônge op (Wessem), jônge op höbbe (Swalmen), Endepols  heeft jonge op (Maastricht), Veldeke  jonge ophubbe (Echt/Gebroek), WLD  höbbe joangö òp (Stevensweert), jongə op hubbə (Doenrade), WLD katten, konijnen  haet jőőnge op (Thorn), ww. in positie: ideosyncr.  in positie (Noorbeek), ww. is drachtig: drachtig (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), drachtige (Maastricht), dragtig (Eys, ... ), drechtig (Maastricht), drechtige (Maastricht), (? - moeilijk leesbaar)  draegtig (Gulpen), ideosyncr.  de koe is drechtig (Susteren), drachtig (Sittard), drechtieg (Kerkrade), oude spelling  dragtig (Meijel), Veldeke 1979 nr. 1  drachtig (Venray), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones  draegtig zieë (Gulpen), WBD/WLD  drachtiech (Kapel-in-t-Zand), WLD  drachtig (Beesel, ... ), dragtig (Montfort), WLD ?  drachtig (Schimmert), ww. is dragend: dragend (Venlo), WLD  drààgent (Swalmen), ww. is niet alleen: WBD/WLD é leunt aan bij ö  déé kni-jn is neet allejn (As), ww. is vol: vol zie͂n (Gulpen), eigen spellingsysteem  vol zin (Schinnen), WBD/WLD ó even gesloten als oo  di-j ków is vol (As), WLD  vol zin (Geverik/Kelmond), ww. krijgt jongen: kriet jôngen (Stein), WLD  krieg jongə (Montfort), ww. moet jongen krijgen: eigen spellingsysteem  mot jonge kriege (Meerlo), ww. werpt: ideosyncr. is meer geboorte  werpen (Melick) dracht [ZND m], [ZND m] || dracht ve moederdier || Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)] III-4-2
drachtig aan de tel: ān dǝn tɛl (Tegelen), behouden: bǝhaldǝ (Venlo), bǝhǫu̯wǝ (Opglabbeek), bǝhǭjǝ (Horn), drachtig: draxtex (Achel, ... ), draxtǝx (Lummen), dráxtex (Lommel), dragend: drāgǝnt (Bocholtz, ... ), drāgǝntj (Boshoven, ... ), vol: vol (Mal), vōl (Eisden, ... ), vǫl (Beringen, ... ), vǫlǝ (Oirsbeek), vǫǝl (Borgloon, ... ), vǫ̃l (Kermt), vǭl (Hamont, ... ), ˲fǫl (Borgloon, ... ), ˲fǭl (Smeermaas, ... ) [N 3A, 33] I-11