e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gestreepte broek? strepen rok: Sub striepe. Van Dale: II. strepen (bn.), <gew.> van gestreepte stof: een strepen rok.  sjtriepe rok (Roermond) gestreept[e rok] III-1-3
getailleerd colbert gecentreerd (volt. deelw.): gecentreerd  gesentrèèrt (Meeuwen), gecentreerde jas: gəseͅntrērdə jas (Lanaken), nə gəsentērdə jás (Zolder), gecentreerde paletot (fr.): gecentreerde palto (Horpmaal), gecentreerde pit: nə geséntrîerdə pit (Bilzen), gekorseerde jas: gekorseerdje jas (Neeroeteren), getailleerd (<fr.) colbert (fr.): getailjeert colbaer (Herten (bij Roermond)), getailleerd colbert (Stein), getailleerd kolbaer (Eijsden), getailleerd (<fr.) jasje: ei getailleerd jeske (Lutterade), getaillerd jeske (Echt/Gebroek), getajleerdj jeske (Echt/Gebroek), gətaljērt jɛskə (Meijel), getailleerd (<fr.) stoep: getaillerde sjtoep (s-Gravenvoeren), getailleerd (volt. deelw.): getaljeerd (Maastricht), getailleerde (<fr.) jas: eine getaljeerde jas (Reuver), getailleerde jas (Born), getailleerde jás (Doenrade), getaljeerde jas (Horst, ... ), ingepakt (volt. deelw.): eyəpákt (Zolder), ingepaste jas: ingepaste jas (Eisden), korsettenlijfje (<fr.): ein korsette liêfke (Venlo), lee: WNT: lee (II), 1) Lenden -&gt; 2) Vandaar: het deel van een kleed dat de lenden omsluit. - Ook, meest in verkleinvorm: lijfje, vrouwenjak.  lē (Zolder), rok op taille (fr.): rok op tallieje (Bleijerheide), smalle jas: sjmaale jas (Geleen), stoepje met een taille (fr.): met v-tje op de a  štybkə met ən taj (Montzen), vest met taille (fr.): vest met taille (Opglabbeek) een getailleerd colbert [N 59 (1973)] III-1-3
getailleerde jas gecentreerde jas: gesentrērdə jàs (Zolder), gesentrērdə jàs beͅ pɛ̄.zə (Zolder), gesèntréérdə jas (As), gecentreerde mantel: gesentreerdje mantel (Neeroeteren), gecentreerde pardessus (fr.): geséntrîerdə pàrdəssŭŭ (Bilzen), geklede jas: de gekleide jas (Meerssen, ... ), de gekleijde jas (Meerssen), geklede jas (Opglabbeek), gekleide jas (Doenrade, ... ), geklejde jas (Eijsden), gekliejde jas (Horst), gəkledə jas meͅt twi reͅjə (Lanaken), getailleerde (<fr.) jas: eine getaljeerde jas (Reuver), getailleerde jas (Echt/Gebroek, ... ), getaillerde jas (Zolder), getaljeerde jas (Schinnen), getalleerde jas (s-Gravenvoeren), getalleerdje jas (Echt/Gebroek), geteiljeerde jas (Born), godet (fr.): gōde (Schulen), hoogmisjas: jas om zondags naar de hoogmis te gaan  hoamisjas (Lutterade), ingepakte jas: ingepakte jas (Eisden), jacquetmantel (<fr.): jaket-mantel (Bleijerheide), redingote (fr.): [Van Dale: redingote, (Fr., verbasterd uit riding coat), &lt;vero.&gt; geklede jas met twee rijen knopen]  riddingot (Maastricht), redingote  riddèngoot (Meeuwen), ridingote  ridengoot (Meeuwen), rok: roͅk (Montzen), schone overjas: šoͅnə øͅvərjas (Meijel) geklede jas met taillenaad [N 59 (1973)] III-1-3
getalzijde van een geldstuk kont: kont (Bilzen, ... ), kontj (Tungelroy), kruis: kruis (Hoepertingen), let: (lèt?) (Bilzen), let (Heusden, ... ), letter: letter (Kuringen, ... ), lètt`r (Bocholt), lètter (Zolder), [of: better?]  letter (Zonhoven), kri-js of letter  letter (As), munt: dë múnt (Tongeren), m"nt (Gennep), meent (Vlijtingen), meunt (Gronsveld, ... ), mint (Bilzen, ... ), moent (Tienray), mu:nt (Kaulille), muint (Amby), mujntj (Reuver), munjt (Beesel), munt (Achel, ... ), munt (sic) (Bilzen), muntj (Brunssum, ... ), mutnj (Maasniel), mäönt (Kanne), mènt (Bilzen, ... ), mënt (Vorsen), mö.nt (Gors-Opleeuw), mönt (Eksel), mønjt (Susteren), mønt (Eys, ... ), mø͂ͅnt (Maastricht), Antwoord onderlijnd bij de suggesties.  munt (Jeuk), In de zegsw. kop of mäönt (goje): kruis of munt.  mäönt (Maastricht), kop of munt  munt (As), Sub II. múnt: Krais òf mént (meet ontronde vorm kòp òf krais.  múnt (Tongeren), Sub kruis: Kruus (gwl. kop) of mäönt.  mäönt (Maastricht), Sub krüts.  mungt (Tegelen) de getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt] [N 112 (2006)] || De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)] || II. Munt (geldstuk). || Kruis: d) Muntteken. || Munt. III-3-2
getande spalter draadtrekker: drǭttrękǝr (Herten), fineerkwast: vinērkwas (Gulpen), getande kwast: gǝtanjǝ kwas (Heel), getande spalter: gǝtandǝ spaltǝr (Maasbree, ... ), gǝtanjdǝ špaltǝr (Schinnen), gǝtāntǝ spātǝr (Jeuk), gǝtɛŋdǝ špaltǝr (Klimmen), gǝtɛŋktǝ špaltǝr (Heerlen), kam: kamp (Diepenbeek), kammenkwast: kɛmkwās (Kerkrade), spalter mee tanden: spaltǝr mē tan (Tessenderlo) Spalter waarvan het haar in afzonderlijke bundeltjes is verdeeld. De getande spalter wordt gebruikt bij het schilderen van de vezels van hout. Zie ook afb. 93b en de lemmata 'Spalter' en 'Draadtrekker'. [N 67, 36b] II-9
getatewaal gehakkel: gehakkel (Borgharen, ... ), gehoerel: vgl. Gennep Wb. (pag. 68): gehoerel, gebrabbel.  gehŏĕrrel (Gennep), gehommel: vgl. Meerlo-Wanssum Wb. (pag. 142): hómmele, donderen.  gehummel (Meerlo), geleuter: geleuterr (Asenray/Maalbroek), gestamel: gesjtamel (Buggenum, ... ), gestamel (Nederweert, ... ), geštamel (Brunssum, ... ), gestamels: gesjtamels (Meerssen), gestommel: gestoèmel (Eijsden), gestotter: gestotter (Blerick, ... ), gestramel: gestramel (Arcen, ... ), gestramele (Arcen), gestroddel: gesjtroddel (Doenrade), gesjtroddel (sjtroddele(n)) (Schinveld), gesjtroddel∂ (Schinveld), gesjtròddel (Valkenburg), gestroddel (Schaesberg), gestroedel (Kessel), gestroddels: gesjtroddels (Klimmen, ... ), gestrotel: vgl. Roermond Wb. (pag. 271): sjtrotele, a) het beginnend fluiten van jonge vogels (vero. -2. onverstaanbaar spreken (door ademnood, dronkenschap e.d.)  gesjtrotel (Herten (bij Roermond)), getatel: getatel (Maasbracht), getattel (Borgharen), getater: getater (Helden/Everlo), getaters: getatisj (Sittard), geteutel: getautel (Heel), geteutel (Heek), getottel (Afferden, ... ), getoutel (Horn), getŏŏtel (Swolgen), getŏttel (Well), getóttel (Hunsel), stroddel: schtroddel (Epen) getatewaal (gebrekkig spreken) [SGV (1914)] III-3-1
getob; tobben bedelen: beëdele (Kerkrade), duppen: döppe (Geleen), ellende: ĕnne ĕĕlend (Schimmert), gauw woorden geven: gow weujd gève (Schaesberg), gebrek: gebrèk (Weert), gedoens: gedeuns (Venlo), gedoons (Nunhem, ... ), gədeuns (Nieuwenhagen), gədoons (Kapel-in-t-Zand, ... ), gədóóns (Heel), gefoddel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gefoddel (Hoeselt, ... ), gefok: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gefok (s-Herenelderen), gefots: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gefoe-its (Alken), gefŏĕts (Stevoort), gefuts (Kortessem), gefrutsel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gefrutsel (Neerpelt), gəfrytsəl (Neerpelt), gegeuder: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gegeudder (Sint-Truiden), gehannes: gehannes (Beek, ... ), gəhànnəs (Susteren), gehaspel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gehaspel (Kuringen), gəhāspəl (Hamont), geheks: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  geheks (Opitter), gehoddel: gehôddel (Heerlen), gejammer: gəjeemər (Montfort), geklommel: geklommel (Heerlen), ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gekloemmel (Bilzen), geklommel (Beverst, ... ), gəkloməl (Diepenbeek, ... ), gekloot: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gekloeet (Opoeteren), gekloeit (Oostham), gekloet (Kaulille), gekloeët (Overpelt), gekloot (Gruitrode), geklooët (Beverlo), geklūat (Molenbeersel), gelommel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gelommel (Neeroeteren), geloop: gelou‧p (Weert), gemartel: gemaartel (Arcen, ... ), gemartel (Amby, ... ), gemarteld (Munstergeleen), gematel (Vijlen), gemattel (Diepenbeek), gemārtel (Heijen, ... ), gemertel (Afferden, ... ), gemertəl (Swalmen), gemēͅrtel (Kessel), gemĕrtel (Beegden, ... ), gemàrtel (Lottum, ... ), gemártel (Zonhoven), gəmärtəl (Meeswijk), mar.: (geestelijk) getob om iets voor elkaar te krijgen  gemartel (Gennep), ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gemartel (Amby, ... ), gemattel (Beverlo, ... ), gema’el (Tessenderlo), geme-ël (Oostham), gemertel (Beringen, ... ), gemettel (Borlo, ... ), gemâttel (Wellen), gĕmattəl (Bilzen), gëmartël (Lanklaar), gömeͅtteͅl (Oostham), gəmartəl (Lanaken, ... ), gəmattəl (Gutshoven, ... ), gəmatəl (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), gəmāttəl (Hees), gəmeͅrtəl (Hamont), gəmeͅttəl (Lummen), gəmɛrtəl (Beringen, ... ), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  gemartel (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), gemartels: gemartels (Doenrade, ... ), gemoor: gemoar (Asenray/Maalbroek), ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gemoor (Elen), gemorks: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gemorks (Rekem), geneuk: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  geni-ëk (Zutendaal), gepijnig: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gəpɛjn’x (Hoepertingen), geplaag: geplaog (Doenrade), gəplaog (Nieuwenhagen), geplaar: geplaar (Blitterswijck, ... ), geplaor (Meijel), gəplāār (Beesel), gepros: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gepros (Neerpelt), gəpros (Neerpelt), geprul: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  geprul (Rotem), geschurg: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gəšyrx (Maaseik), gesol: gesol (Posterholt), gesukkel: gesiggel (Genk), gesikkel (Eigenbilzen, ... ), gesuggel (Hoeselt, ... ), gesukkael (Ell), gesukkel (Amby, ... ), gesukkēl (Stein), gesukkəl (Oirsbeek), gəsegəl (Meeuwen), gəsukkəl (Beesel, ... ), gəsukəl (Loksbergen), gəsökəl (Maastricht), (dialect).  gesiegel (Meeuwen), ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  geseggel (Hees), geseukkel (Rijkhoven), gesiggel (Beverst, ... ), gesikkel (Eigenbilzen, ... ), gesoe-ël (Oostham), gesoekel (Kwaadmechelen, ... ), gesoekkel (Beverlo), gesokkel (Koersel, ... ), gesugel (Nieuwerkerken), gesuggel (Groot-Gelmen, ... ), gesuguel (Rotem), gesukel (Maaseik), gesukkel (Achel, ... ), gəseͅkəl (Peer), gəsigəl (Kermt), gəsokel (Rekem), gəsoͅkəl (Vroenhoven), gəsukkəl (Lanaken), gəsyggəl (Kortessem), gəsygəl (Kortessem, ... ), gəsykkəl (Gutshoven, ... ), gəsykəl (Neerpelt), gəsøgəl (Hasselt, ... ), gəsøͅggəl (Herk-de-Stad), gəsøͅgəl (Diepenbeek), gəsøͅkkəl (Lanaken), gəsøͅkəl (Hamont, ... ), getaffel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gətafəl (Stokkem), getaper: getaper (Epen, ... ), getäoper (Gronsveld), gətapər (Wijnandsrade), getob: gətóp (Meijel), getoddel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  geteddel (Hoeselt), getok: gətŏĕk (Loksbergen), getroubeleer: getreebeleer (Eys), gevil: gevil (Gennep, ... ), gezanik: gezanik (Melick), het houdt wat aan: ⁄t hout wat aan! (Weert), jammeren: jaomere (Eys), klommel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  kloemel (Borgloon), kloməl (Borgloon), kopbrekerij: kòpbréékeri-j (As), kopzorg: kòpzérg (As), kwellen: kwaelen (Heerlerbaan/Kaumer), kwêle (Simpelveld), kwellerij: kwaelərei (Simpelveld), lamenteren: lamentére (Wijlre), martelaar: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  mateler (Zichen-Zussen-Bolder), martelarij: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  mattələrai (Bilzen), martelen: martele (Sittard), misere: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  mesére (Borgloon), mizērə (Borgloon), məseeirə (Herk-de-Stad), miseren: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  miseeren (Ulbeek), nijd: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  neet (Borgloon), nijs: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  nees (Diepenbeek), obligatie: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  obləgāsej (Rekem), patience (fr.): pəschènsə (Loksbergen), pesterij: pesterij (Maastricht), plagen: plaoge (Swalmen), plagerij: plaogerie (Roermond), plaogerij (Maastricht), ploagerei (Waubach), v.  pl‧oͅagər‧eͅi̯ (Eys), plaren: plaare (Maasbree, ... ), cf. WNT XII-1 kol. 2161 s.v. "pladeren (II) - plaaieren - plaren"3. in voortdurende tobberij zijn  plaren (Sevenum), prakkezeren: prakkeziere (Vaals), schinden: sjinne (Merkelbeek), sjinnə (Heerlen), schravelen: sjravele (Noorbeek, ... ), sukkelarij: sukkelerei (Amby), ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  sukkelerei (Lanaken), sukkeleriej (Mheer), sukkelen: suggele (Sittard), sukkele (Maastricht, ... ), sukkulu (Brunssum), taperij: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  taaperiej (Mheer), temptatie: tamtasie (Nunhem), Frans: "tentation  tamtasie (Heel), temtasie (Heel), ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  temtansie (Koninksem), tobben: tobbe (Maastricht), veel moeite doen: veul meujte doon (Geleen), villen: Note v.d. invuller: vilse, grantje = zaniken, om iets bédelen.  ville (Herten (bij Roermond)), zaniken om wat klaar te krijgen: sanikke um wat klaor te kriege (Venlo), zich afbeulen: zich aafbeule (Merkelbeek), zich inzetten: zich inzette (Merkelbeek), zich lappig maken: zich lèp⁄pich mààkə (Brunssum), zich plagen: zich plaoge (Nieuwstadt), zich plàòge (Schimmert), zorgen maken: zorge maakke (Vlodrop), zorgen, de -: de zörg (Bree, ... ) bezoeking, beproeving, kwelling || gemartel [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || gesukkel || gesukkel (veel moeite hebben om iets te volbrengen) || gesukkel, geprul || het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)] || martelen, tobben III-1-4
getouw stellen ineenzetten: enęjnzętǝ (Stramproy), inrichten: ɛrextǝ (Eupen) Een getouw in elkaar zetten en opstellen of gereedmaken voor gebruik. [N 39, 5] II-7
getouwsteller errichter: ɛrextǝr (Eupen), wever: wēǝvǝr (Stramproy) Persoon die het getouw stelt. In de handweverij is dat de wever zelf, in de fabriek is deze persoon een aparte functionaris. De constructie van het weefgetouw is betrekkelijk eenvoudig (Van de Ven, pag. 6). Het is geheel uit losse delen opgebouwd en wordt ter plaatse gemonteerd. [N 39, 6] II-7
getralied schutsel? afgemaakt hok: afgemakt hok (Eys), barrier: breer (Eisden), barriertje: brierkes (Kortessem), batterij: batterij (Meijel), deurtje: deurkə (Beesel), (o.).  dy.ərkə (Eys), Opm. v.d. invuller: (= deurtje kan uit 2 delen bestaan, waarvan 1 los en 1 vast deel of 2 losse delen, maar alles heet "duèrke".  duèrke (Doenrade), draad: draad (Tongeren), grill: gril (Tongeren), hoort: hoorte (Swalmen), latjes: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  de lêtsjes (Bilzen), loge (fr.): loche (Jeuk), onderslag: ôngersjlaahg (Herten (bij Roermond)), raam: raam (Geleen), raampje: raemke (Wijlre), remkes (Venray), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  ’t Rémke (Wanssum), rooster: rooster (Tongeren), scheiden, het ~: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  et scheeje (Zolder), slag: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  sjlaa.ch (Grathem, ... ), spilletjes: de spielkes (Sevenum), sponde: spónnə (As), tralies: tralies (Sint-Pieter), trālīs (Meijel), tussenschot: tusseschot (Jesseren), weduwnaarsbak: weveniersbak (Houthalen) het getralied schutsel dat diverse hokjes afscheidt? [N 93 (1983)] III-3-2