e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gewicht verliezen afbakken: āfbakǝ (Maaseik, ... ), afgaan: āfgǫn (Zepperen), gewicht verliezen: gǝwēx vǝrlīzǝ (Munsterbilzen), inbakken: ebakǝ (Bleijerheide, ... ), enbakǝ (Gronsveld, ... ), inbakken (Heugem, ... ), inbakǝn (Ottersum), indrogen: endrȳgǝ (Maastricht), inschieten: (het brood is) engǝšǭtǝ (Geleen), lichter worden: liǝtǝr węǝdǝ (Kerkrade), luchter worden: luxtǝr wē̜rdǝ (Oirsbeek), uitbakken: (het brood is) ūtgǝbakǝ (Helden), oǝtbakǝ (Tegelen), ātbakǝn (Sint-Truiden), ū.tbakǝ (Panningen), ūsbakǝ (Kerkrade), ūtbakǝ (Brunssum, ... ), ǫwtbakǝ (Mal), ǭwtbákǝ (Bilzen), uitlichten: øtlextǝ (Kwaadmechelen), øtlixtn (Lommel), uitstomen: owǝtstumǝ (Houthalen), ūǝtstǫwmǝ (Blerick), uitwasemen: ø̜twāsǝmǝ (Hasselt), verbakken: vǝrbakǝ (Beek, ... ), verdampen: verdampen (Koersel), vǝrdømpǝn (Bevingen), verlichten: vɛrlextǝ (Melveren) Het verliezen van gewicht bij het bakken van het brood. Volgens de informant van L 270 houdt dit verlies aan gewicht ¬± 10% in. [N 29, 48] II-1
gewichten gewichten: gǝwextǝ (Haren, ... ), gǝwixtǝ (Lauw, ... ), gǝwęxtǝ (Kanne, ... ), gǝwīxtǝ (Alken, ... ), gewichter: gǝwixtǝr (Sluizen), gewichtstenen: gǝwixstejn (Tongeren), gǝwīxstɛjn (Hoepertingen) De gewichten van de bascule moesten jaarlijks geijkt worden door een overheidsfunctionaris. Zie ook het lemma ɛijkenɛ. Elke molenaar had gewichten van 20, 10, 5, 2, 1 en 0,5 kg.' [Coe 261; Grof 286] II-3
gewichtkokers gewichtkokers: gǝwextkǭkǝrs (Ottersum), kokergaten: kǭkǝrgātǝ (Sint Odilienberg), koter: kūtǝr (Bilzen), schuifraamkokers: šø̄ǝfrāmkǭkǝrs (Posterholt) De holle ruimtes naast de raamstijlen waarin de tegengewichten van het onderraam op- en neergaan. [N 55, 49d] II-9
gewichtssteen baksteen: baksteen (Neeritter), brik: brikken (Stein), %%meervoud%%  brikǝ (Kaalheide), gewicht: gǝwex (Wittem), gǝwixtǝn (Maastricht), jǝwiǝtǝr (Bleijerheide), %%meervoud%%  gǝwextǝ (Waubach), gewichtssteen: gewichtssteen (Genk, ... ), gewichtsstenen (Neerpelt), gǝwexstē̜n (Bocholt, ... ), gǝwextsstējn (Ottersum), gǝwextstęjn (Hout-Blerick, ... ), gǝwextstī-jn (Melveren), gǝwextsštēn (Jabeek), gǝwextštęjn (Susteren), gǝwexšteŋ (Gulpen), gǝwexštēn (Reuver), gǝwexštęjn (Geleen, ... ), jǝwiǝtštē (Kerkrade), %%meervoud%%  gǝwextsti-jǝns (Kwaadmechelen), hardsteen: hartštęjn (Ulestraten), klauw: %%meervoud%%  klawǝ (Rekem), koperen gewichtssteen: kupǝrǝ gǝwexstęjn (Maaseik), lood: lut (Gronsveld), luǝt (Heythuysen, ... ), lōt (Melick), lūǝt (Herten), loodje: lȳtšǝs (Maastricht), lȳǝtšǝs (Gulpen), lø̄tjǝs (Schinveld, ... ), lōǝtjǝ (Reuver), %%meervoud%%  lȳtjǝs (Blerick, ... ), ons: %%meervoud%%  onzǝr (Panningen), pond: po.ntj (Melick), pont (Houthalen), ponder: pønjǝr (Panningen), steen: štęjn (Herten, ... ), štęŋ (Kaalheide), %%meervoud%%  štēnǝ (Amstenrade), steentje: %%meervoud%%  stęnkǝs (Meijel), stukken lood: štø̜kǝ loat (Ulestraten), twee ons: %%meervoud%%  twiǝ onzǝr (Panningen), waagbol: %%meervoud%%  wǭxbøl (Maastricht) Gevraagd werd speciaal naar de stenen die men vroeger in plaats van gewichten gebruikte. [B 29, 33b; N 29, 105e; monogr.] II-1
gewichtsverlies bakverlies: bakverlies (Mal, ... ), bakvǝrlēs (Bocholt), gewichtsverlies: gǝwextvǝrlȳ.s (Sittard), uitbak: ūtbɛk (Tegelen), verlies: vǝrlēs (Neeritter), verlies aan gewicht: vǝrlø̜̄s ǭn gǝwex (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler) Verlies van gewicht bij het bakken van brood. [N 29, 48] II-1
gewillig bereidwillig: bereidwillig (Venlo), gaarne: chér (Kapel-in-t-Zand), gaer (Hoensbroek, ... ), gaer doeë (Eys), gaer doon (Beek, ... ), gaer wille (Maasbree), gair (Maasniel, ... ), geer (Gulpen, ... ), geerə (Maastricht), geĕr (Brunssum), get gèèr doon (Bree, ... ), geèr (Ittervoort), geër (Wijnandsrade), gēēr (Nieuwenhagen), gèr (Montfort), gèèr (Born, ... ), gèèr gèt doon (Heel), gèère doon (Geulle), géér (Hulsberg, ... ), géér (gedaan) (Swalmen), géér doon (Beesel), géérdōōn (Reuver), iets gér dōēn (Gennep), cf. WNT IV kol. 107 s.v. "gaarne - gaarn, garen, geerne  gēͅr (Meeuwen), gemoedig: gemoeig (Jeuk), gewillig: gewellig (Maastricht, ... ), gewilleg (Venray), gewillich (Hoeselt, ... ), gewillig (Amby, ... ), gewillig zeen (Ell), gewullig (Eigenbilzen), gewèllig (Maastricht, ... ), gewêllig (Gronsveld, ... ), gëwillig (Tongeren), gəwelləch (Niel-bij-St.-Truiden), gəwillich (Beesel, ... ), gəwillig (Maastricht, ... ), gəwilləch (Hamont, ... ), gəwiləg (Loksbergen), gəw‧eləx (Eys), jewillieg (Kerkrade), e gewiellig kè.nd  gewiellig (Hasselt), gezeglijk: geze^g^gelijk (Gulpen), gezèggelèk (Sint-Truiden), gezègkelek (Maastricht), gezêkkelig (Herten (bij Roermond)), goedig: gĕŭdig (Schimmert), rap content: ràp kontènt (Loksbergen), spontaan: sjpontaan (Oirsbeek), van goede wil: van gooie wil (Caberg), willig: willich (Heerlen, ... ), willig (Schaesberg), wééllig (Maastricht) gewillig || gewillig, gehoorzaam || gewillig; een gewillig jong || graag bereid om iets te doen [gewillig, gemoeiig, geer] [N 85 (1981)] III-1-4
gewond geblesseerd: geblesseert (Maastricht), gebletseerd (Eksel, ... ), geblĕssjod (Vlijtingen), gekneusd: gekneust (Meijel), gekweierd: gekweierd rake (Venray), gekwetst: gekwets (Venlo), gekwetsj (Herten (bij Roermond), ... ), gekwetsjt (Posterholt), gekwetstj (Thorn, ... ), gəkwitsjt (Epen), gevallen: gevallen (Meijel), gəvallə (Reuver), gewond: gewond (Venlo, ... ), gewondj (Kesseleik), gewôndj (Stein), omgeslagen: ōēmgəsláágə (Opglabbeek), verziehen: [du. verzeihen?]  e verzieë (Gulpen) Ongeluk: door een misgreep, door vallen gekwetst worden (paret). [N 84 (1981)] || Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2
gewond raken blesseren: blęsērǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Maurits]), bletseren: blętsērǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), gekneld zitten: gekneld zitten (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Maurits]), knel zitten: knɛl zetǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), lak afhebben: lak āfhø̜bǝ (Zie mijnen  [(Maurits)]  [Winterslag, Waterschei]), met de knoken vastzitten: met dǝ knø̜̄k vas˲zetǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Winterslag, Waterschei]), vastzitten: vastzitten (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Willem-Sophia]), vas˲zetsǝ (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Zolder]) De mijnwerker raakte nogal eens gewond bijvoorbeeld door met de hand of voet tussen de machine te komen of op een andere manier geklemd te raken of door been- of armbreuk. Het woordtype "lak afhebben" werd volgens Loontjens (pag. 36) op de mijn Maurits gebruikt, wanneer iemand een schaafwond opliep. [N 95, 955; monogr.; Vwo 136; Vwo 137] II-5
gewone boorkop de einfache boorkop: dǝr ęjnfaxǝ bǭrkop (Kelmis) De gebruikelijke boorkop op de waterboor. [monogr.] II-4
gewone melkdistel doofdissel: doofdissel (Rijkhoven), doofdistel: doofdistel (Membruggen), douwdissel: dau̯desǝl (Kuringen), dø̜i̯desǝl (Buvingen, ... ), dādesǝl (Berlingen), dōdesǝl (Heks, ... ), ǫu̯desǝl (Tongeren), douwdistel: dø̜i̯destǝl (Stevoort), dādestǝl (Sint-Truiden), dǫu̯destǝl (Beverst, ... ), dǭdestǝl (Halen, ... ), douwedistel: dǫu̯ǝdestǝl (Rijkhoven), konijnsalade: konęi̯nslāt (Zonhoven), konijnsmelk: knęi̯nsmɛlk (Houthalen), melkbloem: melkbloem (Hulst Konijnsberg), melkdistel: mɛlkdestǝl (Elen, ... ), toedistel: toedistel (Bingelrade, ... ), toendistel: toendistel (Echt, ... ) Sonchus oleraceus L. Een op bouwland, in moestuinen en wegbermen voorkomend onkruid met een penwortel, bleekgele tot gele bloempjes uit "buikige" korfjes in een scherm en met grof ingesneden dof- of grijsgroen, vaak paars aangelopen bladeren met een stekelige bladrand. Het wordt 30 tot 90 cm hoog en bloeit van juni tot de herfst. I-5