e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gekantelde pijler overkiepende streb: øvǝrkipǝndǝ štrēp (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), overkiepte streb: øvǝrkiptǝ štr ̇ēp (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Pijler met een hellingspercentage groter dan 90 graden. [N 95, 286 add.] II-5
gekantrecht hout bred: bręt (Nieuwerkerken), gekantrecht hout: gǝkantjrɛxt hǫwt (Sint Odilienberg), gǝkantrɛ̄xt hǫwt (Sevenum), gǝkɛntjrɛxt hǫwt (Stein), gezeegd hout: gǝzē̜xt hǫwt (Sint Odilienberg, ... ), naks hout: naks hōt (Diepenbeek) Hout waarvan de met schors bedekte delen aan de smalle lengtezijde haaks zijn afgezaagd. [N 50, 51c; N 50, 72] II-12
gekheid maken aanstellen: aanstèle (Thorn), comedie maken: komeide make (Montfort), de gek scheren: de gek scheren (Maastricht), de gek steken: de gek sjtaeke (Herten (bij Roermond)), de zot uithangen: de zòt ówthànge (As), dollen: dulle (Heel), dóólle (Swalmen), dölle (Caberg, ... ), döllə (Maastricht), flarissenstreek: flarissenstjreek (Melick), flatsen: vlatsen (Meijel), flauwekul: flauwekul (Kerkrade), flawwe käl (Maastricht), flauwekul maken: flauwe kul make (Schinnen), flauwe köl make (Maastricht), flauwe köl maken (Hoensbroek), flauwekeul maake (Eys), flauwekul maake (Venray), flauwekül make (Weert), flauwə kūl maakə (Nieuwenhagen), flauwəkul maakə (Meijel), flawe kul maken (Wijlre), flawwe köl make (Amby), flauwekul uithalen: flauwe köl oethaole (Geulle), flauwekul verkopen: flauwe köl verkaupe (Venlo), fratsen maken: fratse make (Maastricht, ... ), fràtsə maakə (Nieuwenhagen), fratsen uithalen: fratse oethaole (Beek), fratsen verkopen: fratse verkoupe (Maastricht), ganderen: gaandjere (Sittard), gek doen: gek daoë (Gulpen), gek doen (Hoeselt, ... ), gek doeë (Schaesberg), gek doon (Bree, ... ), gèk doon (As), jek doe (Vaals), gekheid: gekheid (Tienray), gèkheid (Reuver), gekheid maken: gekheet maakə (Doenrade), gekheid maake (Montfort, ... ), gekheid make (Maasbree, ... ), gekheid māāke (Schimmert), gekheit makən (Urmond), gèkhēēt maakə (Nieuwenhagen), gekke jen: gekke jen (Swalmen), gekke vodden maken: gekke voddemake (Ell), gekkə voddə maakə (Kelpen), gekken: gekke (Gronsveld, ... ), gekken (Born, ... ), gekkə (Hulsberg), geͅkə (Meeuwen), gèkkə (Meeuwen, ... ), gékke (Zonhoven), gékkə (Meeswijk, ... ), jek’ke (Bleijerheide, ... ), gekkerij maken: gekkerie make (Schimmert), gekkeriej make (Klimmen), gekkərei maachə (Simpelveld), geͅ.kər‧eͅi̯ mā.kə (Eys), gekkerijen maken: gèkkərĭĕjə mààkə (Epen), gekscheren: gekscheren (Eksel), geksjaire (Roermond), geksjére (Maasniel), gèksjéérə (Reuver, ... ), geksteken: geksjtaeke (Nunhem), grap maken: grap make (Merkelbeek), grappetig zijn: grappetig zien (Maastricht), jen maken: jen make (Venlo), jennen: jenne (Venlo), jux (du.): joeks (Meijel), kloten: kloeëte (Venray), klotentrekker: kloewtentrekker (Jeuk), kloterij: kloeterie (Gulpen), kloterij maken: kl‧uətər‧eͅi̯ mā.kə (Eys), kloterij uithalen: kloiterieje oethaole (Beek), kuiten: kuite (Heel, ... ), kuitə (Kapel-in-t-Zand), kullen: kölle (Maastricht), lol maken: lol make (Echt/Gebroek), lol māāke (Thorn), malloot: malhood (Stein), opjagen: opjaoge (Maastricht), oude kloten maken: aw kloetə maakə (Maastricht), plagen: plaoge (Horst), schertsen: schertsə (Venlo), sjertsen (Ophoven), sjèrtsə (Heerlen), schik maken: schik make (Oirlo), spa (du.) maken: sjpas make (Nieuwstadt), sjpas makə (Wijnandsrade), sjpas máákə (Oirsbeek), sjpás màà⁄kə (Brunssum), spas make (Noorbeek, ... ), špa.s mā.kə (Eys), spaen (du.): sjpasse (Geleen, ... ), sjpas’se (Bleijerheide, ... ), sjpàssə (Heerlen), wabesen: waabəsə (Beesel), wannen: wanne (Heel), zot maken: zot mákə (Loksbergen), zotte streken uithalen: zotte streken uithalen (Leopoldsburg) flauwekul maken || gekheid maken || gekheid maken [mallen, follen] [N 85 (1981)] || gekheid maken, gekken || gekheid maken, spotten || gekscheren, grappen || grappen verkopen || schertsen || schertsen, het niet ernstig menen || uitgelaten handelen, gekheid maken || vrolijk zijn aan maaltijden e.d. [doven] [N 85 (1981)] III-1-4
gekkenhuis gekhuis: gekhaws (Hoeselt), gekhuis (Bree, ... ), gèkkəs (Epen), jekkəs (Kerkrade), gekkengesticht: gekke gesjtich (Wijlre), gekkegesjtich (Klimmen), gekkegestigt (Thorn), gekkenhuis: gekke hoes (Maastricht, ... ), gekke hōēs (Tungelroy), gekke-hoes (Noorbeek), gekke-hōēs (Mheer, ... ), gekkeheus (Meijel), gekkehoehs (Herten (bij Roermond), ... ), gekkehoes (Doenrade, ... ), gekkehoês (Blerick, ... ), gekkehoës (Blerick), gekkehōēs (Geleen, ... ), gekkehuus (Venray), gekken-huûs (Oirlo), gekken-hôês (Schimmert), gekkenhoes (Born, ... ), gekkenhoos (Eigenbilzen), gekkenhoës (Maasbree), gekkenhōēs (Amby), gekkenhŏĕs (Sevenum), gekkenhuis (Bree, ... ), gekkenhŭŭs (Venray), gekkenhüs (Tienray), gekkenoes (Oirsbeek), gekkenōēs (Amby), gekknhoes (Brunssum), gekkə-hôês (Schinnen), gekkəhoe.s (Grathem, ... ), gekkəhoes (Maastricht, ... ), gekkəhōēs (Hulsberg, ... ), gekkənhaos (Diepenbeek), gekkənhoes (Montfort, ... ), gekkənhusj (Meijel), gikkehoes (Gulpen), gèkkehoes (Geleen, ... ), gèkkehôes (Swalmen), gèkkenhóus (As), gèkkəhoes (Maastricht), gèkkəhōēs (Heerlen, ... ), gèkkəhŭŭs (Gennep), gèkəhōēs (Heel), gékkehoes (Doenrade), gékkəhōēs (Roermond, ... ), jekkehoes (Kerkrade), (o.).  geͅ.kəhū.s (Eys), (Vinraoj).  gekkəhoes (Kapel-in-t-Zand), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  gèèk.kəhòès (Maastricht), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  gekkehŭs (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  gékkəhōēs (Nieuwenhagen), Opm. is vroegere benaming.  gekkenhoes (Velden), Opm. nao Venraai (plaatsnaam) in Veenhuizen.  gekkehōēs (Blerick), Opm. v.d. invuller: P.Y. (ps. misschien is dit een "naam"van een instelling ofzo?).  gekkehoes (Maastricht, ... ), ps. omgespeld volgens Frings!  geͅkəhoͅu̯əs (Houthalen), ps. omgespeld volgens RND!  geͅkəhy(3)̄əs (Meeuwen), gesticht: gestich (Jeuk), gesticht (As, ... ), gəstich (Montfort), gəsticht (Loksbergen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  gəstigt (Opglabbeek), ps. omgespeld volgens Frings!  gəstext (Houthalen), krankzinnigengesticht: krankzinnige gesjtich (Ten-Esschen/Weustenrade), zothuis: zothuis (Leopoldsburg), zottenhuis: zottehaas (Jeuk), zòtəhəəs (Loksbergen) een instelling voor het verplegen van krankzinnigen [zothuis, gek[ken]huis, fermerie] [N 90 (1982)] || gekkenhuis III-3-1
gekleurde steek gele steek: gele steek (Lommel, ... ), steek van spinaalgaren: štex va špinoaljār (Bleijerheide), wassteek: wassteǝk (Maasbree) De korte steek met gekleurd wasgaren. Voorheen werden de zolen wel eens met een gekleurd soort garen afgelapt. Geel was de meest gangbare kleur. Kn√∂fel (I, pag. 200) zegt hierover: "De gelijkmatigheid der verschillende steken is vooral noodig bij het met open kant of met korte steken naaien, zoogenaamd aflappen met gelen of anderen steek. [N 60, 111c] II-10
gekleurde top van de slagpen bovenste stukje: bovənstə støkskə (Meijel), gekleurde top: gekleurde top (Geleen), hoek van de pen: hoek v.d. pen (Jeuk), neusdop: naasdöp (Swalmen), tip: tip (Jesseren), top: de tup (Doenrade, ... ), d’r tup (Klimmen), toep (Jesseren), toep van de pen (Rijkhoven), top (Geleen), tôôp (Eisden), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  den toep (Bilzen), topje van de pen: tŭŭpkə van də pen (Beesel), zweeldop: zjweeldöp (Swalmen) Hoe heten de onderdelen van de slagpen? (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar tekening 3): gekleurde top (7) [N 93 (1983)] III-3-2
gekneusd geblutst: gebluts (Maastricht, ... ), gebluts fruit (Blerick), geblutst (Horst, ... ), geblutstj (Haler), geblös (Maastricht), geblötsde (Maastricht), geblùts (Roermond), geblûtjst (Stein), gəblötsj (Schinnen), jeblütscht (Vaals), eigen spellingsysteem  geblutstj (Neer), geblösjt (Merkelbeek), geblötsjt (Geleen), Endepols  geblöts (Maastricht, ... ), geblûts (Maastricht), ideosyncr.  geblutsj (Thorn), geblutst (Oirsbeek), geblötsch (Sittard), geplötsj (Sittard), jebludsjd (Kerkrade), WBD / WLD  gebluts (Reuver), WBD/WLD  geblitst (Opglabbeek), geblöts (Maastricht), geblötsjt (Urmond), WLD  gebluts (Swalmen), geblutst (Maasbree, ... ), geblŭtscht (Schimmert), gebutst: gebutst (Eksel, ... ), gebutstj (Weert), gehutst: eigen spellingsysteem hutse  gehutst (Meerlo), gekneusd: Endepols  gekneus (Maastricht, ... ), geknutst: WLD  gəknötsjt (Sweikhuizen), genutst: genutst (Houthalen) beursch (de peer is ~) [SGV (1914)] || Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] III-2-3
gekneusde appel bluts: blötsj (Gronsveld) gekneusde plek in appel, peer I-7
geknield zitten geknied zitten: gekneejd zitte (Maastricht), geknield zitten: gekneeld zitte (Maastricht), knielen: kneele (Geulle, ... ), kneelen (Maastricht), kneelə (Maastricht), knele (Klimmen, ... ), knelen (Uikhoven), knēle (Klimmen), kniele (Baarlo, ... ), knielen (Achel, ... ), knielle (Posterholt), knielə (Loksbergen), knèèle (Schimmert), onder de consecratie knele (Gulpen), ziech kneele (Wijk), knien: knejə (Montzen), kni-jje (Waubach, ... ), knije (Vijlen), zich kneeje (Maastricht), zich kni-jje (Hoensbroek), ziech kneie (Kerkrade), #NAME?  knijje (Nieuwenhagen), neerknielen: neerknele (Maastricht), neerknien: neerkneje (Maastricht), op de knien liggen: op de kneije liegen (Heers), op de kneije liggen (Jeuk), op de knieë ligge (Hoeselt), op de knien zitten: obbe knije zitte (Houthalen), op aw kneije zitte (Sint-Huibrechts-Lille), op de kneeje zitte (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), op de kneen zitte (Baarlo, ... ), op de kneen zitten (Baarlo), op de kneije zitte (Doenrade, ... ), op de kneije zitten (Heers), op de kneijen zitten (Peer), op de kneje zitte (Klimmen, ... ), op de kneye zitse (Bocholtz), op de kneye zitte (Eys), op de knēēje zitte (Maastricht), op de kni-je zitte (Venray), op de kniee zitte (Eigenbilzen), op de knieen zitte (Ophoven), op de knieje zitte (Kelpen, ... ), op de knieë zitte (Eigenbilzen, ... ), op de knije zitte (Oirlo), op de knijje zitte (Klimmen, ... ), op de knèèn zitte (Sint-Truiden), op də kneͅjə zetə (Meijel), op e kneien zitten (Zonhoven), op gən kneeje zitte (Sint-Martens-Voeren), op te kneeje zitte (Stokkem), op te kneen zitte (Echt/Gebroek), op te kneijen (Neerpelt), op te knijje zitte (Oirlo), oppe kneeje zitte (Geleen, ... ), oppe kneen zitte (Montfort, ... ), oppe kneije zitten (Eksel), oppe kni-je zitte (Bree, ... ), oppe kni-jje zitte (Weert), oppe kniee zitte (Roggel), oppe knieje zitte (Ell, ... ), oppe knieje zitte gaon (Thorn), oppe knieje zitten (Bocholt, ... ), oppe knèèe zitten (Guttecoven), òp de kneije zitte (Sittard), òppen kni-je zitte (Nieuwenhagen), óp en kneije zitte (Ubachsberg), óp gen knijje zitte (Nieuwenhagen), óppen knee zitte (Epen), op een knie zitten: op ən knē zetə (Montzen), op twee knien knielen: op twie kneien knielen (Zonhoven), op zijn knien zitten: òp zn knieje zitte (Tongeren) (onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)] || Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)] III-3-3
geknipt werk gesneden voeg: gǝsnējǝ vux (Lommel), gǝsnējǝn vux (Leunen), gǝsnęjǝ vōx (Neeritter), gesneden voegwerk: gǝsniǝ vūxwɛrk (Bilzen), gesnoden werk: gǝsnōjǝ węrǝk (Maastricht), knipvoeg: knep˲vux (Leunen), knep˲vōx (Helden, ... ), knep˲vūx (Venray), knipvoegen: knep˲vūgǝ (Venray), knipvoegwerk: knep˲vōxwęrǝk (Beek, ... ), knipwerk: knepwē̜rǝk (Venray), knepwęrǝk (Eys, ... ), opgelegd werk: op˲gǝlaxtj węrǝk (Herten), opgelegde voeg: op˲gǝlax˱djǝ vux (Weert), op˲gǝlax˱dǝ vōx (Rothem), opgeleide voeg: up˲gǝlējǝ vux (Tessenderlo), opliggende voeg: oplegǝndjǝ vux (Ell), opleqǝndǝ vōx (Maastricht), opliqǝndǝ vōx (Klimmen), snijvoeg: snejvōx (Uikhoven), snivōx (Geulle), snājvūx (Bilzen), šn ̇ęjvōx (Gronsveld), šni.vōx (Heerlen), šnijvōx (Noorbeek, ... ), šnivōx (Beek, ... ), snijvoegen: šni.vōgǝ (Heerlen), šnivōgǝ (Hoensbroek, ... ), šnīvōgǝ (Susteren), snijvoegwerk: sni.vōxwęrǝk (Montfort), snijvuxwē̜rǝk (Meeuwen), snājvūxwɛrk (Bilzen), šni.vōxwęrǝk (Herten), šnivōxwęrǝk (Beek, ... ), snijwerk: sne.jwęrǝk (Weert), snejwø̜rk (Bree), sni.węrǝk (Ell), snijwęrǝk (Tungelroy), snijwɛrǝk (Meeuwen), sniwęrǝk (Heythuysen, ... ), sniwɛrǝk (Leuken, ... ), snø̜jwɛrk (Lommel), snęjwɛrǝk (Meijel), šni(j)węrǝk (Waubach), šni.węrǝk (Heerlen, ... ), šnijwęrǝk (Klimmen, ... ), šniwęrǝk (Bleijerheide, ... ), šniwɛrk (Rothem), uitstekende voeg: ȳtstękǝndǝ vōx (Meeuwen) Wijze van voegen waarbij de voegen eerst met fijne witte specie worden volgezet en vervolgens langs de kanten met een voegijzer of mesje schuin worden afgesneden. Geknipt werk vervaardigen noemde men in L 163 'knippen' ('knepǝ') of 'snijden' ('snejǝ'), in K 353 'bovenop voegen' ('bōvǝnup ˲vugǝ'). [N 32, 34d; N 32, 35a; N 32, 35c; monogr.] II-9