e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gecombineerde wals-, kraal-, fels-, kant- en buigmachine gecombineerde krol-zetbank: jǝkǫmbinērdǝ krǫl-zɛts˱baŋk (Bleijerheide), gecombineerde wals-zetbank: gecombineerde wals-zetbank (Nieuwenhagen, ... ) Machine die zo is geconstrueerd, dat er verschillende werkzaamheden zoals het walsen, omkralen, felsen en ombuigen van plaatmateriaal mee gedaan kunnen worden. Zie ook afb. 174. [N 64, 13e] II-11
gedachte denkbeeld: dinkbild (Heerlen), gedacht: gedacht (Blitterswijck, ... ), gedàcht (Zonhoven), gədacht (Meeuwen), gədàch (Meeswijk), gədàcht (Lommel, ... ), gədààcht (Hamont), da¯s e gedach: dat is een goed idee  gedach (Hasselt), gedachte: gedach (Stokkem), gedachte (Maastricht), gedéchte (Gronsveld), gëdêechtë (Tongeren), gedanke (du.): gedanke (Heerlen, ... ), geda.nke zien vrij  geda.nke (Gennep, ... ), het oudere  gedanke (Sittard), idee: īdei (Banholt), mening: meining (Sittard), mening (Heerlen), prakkesatie: prakkezaasie (Tungelroy) gedacht(e) || gedachte [SGV (1914)] || gedachte, denkbeeld || gedachte, idee || gepeins, gepieker, gedachte || mening, gedachte III-1-4
gedachtenis aandenken: aandinke (Berg-en-Terblijt), ā. de.ŋkə (Eys), achtergedacht: achtergedech (Brunssum), achtergedecht (Maasbracht), achtergedachte: achtergedachte(n) (Schinveld), bedenk: bedènk (Meerssen), gedachtenis: gedachtenis (Maastricht, ... ), gedagtenis (Maastricht), gedechtenis (Roermond), gədachtənis (Maastricht), met een punt op de tweede e  gedechtenis (Sittard), gedchtnis (du.): jedèchnis (Kerkrade), herdenking: Note v.d. invuller: Op Allerzielen werd vroeger op een donkere plaats (kelder) een bijenwas-kars voor de overleden personen aangestoken. Er werd gebeden. Dit noemt men dooden herdenking.  dooden herdenking (Sittard), na-gedanke (< du.): noagedanke (Simpelveld, ... ), nabedenk: nabedènk (Meerssen), noabedeenk (Eijsden), nagedacht: naogedacht (Echt/Gebroek, ... ), noagedacht (Well), noagedag (Susteren), noagedācht (Horst, ... ), noagedāg (Arcen), noagedecht (Herten (bij Roermond)), nogedaat (Epen), nagedachte: nagedachte (Oirsbeek), naogedachte (Borgharen, ... ), naogedechte (Genooi/Ohé, ... ), noagedaagte (Swolgen), noagedachte (Amby, ... ), noagedachtee (Wellerlooi), noagedāchte (Afferden, ... ), noagedechte (Eijsden, ... ), cf. VD s.v. "nagedachte"1. nadenken, overweging; 2. gedachte, overweging achteraf.  noagedachte (Belfeld), ps. boven de a (van ... gedache) staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  noagedachte (Heer), nagedachtenis: nnoagedechtenis (Buchten), noagedachtenis (Heerlen, ... ), prakkisatie: prakkezasie (Nederweert) gedachtenis || nagedachte [SGV (1914)] || terugdenkend aan overleden personen op bepaalde data [gedenken, geheugen] [N 85 (1981)] III-1-4
gedeelte van de inzet blad: blat (Sittard  [(meervoud: blārǝ: een stapel stenen ter breedte van de lengte van één steen)]  , ... ), een blok en een open blad: nǝ blǫk [en] ęj ǭǝpǝ blat (Sittard  [(vier blaren)]  ), kamer: kāmǝr (Spekholzerheide  [(hoeveelheid stenen van een afdeling van een oven)]  ), kop van de oven: kop van de oven (Milsbeek), pot: pǫt (Spekholzerheide  [(de stenen geplaatst van de ene stookpot tot de volgende)]  ) In dit lemma is een aantal benamingen bijeen geplaatst die betrekking hebben op een gedeelte van de in één keer te bakken hoeveelheid stenen. [monogr.] II-8
gedeeltelijk opvullen blind vullen: bleŋk vølǝ (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Winterslag, Waterschei]), bleŋk vø̜lǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Emma, Maurits]  [Domaniale] [Domaniale, Wilhelmina]), blind vullen (Thorn  [(Maurits)]   [Domaniale]), de versatz niet opslieten: dǝr vǝrzats nēt opšlētǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), foetelen: vutǝlǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), niet goed vullen: net jot fylǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Julia]), net jot vølǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]), niet opvullen: nęjt opvø̜lǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Domaniale]), onvoldoende stape maken: onvoldoende stape maken (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Julia]), openlaten: ǭpǝlǭtǝ (Buchten  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), pfuschen: f ̇̇ušǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), fušǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Zolder]  [Laura, Julia]  [Domaniale]), slecht caleren: slɛxt kalērǝ (Zolder  [(Zolder)]   [Winterslag, Waterschei]), valse stape maken: valse stape maken (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Maurits]) Open ruimten in de opvulling laten. Dit werd volgens Lochtman (pag. 173) vroeger, toen er nog met de hand werd opgevuld, uit luiheid gedaan. Volgens een invuller uit Q 121 kon de term "pfuschen" ook worden gebruikt voor het verwerken van oud hout in de opvulling in plaats van stenen. Dit was ten strengste verboden omdat het mijnschade kon veroorzaken. Zie ook het lemma Een Stuk Mijngang Onopgevuld Laten, Wld II.4, pag. 82. [N 95, 553; N 95, 554; monogr.; div.] II-5
gedeeltelijke opvulling blindvulling: blentvøleŋ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), slechte vul: šlę̄tǝ vøl (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Laura, Julia]), slechte vulling: šlɛxtǝ vøleŋ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Willem-Sophia]) Methode van opvullen waarbij men open ruimten in de opvulling laat. Zie ook het lemma Gedeeltelijk Opvullen. [N 95, 554; N 95, 553] II-5
gedenken gedenken: gedinke (Roermond, ... ) gedenken III-1-4
gedenken; gedachtenis achterdenken: achterdinke (Meerlo), achterdinke(n) (Schinveld), aterdinke (Eys), achtergedenken: achtergedènke (Lutterade), bedenken: bedinke (Melick), denken: dinke (Melick), denken aan: deenke aan (Amby), gedenken: gedaenke (Venray), gedeenke (Gronsveld, ... ), gedeenken (Maastricht), gedeinke (Sint-Truiden), gedenke (Geleen, ... ), gedenken (Eys, ... ), gedenkə (Oirsbeek, ... ), gedēnken (Born), gedĕnken (Geleen), gedingkə (Maastricht), gedinke (Caberg, ... ), gedinken (Hoensbroek, ... ), gedinkūn (Brunssum), gedinkə (Simpelveld), gedi‧nke (Weert), gedè.nke (Zonhoven), gedènke (Beek, ... ), gedénke (Hoeselt, ... ), gedénkə (Doenrade), gëdénkë (Tongeren), gəde.ŋkə (Eys), gədeengkə (Maastricht), gədenkə (Wijnandsrade), gədēēnkə (Epen, ... ), gədingkə (Meeuwen), gədinkə (Beesel, ... ), gədink⁄ə (Brunssum), gədiŋkə (Meeuwen), gədīnkə (Heerlen, ... ), gədèngkə (Zonhoven), gədénkə (Susteren), gədénkən (Urmond), jedenke (Bleijerheide, ... ), geheugen: geheuge (Meijel, ... ), geheugen (Ittervoort, ... ), herdenken: herdēnke (Venray), herdingke (Vaals), herdinke (Maastricht, ... ), herdinkə (Kapel-in-t-Zand), herdènke (Bree), herdénke (As), hèrdenken (Stein), hergedenken: Note v.d. invuller: es tien vôt neet vas zaat vergootse diej ouch nag.  her-ge-dinke (Herten (bij Roermond)), herinneren: erinnere (Heerlen), herrinnere (Heerlerbaan/Kaumer), hèrinnere (Schimmert), hérinnərn (Zonhoven), hərinnərə (Meeuwen), heugen: heuge (Horst), heugen (Eksel), memoreren: mimmereere (Caberg), nadenken: noadenke (Rimburg), noadinke (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), noadènke (Valkenburg), Opm. of de uitdrukking: doa, hoofs te dich diene kop neet mé´ te brêke.  noadinke (Stevensweert), peinzen: pèèze (Loksbergen), rappeleren: rappeleeëre (Zonhoven), rappelere (Gronsveld, ... ), rappəleerə (Maastricht), ràppeleire (Sint-Truiden), ráppəléərn (Zonhoven), Fr. se rappeler  rappelère (As, ... ), Fr. se rappeler Ich rappelèèr dich eraan deste good op ti-jd moos kòmme  rappelère (As, ... ), Weer kònnen ¯t òs neet miae rappelere rappeleerste dich nog, wieste mich det zags  rappelere (Echt/Gebroek), terugdenken: trökdénke (Sittard), örges an trugdaenk (Oirlo) doen herinneren || gedenke || gedenken || gedenken, blijvend herinneren || gedenken, herinneren || gedenken, zich herinneren || herinneren || het vermogen om zich dingen te herinneren [geheugen, memorie] [N 85 (1981)] || nagedachte [SGV (1914)] || terugdenkend aan overleden personen op bepaalde data [gedenken, geheugen] [N 85 (1981)] || zich herinneren III-1-4
gedienstig behulpzaam: behulpzaam (Opitter), he is behulpsaam (Kaulille), her es beheulpzoum (Zichen-Zussen-Bolder), hij is behulpzaam (Neerpelt), hij is behəlptzoam (Oostham), hèe is behèlpzaam (Neeroeteren), tweede e dof als de  iè is behelpzaam (Rotem), bijdehand: hê is bijdehand (Peer), gaarne helpen: hei help gjaan (Groot-Loon), hie helpt gére (Neerpelt), gedienstig: (H)ije ès gedinsteg (Hasselt), dei és gedienstig (Riksingen), die ə es nogal gedinstig (Hoepertingen), e is gedinstig (Montenaken), ei is gedeenstig (Maaseik), es gədenstich (Heers), e⁄s(t) gedienstig (Bilzen), gedee:nstig (Roermond), gedeenstig (Bree, ... ), gedeinstich (Sittard), gedienstig (Hechtel, ... ), gedinstich (Wellen), gedinstig (Alken, ... ), gədeenstich (Meeuwen), gədeenstəch (Meeswijk), gədēnstəch (Lanaken, ... ), gədīēnstĭg (Zichen-Zussen-Bolder), hai is gedienstig (Hechtel, ... ), he es gedienstig (Mal), he es gedinstig (Koersel), he es gədēnstəch (Mechelen-aan-de-Maas), he is gedeenstig (Grote-Brogel, ... ), he is gedienstig (Bilzen, ... ), he is gedinstig (Borlo), hee es gedinstich (Stevoort), hee es geduistig (Schulen), hee is gedeenstig (Rotem), hee is gedinstig (Voort), hee ès gedinstig (Kuringen), hee(ə) is gədinstig (Ulbeek), hee-e es gədinstig (Jeuk), heej is gedînstîg (Ulbeek), hei is gedéénstig (Gruitrode), heie is gedeenstig (Maaseik), hej is gedienstig (Hamont), heje es gedienstig (Hoepertingen), heje es gedinstig (Spalbeek), hes gedeinstig (Paal), hes gedienstig (Linkhout), hey is gedinstig (Tessenderlo), heì is gedienstig (Bocholt), hē eͅs gədinstig (Herk-de-Stad), hēi is gedinstig (Diepenbeek), hēͅr es gədēnstiç (Lanaken), hēͅs chədēnstəg (Opglabbeek), hēͅs gədēnstech (Bree), heͅ eͅs gedīnsteg (Genk), hi es gedienstig (Heusden, ... ), hi is gedinstig (Zepperen), hi(j)ə ɛs gədinstig (Gutshoven), hi-je is gedinstig (Ulbeek), hie eis gedinstig (Hasselt), hie es godsdienstig (Muizen), hie es gədinstech (Zonhoven), hiee is gedienstig (Heusden), hiee is gedinstig (Sint-Lambrechts-Herk), hieəs gedinstig (Hasselt), hiēə es gədenstəch (Diepenbeek), hiēͅə eͅs gɛdinstech (Houthalen), hiĕ is gedinstig (Duras), hij es gedienstig (Meldert), hij is gedeenstig (Lanklaar, ... ), hij is gedienstig (Achel, ... ), hij is gɛdienstig (Lommel), hije es gedienstig (Houthalen), hijə is chedinstich (Mettekoven), hië is gedinstig (Sint-Lambrechts-Herk), hiə is gedinsteg (Nieuwerkerken), hä es gedīnstech (Peer), häj es gədinstĭg (Hamont), hè is gedeenstig (Bocholt, ... ), hè ès gədienstəg (Martenslinde), hè ês gədienstig (Eigenbilzen), hè ìs gedänstig (Wellen), hè: es gedeenstig (Zutendaal), hèe is gedeenstig (Neeroeteren), hê is gedienstig (Peer), hŋ is gɛdenstigh (Opoeteren), hə s eͅədinstəç (Borgloon), h⁄es gedienstig (Beringen), h⁄is gedienstig (Beverlo), h⁄r ès gedeenstəg (Veldwezelt), ie is gedinstig (Lommel), is gədinstig (Sint-Truiden), ə is gedinstich (Gelinden), ən ēͅs gədēnstəg (Lanaken), ⁄t is ne gedienstige (Sint-Truiden), ⁄əs gədinstəg (Bilzen), ai van aire  ai is gədeenstig (Eisden), eerste i als in kin  hi es gedinstig (Hasselt), eerste i van gedienstig i van binnen  hieje is gedīnstig (Heers), gewillig: gewillig (Hasselt), hejis gewilleg (Heppen), hēͅ is guwillig (Beverlo), hè is gewillig (Kaulille, ... ), vaardig: heei es altijd vaardig (Kuringen), van goede wil: hije n van goeie wil (Zonhoven) behulpzaam, gedienstig, hulpvaardig || dienstig. van dienst of nut zijnde || dienstwillig || gedienstig || gedienstig, dienstwillig || gedienstig, dienstwillig, voorkomend || Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)] III-1-4
gedoopt worden gedoopt worden: gedaupt wèère (Schimmert), gedeep wjadde (Eigenbilzen), gedeip wère (Bree), gedeipt weire (Opoeteren), gedeufd weeëde (Bocholtz), gedeup jóenen (Heers), gedeup wiènne (Tongeren), gedeupt waere (Baarlo), gedeupt wäre (Koningsbosch), gedēūpt wééëde (Nieuwenhagen), gedoeip wèère (Meijel), gedoept wière (Houthalen), gedoeëpt wère (Sint-Huibrechts-Lille), gedoeëpt wèède (Sint-Truiden), gedoopt jonnen (Hoensbroek), gedopt werden (Lommel), gedopt wère (Eksel), gedoupt wère (Neerbeek), gedouptj waere (Thorn), geduip waere (Baarlo, ... ), geduip weare (Lutterade), geduip weurde (Maastricht), geduip weure (Maastricht), geduip weêre (Meerssen), geduip weëre (Mechelen-aan-de-Maas), geduip wère (Eisden, ... ), geduip wèèren (Geistingen), geduip wéére (Reuver), geduipjt wère (Ophoven), geduipt waere (Baarlo, ... ), geduipt waire (Melick), geduipt wière (Schinnen), geduipt wèère (Venlo), geduiptj (Haler, ... ), geduiptj waere (Echt/Gebroek, ... ), gedup waere (Vlodrop), gedup weëde (Waubach), gedupt (Zonhoven), gedupt waere (Sevenum), gedupt weadden (Eys), gedupt wedde (Gulpen), gedupt weeëde (Epen, ... ), gedupt weëde (Nieuwenhagen), gedupt wieëde (Voerendaal), gedupt wöäde (Waubach), geduuipt wèire (Bocholt), geduujpt (Jeuk), gedèèp wjönne (Eigenbilzen), gedèùp wiēēre (Schinnen), gedòpt wèren (Achel), gedôpt wèren (Neerpelt), gedôêpt wəodə (Loksbergen), gedöpt waere (Maasbree, ... ), gedöpt worre (Siebengewald), gedöpt wörre (Oirlo, ... ), gedööp weure (Maastricht), gedööpt wère (Nuth/Aalbeek), gedùp wjénne (Tongeren), gëdoop jùnnë (Hoeselt), gədoͅpt wēͅrə (Meijel), gəduipt wéérə (Opglabbeek), gədøpt wɛədə (Montzen) Gedoopt worden. [N 96D (1989)] III-3-3