33086 |
afsteker |
aangever:
angē̜vǝr (L355a Linde),
aanreiker:
anręi̯kǝr (L423p Stokkem),
afgooier:
af˱gōi̯ǝr (L265p Meijel),
aflader:
aflai̯ǝr (Q009p Maasmechelen),
āflai̯ǝr (Q022p Munstergeleen),
ǭflāi̯ǝr (Q198b Oost-Maarland),
ǭflǭǝr (Q156p Borgloon),
afschieter:
āfšītǝr (L290p Panningen),
ǭfšxīǝtǝr (Q001p Zonhoven),
afsmijter:
āfšmitǝr (L291p Helden, ...
Q098p Schimmert),
ǭfsmē̜ǝtǝr (Q001p Zonhoven),
afsteek:
āfštik (Q032a Puth),
afsteker:
afste.ʔǝr (K314p Kwaadmechelen),
afstikǝr (L372p Maaseik, ...
P222p Opheers,
L420p Rotem),
afstēkǝr (K358p Beringen, ...
Q112a Heerlerheide,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
P107a Rummen,
P176p Sint-Truiden,
P044p Zelem),
afstē̜kǝr (K318p Berverlo, ...
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L247p Broekhuizen,
L164p Gennep,
L366p Gruitrode,
P048p Halen,
L422p Lanklaar,
L159a Middelaar,
L416p Opglabbeek,
K357p Paal,
L214p Wanssum),
afstękǝr (L282p Achel, ...
K358p Beringen,
K316p Heppen,
L265p Meijel,
L355p Peer),
afstɛʔǝr (K278p Lommel),
āfsteǝkǝr (P175p Gingelom, ...
L326p Grathem,
P176a Melveren),
āfstiękǝr (Q002p Hasselt, ...
L414p Houthalen),
āfstiǝkǝr (Q002b Kiewit),
āfstēkǝr (L429a Berg, ...
L288c Eind,
L370p Kessenich,
L369p Kinrooi,
L211p Leunen,
Q009p Maasmechelen,
L294p Neer,
L373p Roosteren,
L318b Tungelroy),
āfstē̜i̯ǝkǝr (K359p Koersel),
āfstē̜kǝr (L282p Achel, ...
L244c America,
L371a Geistingen,
L322p Haelen,
L286p Hamont),
āfstęi̯kǝr (L268p Velden),
āfstękǝr (L295p Baarlo, ...
L269p Blerick,
L289h Boshoven,
L426p Buchten,
L381p Echt,
L320a Ell,
Q018p Geulle,
L425p Grevenbicht / Papenhoven,
L429p Guttecoven,
L320c Haler,
L321a Ittervoort,
L434p Limbricht,
L321p Neeritter,
L312p Neerpelt,
L322a Nunhem,
L427p Obbicht,
L314p Overpelt,
L387p Posterholt,
L266p Sevenum,
L270p Tegelen,
Q014p Urmond,
L268p Velden,
L289p Weert),
āfstęǝkǝr (L413p Helchteren),
āfštēkǝr (L332p Maasniel, ...
Q204a Mechelen,
Q099q Rothem,
Q097p Ulestraten,
Q101p Valkenburg,
Q117a Waubach),
āfštē̜kǝr (L331b Boukoul, ...
Q113p Heerlen,
Q111p Klimmen,
L332p Maasniel,
Q033p Oirsbeek,
L331p Swalmen),
āfštęi̯xǝr (Q211p Bocholtz),
āfštękǝr (L324p Baexem, ...
L330p Herten,
L426z Holtum,
L325p Horn,
L382p Montfort,
Q020p Sittard,
L432p Susteren),
āfštęǝkǝr (Q203p Gulpen, ...
Q197p Noorbeek,
L329p Roermond,
Q112z Ten Esschen,
Q197a Terlinden),
āfštɛxǝr (Q121c Bleijerheide),
ǭfstēi̯ǝkǝr (Q071p Diepenbeek),
ǭfstē̜kǝr (Q072p Beverst, ...
Q004p Gelieren Bret,
Q077p Hoeselt,
Q176a Ketsingen,
Q198b Oost-Maarland,
Q096d Smeermaas,
Q178p Val-Meer),
ǭfštęi̯kǝr (Q193p Gronsveld),
bijgooier:
bigǭi̯ǝr (L382p Montfort),
bijsmakker:
bīi̯smakǝr (L288a Ospel),
bijsmijter:
bīi̯smitǝr (L288p Nederweert),
gooier:
gui̯ǝr (L372p Maaseik),
neerschieter:
nǭšītǝr (L290p Panningen),
ontlader:
ōntlāi̯ǝr (Q162p Tongeren),
ǫntlǭi̯ǝr (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden),
opschieter:
opschieter (L209p Merselo),
opsteker:
opsteker (Q112a Heerlerheide),
ǫpstēkǝr (L289p Weert),
ǫpstękǝr (L289b Leuken, ...
L299p Reuver,
L266p Sevenum),
ǫpštękǝr (L270p Tegelen)
|
Bij het bergen van de oogst in de schuur zijn altijd twee, soms ook drie personen betrokken. De afsteker (dit lemma) werpt de schoven van de oogstkar naar beneden; de tasser (lemma ''tasser in de schuur'', 5.1.13) tast de schoven op in het schuurvak. Als de afstand tussen de afsteker en de tasser te groot is geworden wanneer men al hoog is gevorderd op de tas, worden de schoven door een derde persoon (lemma ''bijgooier'', 5.1.14) doorgegeven. Dit lemma bevat de benamingen voor degene die de schoven van de kar af aanreikt aan degene die stapelt, of eventueel aan de tussenpersoon. Normaal gesproken is dit een neergaande beweging (af-). Sommige opgaven bevatten het voorvoegsel op-; hierbij moet wel gedacht worden aan een hoger dan de wagen gelegen graanstapel. [N 15, 47; monogr.]
I-4
|
19495 |
afstoffen |
afdoen:
Wilde die toffel áfdo‰n: wil je de tafel schoonmaken
áfdoēn (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen),
afstoffen:
aafstòffe (L417p As, ...
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L363p Ellikom,
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel),
aafstöffe (L426p Buchten),
mit ene naate dook aafsjtuffe (Q027p Doenrade),
stobben:
štøbə (Q116p Simpelveld)
|
afnemen van stof || Door strijken met een bezem, borstel van stof reinigen (keren, vegen, wissen, vagen) [N 79 (1979)] || Hoe noemt u het schoonmaken van stenen of houten vloeren, van stoepen enz. met behulp van water en een grove doek? [N105 (2000)] || ontdoen van stof of ongerechtigheden || stof wegnemen
III-2-1
|
30791 |
afstoppen |
aanstoppen:
ānstǫpǝ (L267p Maasbree),
ānštǫpǝ (L328p Heel, ...
L330p Herten),
ęnstopǝ (L265p Meijel),
ɛnstopǝ (L163p Ottersum),
afstoppen:
āfštopǝ (Q121p Kerkrade),
āfštǫpǝ (Q111p Klimmen),
glas opstoppen:
glas˱ upstǫpǝ (K353p Tessenderlo),
inmastieken:
ęjnmastekǝ (Q071p Diepenbeek),
insmeren bet stopverf:
ensmērǝ bǝ stǫp˲vɛrǝf (L414p Houthalen),
instoppen:
enštopǝ (Q113p Heerlen),
mastieken:
mastekǝ (P219p Jeuk),
opstoppen:
ǫpštǫpǝ (L426p Buchten),
stoppen:
štǫpǝ (Q032p Schinnen),
vastzetten:
vas˲zɛtǝ (Q117a Waubach),
vastzetten met stopverf:
vas˲zetǝ męt štǫp˲vɛrǝf (Q203p Gulpen),
vas˲zɛtǝ met štǫp˲vɛrǝf (Q111p Klimmen)
|
Een ruit met behulp van stopverf in de sponning vastzetten. [N 67, 90e]
II-9
|
29674 |
afstrijkboog |
boog:
buǝx (Q083p Bilzen),
bō.x (Q095p Maastricht, ...
L163a Milsbeek,
L322a Nunhem,
Q020p Sittard),
lappenboog:
lapǝbōx (L381p Echt),
pijl en boog:
pī̄lǝboǝx (Q121b Spekholzerheide),
pī̄lǝbō.x (L322a Nunhem, ...
L270p Tegelen),
pī̄lǝbōx (L290p Panningen),
pī̄lǝbǭx (Q111p Klimmen),
snijboog:
snibōx (L381p Echt),
snājbuǝx (Q083p Bilzen),
snęjbǭx (Q095p Maastricht),
šnijbǭx (Q111p Klimmen),
snijdraad:
snē̜drōt (P047p Loksbergen),
strijkdraad:
štrī̄k˱drǭt (Q111p Klimmen)
|
Boog met draad waarmee de overtollige klei wordt afgestreken. Zie afb. 20 en het lemma ɛafsnijderɛ.' [N 98, 77; monogr.]
II-8
|
29672 |
afstrijken |
afpakken:
ǭfpakǝ (Q083p Bilzen),
afsnijden:
ǭfsnājǝ (Q083p Bilzen),
afsnijderen:
afšnijǝrǝ (Q020p Sittard),
afstrijken:
āfstrī̄kǝ (L163a Milsbeek),
āfštrī̄kǝ (L322a Nunhem, ...
L270p Tegelen),
aftrekken:
āftrę ̞kǝ (Q017p Elsloo),
gelijkstrijken:
jǝlī̄xštrī̄xǝ (Q211p Bocholtz)
|
De overtollige klei in de vormbak afstrijken met de handen of met behulp van een houten plankje, een afstrijkboog of een mes. Het woordtype afstrijken werd in L 270 ook gebruikt voor het afstrijken van de klei in een pannenvorm. [monogr.; N 98, 80 add.]
II-8
|