e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 17121
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
as van het drijfwiel as: as (Alken, ... ), ǭ.s (Panningen), asje: ɛskǝ (Schimmert, ... ), wielas: wilas (Tessenderlo) [N 34, B8; N 34, B9] II-7
as van het vuur ameren: ōͅmərə (Stokkem), as: as (Maastricht, ... ), asch (Hasselt, ... ), esj (Nuth/Aalbeek), eͅš (Eupen), ás (Zonhoven), es is ¯n króm lètter: as is verbrande turf  as (Maastricht), overblijfsel van brandstof in kachel, haard e.d. de asse ligke nog te sjmeule  as (Roermond), ás van ¯n segrèt:as van een sigaret  ás (Zonhoven), assen: asse (Maasbree), assë (Tongeren), asə (Altweert, ... ), esche (Klimmen), esje (Sittard), ɛi̯šə (Eupen), ɛ̄.šə (\'s-Gravenvoeren, ... ), Du. Asche  assë (Tongeren), uitsl. mv.  asə (Boeket/Heisterstraat), asserade: asseraoj (Gronsveld), Sjöd de asseraoj in d¯n drekbak  asseraoj (Maastricht), fommendrek: foͅmədrɛk (Bleijerheide, ... ), kluitendrek: klutedrek (Heerlen), klutendrek (Valkenburg), klytədrɛk (Bleijerheide, ... ), asresten  klutendrek (Ubachsberg), koolas: koolasch (Kaulille), koolasse: kaul assche (Jeuk), oudding: au̯deͅŋk (Stokkem), ōͅt˂deŋk (Bleijerheide, ... ), oͅu̯deŋk (Krawinkel), ouddingdrek: au̯deͅŋk˂dreͅk (Stokkem), ovenassen: ōəvəɛšə (Margraten) as || as uit de kachel || as van de klompen kolengruis vermengd met leem || as van het vuur || as van steenkolen || as van ‘fomme’ || as, overschot bij verbranding || assen || assintels uit de oven; asbelt || de asse || haardas || Hoe heet het overblijfsel van verbrande kolen dat nog eens kan branden ? [ZND 42 (1943)] || Hoe heten de aaneengeklonterde stukken as die in de kachel overblijven ? [ZND 42 (1943)], [ZND 42 (1943)] || Hoe noemt u datgene dat uit de kachel komt en dat nog kan branden nadat de as eruit gezeefd is (van steenkool)? (bluskool, sintel, kooltjes, krikken) [N 104 (2000)] || houtasse || Huisvuil (rommel, rotzooi, vuiligheid, vuilnis, vuil, vullis, ruwenis) [N 79 (1979)] || kachelas || rest na verbranding || uitgedoofde as van kachel || verbrandingsresten van kolen (uit de kachel) III-2-1
as, spil van de rol as: as (Aijen, ... ), as van de wel: ás ˲ván ǝ węl (Heppen), bout: bō.t (Houthalen), ijzer: ē̜.zǝr (Koersel), peg: pęx (Peer), pegel/peel: pē.gǝl (Grote-Brogel, ... ), pē.l (Opglabbeek), pēl (Dilsen, ... ), pēǝl (Kessenich), pē̜l (Tongerlo), pī.gǝl (Genk, ... ), pī.ǝl (Heesveld-Eik), pīl (Beverst), pīǝl (Uikhoven), %%de volgende opgave is meervoud%%  pēlǝ (Margraten), pik: pek (Godschei), pin: pe ̝n (Oostham), pe.n (Leut, ... ), pen (Achel, ... ), pē.n (Gronsveld, ... ), p˙ęn (Gronsveld, ... ), %%de volgende opgaven zijn meervoud%%  penǝ (Merselo), spijnen: spinǝ (Lottum), spil: spel (Achel, ... ), tap: tap (Zutendaal), top: top (Zonhoven), welboompinnen: wɛlbuǝmpenǝ (Aijen), welpegel/-peel: wɛlpēl (Stokkem), wɛlpī.gǝl (Mopertingen), welpin: wɛlpen (Meeswijk) De in dit lemma verenigde termen betreffen ofwel (elk van) de twee, als as fungerende pinnen in de uiteinden van de houten rol, ofwel de as van de ijzeren paarderol. [JG 1a; JG 1b add.; N 11A, 184e; monogr.] I-2
as-as as: as (Laak, ... ), ās (Montzen), draaistijl: drištil (Tenessen), schroef: šruf (Nuth), taats: tāts (Peij) Het draaipunt van de draaiboom. In L 387 bestond het draaipunt van de draaiboom uit een ijzeren pin die in een steen draaide. [N 57A, 4.3; N 57, 9 add.] II-2
asarm arm: ē̜rǝm (Oostham, ... ), ęrm (Bilzen, ... ), ęrǝm (Rosmeer), ɛrm (Gelinden, ... ), ɛrǝm (Klimmen), asarm: as˱ɛrǝm (Baarlo, ... ), asdop: as˱dop (Weert), aseinde: asenj (Melick), askop: askǫp (Stokkem), aspunt: aspø̄nt (Milsbeek, ... ), asschenkel: asšeŋkǝl (Mechelen), asšɛŋkǝl (Eygelshoven), asspit: asspet (Heerlerheide, ... ), asspēi̯t (Eisden), asspits: asspets (Zolder), asstomp: asstomp (Tegelen), asstūmp (Opglabbeek), astop: astup (Tegelen), āstǫp (Diepenbeek), (mv)  astøpǝ (Paal), doppen: dopǝn (Susteren), kop van de as: kǫp ˲van dãs (Wellen), schenkel: šeŋkǝl (Echt, ... ), šęŋkǝl (Groot Genhout, ... ), šɛŋkǝl (Oirsbeek), (mv)  šeŋkǝlǝ (Klimmen), šęŋkǝls (Sittard), spit: spet (Achel), spit (Grathem), spēǝt (Ell, ... ), spęt (Halen), spɛt (Lommel, ... ), špit (Nunhem), (mv)  spetǝ (Lummen), spętǝn (Beringen), top: tøp (Maasmechelen), (mv)  tøpǝn (Hamont), toten: tōtǝ (Meijel) Elk van de uiteinden van de as die door de naven steken. Een asarm is steeds van metaal. [N 17, 53; N G, 48d; monogr] I-13
asbak asbak: as˂bak (Hamont), âsbák (Castenray, ... ), assenbak: asəbak (Meeuwen), asəmbak (Lommel), asənbak (Blitterswijck, ... ), âssenbák (Castenray, ... ), ɛšbak (Sittard), ɛ̄š˂bak (Bleijerheide, ... ), verklw. assebekske: bakje voor as van sigaren enz. E kopere assebekske  assebak (Maastricht), cendrier (fr.): sandrii̯eͅi̯ (Sint-Truiden), lade: laoëj (Zonhoven) asbak || asbak onder in de kachel || asbakje || assebak III-2-1
asbanden asbanden: asbanden (Lummen, ... ), bindijzers: ben˱ę̄zǝrs (Lummen), binnenbanden: benǝbɛntj (Weert), buitenbanden: buǝtǝbɛntj (Weert), kluppelbanden: klø̜pǝlbęnj (Maxet  [(enkelvoud: klø̜pǝlbantj)]  ), klø̜pǝlbɛntj (Weert), klø̜pǝlbɛ̄n (Kaulille), knuppelbanden: knøpǝlbęnt (Leunen), koppelbanden: kǫpǝlbęnj (Neeritter  [(id)]  , ... ), nekbanden: nekbanden (Weert), roedebanden: rōjbęnj (Maxet  [(enkelvoud: rōjbantj)]  ), scheenbanden: sxīnbɛntj (Weert), slekken: šlɛ̄kǝ (Herten), trekbanden: trɛkbandǝ (Meijel) De ijzeren banden rond de kop of de nek van de molenas. [N O, 10h] II-3
asberg assenberg: ajšǝberǝx (Kelmis) Grote, roodkleurige heuvel in Q 255 bestaande uit de resten van het in de smelterij gesmolten ertsslik voor de winning van zinkoxydeverf. [monogr.] II-4
asblok as: as (Baarlo, ... ), ās (Bleijerheide), asbak: as˱bak (Lierop, ... ), asbalk: as˱balǝk (Godschei, ... ), asbed: as˱bē̜t (Bocholt), as˱bęt (As, ... ), as˱bɛt (Bocholt, ... ), ās˱bet (Mechelen), asblok: as˱blok (Berg, ... ), as˱blǫk (Achel, ... ), aš˱blǫk (Schimmert), ãs˱blok (Wintershoven), ãs˱blǫk (America, ... ), ās˱blǫk (Bocholtz), ās˱blǫk (Alken, ... ), ǭs˱blǫk (Panningen), ɛ ̞.s˱blok (Wellen), ashout: ashōt (Rummen), ãshǫu̯t (Mechelen), askas: askas (Grazen, ... ), aslade: asla (Neer), aslāi̯ (Velden), aslā (Eygelshoven, ... ), aslāi̯ (Baarlo, ... ), aslǫi̯ (Diets-Heur, ... ), aslǫǝ (Aalst), aslǭi̯ (Berg, ... ), āslā (Mechelen), ā.slǫi̯ (Koninksem), ā.slǫǝ (Gutschoven), āsla (Vlodrop), āslǭi̯ (Overpelt), aslager: aslāgǝr (Gennep, ... ), aspelm: aspęlm (Opglabbeek), assebed: asǝbęt (Brunssum), asselade: asǝlãi̯ (Tegelen), assenbed: asǝbęt (Klimmen), assenblok: asǝblok (Hoensbroek), assenkast: asǝkast (Weert), assenlade: asǝla (Posterholt), asǝlā (Eygelshoven, ... ), asǝlā.i̯ (Ell, ... ), assenstok: asǝštǫk (Heerlerheide), asstuk: asštø̜k (Swalmen), astenbed: a.stǝb˙ęt (s-Gravenvoeren), ā.stǝb˙ęt (Sint-Martens-Voeren, ... ), bak van de as: bak ˲van dā.s (Kerniel), blok: blǫk (Rummen), karlade: karlāi̯ (As, ... ), kārlǭi̯ (Genk, ... ), kɛ̄rlāi̯ (Grote-Brogel), kɛ̄rlǭi̯ (Eksel, ... ), kas: kas (Heppen, ... ), kas van de as: kas ˲van das (Berverlo, ... ), kas ˲van dā.s (Lauw), kas ˲van dǝ as (Kerkhoven, ... ), kas ˲van dǝn as (Donk, ... ), koffer: kǫfǝr (Beringen, ... ), lade: lā (Helden), (Hasselt, ... ), lāi̯ (Boukoul, ... ), lōi̯ (Neerpelt), lǫi̯ (Beverst, ... ), (Kuringen, ... ), lǭi̯ (Achel, ... ), lǭǝ (Alken, ... ), lade van de as: lǭi̯ van das (Zonhoven), lageras: lāgǝras (Lommel), pelm: pę.lǝm (Opglabbeek), sloof: slou̯f (Bolderberg), tusas: tøsas (Lommel), tøšas (Valkenburg), vooras: vø̄ras (Berg) Het als ashouder of als as fungerende houten blok waaraan de wielen van de voorploeg bevestigd zijn. [N 11, 31.I.a; N 11A, 97a] || Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.] I-1, I-13
asfaltleidak rubberoid-bedekking: røbǝrǫjt˱bǝdękuŋ (Bleijerheide) Dakbedekking in de vorm van asfaltleien of shingles. Asfaltleien bestaan uit stroken asfalt, waarop minerale leislag is ingewalst. Ze worden met behulp van gegalvaniseerde of aluminium asfaltnagels op een onderlaag van multiplex of houtspaanderplaat vastgespijkerd. [N 64, 160a, add.] II-9