33073 |
hok opbinden |
ankeren:
aŋkǝrǝ (L331p Swalmen),
bijeenbinden:
bā̯ɛi̯nbeŋǝ (L289h Boshoven, ...
L289a Hushoven),
bēnbenǝ (K318p Berverlo),
bīnbenǝ (L413p Helchteren),
bīǝnbęnǝ (K358p Beringen),
bɛi̯iǝnbenǝ (L314p Overpelt),
binden:
benjǝ (L324p Baexem, ...
L320a Ell,
L371a Geistingen,
L322p Haelen,
L320c Haler,
L426z Holtum,
L325p Horn,
L321a Ittervoort,
L370p Kessenich,
L332p Maasniel,
L321p Neeritter,
L329p Roermond,
L318b Tungelroy),
benǝ (K358p Beringen, ...
L317p Bocholt,
K316p Heppen,
L312p Neerpelt,
L355p Peer),
beñ (L282p Achel, ...
L286p Hamont,
K359p Koersel,
K314p Kwaadmechelen,
L314p Overpelt),
beŋdǝ (Q198b Oost-Maarland),
beŋǝ (L295p Baarlo, ...
L289h Boshoven,
P175p Gingelom,
P048p Halen,
L291p Helden,
P188p Hoepertingen,
L289b Leuken,
L265p Meijel,
L288p Nederweert,
L290p Panningen,
L266p Sevenum,
L270p Tegelen,
L289p Weert),
bindǝ (L247p Broekhuizen, ...
L164p Gennep,
L159a Middelaar,
L214p Wanssum),
binjǝ (Q117a Waubach),
binǝ (L355a Linde),
biŋǝ (Q100p Houthem, ...
Q101p Valkenburg),
bønǝ (L366p Gruitrode),
bē.nǝ (L414p Houthalen),
bēndǝ (Q193p Gronsveld),
bęi̯nǝ (K278p Lommel, ...
Q078p Wellen),
bęi̯ŋǝ (L423p Stokkem),
bęnjǝ (L371a Geistingen, ...
L422p Lanklaar,
L372p Maaseik,
Q022p Munstergeleen,
L373p Roosteren,
L420p Rotem,
Q020p Sittard,
Q014p Urmond),
bęnǝ (L360p Bree, ...
Q004p Gelieren Bret,
Q002b Kiewit),
bęŋǝ (P176a Melveren),
jassen:
jasǝ (Q204a Mechelen),
kopbinden:
købē̜nǝ (Q162p Tongeren),
meteenbinden:
mędē̜nbęnǝ (Q178p Val-Meer),
muilbanden:
malbānǝ (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden),
mōǝlbanǝ (Q156p Borgloon),
mǭlbęi̯ŋǝ (P222p Opheers),
toebinden:
tubenǝ (P044p Zelem),
tubinǝ (K357p Paal),
tybęnǝ (L416p Opglabbeek),
tø̜bęnǝ (Q002p Hasselt),
tābeŋǝ (P175p Gingelom),
tǫu̯ben (Q072p Beverst),
tǫu̯bęnǝ (Q004p Gelieren Bret, ...
Q162p Tongeren),
tǫu̯bɛn (Q077p Hoeselt),
tǭu̯bęŋǝ (Q071p Diepenbeek),
tɛbeŋǝ (P107a Rummen),
vastbinden:
vast˱bęŋǝ (P176p Sint-Truiden),
vazbeŋǝ (L244c America),
wrikken:
vrękǝ (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden)
|
Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.]
I-4
|
33398 |
hok voor de beer |
beerkooi:
bīrkȳi̯ (L266p Sevenum),
beerkot:
bii̯rkǫt (P219a Heiselt, ...
P219p Jeuk),
bērkǫt (Q016p Lutterade, ...
Q098p Schimmert),
berehok:
bīrǝhǫk (Q112p Voerendaal),
bīǝrǝhǫk (L318d Altweert, ...
L265p Meijel),
berekooi:
biǝrǝkű (L414p Houthalen),
berekot:
biǝrǝkǫt (L320a Ell),
bērǝkǫt (Q117p Nieuwenhagen),
bē̜ ̞rǝkǫt (Q001p Zonhoven),
berekouw:
bīrǝkǫu̯ (Q121p Kerkrade),
berestal:
berestal (L376p Linne),
birǝstal (L423p Stokkem),
biǝrǝstal (L320c Haler, ...
L374p Thorn),
biǝrǝštal (L295p Baarlo),
biǝrǝštalǝ (L328p Heel),
biǝrǝštāl (Q207p Epen),
bi̯ɛrǝstal (Q011p Boorsem),
bīrǝstal (L267p Maasbree, ...
L288a Ospel),
bīrǝštal (L381p Echt, ...
Q121p Kerkrade),
berestalletje:
bīrǝštɛlkǝ (Q197p Noorbeek),
stal:
štal (Q027p Doenrade),
stal van de beer:
stal van dǝ bir (L423p Stokkem)
|
Soms gebruikt men, in aansluiting bij de benamingen voor het hok van de zeug, ook specifieke benamingen voor de hokken van de beer, de mestvarkens en de biggen. Deze laatste staan in de drie volgende lemma''s bijeen. [N 76, 41e]
I-6
|
22287 |
hok voor duiven bij tentoonstelling |
cage (fr.):
Vero. Fr. cage.
kaasj (L381p Echt/Gebroek)
|
Hok voor duiven bij tentoonstelling of wedvlucht.
III-3-2
|
22147 |
hokjes waarin een duivenmand verdeeld is |
afdelingshokjes:
afdelingshukskes (Q202p Eys),
aparte vakjes:
apaarte vekskes (Q187p Sint-Pieter),
bakjes:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!
bakskes (L366p Gruitrode),
cagetje (<fr.):
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
de kààsjkes (Q083p Bilzen),
compartimentjes:
compartimentjes (Q157p Jesseren),
hokjes:
de höksjkes (Q111p Klimmen),
hokskes (L417p As),
hàkskəs (L417p As),
hòkskes (L289p Weert),
hôêkskes (Q007p Eisden),
hökskes (L381p Echt/Gebroek),
hökskəs (L429p Guttecoven),
(o.).
høͅ.kškə (Q202p Eys),
loge (fr.):
losj (Q164a Widooie),
(= lege).
losj (P183p Mielen-boven-Aalst),
lokken:
loeken (Q162p Tongeren),
paartjes:
paartjes (L289p Weert),
separaties:
separaties (P219p Jeuk),
Opm. mv. (of staat er "supperdo.sies (?) - de ene keer schrijft hij/zij een "a", de andere keer een "d"?!).
supperao.sies (K361p Zolder),
vakjes:
vakskes (L414p Houthalen, ...
Q168a Rijkhoven),
vekskes (L386p Vlodrop),
vekskəs (L300p Beesel),
vèkskes (Q021p Geleen),
vakken:
vak (Q027p Doenrade),
vakke (L266p Sevenum),
vakə (L265p Meijel)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: hokjes waarin de duivenmand verdeeld is? [N 93 (1983)] || Vak in duivenhok.
III-3-2
|
22139 |
hoklijst |
duivenlijst:
doevelies (L386p Vlodrop),
hoklijst:
de hoklies (Q111p Klimmen),
hok lies (Q187p Sint-Pieter),
hok-lijs (P183p Mielen-boven-Aalst),
hok-liëst (L266p Sevenum),
hoklees (Q168a Rijkhoven),
hokleist (Q074p Kortessem),
hoklieest (L289p Weert),
hokliehs(t) (L330p Herten (bij Roermond)),
hoklies (Q027p Doenrade, ...
L381p Echt/Gebroek,
Q201p Wijlre),
hokliest (L417p As, ...
Q007p Eisden,
Q202p Eys,
Q021p Geleen,
L210p Venray),
hoklijst (L414p Houthalen, ...
Q157p Jesseren,
P219p Jeuk,
Q162p Tongeren),
hoklīēs (L331p Swalmen),
hoklīēəs (L300p Beesel),
hoͅkleštə (L265p Meijel),
hòkli-jst (L417p As),
hòklies (L429p Guttecoven),
un hoklies (Q027p Doenrade),
(v.).
hoͅ.klī.s (Q202p Eys),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
de (h)oklees (Q083p Bilzen),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
en hóklèè.st (K361p Zolder),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!
hoklie.st (L326p Grathem, ...
L320b Kelpen),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.
hokliest (L214p Wanssum),
Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!
hoklijst (L366p Gruitrode),
nummeren van de duiven:
nómmere van de doeve (Q021p Geleen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: hoklijst, lijst waarop alle duiven moeten worden ingeschreven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
30826 |
hol |
brug:
brøk (Q253p Montzen),
cambreur:
cambreur (K278p Lommel, ...
L267p Maasbree,
Q001p Zonhoven),
kambrȳr (Q083p Bilzen),
kambrø̄r (L163a Milsbeek),
geleng:
gǝlęŋk (L387p Posterholt, ...
L293p Roggel),
gɛlɛŋ (L265p Meijel, ...
L163a Milsbeek),
jǝlɛŋk (Q121c Bleijerheide),
hol:
hol (L163a Milsbeek),
hǫl (L387p Posterholt)
|
Het smalle middenstuk van de zool van een schoen dat hoger ligt dan de rest van de zool; het gedeelte waar zich de holte van de voet bevindt. [N 60, 89a]
II-10
|
32115 |
hol profiel |
hollat:
hǫllat (L163p Ottersum),
holle lat:
hǫl lat (Q018p Geulle),
holletje:
huǝlkǝ (Q083p Bilzen),
hø̜̄lkǝ (L385p Sint Odilienberg),
hø̜lkǝ (Q015p Stein)
|
Een kwart-holvormige profiellijst met een vrij kleine uitholling. Zie ook afb. 157. [N 55, 153]
II-12
|
26581 |
hol scherpen |
bodemen:
bodemenm (L164p Gennep),
hol scherpen:
huǝl sxęrpǝ (L289p Weert),
hōl sxęrpǝ (L211p Leunen),
hǭl šęrpǝ (L292a Maxet),
hol slaan:
hǭl šlǭn (L330p Herten),
rond scherpen:
ront sxęrpǝ (L289p Weert),
scherpen:
šerpǝ (L374p Thorn),
uitbodemselen:
ūt˱bōmsǝlǝ (L321p Neeritter, ...
L318p Stramproy),
uitkappen:
ūtkapǝ (Q112p Voerendaal),
ǭtkapǝ (P051p Lummen)
|
De groeven hol maken. [N O, 34c]
II-3
|
31016 |
holblok |
holblok:
hoalblǫk (Q121c Bleijerheide),
hǫlblǫk (L293p Roggel)
|
Een blok hout met een uitholling waarop men door middel van een hamer het leer een kleine ronding geeft. [N 60, 98b]
II-10
|
22024 |
holenduif |
blauwe houtduif:
blauwe houtduif (L289p Weert),
bosduif:
bosdoef (L316p Kaulille, ...
Q088p Lanaken,
L424p Meeswijk,
L288a Ospel),
bosdouf (K360p Heusden),
boͅzduf (L424p Meeswijk),
bösjdoef (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
bózdouf (K361p Zolder),
doorgaans Frings, soms eigen spelling
bosduif (K314p Kwaadmechelen),
grote tortelduif:
Frings
grutə toͅtəldoͅu̯f (Q071p Diepenbeek),
holduif:
(h)oëldauf, —daajfke (Q083p Bilzen),
heuə.ldōēf (Q002p Hasselt),
hoaldouf (Q078p Wellen),
holdauf (Q086p Eigenbilzen),
holdoef (L419p Elen, ...
Q203p Gulpen,
Q098p Schimmert),
hoo.ldouf (K361p Zolder),
hoolduif (gew.uitspr.) (L353p Eksel, ...
P050p Herk-de-Stad,
L312p Neerpelt,
Q080p Vliermaal,
Q001p Zonhoven),
hooëldouf (Q071p Diepenbeek),
hōlduu̯f (L282p Achel),
hōͅldou̯f (L372p Maaseik),
hòldoef (Q098p Schimmert),
høəldøͅf (Q002p Hasselt),
høͅldøͅf (Q002p Hasselt),
cf ook oerduif
h‧oəldoͅu̯f (Q001p Zonhoven),
Frings
hōəldōͅu̯əf (Q072p Beverst),
huldōͅu̯f (Q004p Gelieren/Bret),
IPA, omgesp.
hōu̯ldoͅf (Q072p Beverst),
NB oul: hol.
ouldààf (P176p Sint-Truiden),
of holenduif?
hō.ldoͅu̯f (L414p Houthalen),
Ook: holenduif.
wo`ldauf (Q077p Hoeselt),
vdBerg; omgesp.
hōͅu̯əldø̄f (Q078p Wellen),
oͅldāf (P176p Sint-Truiden),
wilde duif
hoəldoyf (P195p Gutshoven),
Z. ook o. *oerduif.
hoo.ëldouf (Q001p Zonhoven),
Zie ook: oerduif, I. wild.
hoəldawf (Q001p Zonhoven),
holduifje:
holduufke (L434p Limbricht),
Frings, omgesp.
hoͅldøͅfkə (K278p Lommel),
Ss. sub hol, 1).
holduifken (K278p Lommel),
holenduif:
hao.ledōēf (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen),
hoaledoef (L374p Thorn),
hōleduf (L316p Kaulille),
hōlədūf (L265p Meijel),
hòòledoef (Q032a Puth, ...
L331p Swalmen),
hôôledōēf (Q032a Puth, ...
L289p Weert),
Sub wo`ldauf: ook holendauf.
holendauf (Q077p Hoeselt),
houtduif:
houtdouf (K360p Heusden),
kleine bosduif:
klein bosdoef (L288p Nederweert),
klein bösjdoef (Q100p Houthem, ...
Q100p Houthem),
kleine bòsdoef (L324a Leveroy, ...
L293p Roggel),
kleine houtduif:
klein houtdoef (L331p Swalmen),
klein houtdoèf (L331p Swalmen),
kolenkop:
kullekop (L314p Overpelt),
kotduif:
Frings
ku(t)dau̯f (Q156p Borgloon),
kutdau̯f (Q156p Borgloon),
noordse duif:
noordse doef (L159a Middelaar),
noortse doef (L159a Middelaar),
oerduif:
ūərdawf (Q001p Zonhoven),
columba oenas
ū.ərdoͅu̯f (Q001p Zonhoven),
Z. ook o. hol(en)duif.
ōēërdouf (Q001p Zonhoven),
ringduifje:
réngk duufke (Q255p Kelmis),
wilde duif:
wil doef (Q121p Kerkrade),
wil(de) dōēf (Q196p Mheer),
Cfr. holduif.
n wilde duif (Q001p Zonhoven),
woudduif:
Frings; half lang als lang omgespeld
woͅu̯ddou̯f (L422p Lanklaar)
|
(Vogels): Bosduif. || *Oerduif: Hol(en)duif, kleine bosduif die in holle bomen broedt. || [Wilde duif] (Columba oenas). || Bosduif (Columba oenas oenas). || Bosduif. || Dikke wilde duif. [ZND m] || duif, soort [ZND m] || Hol(en)duif. || Hol-, holenduif, columba oenas. || holduif || Holduif (Columba oenas). || holenduif || holenduif (33 lijkt op een blauwe postduif, maar zonder witte stuit; broedt in holle bomen en de laatste tijd ook in stadstorens en muurgaten; roep [hoe-ò, hoe-ò, hoe, hoe] [N 09 (1961)] || Holenduif. || Kent U daarin diverse variëteiten of rassen? Welke? Geef naam en eigenschappen. [N 93 (1983)] || Oerduif: Holenduif (Columba oenas).
III-3-2, III-4-1
|