29316 |
baal |
bussel:
bøsǝl (P047p Loksbergen)
|
De vezels voor de touwslagerij worden in balen geperst. [N 48, 14a]
II-7
|
18282 |
baalschort |
baal:
baal (L211p Leunen, ...
L265p Meijel,
L265p Meijel,
L290p Panningen),
bal (Q079a Wintershoven),
bāl (L422p Lanklaar),
bāəl (L420p Rotem),
bōͅəl (L286p Hamont),
bij de boeren
baal (L271p Venlo),
bond men vroeger ter bescherming van de rok voor, was n dikke zak
baal (Q101a Sibbe/IJzeren),
indien gemaakt van juten zak
baal (L215a Wellerlooi),
van jute, bij heel vuil werk
baal (L318p Stramproy),
voor extra vuil boerenwerk of werk waarbij ze op de knieën kruipen, is ook lang
baal (L269a Hout-Blerick),
baalkatoenen scholk:
balketuēne sjolk (L430p Einighausen),
baalscholk:
baalscholk (L326p Grathem, ...
L246p Horst,
L246p Horst,
L372p Maaseik,
L217p Meerlo,
Q096c Neerharen,
L216p Oirlo,
L214p Wanssum),
baalscholluk (L216p Oirlo),
baalschulluk (L289p Weert),
baalschòllek (L211p Leunen),
baalschólk (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum),
baalschölk (L287p Boeket/Heisterstraat),
baalsjolk (L290a Egchel, ...
L320a Ell,
L325p Horn,
L265p Meijel,
L321p Neeritter,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy),
baalsjollek (L318b Tungelroy),
baelsjolk (L265p Meijel),
balsjolk (Q039p Hoensbroek),
balsjzjòlək (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
balšoͅlək (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
baolsjolk (L321a Ittervoort),
baolsjŏlk (L378p Stevensweert),
bōͅlsXoͅlk (L282p Achel),
alleen gebruikt om de beesten te voederen
bālšoͅlək (L292p Heythuysen),
een lap van ruwe baal katoon die om t middel gebonden wordt en alleen op de boerderij wordt gebruikt en op t land
baalsjölk (L318b Tungelroy),
indien gemaakt van juten zak
baalschòllek (L215a Wellerlooi),
juten
baalschollek (L214p Wanssum),
moet het niet zijn baalsjolk?
baalsjok (L322a Nunhem),
schort van grove stof gedragen over de schort bij heel vuil werk
baalscholək (L244c America),
Sub scholk.
baalscholk (L217p Meerlo, ...
L214p Wanssum),
van jute
baal-sžaŏl⁄k (L295p Baarlo),
van zakkenstof
baalschöllek (L289a Hushoven),
verschillen naargelang de stof
baalscholk (L291p Helden/Everlo),
voor de stal
baalscholk (L210p Venray),
voor op de stal
baalsjolk (L320p Hunsel),
baalschort:
baolschort (L164p Gennep),
baalschortel:
baalsjotel (Q086p Eigenbilzen),
balsjeutel (Q178p Val-Meer),
baolsjottel (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
bälšoͅtəl (Q093p Rosmeer),
baalschortsel:
boalsjotsel (Q121p Kerkrade),
baalslip:
baolslip (L164p Gennep),
baalvoordoek:
balverek (Q077p Hoeselt),
balveuring (Q156p Borgloon),
balvjeureug (Q071p Diepenbeek),
balvork (Q080p Vliermaal),
balvèùrk (P222p Opheers),
bawəlvörək (P174p Velm),
bōəlvø̄rək (P218p Borlo),
baalzak:
baalzak (L269a Hout-Blerick, ...
L269a Hout-Blerick),
balzak (Q039p Hoensbroek, ...
Q162p Tongeren),
waarschijnlijk (staat er bij geschreven)
baalzak (L322p Haelen),
balenscholk:
baale-sjôlk (Q039p Hoensbroek),
baalesjölk (L295p Baarlo),
bale sjolk (L299p Reuver),
baleschölk (L289p Weert),
balesjolk (L292p Heythuysen, ...
L318p Stramproy,
L270p Tegelen),
balle scholk (Q015b Kerensheide),
balle sjolk (Q098p Schimmert),
balle sjôôlek (Q204a Mechelen),
balle-sjolk (Q196p Mheer),
ballescholk (Q038p Amstenrade, ...
Q035p Brunssum,
Q018p Geulle,
Q204a Mechelen,
Q098p Schimmert),
ballesjolk (L430p Einighausen, ...
L434p Limbricht,
Q097p Ulestraten),
ballesjölk (Q014p Urmond),
baoleschollek (L312p Neerpelt),
ne balle- sjòlk (Q111p Klimmen),
ənə baləšolək (Q209p Teuven),
gemaakt van balen-stof
balle sjolk (Q196p Mheer),
Vero.; lett. balen (=zakken) schort.
ballesjolk (Q193p Gronsveld),
balenvoordoek:
boͅlə vərək (P176p Sint-Truiden),
blauwe scholk:
blawwe sjolk (L270p Tegelen),
grijze scholk:
jrīzəšolək (Q209p Teuven),
grijze voordoek:
nə yreͅzə vørək (Q158p Riksingen),
guanovoordoek:
*Vgl. WLD I.4 (blz. 31): wannevoordoek, [wan\\v[re]] P 120.
waanowveuring (Q071p Diepenbeek),
wanovjeureng (Q071p Diepenbeek),
katoense voordoek:
kataanse vərək (P176p Sint-Truiden),
kookvoordoek:
koukvəriŋ (P050p Herk-de-Stad),
kookvoorschoot:
koͅukvərsXuwət (P048p Halen),
lakscholk:
laksjolk (L432p Susteren),
linnen scholk:
līēne scholk (Q035p Brunssum),
matscholk:
matsXoͅlək (L316p Kaulille),
matšolək (L416p Opglabbeek),
matšoͅlek (L317p Bocholt),
Van Dale: II. mat, 1. kleed, ...
matsxoͅlək (L314p Overpelt),
van jute vroeger gebruikt bij het vee
matscholk (L325p Horn),
matvoor:
Geen specifieke benaming
mat vier (L368p Neeroeteren),
matvoordoek:
matvjeering (K361a Boekt/Heikant),
matvjērĕŋ (K361a Boekt/Heikant),
matzak:
matsak (K361a Boekt/Heikant, ...
K357p Paal),
matzak (K358p Beringen, ...
K358p Beringen,
K318p Beverlo,
K361a Boekt/Heikant,
L353p Eksel,
L353p Eksel,
K278p Lommel,
P051p Lummen,
L312p Neerpelt,
K357p Paal),
matzakje:
matzekske (L312p Neerpelt),
paan:
WNT: paan (II), doek of lap van wollen, katoenen of linnen stof, waarmee de negers in Afrika die niet geheel naakt gaan het lichaam omgeven, van het middel tot aan de knieën of iets lager.
pān (L371p Ophoven),
plakker:
plekker (K317p Leopoldsburg, ...
Q036p Nuth/Aalbeek),
plekər (K317p Leopoldsburg),
rok:
rok (Q181p Sluizen),
rokschommelaar:
niet frequent meer gebruikt; referent verouderd
rokschŏĕmeleir (K318p Beverlo),
scholk:
sjolk (L387p Posterholt),
šoͅlək (L360p Bree),
schommelaar:
schŏĕmeleir (K353p Tessenderlo),
sXuməlēər (K353p Tessenderlo),
schrobvoordoek:
šrubvŏrk (Q162p Tongeren),
slobber:
sjlōber (Q020p Sittard),
sloeber (L271p Venlo),
slobberd:
(slobbert) [sic]
slubət (P049p Donk (bij Herk-de-Stad)),
stalscholk:
stalsjolk (L321p Neeritter),
voorbinder:
veurbenner (Q177p Millen),
voordoek:
vø͂ͅrk (Q076p Romershoven),
vərəng (P046p Linkhout),
voordoek van balenstof:
əuə vørəŋ van baləstoͅuf (Q156p Borgloon),
zak:
zak (Q002p Hasselt),
zakkenscholk:
ne zakke-sjolk (Q111p Klimmen),
zakkescholk (Q099p Meerssen),
zakkesjolk (Q096a Borgharen, ...
Q039p Hoensbroek,
L332p Maasniel,
Q022p Munstergeleen,
Q032a Puth,
L331p Swalmen),
Eerste letter moeilijk leesbaar.
zakkesjolk (L330p Herten (bij Roermond)),
zakkenvoordoek:
zakəviəreŋ (Q002p Hasselt),
zakscholk:
zaksjolk (Q020p Sittard, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen),
zaksjollek (Q028p Jabeek),
zakschommelaar:
zakschoemeleir (K318p Beverlo),
zakschŏĕməlèər (K314p Kwaadmechelen),
zaksXuməleͅjər (K314p Kwaadmechelen),
zakschortsel:
zak sjotsel (Q121c Bleijerheide),
zakvoordoek:
zakveͅreng (P055p Kermt),
zakvurring (K358p Beringen),
zakvørək (Q162p Tongeren),
zakvø̄rəŋ (K358p Beringen),
zakvərək (Q079a Wintershoven)
|
schort gemaakt van gebruikte juten zak || schort gemaakt van jute zak || schort van een jutezak, voorschoot || schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] || voorschoot || voorschoot (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] || voorschoot (van werklieden) [ZND B1 (1940sq)] || voorschoot van een baalzak [zak van jute] gemaakt || voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)] || voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] || werkschort van jute || werkvoorschoot die gemaakt werd van waanowzak waar meststoffen van die naam in vervoerd werden (merk Guano) || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
31253 |
baan van een aambeeld |
baan:
bān (L329p Roermond, ...
Q098p Schimmert),
vlakke baan:
vlakǝ bān (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q118p Schaesberg),
werkvlak:
werǝk˲vlak (L423p Stokkem)
|
Het bovenvlak van het aambeeld waarop het smeedwerk wordt uitgevoerd. In de baan kunnen één of meer gaten zijn aangebracht waarin verschillende soorten gereedschap geplaatst kunnen worden. Zie ook afb. 15 en het lemma "aambeeldgat". [N 64, 32c; N 66, 13c]
II-11
|
22321 |
baantje glijden op het ijs |
baanslepen:
baansjlīēpe (Q117p Nieuwenhagen),
baantje rijden:
baanke rije (K358p Beringen),
baŋkərajə (K357p Paal),
de i is heel klein geschreven achter de a
baiŋkərejə (K358p Beringen),
Ùp-t bö"nke rij-je: op de ijsbaan slibberen.
(bo"nke) rij-je (K318p Beverlo),
baantje slibberen:
bēͅŋə slibbərə (Q003p Genk),
bɛnke sleͅbbere (K353p Tessenderlo),
de baan slaan:
baan sjloa (Q117a Waubach),
de baan sjloë (Q121c Bleijerheide),
de baan slao (Q121p Kerkrade),
de baan slaôwe (Q117b Rimburg),
(Sub baan.)
baan sljoa (Q113p Heerlen),
op een ijsbaan
baan sloaë (Q113p Heerlen),
glibberen:
gliebere (L271p Venlo),
glijden:
glieje (Q113p Heerlen),
glije (Q112a Heerlerheide),
glijje (Q039p Hoensbroek),
Zo wordt het ook wel genoemd.
glij-e (Q039p Hoensbroek),
glitsen:
glietsje (Q117a Waubach),
gliettje (Q203p Gulpen),
glitse (L267p Maasbree),
hukkebaan lopen:
hekkebaan lope (Q253p Montzen),
hoekkebaan lope (Q253p Montzen),
keien:
[k}eͅjə (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
kae:jə (Q010p Opgrimbie, ...
Q010p Opgrimbie),
kaejə (Q009p Mechelen-aan-de-Maas, ...
Q012p Rekem),
kaejən (Q006p Leut),
kaien (L424p Meeswijk),
kei-en (L427p Obbicht),
kei-jen (L423p Stokkem),
kei-jə (L425p Grevenbicht/Papenhoven),
kei-ə (Q111p Klimmen),
keie (L429a Berg-aan-de-Maas, ...
Q202p Eys,
Q096c Neerharen),
keien (L419p Elen),
keije (Q102p Amby, ...
Q112a Heerlerheide,
Q039p Hoensbroek,
L427p Obbicht,
Q098p Schimmert,
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen,
L423p Stokkem,
Q112p Voerendaal,
Q112p Voerendaal),
keijen (Q038p Amstenrade),
keijje (Q011p Boorsem, ...
Q187a Heugem),
keijə (Q103p Berg-en-Terblijt),
keiën (Q102p Amby),
keiə (Q098p Schimmert),
keiən (Q202p Eys),
kejen (Q009p Mechelen-aan-de-Maas, ...
Q015p Stein),
kejje (Q019p Beek, ...
Q096p Bunde,
L421p Dilsen,
Q017p Elsloo,
Q017p Elsloo,
Q017p Elsloo,
Q193p Gronsveld,
Q193p Gronsveld,
Q193p Gronsveld,
Q105p Heer,
Q187a Heugem,
Q039p Hoensbroek,
Q039p Hoensbroek,
Q100p Houthem,
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen,
Q015a Meers,
Q099p Meerssen,
Q099p Meerssen,
Q196p Mheer,
Q196p Mheer,
Q036p Nuth/Aalbeek,
Q036p Nuth/Aalbeek,
L427p Obbicht,
Q032a Puth,
Q098p Schimmert,
Q032p Schinnen,
Q015p Stein,
Q015p Stein,
Q013p Uikhoven,
Q097p Ulestraten,
Q014p Urmond,
Q014p Urmond,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q112p Voerendaal,
Q104p Wijk),
kejjə (Q112a Heerlerheide),
kejë (L422p Lanklaar),
kejën (Q012p Rekem),
kejə (Q038p Amstenrade),
kēi-je (Q197p Noorbeek),
kĕje (Q103p Berg-en-Terblijt, ...
L425p Grevenbicht/Papenhoven,
Q105p Heer,
Q088p Lanaken),
kĕjen (Q014p Urmond),
keͅjə (Q088p Lanaken),
ke‧jen (Q102p Amby),
kij-e (Q039p Hoensbroek),
kije (Q112a Heerlerheide, ...
Q192p Margraten),
kijje (Q007p Eisden, ...
L425p Grevenbicht/Papenhoven),
käje (Q196p Mheer),
kääje (Q032a Puth),
kè-je (Q111p Klimmen, ...
Q098p Schimmert),
kèije (Q098p Schimmert),
kèje (Q021p Geleen, ...
Q109p Hulsberg,
Q192p Margraten,
Q099p Meerssen,
Q097p Ulestraten),
kèjje (Q096p Bunde, ...
Q096p Bunde,
Q112a Heerlerheide,
Q187a Heugem,
Q095p Maastricht,
Q099p Meerssen,
Q196p Mheer,
Q019a Neerbeek,
Q015p Stein,
Q097p Ulestraten,
Q101p Valkenburg),
kèjjen (Q196p Mheer),
kéije (Q014p Urmond),
kéjje (Q096p Bunde, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen,
Q032a Puth),
kêjje (Q098p Schimmert),
kêîje (Q099p Meerssen),
kɛ:jen (Q011p Boorsem),
kɛe:jə (Q010p Opgrimbie),
kɛijə (Q012p Rekem),
kɛjje (Q007p Eisden),
kɛjə (L422p Lanklaar),
#NAME?
kaejə (Q012p Rekem),
kejjë (L422p Lanklaar),
keye (Q095a Caberg),
(ei-klank als in het engelse to die).
keie (Q016p Lutterade),
(keijen)
kêjən (keijen) (Q088p Lanaken),
(kejjen)
kaiën (kejjen) (Q011p Boorsem),
(è = fin = fr. (einde).
kèje (Q088p Lanaken),
kèjə (Q088p Lanaken),
De kènger maken een ke-j oppe snjeè of op het ies, ze zin aan t ke-jen.
kĕ-jen (Q013p Uikhoven),
glijbaan = de kej.
kejje (Q111p Klimmen),
glijden op glijbaan.
kèje (Q098p Schimmert),
huuke beentje trekken: op de hakken zittend zich laten voortrekken.
kijjen (Q112b Ubachsberg),
Kelt. kei, ki: gaan).
kèjje (Q101p Valkenburg),
niet zeker van de eerste lette, moeilijk leesbaar
kēͅjə (L422p Lanklaar),
Note v.d. invuller:
kejje (Q111p Klimmen),
Op een glijbaan.
kɛi̯ə (Q202p Eys),
Op ijs.
keie (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
Opm. de è is kort.
kèje (Q098p Schimmert),
ps. omgespeld volgens Frings.
kɛ̄je (Q110p Heek, ...
Q104a Limmel),
s Winters keien de kinderen op de keibaan.
keͅjə (L424p Meeswijk),
liertsen:
liertse (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
litsen:
letsə (L364p Meeuwen),
litsjen (Q039p Hoensbroek),
#NAME?
litsë (L422p Lanklaar),
Sub GLIJDEN.
litsje (L387p Posterholt),
reddelen:
Sub keingerspeile.
rèddele (P176p Sint-Truiden),
rijden:
rɛn (P176p Sint-Truiden),
[sic]
rēͅn (P176p Sint-Truiden),
rɛ̄n (P176p Sint-Truiden),
rijzen:
(rijze).
rê"ze (K318p Beverlo),
Geh. Leopolds burg. (t Daghet in den Oosten VII, 11)
rijzen (K317p Leopoldsburg),
ritsen:
retse (P048p Halen, ...
P220p Mechelen-Bovelingen),
reͅtse (P048p Halen),
ritse (P050p Herk-de-Stad, ...
P047p Loksbergen,
P047p Loksbergen),
ritsen (P046p Linkhout),
ritsə (P047p Loksbergen),
Hij ritsde op het ijs.
retsə (P213p Niel-bij-St.-Truiden),
roetsjen:
roetsje (Q208p Vijlen),
ròètsje (Q117a Waubach),
rótschen (L429p Guttecoven),
rôôtje (Q015p Stein),
(ijsbaan = kèj).
rôtsjen (Q015p Stein),
minder in gebruik
rutṣən (L420p Rotem),
Sub GLIJDEN.
roetsje (L387p Posterholt),
rollen?:
[sic]
roole (P046p Linkhout),
schamblikken:
sjamblikke (Q240p Lauw),
scharrebrikken:
sjerrebrikke (Q083p Bilzen),
šerrebrikkən (Q083p Bilzen),
#NAME?
sjerrebrikke (Q083p Bilzen),
Sub sjêrrëvlïkkë: vgl. Bilzers: sjêrrëbrïkkë, sjëbrïkkë; Maastricht slëvrïkkë.
sjêrrëbrïkkë (Q083p Bilzen),
sjëbrïkkë (Q083p Bilzen),
scharrewrikken:
schɛ:vrikən (Q077p Hoeselt),
sjevrikke (Q077p Hoeselt),
šerrəvrikken (Q083p Bilzen),
šəvrikə (Q089p Martenslinde),
[Met afbeelding].
sjëvrikkë (Q077p Hoeselt),
scharvelikken:
chaffelikka (Q167p Koninksem),
chervelike (Q157a Overrepen),
savelikə (Q167p Koninksem),
sjɛrəvəlikə (Q162p Tongeren),
šavəlikka (Q167p Koninksem),
Ook sjëvlïkkë en sjêrvëlïkkë.
sjêrrëvlïkkë (Q162p Tongeren),
Sub sjêrrëvlïkkë / Z.o. sjêrrëvlïkkë.
sjêrvëlïkkë (Q162p Tongeren),
sjêvlïkkë (Q162p Tongeren),
Z.o. sjêrrëvlïkkë.
sjëvvëlïkkë (Q162p Tongeren),
sjëvëlïkkë (Q162p Tongeren),
schellebrikken:
schellebrikke (Q187a Heugem),
schijvelen:
schievele (Q095a Caberg, ...
Q095p Maastricht),
schjievelen (Q095p Maastricht),
sjie.vele (Q095p Maastricht),
sjievele (Q095p Maastricht, ...
Q187p Sint-Pieter,
Q094b Wolder/Oud-Vroenhoven),
schlitten (<du.):
sjlitte (Q254p Henri-Chapelle),
schrikkelen:
schriggelen (L419p Elen),
schrikkele (Q168p s-Herenelderen, ...
Q094b Wolder/Oud-Vroenhoven,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
shrikkele (Q093p Rosmeer),
sjchrikkele (Q178p Val-Meer),
sjrigelen (Q188p Kanne),
sreͅgele (Q188p Kanne),
šrigele (Q188p Kanne),
šrikkələ (Q172p Vroenhoven),
ṣrekkələ (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
glijden op het ijs of uitglijden
šregele (Q188p Kanne),
Op ijs.
sjrikkələ (Q171p Vlijtingen),
Vnl. over ijs.
(schrikkelen) (Q086p Eigenbilzen),
schrikken:
sch[r}ikke (Q086p Eigenbilzen),
shrikke (Q086p Eigenbilzen),
1. shrikke op t ees: slieren op t ijs
shrikke op ɛt ees (Q086p Eigenbilzen),
Vnl. over ijs.
schrikken (Q086p Eigenbilzen),
schuiven:
schoəvə (K353p Tessenderlo),
slabrikken:
selbrikke (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q187p Sint-Pieter,
Q187p Sint-Pieter),
selbrikken (Q095p Maastricht),
silbrikke (Q094b Wolder/Oud-Vroenhoven),
sjlebrikke (Q095p Maastricht, ...
Q196p Mheer),
slebrikke (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q187p Sint-Pieter,
Q187p Sint-Pieter,
Q187p Sint-Pieter),
slebrikken (Q095p Maastricht),
sləbreͅkə (Q095p Maastricht),
sèlbrikken (Q095a Caberg),
s’lbrikke (Q095p Maastricht),
#NAME?
slabrikke (Q095a Caberg),
Bijv[ormen]: sla-, sal-, selbrikke.
sləbrikke (Q095p Maastricht),
brik..: hoofdaccent.
sjélbrikke (Q083p Bilzen),
Vgl. pag. 257: Slebrikke, z. selbrikke.
səlbrikke (Q095p Maastricht),
zonder schaatsen (niet zeker)
səbrikkən (Q083p Bilzen),
{Maastrichtsch} De afleiding uit slibberen is, aangezien de klemtoon niet op de eerste syllabe valt, onwaarschijnlijk. Misschien kan het woord door de latijnsche scholieren uit lubricare gevormd zijn. Dit laatste weer uit kelt. slibro: slepen, glijden.
slebrikke (Q095p Maastricht),
slawrikken:
schlevrikken (Q198a Mesch),
sjelvrieke (Q198p Eijsden, ...
Q198p Eijsden),
sjelvriekke (Q198p Eijsden),
sjilvrīēken (Q198b Oost-Maarland),
sjulvriekke (Q198a Mesch),
(op het ijs).
slowrikken (Q199p Moelingen),
(op t ijs).
slavrikke (Q198p Eijsden),
Sub sjêrrëvlïkkë: vgl. Bilzers: sjêrrëbrïkkë, sjëbrïkkë; Maastricht slëvrïkkë.
slëvrïkkë (Q095p Maastricht),
slepen:
schliefe (Q222p Vaals),
schliepe (Q207p Epen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
Q204a Mechelen,
Q117p Nieuwenhagen,
Q118p Schaesberg,
Q278p Welkenraedt),
schlīēpe (Q204a Mechelen),
schlîpe (Q253p Montzen, ...
Q253p Montzen),
shliepe (Q203p Gulpen),
sjliefe (Q121c Bleijerheide, ...
Q211p Bocholtz,
Q121p Kerkrade,
Q121p Kerkrade,
Q116p Simpelveld),
sjliep ə (Q113b Benzenrade),
sjliepe (Q119p Eygelshoven, ...
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen,
Q255p Kelmis,
Q204a Mechelen,
Q204a Mechelen,
Q197p Noorbeek,
Q248p Remersdaal,
Q118p Schaesberg,
Q118p Schaesberg,
Q208p Vijlen),
sjliepen (Q204a Mechelen),
sjliepə (Q118p Schaesberg),
sjliēpe (Q202p Eys),
sjlie‧pe (Q203p Gulpen, ...
Q113p Heerlen),
sjlie⁄pe (Q113p Heerlen),
sjlīē.pe (Q207p Epen, ...
Q204a Mechelen),
sjlīēfe (Q121b Spekholzerheide),
sjlīēpe (Q039p Hoensbroek, ...
Q204a Mechelen,
Q118p Schaesberg),
sjlīēpə (Q207p Epen),
sjlīêfe (Q121p Kerkrade),
sliepe (Q113p Heerlen),
šlifə (Q222p Vaals),
šlīfe (Q263p Raeren),
šlīpə (Q278p Welkenraedt),
(sj = ch).
sjliepe (Q247p Sint-Martens-Voeren),
De kenger hant der jantse daag (op-e iiç) jeschleape.
`šli.pə (Q251p Gemmenich),
Glijden op een glijbaan.
šlī.pə (Q203b Ingber),
lange ie
žliefə (Q222p Vaals),
Op een glijbaan.
sjliepe (Q203p Gulpen),
zooals de jongens op ¯t ijs
schliepe (Q196a Banholt),
sleuren:
sjleiren (op ijs) (Q072p Beverst),
sl":ərə (L420p Rotem),
sl"re (Q074p Kortessem),
sl"rn (Q001p Zonhoven),
sl"rə (L414p Houthalen, ...
L316a Lozen),
sl"rən (P119p Sint-Lambrechts-Herk, ...
Q001p Zonhoven),
sl"yrə (Q156p Borgloon),
sle:re (P052p Schulen),
sleejərə (P055p Kermt),
sleiĕre (Q072p Beverst),
slere (L360p Bree),
sleu-re (Q078p Wellen),
sleu:re (L287p Boeket/Heisterstraat, ...
L288p Nederweert,
L288p Nederweert,
L288p Nederweert),
sleuire (Q157a Overrepen),
sleur`n (Q001p Zonhoven),
sleure (L317p Bocholt, ...
L320a Ell,
L326p Grathem,
L320p Hunsel,
L289b Leuken,
L288p Nederweert,
L321p Neeritter,
L374p Thorn,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
Q078p Wellen,
Q078p Wellen,
K361p Zolder),
sleuren (L317p Bocholt, ...
Q071p Diepenbeek,
L419p Elen,
L371a Geistingen,
L371a Geistingen,
P050p Herk-de-Stad,
K360p Heusden,
L414p Houthalen,
L370p Kessenich,
L316a Lozen,
L288p Nederweert,
L371p Ophoven,
L371p Ophoven,
L371p Ophoven,
L288a Ospel,
L288a Ospel,
L318p Stramproy,
Q075p Vliermaalroot,
L289p Weert,
Q001p Zonhoven),
sleuê-rê (Q164a Widooie),
sleuëre (P184p Groot-Gelmen),
sleu‧re (L288p Nederweert),
sleûre (L289p Weert),
sleüren (Q156p Borgloon),
slērə (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
slēūre (L318p Stramproy, ...
Q166p Vechmaal),
slēūren (Q156p Borgloon),
slieəre (Q002p Hasselt),
sloerə (P192p Voort),
sluere (Q078p Wellen),
sluieren (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
sluu:re (L289p Weert),
sluure (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert),
sluuëre (L289p Weert),
sluu‧re (L289p Weert),
sly:ərə (Q164a Widooie),
slyjrə (P188p Hoepertingen),
slèùre (P197p Heers, ...
L374p Thorn),
slére (P057p Kuringen),
slérə (P057p Kuringen),
slö:rə (Q080p Vliermaal),
slø.rən (Q001p Zonhoven),
slø:jərə (P196p Veulen),
slø:re (P058p Stevoort),
slø:rə (Q154p Sint-Huibrechts-Hern),
sløjərə (P196p Veulen),
sløre (P188p Hoepertingen, ...
P121p Ulbeek),
slørə (L414p Houthalen, ...
L316a Lozen,
Q158p Riksingen,
Q166p Vechmaal),
slørən (P188p Hoepertingen),
slø͂ͅre (Q158p Riksingen),
slø͂ͅrə (Q160p Bommershoven, ...
L420p Rotem,
L420p Rotem),
sløͅrə (P197p Heers, ...
L413p Helchteren,
Q074p Kortessem),
#NAME?
sleejrə (P055p Kermt),
(als fr. "fleur").
sleure (L374p Thorn),
(middelste "ê"heeft de klank van het woordje "eh"bij aarzelende sprekers).
slêhre (L374p Thorn),
ergens over uitglijden = litse.
sleure (L320a Ell),
eu als in FR. meurt
sleuren (L420p Rotem),
eu als in oeuvre
sloeure (P197p Heers),
Mnl. slîderen, Kil. sledderen, slidderen, labi; S. sleeren, Rijnl. schlidern Eisbahn schlagen, schlitten II, 1 auf dem Eise gleiten; z. ook o. glijbaan.
slere (Q002p Hasselt),
Mnl. slîderen, Kil. sledderen, slidderen, labi; S. sleeren, sleieren, slieren, Rijnl. schlidern Eisbahn schlagen, schlitten II, 1 auf dem Eise gehen.
sleure (Q001p Zonhoven),
o en e aan elkaar geplakt
sloeərə (P176p Sint-Truiden),
Op Cnùtskes wijer sleure.
sleure (Q074p Kortessem),
op de hurke zitte of glijden heet huukske sleure.
sleure (L321p Neeritter),
Opm. op t ijs.
sleure (L321p Neeritter),
Sleurbaan: glijbaan.
sleure (L321p Neeritter),
Sub sluuëre.
sleûre (L288p Nederweert, ...
L288a Ospel),
Syn. slibbere.
slère (L360p Bree),
Veë sleurdn bè Lis va Kaot Baas anne veurdeur èin tot anne stoof.
sleure (Q071p Diepenbeek),
slibberen:
sjliebbere (Q111p Klimmen),
sjliebere (Q203p Gulpen),
slebbere (L355p Peer),
slebbərə (P186p Gelinden),
slebbərən (L355p Peer),
slebərə (Q003p Genk, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel),
sleͅbəraen (L418p Niel-bij-As),
sleͅbərə (P218p Borlo, ...
L360p Bree,
L360a Gerdingen,
L366p Gruitrode,
L416p Opglabbeek,
L362p Opitter),
sleͅbərə(n) (L314p Overpelt),
sleͅbərən (L355a Linde, ...
L415p Opoeteren),
slibb`re (L317p Bocholt),
slibbere (L191p Afferden, ...
L191p Afferden,
L417p As,
L417p As,
L417p As,
L192p Bergen,
L215p Blitterswijck,
L215p Blitterswijck,
P218p Borlo,
L360p Bree,
L360p Bree,
L360p Bree,
L247p Broekhuizen,
L247p Broekhuizen,
L247z Broekhuizenvorst,
L353p Eksel,
L164p Gennep,
Q018p Geulle,
L214a Geysteren,
L366p Gruitrode,
P219p Jeuk,
L211p Leunen,
L211p Leunen,
L217p Meerlo,
L217p Meerlo,
L217p Meerlo,
L217p Meerlo,
L265p Meijel,
L265p Meijel,
L265p Meijel,
L265p Meijel,
L265p Meijel,
L265p Meijel,
L265p Meijel,
L209p Merselo,
L159a Middelaar,
L115p Mook,
L368p Neeroeteren,
L216p Oirlo,
L216p Oirlo,
L216p Oirlo,
L216p Oirlo,
L216p Oirlo,
L163p Ottersum,
L313p Sint-Huibrechts-Lille,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray,
L214p Wanssum,
L214p Wanssum,
L213p Well,
L215a Wellerlooi),
slibbere(n) (L417p As),
slibberen (L192p Bergen, ...
L360p Bree,
L360p Bree,
L360p Bree,
L353p Eksel,
L419p Elen,
L366p Gruitrode,
L352p Hechtel,
L209p Merselo,
L159a Middelaar,
P183p Mielen-boven-Aalst,
P183p Mielen-boven-Aalst,
L367p Neerglabbeek,
L418p Niel-bij-As,
L355p Peer,
L355p Peer,
L313p Sint-Huibrechts-Lille),
slibberə (L164p Gennep),
slibbərə (L265p Meijel, ...
L416p Opglabbeek),
slibbərən (L312p Neerpelt),
slibər`n (K353p Tessenderlo),
slibərə (P179p Aalst-bij-St.-Truiden, ...
P186p Gelinden),
sloébere (P218p Borlo),
slubb`re (L316p Kaulille),
slubbere (P174p Velm),
slubberen (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel,
L316p Kaulille,
L354p Wijchmaal),
slubbɛre (op sneeuw of ijs glijden) (L316p Kaulille),
sløbere (P218p Borlo),
sløͅbərən (L353p Eksel),
sləbərən (L353p Eksel),
ɛslubberenɛ - op een ijsbaan glijden (L353p Eksel),
#NAME?
slibbere (L245b Tienray),
AN slibberen is uitglijden, slippen. Slibberen is wschl. een frequentatief van slippen, p > b: verzachting.
slebərən (K278p Lommel),
B.v. op het ijs of over de modder.
slibbere (P219p Jeuk),
Bijv. den auto heeft geslibberd op het ijs.
slebərə (P213p Niel-bij-St.-Truiden),
langs een paal of een plank: dit noemt men zeile
slibbere (L164p Gennep),
puntje onder de e
slebərə (L360p Bree),
Syn. sub slère.
slibbere (L360p Bree),
t Had ge-ie.zeld, wïj slibberde nor huus.
slibbere (L164p Gennep),
Zonder hulpstukken.
slibberen op een glijbaan (P219p Jeuk),
slidderen:
chliddere (L333p Asenray/Maalbroek),
schliddere (L300p Beesel, ...
L297p Belfeld,
L290p Panningen,
L329p Roermond,
L270p Tegelen),
sjlid-de-re (L300p Beesel),
sjliddere (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo,
L295p Baarlo,
L324p Baexem,
L324p Baexem,
L324p Baexem,
L327p Beegden,
L300p Beesel,
L297p Belfeld,
L331b Boukoul,
L323p Buggenum,
L328p Heel,
Q113p Heerlen,
L291p Helden/Everlo,
L291p Helden/Everlo,
L291p Helden/Everlo,
L291p Helden/Everlo,
L384p Herkenbosch,
L330p Herten (bij Roermond),
L330p Herten (bij Roermond),
L330p Herten (bij Roermond),
L330p Herten (bij Roermond),
L292p Heythuysen,
L325p Horn,
L325p Horn,
L298p Kessel,
L298p Kessel,
Q016p Lutterade,
L377p Maasbracht,
L377p Maasbracht,
L332p Maasniel,
L332p Maasniel,
L332p Maasniel,
L322a Nunhem,
L290p Panningen,
L290p Panningen,
L290p Panningen,
L290p Panningen,
L387p Posterholt,
L387p Posterholt,
L387p Posterholt,
L387p Posterholt,
L299p Reuver,
L299p Reuver,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L296p Steyl,
L331p Swalmen,
L331p Swalmen,
L331p Swalmen,
L331p Swalmen,
L331p Swalmen,
L331p Swalmen,
L331p Swalmen,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L386p Vlodrop,
L386p Vlodrop),
sjlidderen (L387p Posterholt, ...
L329p Roermond,
L331p Swalmen),
sjliddərə (L295p Baarlo, ...
L329a Kapel-in-t-Zand,
L329a Kapel-in-t-Zand,
L299p Reuver),
sjlidd⁄re (L333p Asenray/Maalbroek),
sjlid⁄dere (L376p Linne),
sliddere (L250p Arcen, ...
L295p Baarlo,
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269b Boekend,
L269b Boekend,
L269b Boekend,
L381p Echt/Gebroek,
L381p Echt/Gebroek,
L381p Echt/Gebroek,
L290a Egchel,
L326p Grathem,
L249p Grubbenvorst,
L249p Grubbenvorst,
L322p Haelen,
L328p Heel,
L291p Helden/Everlo,
L292p Heythuysen,
L292p Heythuysen,
L292p Heythuysen,
Q121p Kerkrade,
L376p Linne,
L248p Lottum,
L377p Maasbracht,
L377p Maasbracht,
L377p Maasbracht,
L267p Maasbree,
L267p Maasbree,
L267p Maasbree,
L267p Maasbree,
L292a Makset,
L382p Montfort,
L382p Montfort,
L382p Montfort,
L294p Neer,
L322a Nunhem,
L381b Pey,
L329p Roermond,
L293p Roggel,
L293p Roggel,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
Q020p Sittard,
L378p Stevensweert,
L374p Thorn,
L268p Velden,
L268p Velden,
L268p Velden,
L268p Velden,
L268p Velden,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
slidderen (L250p Arcen, ...
L295p Baarlo,
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269b Boekend,
L381p Echt/Gebroek,
L249p Grubbenvorst,
L291p Helden/Everlo,
L292p Heythuysen,
L382p Montfort,
L382p Montfort,
L290p Panningen,
L293p Roggel,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L271p Venlo),
slidderə (L269p Blerick),
sliddörö (L378p Stevensweert),
sliddərə (L269a Hout-Blerick, ...
L381b Pey,
L271p Venlo),
sliedere (L271p Venlo),
sluddere (L375p Wessem),
šliddərə (L331p Swalmen),
#NAME?
sjliddere (L294p Neer),
sliddere (L269p Blerick, ...
L381p Echt/Gebroek,
L322p Haelen),
(ein sjlidderbaan = glijbaan).
sjliddere (L325p Horn),
(of).
slidderen (L299p Reuver),
(op het ijs).
sliddere (L266p Sevenum),
[Met afbeelding (-> op sneeuw of ijs)]
sliddere (L271p Venlo),
Es de sjneej blief ligke, kinne-ver morge sjliddere.
sjliddəre (L329p Roermond),
In de winter hadden de kinderen het vermaak op het ijs en bij het "sjliddere".
sjliddëre (L330p Herten (bij Roermond)),
Opm. = glijden op de glijbaan.
sjliddere (L327p Beegden),
Sub GLIJDEN.
sjliddere (L387p Posterholt),
Weer höbbe fijn geslidderdj op de slidderbaan.
sliddere (L381p Echt/Gebroek),
Zie: sjlidderbaan [Glijbaan op ijs of sneeuw].
sjliddëre (L330p Herten (bij Roermond)),
slieren:
schleere (Q016p Lutterade),
schleiere (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
schleire (Q029p Bingelrade),
schlei‧jere (Q020p Sittard),
sjlaere (Q030p Schinveld),
sjleere (Q035p Brunssum, ...
L426p Buchten,
Q021p Geleen,
Q021p Geleen,
Q021p Geleen,
L426z Holtum,
L434p Limbricht,
Q016p Lutterade,
Q022p Munstergeleen,
Q033p Oirsbeek,
L432p Susteren),
sjleere(n) (L429p Guttecoven, ...
Q030p Schinveld),
sjleeren (Q035p Brunssum, ...
Q021p Geleen,
L429p Guttecoven,
L429p Guttecoven,
Q022p Munstergeleen,
Q030p Schinveld,
L432p Susteren),
sjleerə (Q033p Oirsbeek),
sjlei:ere (L433p Nieuwstadt),
sjlei:re (Q020p Sittard),
sjleiere (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
sjleijere (L430p Einighausen, ...
Q020p Sittard),
sjleire (L433p Nieuwstadt),
sjlei‧jere (Q020p Sittard),
sjlere (Q035p Brunssum, ...
Q021p Geleen,
Q016p Lutterade,
L432p Susteren),
sjleren (Q021p Geleen),
sjlēren (L428p Born),
sleere (L431p Dieteren),
sleeren (L373p Roosteren),
sleijeren (L434p Limbricht),
sleire (L372p Maaseik),
sleren (L373p Roosteren),
#NAME?
sjleeëre (Q021p Geleen),
sjlere (Q034p Merkelbeek),
(z.n. slibberen).
sleire (L372p Maaseik),
Aan het eind van de sljeyerbaan roupen veer sljeyeroet.
sljeyeren (Q020p Sittard),
op het ijs
schleere (Q033p Oirsbeek),
Sjleier oet: waarschuwing, als men iemand van de glijbaan moet of wil glijden doordat men een grotere snelheid heeft dan zijn voorganger, zie: oetsjleiere.
sjleiere (Q020p Sittard),
sjleierde - gesjleierd.
sjleiere (Q020p Sittard),
spel
šleere (Q035p Brunssum),
vgl. pag. 376: Glijden.
sjleiere (Q020p Sittard),
slipperen:
slepərə (L286p Hamont),
slepərən (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
sleͅpərə (L286p Hamont),
slipperen (L314p Overpelt),
slypərə (L312p Neerpelt),
slèpərə (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
#NAME?
slippere (L265p Meijel),
B.v. Ob-de speulplak ligt ies, do kunde goed slippere!
slippərən (L282p Achel, ...
L286p Hamont),
puntje onder de e
slepərən (L314p Overpelt),
springkoord-ketsballen~ ketsbal ketsbal-kaatsbal slipperen-ijsbaan glijden schetsen-ijsschaatsen ketsen-kaatsen schulke loepen-over schollen ijs lopen
slipperen (L286p Hamont),
Waarsch. een frequentatief bij slippen. Zie WNT XIV, kol. 1826 s.v. slipperen.
slepərə (L286p Hamont),
slooien:
sluije (L246p Horst),
slui‧je (L246p Horst),
slöje (L246p Horst, ...
L245p Meterik),
slöjen (L246p Horst),
sløiə (L245p Meterik),
oe klinkt hetzelfde als eerste element ui in ABN maar wel langer en is stijgend
sloejen (L246p Horst),
sloveren:
sl"vərə (L319p Molenbeersel, ...
L319p Molenbeersel),
sleuvere (L320a Ell, ...
L320p Hunsel,
L369p Kinrooi),
strinkelen:
[sic]
strinkələ (Q180p Mal)
|
(Kinderspelen): Glijden (op sneeuw of ijs). || 2. Glijden over ijs. || [Glijden (op ijs of sneeuw)]. || [Glijden]. || [IJsvermaak]: IJsglijden. || [Slieren, baantje glijden]. || baantje glijden [ZND m] || Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || Baantje glijden, slieren. || Baantje glijden. || Glijbaantje spelen op het ijs. || Glijbaantje spelen. || glijden [SGV (1914)], [SGV (1914)], [ZND m] || glijden (op het ijs) [ZND m] || Glijden (op ijs). || Glijden (op sneeuw, ijs). || Glijden (slieren) op het ijs. [ZND B1 (1940sq)] || Glijden door gladheid, baantje glijden. || Glijden op de glijbaan. || Glijden op de vijver van Cnuts. || Glijden op een glijbaan van ijs. || Glijden op een glijbaan. || Glijden op een ijsbaan. || Glijden op glijbaan. || Glijden op het ijs. || Glijden op ijs. || Glijden op ijsbaan. || Glijden op sneeuw of ijs. || Glijden over sneeuw of ijs. [N 38 (1971)] || Glijden over t ijs. || Glijden, baantje glijden. || glijden, in de beteekenis van glijden op t ijs [ZND m] || glijden, op het ijs glijden [ZND m] || Glijden, sullen. || Glijden. [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] || Glitsen (glisser). [Willems (1885)] || Hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen). [ZND 14 (1926)] || Keien: Baantje glijden. || Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men deze baan in uw dialect? [DC 44 (1969)] || Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men het glijden op dit baan? [DC 44 (1969)] || Lievelingsspel 3. [SND (2006)] || Lievelingsspel 4. [SND (2006)] || Lievelingsspel 5. [SND (2006)] || met de ijsslee rijden [narren, sleeën] [N 112 (2006)] || Op de ijsbaan glijden. || Op ijsbaan glijden. || Over ijs of sneeuw glijden. || Ritsen: 3. Glijden. || Schliipe2: gleiten, schlittern. || Selbrikke: Glijden op selbrik [glijbaan op sneeuw]. || Sleuren (op het ijs glibberen). [Willems (1885)] || Sleuren, glijden, glijbaantje spelen op sneeuw of ijs. || Sleuren, slibberen, gletsen, glijden over het ijs. || Sleuren: *2. Slieren, op een glijbaan spelen, baantje glijden. || Sleuren: *Baantje glijden. || Slibberen, glijden. || Slibberen. || Slibberen: Sullen, glijden over sneeuw en ijs (inz. kinderspel). || Slieren (op het ijs glijden zonder schaatsen). [ZND 06 (1924)] || Slieren, baantje glijden. || Slieren, slifferen: baantje glijden. || Slieren: Op de glijbaan spelen, baantje glijden. || Slieren: zich op een glijbaan vermaken. || Slipperen: baantje glijden op het ijs. || Sullen op de glijbaan. || Wetenswaardigheden. [SND (2006)]
III-3-2
|
22322 |
baantje glijden op het ijs: hakken |
hakken:
Bij het baantje glijden op het ijs, is het een sport om te proberen zn voorganger ten val te brengen. Men tracht hem dan in te halen door beter en harder af te zetten. Doordat men hem dan tegen de hak schopt, kan deze het evenwicht verliezen. Tijdens het glijden roept men dan: hákkákkákkákkák!!! Bedreven jongens die kans lopen om gehákt te worden, schoppen op het juiste moment terug, waardoor de aanvaller ten val komt.
hákke (L210p Venray),
Men waarschuwde elkaar door te roepen: "hakke", of men dreigde elkaar met die uitroep.
hakke (L289p Weert),
hakken sleuren:
hakke(sluure) (L289p Weert),
iemand hakken zetten:
Sub I. hak.
iem. hakke zètte (Q095p Maastricht),
pootje hakken:
Dit doet men onder de kreet hákhákhákhákhák!
pötje hákke (L210p Venray)
|
Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || Bij het "slebrikke", vlak achter hem aanglijden en hem trachten te doen vallen door hem tegen de hakken te stoten. || Bij het baantje glijden (slibberen) probeert men soms de persoon die men voor zich heeft, een extra duw te geven met de voet tegen zijn hak, zodat deze zal vallen. || De hakken tussen iemand zijn benen insteken als die op het ijs aan het baantje glijden is met de bedoeling hem te laten vallen. || Van achteren tegen de hak schoppen.
III-3-2
|
17584 |
baard |
achelen:
axǝlǝ (Q009p Maasmechelen),
haxǝlǝ (Q113p Heerlen),
acheltjes:
ɛxǝlkǝs (Q016q Krawinkel),
afval:
āf˲val (Q203p Gulpen),
afvallende rand:
āf˲valǝndjǝ rantj (L382p Montfort),
baard:
ba.rt (L421p Dilsen),
ba.ərt (Q002p Hasselt),
ba:rd (Q039p Hoensbroek),
ba:rt (L211p Leunen, ...
L368p Neeroeteren,
Q101a Sibbe/IJzeren),
baa-ət (Q201p Wijlre),
baa.rd (Q002p Hasselt),
baad (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q118a Terwinselen,
Q112b Ubachsberg),
baard (Q102p Amby, ...
L250p Arcen,
L333p Asenray / Maalbroek,
Q019p Beek,
Q029p Bingelrade,
L269b Boekend,
L360p Bree,
Q035p Brunssum,
Q035p Brunssum,
L323p Buggenum,
Q096p Bunde,
Q096p Bunde,
L431p Dieteren,
L431p Dieteren,
Q017p Elsloo,
Q021p Geleen,
Q018p Geulle,
Q018p Geulle,
L214a Geysteren,
L326p Grathem,
L429p Guttecoven,
L322p Haelen,
L328p Heel,
Q112a Heerlerheide,
L330p Herten (bij Roermond),
Q039p Hoensbroek,
L246p Horst,
L246p Horst,
Q100p Houthem,
L320p Hunsel,
L289a Hushoven,
Q096b Itteren,
L324a Leveroy,
K278p Lommel,
L248p Lottum,
L372p Maaseik,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q192p Margraten,
Q009p Mechelen-aan-de-Maas,
Q099p Meerssen,
L424p Meeswijk,
Q034p Merkelbeek,
L209p Merselo,
L209p Merselo,
L321p Neeritter,
Q036p Nuth/Aalbeek,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L288a Ospel,
L381b Pey,
Q032a Puth,
Q098p Schimmert,
Q115p Schin-op-Geul,
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen,
L378p Stevensweert,
L296p Steyl,
L296p Steyl,
L432p Susteren,
L331p Swalmen,
L318b Tungelroy,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
L210p Venray,
L210p Venray,
L289p Weert,
L289p Weert,
L213p Well,
L213p Well,
L215a Wellerlooi),
baart (L324p Baexem, ...
Q103p Berg-en-Terblijt,
Q096a Borgharen,
Q027p Doenrade,
L430p Einighausen,
Q017p Elsloo,
Q021p Geleen,
L429p Guttecoven,
L328p Heel,
Q187a Heugem,
Q100p Houthem,
L298p Kessel,
L298p Kessel,
L248p Lottum,
L383p Melick,
Q022p Munstergeleen,
L433p Nieuwstadt,
Q036p Nuth/Aalbeek,
Q033p Oirsbeek,
L415p Opoeteren,
L387p Posterholt,
Q032a Puth,
Q203a Reijmerstok,
Q032p Schinnen,
Q020p Sittard,
Q015p Stein,
Q015p Stein,
L378p Stevensweert,
L318p Stramproy,
L374p Thorn,
Q014p Urmond,
L289p Weert,
L289p Weert),
baat (Q121c Bleijerheide, ...
Q251p Gemmenich,
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen,
Q113p Heerlen,
Q255p Kelmis,
Q121p Kerkrade,
Q204a Mechelen,
Q117p Nieuwenhagen,
Q118p Schaesberg,
Q222p Vaals,
Q222p Vaals,
Q208p Vijlen,
Q113c Vrusschemig,
Q117a Waubach),
baord (K318p Beverlo, ...
Q193p Gronsveld,
L159a Middelaar,
L299p Reuver),
bart (Q002p Hasselt, ...
L422p Lanklaar,
L416p Opglabbeek),
baRt (L416p Opglabbeek),
barət (L329p Roermond),
bat (P175p Gingelom),
baərt (L316a Lozen),
bā.rt (L360a Gerdingen),
bāā-rd (Q098p Schimmert),
bāārd (L246p Horst),
bāārt (L377p Maasbracht, ...
L296p Steyl),
bād (Q121p Kerkrade),
bāōr̄d (L165p Heijen),
bārd (Q095p Maastricht, ...
L293p Roggel),
bārt (L317p Bocholt, ...
L381p Echt/Gebroek,
Q002p Hasselt,
L414p Houthalen,
Q121p Kerkrade,
L369p Kinrooi,
L422p Lanklaar,
L376p Linne,
L372p Maaseik,
L424p Meeswijk,
L364p Meeuwen,
P045p Meldert,
Q034p Merkelbeek,
L312p Neerpelt,
K357p Paal,
K357p Paal),
bāt (Q119p Eygelshoven, ...
Q202p Eys,
Q117p Nieuwenhagen),
bāərt (L372p Maaseik),
bāət (P175p Gingelom),
ba͂ərt (L414p Houthalen),
bo.at (Q071p Diepenbeek),
bo:t (Q162p Tongeren),
boad (Q178p Val-Meer),
board (Q038p Amstenrade, ...
L353p Eksel,
L164p Gennep,
L318p Stramproy),
boart (L353p Eksel, ...
L329p Roermond),
boat (P222p Opheers),
bowərt (K278p Lommel),
bowət (K314p Kwaadmechelen),
bō.t (P188p Hoepertingen, ...
P196p Veulen),
bōd (Q162p Tongeren),
bōRd (K359p Koersel),
bōrt (Q003p Genk, ...
L413p Helchteren),
bōt (Q094p Hees),
bōuwət (K353p Tessenderlo),
bōəd (P197p Heers),
bōərt (P044p Zelem),
bōət (K314p Kwaadmechelen),
bōͅ.t (Q162p Tongeren),
bōͅrd (K318p Beverlo),
bōͅrt (K318p Beverlo, ...
L286p Hamont,
K359p Koersel,
K359p Koersel,
K317p Leopoldsburg,
L314p Overpelt,
Q096d Smeermaas),
bōͅt (Q163p Berg, ...
Q072p Beverst,
Q094p Hees,
Q188p Kanne,
P176p Sint-Truiden,
Q162p Tongeren,
Q162p Tongeren),
bōͅərt (L286p Hamont),
bōͅət (Q072p Beverst),
boͅ:t (P183p Mielen-boven-Aalst),
boͅart (L282p Achel),
boͅuwt (P048p Halen),
boͅuət (K353p Tessenderlo),
boͅwərt (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
boͅərt (L282p Achel, ...
L314p Overpelt),
boͅət (Q002c Bokrijk, ...
Q162p Tongeren),
bwaŏrd (Q198p Eijsden),
bá:rd (L426p Buchten),
bá:rt (L250p Arcen, ...
Q191p Cadier,
L214a Geysteren,
Q187a Heugem,
L321p Neeritter,
Q197p Noorbeek,
Q195p Sint-Geertruid,
L432p Susteren,
L210p Venray),
bá:t (Q121c Bleijerheide, ...
Q211p Bocholtz,
Q121p Kerkrade,
Q204a Mechelen,
Q118p Schaesberg,
Q206p Slenaken,
Q121b Spekholzerheide,
Q121b Spekholzerheide),
bárd (Q106p Bemelen, ...
Q033p Oirsbeek,
L381b Pey,
Q015p Stein),
bárt (Q102p Amby, ...
L322p Haelen,
Q099p Meerssen,
L329p Roermond,
Q195p Sint-Geertruid),
bát (P057p Kuringen, ...
Q204a Mechelen,
Q116p Simpelveld,
Q113a Welten),
báá:t (Q208p Vijlen),
báárd (L432a Koningsbosch),
báárt (Q111p Klimmen),
báát (Q203p Gulpen, ...
Q201p Wijlre),
bâ.t (Q252p Moresnet),
bâ:rt (Q196p Mheer),
bârd (Q105p Heer),
bârt (L299p Reuver),
bâârt (L246a Swolgen),
bòòt (Q086p Eigenbilzen),
bôt (Q083p Bilzen),
bā.rt (L360p Bree, ...
L316p Kaulille,
L372p Maaseik,
L368p Neeroeteren,
L362p Opitter,
L415p Opoeteren,
L361p Tongerlo),
bārt (L428p Born, ...
L429p Guttecoven,
L330p Herten,
L246p Horst,
L288b Laar,
L265p Meijel,
L294p Neer,
Q197p Noorbeek,
Q036p Nuth,
L329p Roermond,
Q015p Stein,
L318p Stramproy,
Q197a Terlinden,
Q097p Ulestraten,
L271p Venlo,
L215a Wellerlooi),
bāt (Q113p Heerlen),
bē̜rt (Q101p Valkenburg),
bǭrt (L414p Houthalen),
bǭt (P176p Sint-Truiden, ...
K353p Tessenderlo),
bǭ.rt (L286p Hamont, ...
L313p Sint Huibrechts Lille),
bǭ.t (Q089p Martenslinde),
bǭt (Q071p Diepenbeek, ...
P219p Jeuk,
P174p Velm,
P227p Vorsen),
bɛ̄rt (L288a Ospel),
[Paragraaf: lichaam]
baard (Q011p Boorsem),
bijenklomp:
bejǝklomp (Q113p Heerlen),
bi-jǝklomp (Q019p Beek),
bijentros:
bejǝtros (Q113p Heerlen),
bejǝtrōs (L210p Venray),
bi-jǝtros (Q009p Maasmechelen),
bijentros (Q003p Genk),
bɛjǝtros (Q002p Hasselt),
bijtros:
bi-jtros (L371a Geistingen),
bitros (L416p Opglabbeek),
bitrǫs (K317a Kerkhoven),
blies:
blę.s (P052p Schulen),
bliesje:
blēskǝ (L353p Eksel),
bliezen:
blēzǝ (K278p Lommel),
blē̜zǝn (L353p Eksel),
bliezeren:
blēzerǝn (L282p Achel),
bliezers:
blēzǝrs (L282p Achel),
braam:
brōm (P176p Sint-Truiden),
brǫam (Q121c Bleijerheide),
brǭm (L364p Meeuwen, ...
L270p Tegelen),
graat:
jrōǝt (Q222p Vaals),
granen:
grānǝ (Q106p Bemelen, ...
Q211p Bocholtz,
Q202p Eys,
Q112p Voerendaal,
Q117a Waubach),
haar:
hǭr (L295p Baarlo, ...
L329p Roermond),
ǭr (Q203p Gulpen),
(mv)
hǭrǝ (L269p Blerick, ...
Q193p Gronsveld,
Q111p Klimmen,
Q032a Puth,
Q222p Vaals),
hauwen:
auǝ (L421p Dilsen, ...
Q007p Eisden,
L422p Lanklaar,
Q006p Leut,
Q009p Maasmechelen,
L424p Meeswijk,
L420p Rotem,
L423p Stokkem,
Q008p Vucht),
hai̯ǝ (L426z Holtum),
hauǝn (Q007p Eisden, ...
L419p Elen),
háu̯ǝ (L378q Berkelaar, ...
Q035p Brunssum,
Q113p Heerlen,
L330p Herten,
L376p Linne,
Q034p Merkelbeek,
L381a Putbroek,
L361p Tongerlo),
kaf:
káf (L247p Broekhuizen),
kāf (Q196p Mheer, ...
Q101a Sibbe / IJzeren),
kǭf (Q153p Gors-Opleeuw),
naalden:
naldǝ (L267p Maasbree),
nø̜̄ljǝ (L328p Heel, ...
Q031p Spaubeek),
nø̜ldǝ (Q208p Vijlen),
nǭldjǝ (L289b Leuken, ...
L289p Weert),
nǭldǝ (Q101a Sibbe / IJzeren, ...
L214p Wanssum),
pluim:
plȳm (L271p Venlo),
rug:
rø̜k (Q013p Uikhoven),
schauwen:
šau.ǝ (Q009p Maasmechelen),
šau̯ǝ (L426p Buchten, ...
L372p Maaseik),
šáu̯ǝ (Q021p Geleen, ...
Q032p Schinnen),
snijkant:
šnijkant (Q111p Klimmen),
snorren:
snǫrǝ (L289h Boshoven, ...
L119p Groesbeek,
L289a Hushoven),
spelden:
spęlǝ (P197p Heers),
spieren:
spērǝ (L269p Blerick),
spik:
spek (Q011p Boorsem),
stekelen:
stēkǝlǝ (L378q Berkelaar, ...
L381p Echt),
štakǝlǝ (Q102p Amby),
štaxǝlǝ (Q112p Voerendaal),
stekels:
stáxǝls (Q036p Nuth),
stēkǝls (L289h Boshoven, ...
L289a Hushoven,
L318a Keent),
stoppel:
stoppel (L378p Stevensweert),
tros:
tros (L381b Peij),
truš (L333p Asenray / Maalbroek),
vimmen:
vem (L294p Neer),
vemǝn (L268p Velden),
vinnen:
ven (L327p Beegden, ...
Q113p Heerlen,
Q095p Maastricht,
L163p Ottersum,
L329p Roermond,
Q020p Sittard,
Q208p Vijlen),
venǝ (L317p Bocholt, ...
L163p Ottersum,
Q015p Stein),
vliezers:
vlēzǝrs (L282p Achel),
vlimmen:
flimǝ (L115p Mook),
vlemǝ (L250p Arcen, ...
L359p Beek,
L317p Bocholt,
L247p Broekhuizen,
L363p Ellikom,
L366p Gruitrode,
L286p Hamont,
Q094p Hees,
L269a Hout-Blerick,
L248p Lottum,
Q089p Martenslinde,
L364p Meeuwen,
L416p Opglabbeek,
L362p Opitter,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel,
Q175p Riemst,
L296p Steyl,
Q091p Veldwezelt,
L210p Venray,
Q171p Vlijtingen,
Q084p Waltwilder,
L365p Wijshagen),
vlemǝn (K317a Kerkhoven, ...
L420p Rotem),
vlimǝ (L244c America, ...
L329p Roermond),
vlø.mǝ (Q164p Heks, ...
Q161p Piringen,
Q166p Vechmaal),
vlø.mǝn (L352p Hechtel),
vløm (K318p Berverlo, ...
L326p Grathem,
Q203p Gulpen,
L322p Haelen,
L293p Roggel),
vlømǝ (L327p Beegden, ...
Q163p Berg,
K358p Beringen,
K318p Berverlo,
L269p Blerick,
L317p Bocholt,
Q242p Diets-Heur,
L320a Ell,
P048p Halen,
L328p Heel,
L291p Helden,
Q158a Henis,
K316p Heppen,
Q174p Herderen,
L292p Heythuysen,
L325p Horn,
Q188p Kanne,
L298p Kessel,
L369p Kinrooi,
K359p Koersel,
Q167p Koninksem,
K314p Kwaadmechelen,
Q088p Lanaken,
Q240p Lauw,
P046p Linkhout,
P047p Loksbergen,
L377p Maasbracht,
L267p Maasbree,
Q099p Meerssen,
P045p Meldert,
Q169p Membruggen,
Q177p Millen,
L319p Molenbeersel,
Q182p Nerem,
Q157a Overrepen,
K357p Paal,
L290p Panningen,
Q161p Piringen,
Q012p Rekem,
Q076p Romershoven,
Q241p Rutten,
Q168p s-Herenelderen,
Q154p Sint-Huibrechts-Hern,
Q181p Sluizen,
L378p Stevensweert,
K353p Tessenderlo,
L374p Thorn,
Q162p Tongeren,
L318b Tungelroy,
Q178p Val-Meer,
Q172p Vroenhoven,
Q155p Werm,
L375p Wessem,
P044p Zelem,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
vlømǝn (K318p Berverlo, ...
K360p Heusden,
K315p Oostham),
vlø̜m (Q001p Zonhoven),
vlø̜mǝ (P179p Aalst, ...
P120p Alken,
P187p Berlingen,
P113p Binderveld,
P224p Boekhout,
Q011p Boorsem,
Q156p Borgloon,
P218p Borlo,
Q159p Broekom,
P178p Brustem,
P182p Buvingen,
Q071p Diepenbeek,
P049p Donk,
P115p Duras,
P186p Gelinden,
P175p Gingelom,
Q153p Gors-Opleeuw,
P184p Groot-Gelmen,
Q079p Guigoven,
P195p Gutschoven,
P173p Halmaal,
P197p Heers,
P050p Herk-de-Stad,
P188p Hoepertingen,
Q077p Hoeselt,
Q165p Hopmaal,
L414p Houthalen,
Q157p Jesseren,
P219p Jeuk,
L316p Kaulille,
Q152p Kerniel,
L370p Kessenich,
L315p Kleine-Brogel,
Q074p Kortessem,
P118p Kozen,
L422p Lanklaar,
P051p Lummen,
L372p Maaseik,
P220p Mechelen-Bovelingen,
P176a Melveren,
P214p Montenaken,
L382p Montfort,
Q096c Neerharen,
P117p Nieuwerkerken,
Q010p Opgrimbie,
L371p Ophoven,
L314p Overpelt,
L381b Peij,
Q168a Rijkhoven,
P223p Rukkelingen-Loon,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
P176p Sint-Truiden,
P058p Stevoort,
Q013p Uikhoven,
P121p Ulbeek,
P174p Velm,
Q080p Vliermaal,
Q075p Vliermaalroot,
P192p Voort,
P227p Vorsen,
Q078p Wellen,
P118a Wijer,
P172p Wilderen,
Q073p Wimmertingen,
Q079a Wintershoven,
P177p Zepperen),
vlø̜mǝn (L413p Helchteren, ...
K361p Zolder,
Q001p Zonhoven),
vlęm (Q002p Hasselt),
vlęmǝ (L417p As, ...
P053p Berbroek,
Q072p Beverst,
Q083p Bilzen,
L360p Bree,
Q087p Gellik,
Q003p Genk,
Q002a Godschei,
Q170p Grote-Spouwen,
Q002p Hasselt,
Q081a Heesveld-Eik,
P055p Kermt,
P057p Kuringen,
Q090p Mopertingen,
Q082p Munsterbilzen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek,
P052p Schulen,
P056p Stokrooie,
L361p Tongerlo,
Q005p Zutendaal),
vlęmǝn (L356p Grote-Brogel, ...
L312p Neerpelt,
L355p Peer,
L313p Sint Huibrechts Lille,
L354p Wijchmaal),
wel:
węl (Q039p Hoensbroek),
zwerm:
(mv)
zwɛrmǝ (L374p Thorn)
|
baard [DC 01 (1931)], [N 10b (1961)] || De hoeveelheid bijen die vlak voor het zwermen rond het vlieggat ligt. [N 63, 30b] || De scherpe uitsteeksels van de aar bij sommige graangewassen: kafnaalden. Het type baard is een verzamelnaam; het type vlimmen is het meervoud van vlim dat eigenlijk de afzonderlijke kafnaald aanduidt die aan het omhulsel van de korrel vastzit. Wanneer het type vlimmen als dubbelopgave naast baard voorkomt (dat is het geval in L 286, 312 en 313), dan is de betekenis van vlimmen: het omhulsel waarin de korrel zit. Vergelijk ook de lemma''s ''graanafval'' (6.1.30) en ''spikken'' (6.1.31). Zie afbeelding 2, f. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 25, 11; NE 2.I, 51; monogr.; add. uit N 14, 131] || De uitpuilende rand mortel die ontstaat bij het aanbrengen van een geknipte voeg. [N 32, 35c] || De verlenging van de molenwand aan de onderzijde van de molenkast, vooral aan het stormeinde. Zie ook afb. 19. [A 42A, add.] || een baard [ZND A1 (1940sq)] || Het gedeelte van de watergoot bij onderslagmolens achter de schietzolder. Zie ook afb. 71 en de toelichting bij het lemma ɛschietzolderɛ.' [Vds 62; Jan 63]
I-4, II-3, II-6, II-9, III-1-1
|
26117 |
baard van de hollandse molen |
baard:
bārt (L265p Meijel, ...
L289p Weert)
|
Het schild dat onder aan de windpeluw is bevestigd en waarop vaak de bouwdatum van de molen vermeld is. Zie ook afb. 28. [N O, 54g]
II-3
|
22196 |
baard(jes) |
baard:
baard (L331p Swalmen),
(= baard).
baot (Q157p Jesseren),
Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:
baard (L374p Thorn),
baardjes:
baartjes (Q021p Geleen),
baedje (Q202p Eys),
haartjes:
heuekskes (Q027p Doenrade),
heurkes (P219p Jeuk),
schacht:
sjag (Q201p Wijlre),
veertjes:
de verkes (Q162p Tongeren)
|
Hoe heten de onderdelen van de slagpen? (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar tekening 3): baardjes (4) [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17720 |
baarmoeder |
baarmoeder:
baalmoor (L320a Ell),
baar-modder (Q211p Bocholtz),
baarmoader (L297p Belfeld, ...
Q016p Lutterade),
baarmodder (Q203p Gulpen, ...
Q111p Klimmen,
Q117p Nieuwenhagen,
Q121b Spekholzerheide,
Q117a Waubach),
baarmoder (L381p Echt/Gebroek, ...
L381p Echt/Gebroek,
Q021p Geleen,
Q009p Mechelen-aan-de-Maas,
L299p Reuver,
L270p Tegelen,
L374p Thorn,
L374p Thorn),
baarmoeder (L282p Achel, ...
L300p Beesel,
Q071p Diepenbeek,
Q027p Doenrade,
Q198p Eijsden,
K278p Lommel,
Q117a Waubach,
Q001p Zonhoven),
baarmoeijer (L265p Meijel),
baarmooder (L295p Baarlo, ...
L269b Boekend,
L330p Herten (bij Roermond),
L325p Horn,
L332p Maasniel,
Q014p Urmond),
baarmoor (L320a Ell),
baarmoyer (Q193p Gronsveld),
baarmoöder (L267p Maasbree),
baarmōder (L317p Bocholt),
baarmōē.der (K361p Zolder),
baarmôdder (Q113p Heerlen),
boarmoeder (Q086p Eigenbilzen),
de baarmōēder (Q083p Bilzen),
Geen dialectwoord voor.
baarmoeder (L426z Holtum),
baarvader:
baarvoader (Q003p Genk),
binnentoe:
binnetoej (L289p Weert),
boel:
boel (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
buik:
bówk (L417p As),
draagmoeder:
draagmoor (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
draagzak:
draagzak (L332p Maasniel),
gepoets:
gepuuts (Q111p Klimmen),
hennenkot:
Schertsend.
hinnekot (Q003p Genk),
hennenpolder:
Humoristisch.
hinnepolder (L360p Bree),
kippenhok:
Gemeen, maar wordt wel vaak gebruikt.
kippehok (Q032p Schinnen),
lijf:
līēf (Q198p Eijsden),
matrice (fr.):
de matris (L372p Maaseik),
matries (Q200p s-Gravenvoeren),
matris (Q083p Bilzen, ...
K361p Zolder),
metresse (L371p Ophoven),
metries (L414p Houthalen),
metris (Q078p Wellen),
mátris (Q162p Tongeren),
(v.h. frans)
matries (Q096c Neerharen),
i.e. de matrice.
metries (K278p Lommel),
moederschoot:
moddersjoeës (Q121p Kerkrade),
net:
nèt (L265p Meijel),
pruim:
proem (L387p Posterholt),
regels:
regels (L353p Eksel),
vodden:
vodden (L353p Eksel),
vruchtvlies:
vruchtvlies (L265p Meijel)
|
baarmoeder [N 10c (1961)], [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34484 |
baarmoeder van de kip |
aarsdarm:
asdęrǝm (Q072a Rapertingen),
nāsdɛrm (K361p Zolder),
āsdęrm (P051p Lummen),
ęsdęrm (K314p Kwaadmechelen),
baarmoeder:
bǫrmudǝr (Q003a Oud-Waterschei),
eierbalk:
ęi̯ǝrbalk (L159a Middelaar),
eierbed:
eierbed (Q035a Rumpen),
ērbē̜t (Q077p Hoeselt),
ēǝrbęt (Q078p Wellen, ...
Q079a Wintershoven),
ęi̯ǝrbęt (Q078p Wellen),
eierkorf:
ē̜i̯rkørf (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden),
eierkrans:
eierkrans (L269p Blerick),
eierleider:
ęi̯ǝrlęi̯ǝr (L384p Herkenbosch),
eiermoeder:
ɛi̯ǝrmoi̯ǝr (K278p Lommel),
ɛrmōi̯ǝr (K278p Lommel),
eierstek:
nēǝrstęk (P055p Kermt),
ē̜rstęk (P048p Halen),
ęi̯rstęk (P176p Sint-Truiden),
ęi̯ǝrštɛk (Q198b Oost-Maarland, ...
L331p Swalmen),
eierstok:
ai̯ǝrštok (Q121p Kerkrade),
eierstok (L295p Baarlo, ...
L288c Eind,
Q021p Geleen,
L326p Grathem,
L322p Haelen,
L426z Holtum,
L289b Leuken,
L294p Neer,
L420p Rotem,
L318b Tungelroy),
āi̯ǝrstǫk (K318p Berverlo),
ēi̯ǝrštok (Q033p Oirsbeek),
ērstǫk (Q071p Diepenbeek),
ēǝrstok (Q079a Wintershoven),
ē̜i̯ǝrstok (Q197p Noorbeek, ...
L416p Opglabbeek,
L420p Rotem,
Q197a Terlinden),
ē̜i̯ǝrstǫk (L360p Bree, ...
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
ē̜rstǫk (K357p Paal),
ęi̯ǝrstok (Q156p Borgloon, ...
L265p Meijel,
L268p Velden),
ęi̯ǝrstǫk (L372a Aldeneik, ...
L317p Bocholt,
Q176a Ketsingen,
Q096c Neerharen,
L314p Overpelt,
Q098p Schimmert,
Q096d Smeermaas,
Q162p Tongeren),
ęi̯ǝrštok (Q119p Eygelshoven, ...
L322a Nunhem,
L290p Panningen,
Q032a Puth,
L270p Tegelen),
ęi̯ǝrštǫk (Q211p Bocholtz, ...
L426p Buchten,
Q207p Epen,
Q113p Heerlen,
L426z Holtum,
Q111p Klimmen,
L434p Limbricht,
Q204a Mechelen,
Q022p Munstergeleen,
Q197p Noorbeek,
Q020p Sittard,
Q117a Waubach,
Q113a Welten),
eierstrang:
ęi̯ǝrštrāŋk (Q193p Gronsveld),
eierzak:
ē̜i̯ǝrzak (Q178p Val-Meer),
eileider:
eileider (L321p Neeritter, ...
L271p Venlo),
ęi̯lęi̯ǝr (L268p Velden),
einoster:
ęi̯nōstǝr (Q009p Maasmechelen),
krans:
krans (L292p Heythuysen),
legbak:
lęgbak (Q198b Oost-Maarland),
lɛkbak (L420p Rotem),
legbalk:
legbalk (L329p Roermond),
lekbalk (L382p Montfort),
løgbalǝk (L360p Bree),
lęgbalk (L282p Achel),
lęgbalǝk (Q209p Teuven),
lękbalk (L422p Lanklaar, ...
L373p Roosteren),
lęxbalk (L164p Gennep, ...
L211p Leunen,
L163p Ottersum),
legbed:
lē̜xbē̜t (K278p Lommel),
legdarm:
lęgdē̜rǝm (L286p Hamont),
lęgdęrǝm (L316p Kaulille),
lęqdęrm (L368b Waterloos),
lęxdęrǝm (Q093p Rosmeer),
legkrans:
lɛxkrans (L292p Heythuysen),
legstek:
lē̜kstęk (Q002p Hasselt),
legstok:
lekštǫk (L330p Herten),
lękštok (Q097p Ulestraten),
lęqštǫk (Q111q Ransdaal),
lęxstǫk (P107a Rummen),
lɛkštǫk (L332p Maasniel),
legstrang:
lęqstraŋk (L324p Baexem),
legzak:
lęx˲zak (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
lijf:
lif (L265p Meijel, ...
L266p Sevenum),
līf (L383p Melick),
matrice:
mǝtris (P186p Gelinden, ...
P197p Heers),
stok:
štǫk (Q101p Valkenburg)
|
Het geheel der geslachtsorganen van een kip. [N 19, 57]
I-12
|