e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 17121
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
asse as: aesj (Doenrade), as (Eisden, ... ), esj (Klimmen), èsj (Geleen), Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  as (Thorn), Opm. v.d. invuller: weinig gebruikt.  as (Tongeren), asse: asse (As, ... ), esje (Doenrade), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  asse (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  asse (Zolder), nestvulsel: [NB: 184 = 185 = 186 = 187 =188]  nesvulsel (Sint-Pieter) asse? [N 93 (1983)] III-3-2
asstroppen asbanden: a.s˱bãn (Zonhoven), as˱bān (Houthalen), as˱bɛ̄n (Beverst, ... ), asbedbanden: as˱bęt˱bɛnj (Limbricht), asklemmen: asklɛmǝ (Kinrooi), assengebinte: asǝgǝben (Maastricht), banden: bɛnj (Doenrade), draagbanden: drā.x˱bɛ̄n (Godschei), draagbeugels: drāx˱bø̄gǝls (Montfort), hange(r)nelen: aŋǝnēlǝ (Groot Genhout), haŋǝnīǝlǝ (Klimmen), houvasten: hāxfastǝ (Genk), hɛjǝvastǝ (Tessenderlo), ijzers: īzǝrs (As, ... ), klemmen: klɛmǝ (Niel-bij-As), kluppelbanden: klø̜pǝlbɛntj (Weert), labanden: lābɛnj (Neer), pulmbanden: pę.lǝmbɛ̄n (Opglabbeek), sloten: šlø̜̄t (Oirsbeek), stropbanden: štrø̄p˱bɛŋ (Mechelen), stropbeugelen: štrø̜p˱byjǝgǝlǝ (Eygelshoven), stropbeugels: štrǫp˱bø̄gǝls (Tegelen), stroppen: strø̜pǝ (Echt, ... ), stroppenbeugels: štrø̜p˱bø̄gǝls (Tegelen), trekbanden: tręk˱bɛ̄n (Diepenbeek) De metalen beugels die dienen om de metalen karas in het houten asblok vast te houden. Zie ook afb. 195. Er bestaan verschillende uitvoeringen van de asstroppen. Meestal is het een soort beugel met aan beide einden schroefdraad waarop met twee moeren een sluitstuk wordt vastgezet. Soms bestaan de asstroppen echter ook uit twee ijzeren plaatjes, één boven en één onder het asblok, die worden verbonden door twee bouten waarop twee moeren worden gedraaid (Goossens, pag. 18). [N G, 48b; JG, 1a] II-12
aster (aster sinensis) aster: astər (Meeswijk), as’ter (Castenray, ... ), franse zonnetjes: \'zonnekens\' zal wel te maken hebben met de stralende bloemhoofdjes, en \'Franse\' met het feit dat de plant werd ingevoerd. Zij komt oorspr. uit China en Japan: z. L.J. p. 13  fra.nse zónnekes (Zonhoven), sinte-catharinabloempje: \'sinte katerinebleumke heten alleen de heel kleine paarse astertjes\'  sinte katerinebleumke (Lutterade, ... ), zonnetjes: zonneke (Genk), zonnekes (Hasselt), zonnetjes (Zonhoven), zonnëkës (Hoeselt), zùnneke (Hasselt), [Aster sinensis]  zónnëkë (Tongeren) aster [N 92 (1982)] || asterbloem || asters || Franse zonnekens, aster III-2-1
astrakan astrakan: astrakan (Lutterade, ... ), astrǝkan (Lutterade) Gekruld bont van pasgeboren lammeren, naar de stad Astrakan aldus genoemd. Ook wollen stof met lange krullende haren als imitatie van de echte astrakan wordt zo genoemd. [N 59, 201; N 62, 75f; N 62, 78] II-7
astrekker assetrekker: asǝtrękǝr (Tegelen), krebber: krɛbǝr (Tegelen), rakelijzer: rǭkǝlī̄zǝr (Ottersum), trekijzer: tręk˱ī̄zǝr (Ottersum) Werktuig waarmee men het overschot van de takkenbossen of van de kolen uit de oven haalt. [N 49, 66a] II-8
aswiel asrad: asrad (Beesel, ... ), asrāt (Horn, ... ), aswiel: aswi ̞l (Molenbeersel, ... ), aswiel (Keent, ... ), aswil (Meijel, ... ), bovenrad: bǭvǝrāt (Herten), bovenwiel: buǝvǝwil (Weert), bōvǝwil (Horst), groot kamrad: groǝt kāmrāt (Meterik), groot kamwiel: groot kamwiel (Meterik), groot rad: groot rad (Arcen, ... ), grōǝt rāt (Ospel), grū ̞ǝt rāt (Dilsen, ... ), grū ̞ǫt rāt (Beek), groot wiel: groot wiel (Eksel, ... ), kamrad: ka.mprāt (Tungelroy), kamprāt (Beegden, ... ), kamrad (Beegden, ... ), kāmprāt (Ell, ... ), kāmprǭǝt (Hamont), kamwiel: kampwil (Voerendaal), kamwiel (Helden, ... ), kamwil (Baexem, ... ), kroonrad: kroonrad (Heijen, ... ), kruǝnrāt (Beringe), krōnrat (Leunen), krū ̞onrāt (Gronsveld, ... ), krū ̞ǝnrāt (Maasmechelen, ... ), krǭnrāt (Thorn), kroonwiel: kroonwiel (Merselo, ... ), molenrad: molenrad (Hamont), mølǝrāt (Einighausen), molenwiel: molenwiel (Hamont), rad: rāt (Elen) Het grote kamwiel aan de molenas van de windmolen dat tot taak heeft de draaiende beweging van de as over te brengen op het spijlenrad. Zie ook afb. 49 en 64.2. Het is een wiel waarvan de tanden haaks of met een hoek van 45o op het vlak van het rad staan. Wanneer de molen niet voorzien is van een apart aswiel voor de reminrichting is rond het aswiel de zgn. vang bevestigd. Zie ook het lemma ɛgroot kamradɛ. Het betreft daar materiaal met betrekking tot het vergelijkbare kamwiel in watermolens.' [N O, 11a; A 42A, 8; Sche 38; monogr.] II-3
aswiel zonder vang achtergang: axtǝrgaŋk (Neeritter, ... ), achterrad: axtǝrrāt (Maxet), achterste rad: ęxelstǝ rāt (Maxet), achterwiel: achterwiel (Lummen, ... ), axtǝrwil (Weert), voorrad: vø̄rrāt (Weert), voorwiel: vø̜jǝrwil (Tessenderlo) Het kleinste aswiel in standerdmolens die voorzien zijn van twee aswielen; het wiel waar geen rem om bevestigd is. Het aswiel zonder vang heeft tot taak de horizontaal draaiende beweging van de molenas als een verticale door te geven aan het spijlenrad. Zie ook het lemma ɛaswielɛ.' [N O, 11c] II-3
aswoensdag asdag: aschdag (Brustem), mittwoch heisst sonst guu.sdech  eͅ.išdâ.ch (Eupen), asgoensdag: aaschgoensdag (Sint-Lambrechts-Herk), aasgoansdoag (Diepenbeek), aasgoendag (Koninksem), aasgoensdaech (Neerrepen), aasgoensdoach (Vliermaalroot), aasgoensdoag (Diepenbeek), aasgoensdog (Vliermaalroot), aāsgoênsdog (Borgloon), achgoensdig (Neeroeteren), aesjgonstig (Gulpen), aosgoensdaog (Wellen), as chōnzdech (Boorsem), as-goenestag (Mielen-boven-Aalst), Asch Goensdaag (Heijen), asch goenstag (Sint-Truiden, ... ), aschchunsstach (Velm), aschgensdag (Oostham), aschgeuusdaag (Hasselt), aschgoenesdag (Kerkom), aschgoensdag (Helchteren, ... ), Aschgoensdag (Leunen, ... ), aschgoensdag (Peer), aschgoensdig (Beverst, ... ), aschgoenstag (Beverlo, ... ), aschgoenzig (Helchteren, ... ), aschgoeynstag (Halen), Aschgoonsdaag (Grubbenvorst, ... ), aschgoonsdaag (Stevensweert, ... ), Aschgoonsdag (Neeritter, ... ), aschgoonsdig (As), Aschgoonsdig (Beegden), aschgoonsdig (Bree), Aschgoonsdig (Dieteren, ... ), aschgoonsdig (Elen, ... ), Aschgoonsdig (Hunsel), aschgoonsdig (Meeuwen, ... ), Aschgoonsdig (Neeritter), aschgoonsdig (Niel-bij-As, ... ), aschgōnsdəg (Lanaken), aschgunsdeg (Mopertingen), aschgunsdig (Eigenbilzen), aschgənsdag (Tessenderlo), asg"nstāg (Hasselt), asgo.nsdich (Bree), asgo:nsda:ch (Maastricht), asgo:nsdeg (Neerglabbeek), asgoansdaag (Genooi/Ohé, ... ), asgoeanestag (Aalst-bij-St.-Truiden), asgoeinstag (Halen), asgoendaog (Genoelselderen), asgoendog (Piringen), asgoennestag (Sint-Truiden), Asgoensdag (Blitterswijck), asgoensdag (Houthalen, ... ), asgoensdaäch (Stevoort), asgoensdeg (Riemst), asgoensdig (Bilzen, ... ), asgoensdog (Borgloon, ... ), asgoenseg (Zichen-Zussen-Bolder), asgoensstach (Sint-Truiden), asgoenstag (Loksbergen, ... ), asgoensəg (Hoeselt), asgoenzĕg (Hoeselt), asgoenzig (Eksel, ... ), asgoinstàg (Loksbergen), asgonsdag (Schulen), Asgonsdig (Beesel), asgonsdig (Beesel, ... ), asgonstōch (Herk-de-Stad), asgonzdag (Horst), asgonzdig (Meterik), asgonzig (Sevenum), asgoonsdaach (Kermt), asgoonsdaag (Baarlo, ... ), asgoonsdag (Maastricht), asgoonsdeg (Vroenhoven, ... ), asgoonsdich (Maaseik, ... ), asgoonsdieg (Maaseik), asgoonsdig (Bocholt, ... ), Asgoonsdig (Borgharen), asgoonsdig (Bree, ... ), asgoonsdug (Ospel), asgoonsdîg (Opoeteren), asgoŏnsdāāg (Hasselt), asgoønsdaag (Kuringen), asgoənsdag (Oostham), asgōndəch (Rekem), asgōnsdich (Opitter), asgōnsdig (Bree, ... ), asgōnsdĭg (Maaseik), asgōnsdəch (Lanaken), asgōnsdəg (Lanaken), asgōnzdech (Opglabbeek), asgōnzig (Bree), asgunsdach (Halen), asgunsdag (Herk-de-Stad), asgunsdāg (Koersel), asgunsdeg (Eigenbilzen, ... ), asgunsdəg (Bilzen), asgunstach (Beringen), asgunstag (Lummen), asgunzeg (Overpelt), asgūnsdəg (Martenslinde), asgónsdig (Baarlo), asgôensdag (Kuringen), asgönzda:ch (Hasselt), asgünsdaag (Hasselt), asgünsdig (Rosmeer), asjgoonsdig (Grevenbicht/Papenhoven), asx`nətach (Tessenderlo), asxo.sdəch (Maaseik), asxonzda͂ch (Zonhoven), asxō:nzdəch (Opgrimbie), asxōndəch (Opgrimbie), asxōnsdech (Molenbeersel), asxoͅnzdoch (Zonhoven), asxunstach (Beringen), asxunstich (Martenslinde), asxunzdich (Martenslinde), asxunəstach (Aalst-bij-St.-Truiden), asxönzda:ch (Hasselt), āsgoensdāg (Wellen), āsgonsda͂ch (Diepenbeek), āsgŏnsdöch (Diepenbeek), āsgunsdōg (Kortessem), ḁsgūnzech (Sint-Huibrechts-Lille), ḁsxuinəstach (Sint-Truiden), eschgoonsdich (Meerssen), eschgoonsdig (Sint-Odiliënberg), eschjgoonsdig (Bunde), esjgaonstig (Terlinden), esjgoonsdich (Klimmen, ... ), esjgoonsdig (Guttecoven, ... ), etsgoonsdich (Eisden), àsgoonsdəg (Maastricht), èsj goonsdig (Schinnen), èsjgōōnstig (Nieuwenhagen), (kort uitgesproken Ø klank)  Aschgoensdag (Sevenum), (o; bijna oo).  aschgonsdaag (Venlo), [sic]  Aschoonsdag (Heel), de a heel achter in de keel uitspreken  asgoensdag (Kortessem), dialectvormuit nagelbeek  esjgoonsdig (Schinnen), Opm. kort uitgesproken Ø-klank.  aschgoonsdag (Sevenum), ouder  asgoonsdaag (Tienray), assegoendag: asəgōndəch (Rekem), assegoensdag: (tm)šəgustəch (Montzen), aišəjustəch (Welkenraedt), aschegoĕnestag (Sint-Truiden), asschegoensdag (Lommel), asschegōēnsdig (Blerick), assegoensdāāg (Arcen), asəgōnsdech (Rekem), eischegoestig (Lontzen), ejschejōstech (Welkenraedt), ɛ̄jsjəgostəch (Montzen), ?  assegoonsdig (Montfort), asselegoensdag: Asjelegoonstig (Brunssum), Aslegoensdag (Venray), Aslegonsdag (Panningen), aslegoonsdaag (Maasbracht), assele goonsdaag (Belfeld), assele gònsdāāg (Velden), assele-goonsdag (Maastricht), Asselegoensdaag (Lottum), asselegoensdag (Blitterswijck), Asselegoensdag (Meerlo), asselegoensdag (Oirlo), Asselegoensdag (Wellerlooi), asselegondsdig (Baarlo), asselegonsdig (Kessel), asselegonzdig (Helden/Everlo), asselegoonsdag (Maastricht), asselegoonsdig (Asenray/Maalbroek), Asselegoonsdig (Horn), assjelegoonsdig (Geleen), assələgūnsdəg (Maastricht), Astelegoonsdig (Buggenum), Eisjele-gósteg (Epen), eschele goonstig (Schaesberg), Eschelegoansdig (Heerlen), Eschelegoonsdaag (Broeksittard), Eschelegoonsdig (Amby), eschelegoonsdig (Bunde, ... ), Eschelegounstig (Bingelrade), esjele goonsdich (Neerbeek), Esjele Gounsdig (Schinnen), Esjelegooensdaag (Susteren), Esjelegoonsdig (Buchten), esjelegoonsdig (Eys, ... ), esjelegoonsjtig (Munstergeleen), esjelegŏastig (Mechelen), Esjellegonsdig (Gulpen), Esjellegoonsdag (Schimmert), Esjjelegoonsdig (Obbicht), Esjlegoonsdig (Simpelveld), esjèlègoonsdig (Schinnen), esschele gönstig (Vijlen), Esschelegoensdig (Einighausen), esschelegonnstig (Sittard), essjelegoonsdig (Klimmen), Essjelegoonsdig (Meerssen), essjelegoonsdig (Puth), essjelegoonstig (Waubach), essjelegounstig (Doenrade), Estelegoonsdaag (Echt/Gebroek), ĕshelegónstech (Banholt), ĕsjelegoonsdig (Klimmen, ... ), ĕsjelegoonstig (Berg-en-Terblijt), ĕsjelegoonstigj (Heek), ĕsschelegoonsdeg (Heer), âsselegoonsteg (Mheer), äschelegoonsdig (Lutterade), äschelegostig (Epen), äsjelegonstig (Eys), äsjelegoonstig (Schinveld), äsjelegounsdig (Sittard), èchelegostig (Sint-Martens-Voeren), èschjele goonsdeg (Schimmert), èschschelegoonstig (Oirsbeek), ésjele joostig (Rimburg), ɛsjələ-go:nsdich (Amby), ouderen  asseləgoonsdaag (Maastricht), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  asjelegoonsdich (Grevenbicht/Papenhoven), ps. niet omgespeld.  äsjelegounsdig (Guttecoven), woord bijna niet te lezen  aaslegoendag (Swolgen), asselergoensdag: asselergoonsdag (Maastricht), asselwoensdag: ?  aesjelwoonsdig (Posterholt), assergoensdag: aesjergoonsdeg (Bocholtz), eischergoustig (Eupen), assermittwoch (<du.): ašərmetwoch (Eynatten), èsjermitwoch (Kerkrade), assewoensdag: assewoensdag (Gennep), Assewoensdag (Griendtsveen), assəwōnsdəg (Lanaken), ?  assewoensdich (Neerpelt), aswoensdag: a(ə)swu:nəsdoch (Hoepertingen), aaschwoensdoâg (Sint-Lambrechts-Herk), aaswoeenesdaoeg (Zepperen, ... ), aaswoenesdaag (Hoepertingen), aaswoensdāg (Zepperen), aaswoensdoag (Ulbeek), aaswoenzdoach (Vliermaalroot), aaswoenzig (Neerpelt), aschwensdag (Heppen), aschwoensdaag (Hechtel), aschwoensdag (Afferden, ... ), aschwoensdeg (Hoeselt), aschwoensdig (Bilzen), aschwoensdoag (Heks), aschwoensd’g (s-Herenelderen), aschwoenzig (Hamont), asgounesdag (Vorsen), aswoensdaag (Tegelen, ... ), aswoensdag (Heers, ... ), aswoensdeg (Genk), aswoensdig (Kessel, ... ), aswoensdoag (Mal), aswoensdog (Tongeren), aswoensdəg (Beverst), aswoensəg (Hoeselt), aswoenzig (Achel, ... ), aswoenzəg (Hoeselt), aswoonsdig (Linne, ... ), aswunsdaag (Baarlo), aswunsdəch (Genoelselderen), aswunzech (Hamont, ... ), aswunzex (Meijel), esjwoonsdig (Lutterade), áswoensdig (Opglabbeek), ɛi:swi:nsdoch (Voort), blijft hetzelfde  aswoensdag (Kozen), groote menschen  aswunsdəg (Hoeselt), klank= och!  a:swoenesdoch (Heers), korte oe  aswoennesdag (Jeuk), kruisjesdag: kinderen  krəuskəsdôg (Hoeselt), vergulde goensdag: vərgyləgunzech (Neerpelt) Aschwoensdag [SGV (1914)] || Aswoensdag, de eerste dag van de grote vasten [ésjermitwoch, aesjergoonsdiech, esjelegoonsdich]. [N 96C (1989)] || Aswoensdag. [ZND 01 (1922)], [ZND 19A (1936)] || de naam voor de maandag vóór aswoensdag [N 112 (2006)] III-3-2, III-3-3
aszeef assenzeef: assenzeef (Lommel), assezeef (Roosteren), assezēēf (Swalmen), assəzēf (Lanklaar), asəsiəf (Maaseik), asəzēf (Kinrooi, ... ), asəzeͅf (Maaseik), asəzi(ə)f (Bocholt), asəzīəf (Bree), asəzi̯eͅf (Hoeselt), āsə⁄zi̯ēf (Boekt/Heikant), asse  asəzif (Gelieren/Bret), assen  asəzīəf (Opglabbeek), assenzeef  assəzef (Genk), asse~  āsəzēəf (Diepenbeek), voor as van kachel  asəzif (Bree), assenzift: assezift (Milsbeek, ... ), asəzeft (Spalbeek), asəzeͅft (Niel-bij-St.-Truiden), asəzift (Paal), a͂səzeft (Kermt), âssezift (Castenray, ... ), assenzij: asəzɛ̄ (Hasselt), aszeef: asseef (Roosteren), kluitenzeef: kluteziëf (Gronsveld), kolenzeef: kaolezeef (Herten (bij Roermond), ... ), koalezeef (Heerlen), koeleziee‧f (Weert), koelezief (Gronsveld), kolenzeef (Eksel, ... ), kolezeef (Leuken), koolezeef (Rothem), kōləzēf (Kaulille, ... ), kuləzīəf (Bocholt), ku̯øləzēͅf (Rosmeer), kòllezeef (Tegelen), kø&#x0304ələzef (Hasselt), kolenzeef  koale zeef (Spekholzerheide), kóle zeef (Nuth/Aalbeek), letterlijk overgenomen  kao.lezee.f (Maasniel), om kolen te zeven  koeëlezieëf (Eijsden), kōālezeef (Heerlen), voor steenkool  kuləzif (Bree), kolenzift: koale-zif (Bleijerheide), koolzeef: ko͂ͅəlzēͅi̯f (Wintershoven), ku(ə)lzɛi̯f (Wellen), v.  køͅlzeͅf (Hasselt), koolzift: ku(ə)lzeͅft (Wellen), ouddingkorf: au̯diŋkørf (Mechelen-aan-de-Maas), ouddingszeef: au̯deͅŋks˃zēͅf (Stokkem), ringelskorf: reŋəlskøͅrf (Bleijerheide, ... ), met 2 handvaten  ringelskörf (Heerlen), schramouillezift: om sintels te zeven ouder dan kieke~  skramuləzeͅft (Halen), zeef: om de asse te zeven  zēəf (Wellen), zift: om de asse te zeven  zef (Wellen) assenzeef || aszeef || kolenzeef || zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)], [N 20 (zj)] III-2-1
atelier atelier (fr.): atelier (Eigenbilzen, ... ), ateljee (Bree, ... ), attelier (Maastricht), atteljee (Maastricht), attəlijee (Maastricht), atəljee (Roermond), àtteliee (As), àttəljee (Heerlen, ... ), àttəljēē (Nieuwenhagen), átəljee (Opglabbeek, ... ), ətəljee (Hulsberg), boerenschuur: boeren-scheūr (Blerick), fabriek: fabriek (Venlo), febriek (Reuver, ... ), febrik (Maastricht), schoesterij: (v. schoenmaker).  šu.stər‧eͅi̯ (Eys), schrijnerij: (v. timmerman v.  šri.nər‧eͅi̯ (Eys), schuur: sjuur (Maastricht), smidse: (bij een smid).  sjmidse (Melick), werkhuis: werkes (Gulpen), werkhaas (Jeuk), werkhoes (Sevenum), werkhóus (As), werrekhoees (Weert), wirkes (Doenrade, ... ), wirkhoes (Ittervoort, ... ), wirkkus (Vlodrop), wirkus (Brunssum), wirkès (Guttecoven), wirkés (Stein), wirkəs (Grevenbicht/Papenhoven), wirrəkəs (Epen), wërkes (Gronsveld), ⁄t wirkes (Klimmen), werkplaats: waĕrkplāāts (Beesel), werekplaats (Itteren), werk-plats (Sevenum), werkplaats (As, ... ), werkplaatsj (Mheer), werkplats (Oirlo, ... ), werkpláts (Venray), werrekplaats (Amby, ... ), werəkplaats (Reuver), wērkpláts (Tienray), wĕrkplaats (Schimmert, ... ), wirkplaats (Born, ... ), wirkplaatsch (Gulpen, ... ), wirkplaatsj (Nieuwstadt, ... ), wirkplāātsj (Nieuwenhagen), wirkplààts (Susteren, ... ), wīrkplààtsj (Heerlen), wèrkplaats (Maasbree, ... ), wèrrek plats (Meerlo), wèrrekplaots (Maastricht, ... ), wèrrikplaats (Geulle), wèrrəkplaots (Maastricht, ... ), wèèrkplèts (Gennep), wèərkplaats (Kelpen), wérkplaats (Schinnen), wérkplats (Meijel), wérkplááts (Venlo), wérrəkplaots (Maastricht), wérrəkplats (Meijel), wéérəkplaots (Maastricht), wêrkplaats (Swalmen), wërkplaots (Gronsveld), (algemeen v.  we.rəkpl‧ātš (Eys), (plaats waar: v.  we.rəkpl‧ātš (Eys), Bijv. sjmids, tummerwinkel, bekkerie, etc.  wêrkplaats (Herten (bij Roermond)), Bijv. tumm\\riej, sjmeej\\rie, enz.).  wirkplaats (Kapel-in-t-Zand), werkplek: werkplak (Jeuk), wer⁄kplak (Eksel), werkstatt (du.): Van Dale (DN): Werkstatt, 1. werkplaats, garage; - 2. atelier (v.e. kunstenaar).  werksjtat (Kerkrade), wèrksjtàt (Heerlen), winkel: (van een aannemer).  winkel (Maastricht) de ruimte, ingericht om er te werken met gereedschappen en/of machines [atelier, werkplaats] [N 89 (1982)] || inrichting voor de uitoefening van een bepaalde tak van industrie, handel, enz. [bedrijf, zaak, gedoente, doen, gedoe, gedoendel] [N 89 (1982)] III-3-1