e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 17121
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afmaken afmaken: afmākǝ (Milsbeek, ... ), āfmākǝn (Dilsen), ǭfmǭkǝ (Bilzen), afwerken: afwę̄rǝkǝ (Meijel), āfwerkǝ (Bleijerheide), āfwęrkǝ (Maasbree), vaardig maken: vɛǝdix māxǝ (Bleijerheide) Het afwerken van de schoen; de laatste handelingen voor het uitleesten; het in model brengen en gladmaken van de kanten en de zool; het uitpoetsen, in het zwart zetten, met was inbranden en ophalen van de schoen. [N 60, 131a] II-10
afpakker afpakker: āfpakǝr (Nunhem), afraper: áfrā.pǝr (Sint-Truiden), aftrekker: āftrę ̞kǝr (Spekholzerheide), afzetter: afzetter (Maaseik, ... ), karrenlader: karǝlǭjǝr (Milsbeek), steenafnemer: stijǝnafnēmǝr (Sint-Truiden) Arbeider die de volle vormen of de gesneden stenen op de kar zet waarmee deze naar de droogplaats worden gereden. In Q 121b werd dit werk deropschuiven (d\ropēȳv\) genoemd. [monogr.] II-8
afpalen aftekenen: aftijǝkǝnǝ (Tessenderlo), modelleren: modɛlērǝ (Sevenum) Met behulp van een paalmes de grove, holle en bolle vormen aan de buitenkant van de verbijlde klomp aanbrengen. Zie ook het volgende lemma. [N 97, 60] II-12
afpalen van een turfveld afpalen: afpø̜̄lǝ (Venray), afpǭlǝ (Sevenum) Een verpacht perceel wordt met paaltjes afgepaald. [II, add.] II-4
afpassen met de voet, aftreden afdraaien: aafdraije (Melick), afgaan: aafgaon (Neer), afmeten: aofmeetə (Maastricht), aofmete (Maastricht), áfmète (Blitterswijck, ... ), afpassen: aafpassen (Lutterade), aafpassə (Hulsberg), aofpassə (Maastricht), aofpàssə (Maastricht), āāfpássə (Nieuwenhagen), əofpəsse (Maastricht), (dit is een variant van áftraeje).  áfpâsse (Castenray, ... ), afschieten: oafschieën (Eigenbilzen), afstappen: aafstappen (Ophoven), aftrappen: aftrappe (Oirlo), ààftràppə (Susteren), (= bij kinderspel om wie het eerste aan de beurt was: eind van elkaar staan, beurtelings de ene voet pal voor de andere zetten. Afstand steeds kleiner. Wie het gat dichtmaakt wint. Hele en halve voeten, ook de punten van schoenen of klompen).  aftrappe (Tienray), aftreden: a.ftrɛ.jə (Meeuwen), aa.ftrééjə (Grathem, ... ), aaf traeje (Swalmen), aaf trei⁄en (Born), aaf trèa (Gulpen, ... ), aaf-trāēje (Sevenum), aaf-trēēje (Schimmert), aaftrae (Klimmen, ... ), aaftraeje (Blerick, ... ), aaftraeë (Sittard), aaftraije (Ell, ... ), aaftreane (Simpelveld), aaftreden (Schinnen), aaftreen (Eksel), aaftreenne (Vijlen), aaftrei (Brunssum), aaftreij (Vlodrop), aaftreije (Amby, ... ), aaftreijə (Venlo), aaftreië(n) (Velden), aaftreje (Maastricht, ... ), aaftreë (Ten-Esschen/Weustenrade), aaftreëne (Kerkrade, ... ), aaftreə (Oirsbeek), aaftrēējə (Guttecoven), aaftrĕë (Merkelbeek), aaftrè͂je (As), aaftrieë (Houthalen), aaftràèje (Sevenum), aaftrèje (Bree, ... ), aaftrèjen (Heythuysen), aaftrèjə (Montfort), aaftrèè (Doenrade), aaftrèèje (Mheer, ... ), aaftrèèjje (Geulle), aaftréje (Nieuwstadt, ... ), aaftréjə (Kapel-in-t-Zand), aaftréé (Doenrade, ... ), aaftrééje (Horst, ... ), aaftrééjə (Beesel, ... ), aaftrééjən (Urmond), aaftrêa (Hoensbroek), aaftrêje (Stein), aahftraeje (Herten (bij Roermond)), aftraenne (Eys), aftre-je (Venray), aftreden (Meeswijk, ... ), aftreeje (Jeuk), aftreie (Maastricht), aftreiën (Meerlo), aftreje (Oirlo), aftrēə (Beringen, ... ), aftrēən (Beverlo, ... ), aftrē̝ə (Halen, ... ), aftrēͅ.n (Paal), aftrēͅən (Heppen, ... ), aftrē̝ͅə (Tessenderlo), aftriə (Linkhout), aftrè (Schimmert), aftrèje (Tienray), aftrènen (Heerlerbaan/Kaumer), aftréé (Loksbergen), aftrééje (Meijel), aftrééjə (Meijel), aftrëeen (Zonhoven), aoftreeën (Diepenbeek), aoftrejje (Maastricht), aoftrèje (Maastricht), āāftrééjə (Roermond), āftrieͅn (Houthalen), oaftrên (Hoeselt), ààftrêênə (Heerlen), áftraeje (Castenray, ... ), áftrééjə (Gennep), ááftreëne (Kunrade), ááftrèa (Doenrade), ááftrééjə (Opglabbeek), ááftréénə (Epen), âaftrééje (Swalmen), əoftrèjje (Maastricht), ‧āftr‧eͅanə (Eys), afstand met gelijkmatige schreden afpassen  aoftrèje (Gronsveld), afzien: afzië (Gulpen), meten: maetə (Reuver), opmeten: opmete (Maastricht), passen: passe (Maastricht), treden: treje (Montfort), trèje (Beesel) afpassen || afpassen met de voet, afmeten || aftreden [Goossens 1b (1960)] || de lengte bepalen door stappen [aftreden] [N 91 (1982)] III-4-4
afpersen afbügeln: āfbȳjǝlǝ (Bleijerheide), afpersen: a.fpǫrsǝ (Zolder), afpa ̞rsǝ (Horst), afpersen (Genk), afpē̜šǝ (Voerendaal), afpɛrsǝ (Meijel, ... ), āfporsǝ (Meeuwen), āfpēršǝ (Meerssen), āfpēšǝ (Born), āfpē̜rsǝ (Lanaken), āfpē̜sǝ (Geleen, ... ), āfpęjršǝ (Nieuwstadt), āfpęrsǝ (Born, ... ), āfpɛrsǝ (Reuver), ǭfpērsǝ (Maastricht), ǭfpē̜ǝsǝ (Eijsden), afstrijken: afstrijken (Genk), āfstriǝkǝ (Eisden), āfstrīkǝ (Echt), āfštrīkǝ (Doenrade, ... ), ǭfstręjkǝ (Bilzen, ... ), laatste keer strijken: lęstɛ kīr stri-jkǝ (As), oppersen: oppē̜šǝ (Doenrade), opstrijken: opstręjkǝ (Bilzen), opstrīkǝ (Noorbeek), opštrīkǝ (Montzen) Het kledingstuk voor de laatste keer zoveel als nodig is persen. [N 59, 82] II-7
afplakken afplekken: afplɛkǝ (Loksbergen), āfplę ̞kǝ (Klimmen, ... ), ǭfplɛkǝ (Maastricht), blad papier: blǭt pǝpī̄r (Bilzen  [(gemaakt van grijs papier)]  ), een onderslag maken: nǝn ǫndǝrslǭx mǭkǝ (Bilzen), plekken: plę ̞kǝ (Maasbracht, ... ), plɛkǝ (Panningen), schuif: šø̜jf (Echt, ... ), šūf (Tegelen), schuiven: šȳvǝ (Sittard) Het laatste blad van een volgezette kamer dichtplakken met een groot stuk papier in verband met de regeling van de luchtstroom. Volgens de invuller uit Q 83 werd het papier door de luchtstroming, de trek (d\n tręk), tegen de reten van de inzet getrokken. [N 98, 147; monogr.] II-8
afpuimen afpuimen: afpȳmǝ (Ottersum), āfpȳmǝ (Maasbree), āfpømpǝ (Klimmen), āfpø̄mǝ (Heerlen), āfpø̜jmǝ (Buchten, ... ), ǭfpǫwmǝ (Diepenbeek), afslijpen: āfšlīfǝ (Kerkrade), in de verf schuren: en dǝ vɛ̄rǝf šūrǝ (Meijel), inschuren: enšūrǝ (Schinnen), met de puimsteen schuren: męt ˲dǝr pymštē̜ šūǝrǝ (Gulpen), puimen: pø̜jmǝ (Jeuk, ... ), pǫwǝmǝ (Tessenderlo), schuren: šū.rǝ (Waubach) Een verflaag afschuren met behulp van een stuk puimsteen. Afpuimen vindt bijna uitsluitend toepassing bij een verflaag op nieuw hout en op een eerste menie-verflaag. Het dient om onzuiverheden in de verflaag, houtvezels etc. te verwijderen. Zie ook het lemma 'Puimsteen'. [N 67, 70c] II-9
afraffelen afkletsen: àfklètse (Sint-Truiden), afraffelen: aafrafele (Kerkrade, ... ), aafraffele (Doenrade, ... ), aafraffelen (Schimmert), aafraofele (Posterholt), aafraovele (Horn), afraffele (Neerbeek, ... ), afrafələ (Meijel), aofraffele (Heugem, ... ), aofràfələ (Maastricht), āōfrāōfele (Maastricht), e gebed aafraffele (Gulpen), e gebed aofraffele (Maastricht), oafraffele (Maastricht, ... ), afrakelen: aafraokele (Thorn), aafroakele (Roggel), raokeldje et aaf (Heel), aframmelen: `n gebed oaframmele (Eigenbilzen), aaaframmele (Ophoven), aaframmele (Baarlo, ... ), aaframmelen (Achel, ... ), aframmele (Oirlo, ... ), aframmelen (Hechtel, ... ), aframmələ (Loksbergen), aoframmele (Tongeren), āāfràmmele (Nieuwenhagen), beje aframmelen (Linne), e gebed oaframmelen (Diepenbeek), een gebed aframmelen (Jeuk), gebèt aframmele (Tessenderlo), oaframmele (Eigenbilzen, ... ), oaframmelen (Eigenbilzen), àfràmmele (Sint-Truiden), afranselen: afranselen (Montfort), e gebed afranselen (Heers), afrappelen: flót aafrappele (Epen), ə gəbɛt āfrapələ (Montzen), afratelen: aafraattele (Beesel), aafratele (Echt/Gebroek, ... ), aafratelen (Baarlo), afratele (Holtum), afratelen (Eys, ... ), afrattelen (Meijel), jakken met beden: jakken mit beëne (Waubach), knuppelen: knöppələ (Hoeselt), raffelen: raffele (Kelpen), ratelen: ratele (Sittard), roffelen: ròffele (Geleen), snel beden: snel beeen (Peer), te vlot beden: te flot baeje (Montfort) (te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)] III-3-3
afraffelen add. peddepaternoster: enne peddepaternoster baeje (Weert) (te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)] III-3-3