e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 17121
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
asfaltpapier asfalt: asfalt (Bilzen, ... ), asfaltlaag: asfaltjlǭx (Montfort), asfaltlǭx (Klimmen), asfaltlǭǝx (Heerlen), asfaltpapier: asfaltpapier (Bleijerheide, ... ), asfaltpapīr (Sint-Truiden), asfaltpǝpīr (Herten, ... ), dakleer: dakleer (Bleijerheide), dáklē̜r (Castenray, ... ), dāklē̜r (Weert), isolatielaag: izǫlāsilǭx (Lozen), isoleervilt: izǫlē̜rveltjs (Lozen), isolerung: isolēruŋ (Bleijerheide), lodorite: rōdǝlit (Ottersum), pappendek: papǝdɛk (Klimmen), papǝnde ̞k (Helden, ... ), papǝndek (Genk), papǝndęk (Panningen, ... ), papǝndɛk (Meeuwen), pāpǝndęk (Uikhoven), pappendekkel: papǝdękǝl (Klimmen), papǝdɛkǝl (Kerkrade), papǝndɛkǝl (Susteren), roofing: rōfeŋ (Meeuwen), rubberoid: rubberoid (Haler), røbǝrit (Ulestraten), røbǝrlø̜jt (Ottersum), rē̜bǝrit (Noorbeek, ... ), tarkarton: tā.rkǝrtǫŋ (Hasselt), tarpapier: tārpapīr (Berverlo, ... ), tārpápīr (Tessenderlo), tārpǝpīr (Berverlo, ... ), teerpapier: tɛrpapijǝr (Lommel), vochtlaag: vǫxlǭǝx (Heerlen), vochtwering: vochtwering (Tungelroy), vǫxwē̜reŋ (Heerlen), vorstwerende laag: vǫrswē̜rǝndǝ lāx (Venlo) Poreus bordpapier, gedrenkt in asfalt of zware teeroliën. Asfaltpapier wordt gebruikt als isolatiemateriaal tegen vocht maar ook als dakbedekking. 'Lodorite' is een asfaltbitumen juteweefsel dat als afdichtingsmateriaal in stroken wordt verwerkt. [N 31, 36b; N 64, 155b; monogr.] II-9
asfaltspijker asfaltnagel: asfaltnāgǝl (Geulle, ... ), asfaltnāl (Bleijerheide), mastieknagel: mastiknāgǝl (Posterholt), papstift: papšteft (Bleijerheide), plaatnagel: plātnāgǝl (Mechelen), plafondnagel: plafǫŋnīǝgǝl (Wellen), pleisternagel: plē.stǝrnā.gǝl (Sittard) Korte spijker met een grote platte kop die onder meer wordt gebruikt om bitumineuze dakbedekkingen zoals asfaltpapier, vast te zetten. Zie ook afb. 147 en het lemma ɛasfaltpapierɛ in wld II.9, pag. 179.' [N 54, 17; N 64, 104a; monogr.] II-12
asgat aarde: ę̄rt (Tenessen), asgat: as˲gā.t (Maaseik, ... ), āsgāt (Baarlo), aslok: aslō.k (Maastricht), asoven: asoǝvǝ (Wellen), assegat: asǝgāt (Echt, ... ), assenbak: asǝbak (Peij), assengat: asǝgat (Ottersum), asǝgāt (Laak, ... ), assenlok: ɛjšǝlǫk (Montzen), ɛsǝlōk (Banholt), gat: gā.t (As), gō.t (Kanne), kot: kut (Lauw), kū.t (Kanne, ... ), lok: lō.k (Lanaken), lǭk (Nuth), molenbalkgat: mø̄lǝbalǝkgā.t (Maastricht), molengat: mīǝ.lǝgā.t (Opoeteren), vuurkuil: vȳrkyl (Ottersum) De ruimte beneden in de stookplaats waar de as invalt. [N 57, 8e] || Gat in de muur waarlangs de molenas het molengebouw binnengevoerd wordt. [Jan 81; Coe 74] || Het gat aan de voet van de stookplaats waar de as in valt. [N 49, 73b; monogr.] || Het gat dat toegang geeft tot de ruimte onder het rooster van de stookplaats in een vlamoven. [monogr.] II-2, II-3, II-8
askop askop: askǫp (Gennep, ... ), assekop: asǝkop (Meijel), asǝkǫp (Einighausen, ... ), ǭsǝkop (Beringe), assenkop: asǝnkǫp (Susteren), kop: kǫp (Horn), kop van de as: kop van de as (Arcen, ... ) De kop van de as waaraan de roeden bevestigd zijn. Zie ook afb. 45 en 28. In l 265 werd, wanneer de molenas van hout was vervaardigd, de kop in de as ingelaten. De askop was met ijzeren banden verstevigd. In l 265c was de as niet van hout, maar van ijzer. De roeden zaten met houten spieën in de assekop geklemd. [N O, 10b; N O, 10a; A 42A, 7; A 42A, 6] II-3
askruisje askruisje: aesjkruutske (Gulpen, ... ), as-kruiske (Maastricht), asjkruuske (Grevenbicht/Papenhoven), askr"sjkə (Meijel), askreiske (Peer), askruiske (Maastricht, ... ), askrutske (Meijel), askruuske (Ell, ... ), askruutske (Baarlo, ... ), askrùske (Hoeselt), askrüske (Baarlo), esjkrutske (Geleen, ... ), esjkruutske (Nuth/Aalbeek, ... ), esjkrütske (Klimmen, ... ), àskruiskə (Maastricht), èchkrutske (Sint-Martens-Voeren), èschkruutske (Schimmert), èsjkruutske (Schinnen), assekruis: assekrees (Eigenbilzen), assekruuts (Kessel), èsjekruuts (Nieuwenhagen), assekruisje: aassekrüske (Neerpelt), aessekrutsje (Bocholtz), an assekreuske (Heers), assekreiske (Eigenbilzen), assekreuske (Diepenbeek, ... ), assekri-jske (Bree), assekrieske (Opglabbeek, ... ), assekrueske (Stokkem), assekruiske (Eksel, ... ), assekruitske (Venlo), assekruuske (Bocholt, ... ), assekruutske (Baarlo, ... ), assekröske (Houthalen), assekrùske (Hoeselt), assekrüske (Sevenum), assekrəske (Jeuk), assenkrüske (Achel), assëkrajskë (Tongeren), esjekrutske (Schinnen), esjekruuske (Eys, ... ), esjekrūūske (Terlinden), esjekrütske (Nieuwenhagen), àssəkrəskə (Loksbergen), ássekrĭĕske (Opglabbeek), èsjekrütsje (Kerkrade), ɛ̄jsjəkrYtskə (Montzen), asselekruisje: eisjele-kruutske (Epen), esjelekruuske (Valkenburg), essjelekrütske (Klimmen) Het Askruisje [assekrüske, esjekruuts]. [N 96C (1989)] III-3-3
aslade asselade: asəlōͅi̯ (Genk), ásəloi̯ (Sint-Truiden), âsselaaj (Castenray, ... ), assenbak: âssenbák (Castenray, ... ), asseschot: mv. Æß\\ß‹s\\r  ɛ̄šəšōͅs (Bleijerheide, ... ), kachellade: káchellaaj (Castenray, ... ), schot: schoot (Rothem), troffel: tröffel (Gronsveld), vuurschot: vy(3)̄ršōͅs (Bleijerheide, ... ) asla || aslade || de aslade in het fornuis/de kachel/haard III-2-1
aslijf as: as (Tessenderlo, ... ), middenas: medǝ-as (Lummen) Het zware middengedeelte van de as. Zie ook afb. 45 en 46. [N O, 10q] II-3
asperge asperge: aspe:rjes (Roermond), asper(re)jes (Maastricht), asperge (Maastricht, ... ), asperjes (Dilsen), aspersje (Tungelroy), asperzje (Maastricht), asperzjës (Hoeselt), aspeͅrzi* (Hamont), aspeͅržə (Meeswijk), aspérzjes (Hasselt), aspêrsj (Tongeren), aspɛrdjǝ (Gutschoven), aspɛrdžǝ (Nieuwerkerken), aspɛrgi (Beringen), aspɛrgǝ (Herk-de-Stad, ... ), aspɛri (Sint Pieter), aspɛrjǝ (Baexem, ... ), aspɛrx (Echt, ... ), aspɛrzəs* (Lommel), aspɛržə* (Meeuwen), aspɛršǝ (Berverlo, ... ), aspɛržǝ (Bevingen, ... ), aspɛrǝ (Lummen), aspɛrǝjǝ (Maastricht), ašpɛržǝ (Mechelen, ... ), àspèrzjə (Meijel, ... ), àspèrzjəs (Lanaken), ęspɛržǝ (Haelen, ... ), ǝspɛršǝ (Weert), ǝspɛržǝ (Neerharen, ... ), ǝspɛrǝ (Hasselt, ... ), ǝspɛ̄žǝ (Lommel), Fra. asperge, < Lat. asparagus  aspérzje (Zonhoven), aspergel: aspɛrgǝl (Heerlen), Hgd. Spargel. Gr. aspharagos  aspergel (Heerlen), asperre: aspérre (Zonhoven), aspérres (Hasselt), spargel: sjpargel (Bleijerheide, ... ), sperge: sparjǝ (Ottersum), spɛrgǝ (Sevenum), spɛrii̯ǝ (Boekend, ... ), spɛriǝ (Blerick, ... ), spɛrjǝ (Helden, ... ), spɛrwǝ (Montfort), spɛržǝ (Haelen, ... ), špɛrii̯ǝ (Baarlo), špɛriǝ (Tegelen), špɛrjǝ (Horn, ... ), špɛržǝ (Maasniel), spergel: špargǝl (Hoensbroek, ... ), šparjǝl (Bleijerheide, ... ), špɛrgǝl (Gulpen, ... ), sperje: sperijes (Boekend, ... ), sperjes (Castenray, ... ), sperjus (Venlo) Asparagus officinalis L. Een tot 2 meter hoge plant met naaldvormige takjes en rode bessen, die op zandgronden groeit en om de jonge, ondergrondse spruiten als groente wordt geteeld in aspergebedden. [N Q, 7; monogr.] || asperge || asperges || Hoe noemt u: asperge (asparagus officinalin - fam. asparagineae) (spèrzie) [N 71 (1975)] I-5, I-7
asperges me asperges: asperges (Baarlo, ... ), Asperges (Lutterade), asperges (Neerpelt, ... ), Asperges (Zonhoven), Asperges zēngen (Neerbeek), asperges zingen (Achel), asperjes (Maastricht), asperrezjus (Maastricht), aspersjes (Venlo), asperzjes (Ell, ... ), aspērge (Maastricht), aspèrgəs (Loksbergen), aspərsjøͅs (Posterholt), d`n asperzjes (Klimmen), de aspergəs (Hoeselt), den asperges (Eigenbilzen, ... ), den àspérzjes (Sint-Truiden), dn asperges (Heugem), asperges me: asperge me (Thorn), asperges me (Baarlo, ... ), Asperges me (Jeuk), asperges me (Klimmen, ... ), Asperges Me (Schinnen), asperges me (Sevenum), Asperges me (Sint-Martens-Voeren), asperges me (Swalmen, ... ), asperges mee (Montfort, ... ), aspergus-mé (Epen), asperzjes me (Heel), Aspesges me (Nuth/Aalbeek), de asperges mee (Eigenbilzen), dr asperges me (Gulpen, ... ), dər aspɛrgɛs mē (Montzen), esperges me (Horn), begin van de mis: begin van de mès (Schimmert), vidi aquam: d`n Vidi Aquam (Klimmen), dr vidi aquam (Gulpen), dər vidi akwam (Montzen), vidi akwam (Montfort), vidi aquam (Eksel, ... ), Vidi Aquam (Jeuk), vidi aquam (Maastricht, ... ), vidiejaakwam (Ell), vidijakwam (Maastricht), zegenliedje: zaegeleedsje (Valkenburg) Het gezang dat voorafgaand aan de hoogmis gezongen wordt onder de besprenkeling met wijwater: "Asperges me...."of "Vidi aquam...."(in de Paastijd). [N 96B (1989)] III-3-3
asplaats assenlok: ɛšǝlǭk (Noorbeek) Onder de rooster in de oven waarop de kolen of het hout liggen, is een ruimte waarin de as of het houtskool wordt opgeslagen. [N 29, 105e] II-1