e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 17121
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
andere benamingen voor de kleuren van het vederkleed blauwe sjek: Opm. v.d. invuller: dit is een blauw dekkleed.  ene blauve sjek (Doenrade), bles: Opm. v.d. invuller: witte plek voor kop.  blès (Geleen), bronz zwart: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’ne braozeit-zwat (Bilzen), caf bruin: Café boen (Jesseren), donkelros: (= bruin).  donkelros (Jeuk), gazelle: Opm. v.d. invuller: iets lichter dan de grijze.  ’ne gazèl (Sevenum), gehamerd: Opm v.d. invuller: regelmatig zwart-wit-patroon op vleugel.  gəhaamərt (As), getijgerd: Opm v.d. invuller: regelmatig zwart-wit-patroon op vleugel.  gəti-jgərt (As), grijze, een ~: grijze (Jesseren), ’ne grieze (Sevenum), (wit-geschelpt).  grīēəs (Beesel), grijzel: griezel (Sint-Pieter), isabel: Izabel (Beesel), (lichtblauw).  isabɛl (Meijel), koekoek: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’ne koekkoēk (Bilzen), meeuw: Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  miewhe (Gruitrode), mouche (fr.): (= ooievaar).  snoesj (Wijlre), (m. rood + wit.  mu.š: r‧uə (Eys), (m. zwart + wit + donkerblauw.  mu.š: žwa.tə (Eys), Opm. v.d. invuller: is gespikkeld wit en muiskleurig.  ’ne moesj (Klimmen), mulder: (= witte met vlekjes).  maller (Houthalen), Opm v.d. invuller: zwart, wit en blauw onregelmatig verspreid.  nə mòllər (As), rode: Kreel rooie (Jesseren), rode, een ~: (= rood geschelpt).  rooie (Tongeren), rood, een ~: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  e rōē.t (Zolder), schalie: sjallies (Swalmen), (= lei-kleur).  sjaalie (Beesel), (vetblauw).  skali (Meijel), Opm. v.d. invuller: donker grijs met zwart.  schaalie (Geleen), schroet: sjvroet (Kortessem), stroef: Opm. v.d. invuller: met veere onder krop.  stroef (Geleen), tijger: Opm. v.d. invuller: o.a. dit kan het worden (wordt het zo genoemd), als het witte pluimtjes aan de kop heeft!  tieger (Tongeren), Opm. v.d. invuller: witte met donkere kleurschakeringen.  tiger (Mielen-boven-Aalst), tikkelkop: tikkelkop (Kortessem), vale blauwe, een ~: (= vuil blauw).  vaul blau (Jesseren), vale, een ~: vaal (gəsjélpt) (As), (m. heel licht, met bruine strepen.  v‧āl (Eys), Opm. v.d. invuller: rosse banden op vleugels die bij een blauwe zwart zijn.  veel (Mielen-boven-Aalst), verenpoot: vêre poot (Geleen), vuile blauwe, een -: voeele blauwe (Weert), witkop: witkop (Kortessem), witkòp (As), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  ne witkóp (Zolder), Opm. v.d. invuller: o.a. dit kan het worden (wordt het zo genoemd), als het witte pluimtjes aan de kop heeft!  witkop (Tongeren), witstaart: (met enkel witte pluimen in de staart).  witstaart (Tongeren), witte, een -: (= heel wit).  witte (Jeuk), (= volledig wit).  witte (Tongeren), (m. helemaal wit.  we.tə (Eys), witte, een ~: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  ne witte (Zolder), Opm. v.d. invuller: wit.  une witte (Doenrade), zilveren, een -: Zilvere (Jesseren), zilvervaal: (m. zilverkleurig.  z‧eləvərv‧āl (Eys), zwarte, een -: Opm. v.d. invuller: o.a. dit kan het worden (wordt het zo genoemd), als het witte pluimtjes aan de kop heeft!  zwarte ene (Tongeren) Kent U andere benamingen voor de kleuren van het vederkleed (+ korte beschrijving)? [N 93 (1983)] || Kent U andere benamingen voor de kleuren van het vederkleed (+ korte beschrijving)?vederkleed d [N 93 (1983)] III-3-2
andere damesschoen vrouwluischoen: Soorten: mocassin, hoege skoen, leege skoen / platte skoen, galoche (schoenen om mee op te wassen), botte, vrouwlie kloempe, lakeij (gelakte), getresseerd (gevlochten). [Afzonderlijke bladzijde met gegevens voor Jeuk; zie tekening v.d. informant]  vrouwlieskoen (Jeuk) vrouwenschoen [N 60 (1973)] III-1-3
andere damesschoenen aansteker: aanstekers (Borgloon), oͅnsteʔərs (Kwaadmechelen), oͅstekər (Kermt), ònsteeʔərs (Kwaadmechelen), ballerina (it.): zeer lichte slofjes  balərinas (Velm), ballerine (fr.): balərinnə (Paal), baləRinə (Paal), ballerinetje (<fr.): balərinəkəs (Riksingen), bandjesschoen: met riem over wreef  bêndjesjoon (Neeritter), begijnschoen: platte hak met riem over wreef  begiensjoon (Neeritter), botje: bòddəʔəs (Kwaadmechelen), daim (fr.) schoen: Van Dale: daim (Fr.), herteleer; (in Belg.) suède.  dēͅsjōn (Opglabbeek), dèè schoen (Beringen), damesschoen: damesschoon (Boekend, ... ), damessjeun (Maastricht), damesschoentje: dames-scheunkes (Schimmert), dansschoen: Lage hak.  dansschoen (Herk-de-Stad), dcollet (fr.): dekolte (Tongeren), dekoͅltē (Leopoldsburg), décolletés (Leopoldsburg), dcolletschoen (<fr.): de.kəlte.syn (Tongeren), dcollettje (<fr.): décolletékes (Beverlo), dékotéke (Beverlo), doorloopschoen: dôôrlaop-sjoon (Klimmen), dress (<fr.): var. v. tressé? &lt; Van Dale: dresseren, 2. vlak, gelijk maken; (in de confectie) (een kledingstuk) door persen in de gewenste vorm brengen? i.e. Van Dale (FN): dresser, 5. &lt;amb.&gt; rechtmaken - platmaken, houwen  dressées (Paal), drɛsēs (Paal), fantasieschoen: fantasieschoen (Beverlo), fantasieschoene (Beverlo), fantasischuwne (Zelem), feestschoen: hoge hak  feestsXun (Herk-de-Stad), hakkenbandje: met riem om enkel  hakkebèndje (Neeritter), hakschoen: hakšōn (Maaseik), hoge hakken: hogehakken (Oirlo), hoge schoen: hoͅux sxuu (Borgloon), hoge versjes: houg veskes (Borgloon), insteker: enstekərs (Achel), eͅnstēkərs (Linkhout), instékers (Weert), knoopjesschoen: knuipkessjoon (Ulestraten), knoopschoen: knuipsjoon (Urmond), leren schoen: leir sŋn (Wintershoven), louis quinze-schoen: louis keis sjeun (Wijk), mocassin (fr.): mocassins (Paal), mòkasɛɛs (Paal), moedersschoen: moederschoenen (Beverlo), moedersschoen (Beverlo), molire (fr.): molières (Maastricht), moliretje (<fr.): molièrkes (Susteren), open schoen: aope sjoon (Sittard), oape schoon (Horst), oope sjoen (Meijel), oope sjōēn (Meijel), ope schoon (Horst), opə šyn (Riksingen), pantoffel: pantoefele (Grathem), piekschoen: pieksjoen (Hoeselt), pin: Schoenen met naaldhakken (halfspottende benaming).  pen (Stokkem), pinschoen: pinschön (Valkenburg), platte schoen: platte schoon (Weert), platte sjeun (Caberg), platte sjoon (Borgharen, ... ), platte sjoōn (Einighausen), platə sxuu (Borgloon), platə sXuən (Hasselt), platə sXüünə (Donk (bij Herk-de-Stad)), platə šōn (Bree), platə šón (Mechelen-aan-de-Maas), plätə šy (Rosmeer), platte vrouwluischoen: platte vrelieschoen (Beringen), pølatə vrəlīsXūn (Beringen), pletjes: [sic]  pletjes (Munstergeleen), pumps (eng.): pumbs (Bleijerheide), pump (Klimmen), pumps (Oirlo, ... ), pums (Amstenrade, ... ), pùmps (Maastricht), hoge hakken  pumps (Oirlo), moeilijk leesbaar  pums (Horst), veel officiële hedendaagse benamingen overgenomem  pumps (Hoensbroek), sandaal: sandale (Weert), schoen bet riempjes: skūən bə rimkəs (Opheers), schoen met een franse hak: schoon met ene Franse hak (Meerssen), schoen met een klep: schoon met ene klep (Meerssen), schoen met een riempje: schoon met ene reemke (Meerssen), schoen met half hakje: sjoon met hauf hakske (Schimmert), schoentje: šōnkəs (Ophoven), slets: sletsən (Neerpelt), sletsje: sletske (Val-Meer), sletskes (Zichen-Zussen-Bolder), slipper: sjlippers (Munstergeleen), slippers (Grathem, ... ), sportschoen: sportschoeən (Borgloon), [sju in Rosmeer is mv.]  spoͅrtšy (Rosmeer), talon (fr.): taloͅns (Beringen), talòns (Beringen), talonnetje (<fr.): talonneʔes (Kwaadmechelen), taloͅnəʔəs (Kwaadmechelen), tressschoen (<fr.): [Van Dale (FN): tresser, vlechten]  trɛse:šyn (Tongeren), vrouwenschoen: vrouwesjoon (Posterholt), vrouwluischoen: vrelisXunə (Tessenderlo), vroliesjoehn (Meijel), vroliesjoen (Meijel), vrouwluu sjoon (Beek), vrowluj sjong (Bocholtz), vroͅlyjšōn (Teuven), vruiliesjoon (Neeroeteren), vröllieschoen (Beringen), vrøͅlisXōən (Kaulille), vrəlīšoon (Bocholt), algemene benaming voor de vrouwenschoen  vrellieschoene (Tessenderlo), wandelschoen: wandelsjóon (Tegelen), wijverschoen: wê"verschoen (Beverlo), zitschoen: tegenwoordig met deze abnormaal hoge hakken ook zitschoon  zitschoon (Venlo), zwenkschoen: ? - WNT: zwenk, 2) Iets van weinig of geen waarde. Sinds lang veroud.  zwinkschjun (Millen) damesschoenen met hoge of halfhoge hak [N 24 (1964)] || damesschoenen; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 24 (1964)] || vrouweschoen [vrouwenschoen] III-1-3
andere eggen beitel[eg]: bētǝl[eg] (Heerlen), bē̜ ̝tǝl[eg] (Sint Pieter, ... ), bęi̯tǝl[eg] (Beek, ... ), draai[eg]: drɛ̄i̯[eg] (Tongeren), frees[eg]: frēs˱[eg] (Lottum), krabbel[eg]: krabǝl[eg] (Weert), kruis[eg]: krys˱[eg] (Lottum  [(van hout)]  ), kryts[eg] (Einighausen  [(ijzeren eg waarvan de stangen met tanden haaks op elkaar staan)]  ), moren[eg]: mō ̝ǝrǝ[eg] (Leuken, ... ), mūǝrǝ[eg] (Nederweert, ... ), naald[eg]: nø̜lt˱[eg] (Mechelen), nagel[eg]: nāgǝl[eg] (Posterholt, ... ), nē̜ ̞gǝl[eg] (Merselo), pin[eg]: pen[eg] (Achel, ... ), pin[eg] (Gingelom), pēn[eg] (Sint Pieter  [(met rechte tanden)]  ), pinnetjes[eg]: penǝkǝs˱[eg] (Horst, ... ), ringel[eg]: reŋǝl[eg] (Lottum), rol[eg]: rǫl[eg] (Mook), ronde [eg]: ronj [eg] (Haelen), rus[eg]: røs˱[eg] (Zonhoven), slede: šlęi̯ (Ransdaal), slede[eg]: slē[eg] (Hamont, ... ), slēi̯[eg] (Achel), slęi̯[eg] (Merselo, ... ), šlēi̯[eg] (Heerlen), šlęi̯[eg] (Beek, ... ), šl˙ɛ ̝i̯[eg] (Cadier), slooi-/slui[eg]: slø̜̄i̯[eg] (Opheers), slōi̯[eg] (Tongeren), spijker[eg]: spikǝr[eg] (Hamont), spē̜kǝr[eg] (Bokrijk, ... ), spęi̯kǝr[eg] (Neerpelt), špęi̯kǝr[eg] (Tegelen  [(vierkant)]  ), špīkǝr[eg] (Simpelveld  [(vooral om stoppelland te eggen)]  ), stipper: sti ̞pǝr (Gingelom  [(synoniem met pineg)]  ), wentel[eg]: wentjǝl[eg] (Swalmen), wēntǝl[eg] (Hamont), wē̜i̯ntǝl[eg] (Opheers), wē̜ntǝl[eg] (Milsbeek, ... ), węntǝl[eg] (Achel, ... ), wɛntǝl[eg] (Beek, ... ), wortel[eg]: wǫrtǝl[eg] (Horst, ... ), wǫtǝl[eg] (Sint-Truiden, ... ), wortelen[eg]: wǫrtǝlǝ[eg] (Tegelen) Dit lemma bestaat grotendeels uit egbenamingen die - vrijwel zonder nadere toelichting - werden opgegeven in antwoord op woordvragen (pineg, spijkereg, beiteleg, worteleg, wenteleg en slede-eg). Voor ''eg'' en ''eg'' zie het lemma ''eg''. [N 11, 72a + c + d + g + i + j; N 11A, 168 + 169a + c + e + f + i + j; div.; monogr.] I-2
andere hoeden aviateur (fr.): Van Dale (FN): aviateur, vlieger, vliegenier(ster), piloot.  aviejatuir (Sint-Truiden), clochetje (<fr.): Zn. verkl.  klósjke (Sint-Truiden), petoetertje: petutterke (Maastricht), schabbenklak: Of tarpot.  sjappeklak (Sittard) [petutterke*]: oud-modisch model van een vrouwenhoed || klakhoed, gibus || klokhoed || muts met oorkleppen III-1-3
andere inzetmogelijkheden africhten: aafrichtə (Beesel), asduif: (= auto-hangklok enz.).  as (Jesseren), (alles aan de nr. 1).  az(douf) (Zolder), Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  as duuf vrei inleg (Gruitrode), bom: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  de bóm (Zolder), bon van twee: Opm. v.d. invuller: 2 prijzen inleg; per 10 duiven voor de laatste, en zo verder naor voor (troostprijs).  bôông van twiĕj (Eisden), doubleren (<fr.): dobbeleere joeng tijg aa (Kortessem), ere: iere (Wijlre), (= ere-prijs).  iere (Doenrade), extra: (= extra ere-prijs).  extra (Doenrade), extra ere: extra iere (Wijlre), grote poule: groeëte poule (Wijlre), heeft wie heeft: heeft wie heeft (Doenrade), in de poule zetten: in de poule zette (per 4) (Wijlre), kasteleinspoule: Kasteleinspoel (Doenrade), koningspoule: Opm. v.d. invuller: de 1ste of de 25e duif krijgt extra toelage.  de keuninfgspoel (Sevenum), korf: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  de kù.ref (Zolder), krabber: Opm. recentelijke benaming (= vast bedrag voor laatste).  de krabber (Zolder), lammespoel: lamespoel (Doenrade), niek: niek (Wijlre), op vrachtzetten: op vracht zittə (Beesel), pot: (hoge inzet dan eerste duif).  de pót (Zolder), pouletje vanachter: Opm. recentelijke benaming (= vast bedrag voor laatste).  et poeleke van áchter (Zolder), prijskamp: prijskamp (Jeuk), scharreweg: (= vast bedrag voor laatste)? - ps. weet niet zeker of deze opmerking wel bij dit antwoord hoort (invuller heeft alles erg slordig en onduidelijk genoteerd!).  de schéérewéch (Zolder), (alles voor winnaar).  scharreweg (As), Opm. v.d. invuller: 5 j. per duif.  scheneweg (Houthalen), Opm. v.d. invuller: al het inleggeld voor de eerste 1 of 5 prijzen.  sjarreweg (Eisden), scharweg: sjarweg (Wijlre), (= scharweg).  sjarweg (Doenrade), slag: (= slag).  sjlaag (Doenrade), special: special (Wijlre), televisiepoule: Opm. v.d. invuller: enzovoorts; worden allen in tegenstelling tot de normale poelen met per 1 op 4 duiven uitgespeeld. Hier moet "het geld"verdiend kunnen worden. Op bijvoorbeeld 400 te verdienen prijzen (1600 duiven voor geld ingetekend dus), worden maar bijvoorbeeld 25 slag, 20 ere, 10 extra ere, 3 wed, 12 scharweg en 1 heeft wie heeft prijzen vergeven.  Televisiepoel (Doenrade), varkens: Varkens (Doenrade), verdobbelen: Opm. v.d. invuller: verschillende gemeentes nemen deel.  zə vərdóbbələ (As), verdubbeleren: Opm. v.d. invuller: op meer plaatsen zetten.  vərd‧ubəl‧ērə (Eys), voorwerp: (= voorwerp).  vierwerp (As), wed: wed-wie heeft de koning-keizer (Wijlre), (= wed).  wêd (Doenrade), Opm. v.d. invuller: dit is wat er in één keer uitgaat.  de wet (Sevenum), zwarte wed: Opm. v.d. invuller: een prijs te verdienen, omdat enkele liefhebbers - buiten alle inleggelden om - met elkaar gewed hebben dat van hun ingekorfde duiven, duif zus en zo als eerste zal arriveren.  Sjwarte wêd (Doenrade) Kent U nog andere inzetmogelijkheden? Graag benaming en omschrijving. [N 93 (1983)] III-3-2
andere jaktypen boerinnenjak: boerinnejak (Sint-Truiden), trois quarts (fr.): trwa.ka.r (Velm), trwaka:r (Kanne), trwakār (Hasselt), 3/4 mantel  trois-carts (Leopoldsburg), driekwartsjas  trwa.-kār} of [droͅiə kwo͂ͅət (Kermt), Nieuw woord.  traka:r (Wellen), visite (fr.): (visite)= kazuifelachtig kledingstuk met veel ruches, plooisels en kanten, afhangend tot onder de taille  viziet (Eijsden), windjacket: windjacket (Bemelen), zeven achtste mantel: 7/8 mantel waar kleed nog onderuit komt  zeͅivə axstə (Herk-de-Stad) jak; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || trois-quart: model van jasje, thans uit de mode || trois-quarts: damesmantel III-1-3
andere middelen om een duif binnen te lokken bet de doos rammelen: be de dois rammele (Kortessem), bet eten gooien: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  bè ië.te gòje (Zolder), bet het voederbusje rammelen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  bè et vòjerbuske rammele (Zolder), de doos met eten schudden: doos met eten schudden, kom kom kom (Jeuk), een lokduif loslaten: lokdoef loslaote (Geleen), fluiten: flø͂ͅtjə (Meijel), inlokken: Opm. v.d. invuller: met graan in de doos schudden.  i-lokke (Doenrade), lokken: lokke (Herten (bij Roermond)), lokken (Jeuk), meet de voederbus rammelen: mitte voorbös rammələ (Beesel), met de bus rammelen: rammele bus (Eys), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  rammələ mét də bös (Grathem, ... ), met de doos rammelen: rammele mèt de doas (Doenrade), Opm. v.d. invuller: met graan in de doos schudden.  mit de doas rammele (Doenrade), met de doos schudden: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  sjèdde mèt de dous (Bilzen), met de graanbus schudden: mit graanbus schudden (Geleen), met de pot rammelen: rammele met de pot (Sevenum), ràmmələ mét də pòt (As), met de voederbus schuddelen: met de voorbōs schōddele (Weert), met een pintje rammelen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  rammele mèt e (kaeke èn e) pintsje (Bilzen), met een staak: met een staak of bojenstok (Jesseren), met eten rammelen: met éte rammelen (Rijkhoven), rammelen met eten (Tongeren), met het potje rammelen: mit t’ pütje rammele (Venray), met het voeder rammelen: mit ’t voor rammele (Klimmen), mèt het voor rammelen (Eisden), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  mit ’t voer rammele (Wanssum), met potje rammelen: Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  rammelen met potje (voor) (Gruitrode), met voeder rammelen: mit voor rammele (Wijlre), met vreten in de doos schudden: met vrète in de doez schedde (As), met zacht geweld: met zacht geweld (Jesseren), pet het potje rammelen: Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  rammelen met potje (voor) (Gruitrode), potje rammelen: pûtteke rammele (Houthalen), rammelen: rammele (Herten (bij Roermond), ... ), schuddelen: schuddele (Sint-Pieter), voeder werpen: Opm. v.d. invuller: of gemengd zaad (z?#am - (m.), datze graag hebben.  v‧ōr weͅ.rəpə (Eys) Kent U nog andere middelen om de duif binnen te lokken? bijv. met graan in doos schudden. Hoe heet dat? [N 93 (1983)] || Kent U speciale lokroepen? Hoe luiden die? [N 93 (1983)] III-3-2
andere nachtkleding babydoll: betekenis: pyama voor vrouwen  bebidol (Bree), Van Dale: babydoll, nachtkleding voor meisjes en vrouwen, bestaande uit een korte nachtpon met een kort pofbroekje.  baby-doll (Bocholtz), bedslobjes: bedsjluubkes (Hoensbroek), engels hemd: betekenis: soort overhemd voor mannen  ingels humme (Tungelroy), halsneusdoekje: Halsneusdoekske: Schouderdoek over het nachtkleed.  halsnøͅyzəkskə (Borgloon), kazavekje: Kassevikske: Onderlijfke.  kažəvekskə (Beringen), koets: slaapmuts voor mannen  kuts (Mechelen-aan-de-Maas), lee: betekenis: kleed tot aan de navel, met knopen vooraan, vooral bij de oude mensen WNT: lee (II), 1) Lenden -&gt; 2) Vandaar: het deel van een kleed dat de lenden omsluit. - Ook, meest in verkleinvorm: lijfje, vrouwenjak.  lɛ.i (Opheers), nachthabit (<fr.): Van Dale (FN): habit [abi], 1. (mv.) kleren; 2. kostuum; 3. rok(kostuum), 4. ordekleed  naxtabə (Paal), nachtkiel: informant: vroeger: kledingstuk voor mannen  naogkēəl (Rotem), nachtneusdoek: nachneuzik (Horst), neglig (fr.): ne.gliže. (Gingelom), ophaalbrug: voor klep-bôks  ophaalbrug (Oirlo), pon: pōͅn (Lanklaar), pont-levis (fr.): voor klepbôks  pont levie (Oirlo), slaapharen: sjlaophaore (Herten (bij Roermond)), slaapkleed: sloopklieëd (Eksel), sloͅapkleͅit (Bree), slaaplijf: slooflîêf (Eksel), slaaprok: Slaaprok voor vrouwen.  s(ə)lwoͅprok (Grote-Spouwen), slaapzak: voor kleine kinderen  sluopzak (Hoeselt) nachtkleding: inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)], [N 25 (1964)] || negligé: negligé III-1-3
andere nachtkleding: bedsloffen bedsloffen: bedsloffe (Maastricht), beͅtslofə (Beverlo), bedslofjes: betekenis: pantoffeltjes, gedragen in bed tegen koude voeten  bèdslufkes (Aldeneik), chaussontje (<fr.): Chaussonkes. Van Dale (FN): chausson, 1. slof, pantoffel, slipper; 2. babyslofje; 3. schoen - balletschoen, schermschoen.  šôsəkəs (Leopoldsburg) nachtkleding: inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3