28542 |
honingkrans |
honigkrans:
hunexkrans (L421p Dilsen),
hø̜nexkrans (K353p Tessenderlo),
honingcellen:
hūneŋsɛlǝ (Q113p Heerlen),
hǫǝnǝŋsɛlǝ (Q253p Montzen),
honingkamer:
hōneŋkāmǝr (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
honingkraag:
honingkraag (L329p Roermond),
honingkrans:
honeŋkrans (L265p Meijel),
honingkrans (Q019p Beek, ...
L428p Born,
Q018p Geulle,
L330p Herten,
K317a Kerkhoven,
K278p Lommel,
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen,
L416p Opglabbeek,
Q015p Stein),
hu.neŋkrans (L289p Weert),
huneŋkrans (L215a Wellerlooi),
hōneŋkrans (Q071p Diepenbeek, ...
L371a Geistingen,
L271p Venlo),
honingplaats:
honingplaats (L384p Herkenbosch),
honingraam:
honingraam (Q019p Beek, ...
P177p Zepperen),
honingraat:
honingraat (L333p Asenray / Maalbroek, ...
K317a Kerkhoven),
honingrand:
honeŋrant (L210p Venray),
honingrand (L294p Neer),
hōneŋraŋk (L270p Tegelen),
honingschuit:
huǝneŋsxǫwt (Q003p Genk),
kraag:
krǭx (P176p Sint-Truiden),
speklaag:
spɛklǫǝx (L414p Houthalen)
|
Groep cellen om de stuifmeelkrans heen gelegen, waarin de honing wordt opgeslagen. [N 63, 46c; N 63, 46b]
II-6
|
28675 |
honingpers |
honiepers:
hōnipɛrs (L354p Wijchmaal),
honigpers:
hownǝkpã.s (P177p Zepperen),
hønikpɛs (K353p Tessenderlo),
hō.negpē.s (L369p Kinrooi),
honigpres:
hø̜nexprɛs (K353p Tessenderlo),
honingpers:
honeŋpɛrs (L246p Horst, ...
L210p Venray),
honingpers (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L428p Born,
L384p Herkenbosch,
Q009p Maasmechelen,
L294p Neer,
L329p Roermond),
hon̄eŋpǫrs (L353p Eksel),
huǝneŋpors (Q003p Genk),
huǫneŋpā.s (Q076p Romershoven),
hȭw.neŋpã.s (Q078p Wellen),
hø̄ǝneŋpɛrs (Q002p Hasselt),
hø̜neŋpērs (L372p Maaseik),
hō.neŋpã.s (Q155p Werm, ...
Q079a Wintershoven),
hō.neŋpors (K358p Beringen, ...
L355p Peer),
hō.neŋpás (Q168p s-Herenelderen),
hō.neŋpǫrs (K360p Heusden),
hō.neŋpǫwrs (L316p Kaulille),
hōneŋpors (L413p Helchteren),
hōneŋpēs (L371a Geistingen),
hōneŋpęjs (Q015p Stein),
hōneŋpę̄š (Q019p Beek),
hōneŋpɛrs (L330p Herten, ...
L374p Thorn,
L271p Venlo),
hōǝ.neŋpɛrs (L312p Neerpelt),
hũǝ.neŋpɛrs (L356p Grote-Brogel),
hũ̄.neŋpors (L366p Gruitrode, ...
L368p Neeroeteren,
L415p Opoeteren),
hũ̄ǝneŋpors (L361p Tongerlo),
hūǝ.neŋpīę.s (L419p Elen),
hǫwneŋpās (P177p Zepperen),
wõ.neŋpjas (Q090p Mopertingen),
wøneŋpjás (Q175p Riemst),
wø̜.neŋpas (Q168a Rijkhoven),
ō.nǝŋpē.s (Q007p Eisden, ...
Q009p Maasmechelen),
ōǝ.neŋpēę.š (Q006p Leut),
honingpres:
hȭneŋprɛs (P047p Loksbergen),
honingspers:
how.neŋspã.s (P177a Ordingen),
howneŋspas (P178p Brustem),
howǝ.neŋspã.s (P187p Berlingen),
huǝ.neŋspjā.s (Q091p Veldwezelt),
hȭneŋspos (P050p Herk-de-Stad),
hō.neŋspã.s (Q166p Vechmaal),
hō.neŋspę̄.rs (Q088p Lanaken),
hō.nǝŋspã.s (Q153p Gors-Opleeuw, ...
Q077p Hoeselt),
hũ̄ǝ.neŋspors (L362p Opitter),
hū.neŋspa.s (P058p Stevoort),
hūǝ.neŋspors (L359p Beek),
pers:
pas (P120p Alken, ...
P118p Kozen,
Q169p Membruggen,
Q177p Millen,
P118a Wijer),
pãs (Q083p Bilzen, ...
Q160p Bommershoven,
Q156p Borgloon,
Q079p Guigoven,
Q164p Heks,
P188p Hoepertingen,
Q157p Jesseren,
Q152p Kerniel,
Q167p Koninksem,
Q074p Kortessem,
Q240p Lauw,
Q192p Margraten,
Q157a Overrepen,
Q161p Piringen,
Q241p Rutten,
Q154p Sint-Huibrechts-Hern,
P121p Ulbeek,
Q080p Vliermaal,
Q075p Vliermaalroot,
Q073p Wimmertingen),
peš (L421p Dilsen),
pię.rs (L423p Stokkem),
pja.s (Q094p Hees, ...
Q174p Herderen,
Q188p Kanne,
Q171p Vlijtingen,
Q084p Waltwilder),
pjã.s (Q188p Kanne),
pjos (Q089p Martenslinde),
pjás (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
pjā.s (Q087p Gellik),
pjɛs (Q172p Vroenhoven),
pors (L360p Bree, ...
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L416p Opglabbeek,
K357p Paal,
L358p Reppel,
L365p Wijshagen),
pos (P055p Kermt),
pás (Q181p Sluizen),
pø̜rs (L289p Weert),
pā.s (Q072p Beverst, ...
Q083p Bilzen,
Q071p Diepenbeek,
Q002a Godschei,
P184p Groot-Gelmen,
Q082p Munsterbilzen,
P223p Rukkelingen-Loon),
pāǝ.s (Q071p Diepenbeek),
pē.rs (Q010p Opgrimbie),
pē.s (L370p Kessenich, ...
Q008p Vucht),
pēę.rs (Q013p Uikhoven),
pēę.s (L420p Rotem),
pēę.š (L422p Lanklaar, ...
L424p Meeswijk),
pēǝ.rs (Q096c Neerharen, ...
Q012p Rekem),
pēǝ.s (Q011p Boorsem, ...
L371p Ophoven),
pęrs (L286p Hamont, ...
L314p Overpelt),
pęs (K315p Oostham),
pęǝš (Q113p Heerlen),
pę̄s (L381b Peij),
pīos (Q170p Grote-Spouwen),
pīǝ.rs (L372p Maaseik),
pīǝ.s (L421p Dilsen),
pǫrs (L417p As, ...
L414p Houthalen,
K359p Koersel,
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek,
Q001p Zonhoven),
pǫš (K318p Berverlo),
pɛ.rs (L313p Sint Huibrechts Lille),
pɛjs (K278p Lommel),
pɛrs (Q003p Genk, ...
L414p Houthalen,
K317a Kerkhoven,
L319p Molenbeersel,
K361p Zolder,
Q005p Zutendaal),
pɛrš (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
pɛs (K317a Kerkhoven, ...
K278p Lommel),
pres:
pręs (K316p Heppen, ...
P214p Montenaken),
prɛ.s (Q002a Godschei, ...
P056p Stokrooie),
prɛs (P113p Binderveld, ...
P182p Buvingen,
P049p Donk,
P173p Halmaal,
P046p Linkhout,
P176a Melveren,
Q253p Montzen,
P117p Nieuwerkerken,
P107a Rummen,
P176p Sint-Truiden,
P172p Wilderen),
prɛ̄.s (P052p Schulen),
presser:
prɛsǝr (P167p Laar),
waspers:
waspors (L359p Beek, ...
L363p Ellikom)
|
Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.]
II-6
|
28686 |
honingpot |
bokaal:
bǝkal (L414p Houthalen),
honigpot:
hø̜nexpǫt (K353p Tessenderlo),
honigspot:
honixspǫt (Q121p Kerkrade),
honingduppen:
hōneŋdøpǝ (L333p Asenray / Maalbroek),
honingglaasje:
(mv)
hōneŋglę̄skǝs (L271p Venlo),
honingglas:
honingglas (Q009p Maasmechelen),
honingpot:
honeŋpot (L210p Venray),
honingpot (L330p Herten, ...
K317a Kerkhoven,
Q177p Millen,
L294p Neer,
L416p Opglabbeek,
P177p Zepperen),
huneŋpot (K278p Lommel),
huǝneŋpot (Q003p Genk),
hōneŋpot (Q019p Beek, ...
L428p Born,
Q071p Diepenbeek,
L371a Geistingen,
L384p Herkenbosch),
honingpotje:
hōneŋpø̄tjǝ (Q177p Millen),
hōneŋpø̜tjǝ (L329p Roermond),
hōneŋpø̜tšǝ (Q018p Geulle),
kroegje:
kroegje (Q002p Hasselt),
pot:
pot (L421p Dilsen, ...
L246p Horst,
L215a Wellerlooi),
pǫt (P176p Sint-Truiden),
potje:
pø̜tjǝ (L246p Horst),
roompot:
rǫwmpot (L289p Weert),
uiles:
ȳlǝs (L333p Asenray / Maalbroek)
|
Kleine pot, bus of flacon waarin de honing uiteindelijk gedaan wordt voor de consumptie en verkoop. Het aangewezen verpakkingsmiddel voor kleingebruik is de glazen jampot. In grotere hoeveelheden wordt slingerhoning meestal in metalen bussen bewaard en verhandeld. [N 63, 128b; Ge 37, 183; monogr.]
II-6
|
28678 |
honingslinger |
honingslinger:
honeŋsleŋǝr (L246p Horst, ...
L265p Meijel,
L210p Venray,
L244d Ysselsteyn),
honingslinger (Q018p Geulle, ...
L384p Herkenbosch,
K278p Lommel,
Q009p Maasmechelen,
L294p Neer,
L416p Opglabbeek),
huneŋsleŋǝr (L215a Wellerlooi),
hø̄ǝneŋsleŋǝr (Q002p Hasselt),
hø̜neŋsleŋǝr (L372p Maaseik),
hō.nǝŋsliŋǝr (Q163p Berg),
hōneŋsleŋǝr (L371a Geistingen, ...
L374p Thorn),
hōneŋšleŋǝr (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q019p Beek,
L330p Herten),
honington:
huneŋton (L215a Wellerlooi),
schleuder:
šlø̜jdǝr (Q253p Montzen),
slinger:
sle.ŋǝr (L356p Grote-Brogel, ...
L315p Kleine-Brogel,
L354p Wijchmaal),
sleŋǝr (L428p Born, ...
L421p Dilsen,
P048p Halen,
Q002p Hasselt,
K317a Kerkhoven,
P047p Loksbergen,
P045p Meldert,
Q177p Millen,
K357p Paal,
L381b Peij,
K353p Tessenderlo,
L271p Venlo),
slinger (Q003p Genk, ...
Q015p Stein,
L289p Weert,
P177p Zepperen),
sliŋǝr (Q177p Millen, ...
P176p Sint-Truiden),
slęŋǝr (Q071p Diepenbeek),
šleŋǝr (Q113p Heerlen, ...
L329p Roermond),
slingervat:
sleŋǝrvāt (Q018p Geulle),
ton:
ton (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
winde:
węjn (P120p Alken)
|
Centrifugeertoestel waarmee de honing uit de raten wordt verwijderd. Men kent verschillende uitvoeringen. De primitiefste vorm bestaat uit een doos met een gazen deksel, die met een paar touwen is opgehangen aan een stok (De Roever, pag. 577). Dit is een éénraamsslinger. Men kent verder een twee-, drie- en vierraamsslinger. Gewoonlijk bestaat een slinger uit een dunne, blikken trommel, waarin aan een verticale as een lichte kooi ronddraait Aan de binnenkant ervan worden de ramen met honing los neergezet. De ramen worden met de hand aangedreven, omdat machinale aandrijving voor deze lichte slingers niet is aan te raden. De overbrenging geschiedt met tandraderen, ofwel met tandrad en wormwiel, ofwel met riemschijven. Wenst men een grotere machine, dan is een z.g. radiale slinger meer geschikt. Hierin worden de ramen met de toplat naar buiten en de onderlat naar de as geplaatst. Door de centrifugale kracht wordt de honing tegen de wanden aan geworpen. Bij de radiale slingers kent men 20-, 30-, 40- en 50-raamsslingers. Door middel van een snijkraan kan men de honing die langs de slingerwand langzaam omlaag loopt via een conusvormige bodem, aftappen. [N 63, 123a; N 63, 122a; N 63, 123b; JG 1b; Ge 37, 173; monogr.]
II-6
|
28685 |
honingvat |
baar:
bār (L381b Peij),
emmer:
ɛmǝr (L215a Wellerlooi),
hol:
hōl (L371a Geistingen),
honigvat:
hø̜nex˲vat (K353p Tessenderlo),
honingbaar:
huǝneŋbār (Q113p Heerlen),
honingkroeg:
hōneŋkrux (Q177p Millen),
honingkuip:
hōneŋkȳp (L333p Asenray / Maalbroek),
honingrijper:
honingrijper (Q009p Maasmechelen),
hōneŋręj.ǝpǝr (Q071p Diepenbeek),
honingskuip:
hǫǝnǝŋskūp (Q253p Montzen),
honingston:
hǫǝnǝŋston (Q253p Montzen),
honingtank:
hōneŋtɛŋk (L271p Venlo),
honington:
honington (L333p Asenray / Maalbroek),
hōneŋton (Q019p Beek, ...
L371a Geistingen),
honingvat:
honingvat (L294p Neer),
hōneŋvāt (Q019p Beek, ...
L428p Born,
L330p Herten,
L329p Roermond),
kroeg:
krux (P120p Alken, ...
Q071p Diepenbeek,
P107a Rummen,
P176p Sint-Truiden),
krōx (L414p Houthalen),
kuip:
kȳp (L384p Herkenbosch),
kǫwp (Q003p Genk),
pot:
pot (Q002p Hasselt),
(mv)
pøt (Q015p Stein),
rijper:
rīpǝr (L371a Geistingen),
ton:
ton (L421p Dilsen, ...
L384p Herkenbosch,
K317a Kerkhoven,
L416p Opglabbeek,
L289p Weert,
L215a Wellerlooi),
vat:
vat (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q002p Hasselt),
vāt (L384p Herkenbosch, ...
L289p Weert)
|
Ton, kuip of vat voor het bevatten of kortstondig bewaren van de gezeefde honing. Wanneer de honing gezeefd is, mag hij niet meteen in potjes of bussen gedaan worden, omdat er nog zeer kleine onzuiverheden in zitten. Laat men de honing een paar dagen rijpen, dan komen deze ongerechtigheden bovendrijven en kan men ze als schuim verwijderen. De woordtypen rijper en honingrijper duiden op dit laten rijpen. Het woordtype honingtank duidt op een grootschalige, moderne verwerking van de gezeefde honing. [N 63, 128a; Ge 37, 178; monogr.]
II-6
|
28548 |
honingweide |
beemd:
bɛm (P120p Alken),
bɛmp (P176p Sint-Truiden),
bijenwei:
bejǝwęj (L210p Venray),
bi-jǝwęj (L428p Born),
bi-jǝwęjǝ (L374p Thorn),
bos:
bos (K317a Kerkhoven),
broek:
bruk (P107a Rummen),
dracht:
draxt (L414p Houthalen),
drachtgebied:
drachtgebied (L384p Herkenbosch),
drax˲gǝbit (L329p Roermond),
drax˲gǝbēt (Q019p Beek),
drachtveld:
drachtveld (P177p Zepperen),
drax˲velt (Q019p Beek),
goede streek:
gūj strēk (L210p Venray),
hier staan veel drachtbloemen:
hīr stǭn vø̄l draxblōmǝ (L381b Peij),
honigwei:
hunexwɛj (L421p Dilsen),
honingdracht:
honingdracht (L246p Horst),
honinghof:
hōneŋgwof (Q177p Millen),
honingveld:
honingveld (K278p Lommel),
honingwei:
honeŋwęj (L244d Ysselsteyn),
honeŋwę̄j (L265p Meijel),
honingwei (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q071p Diepenbeek,
Q018p Geulle,
L330p Herten,
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen),
huneŋwęj (L215a Wellerlooi),
hø̄ǝneŋwē (Q002p Hasselt),
hø̜neŋwāj (K353p Tessenderlo),
hōneŋwęj (L371a Geistingen),
hūneŋwej (Q113p Heerlen),
hǫwneŋwęj (P177p Zepperen),
hǫǝnǝŋwej (Q253p Montzen),
honingweide:
honingweide (L294p Neer, ...
L416p Opglabbeek),
koolhof:
koalǝf (Q019p Beek)
|
Plaats waar veel honinggevende planten staan. [N 63, 49; Ge 37, 80; monogr.]
II-6
|
28683 |
honingzeef |
honingzeef:
honingzeef (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L428p Born,
L381b Peij),
huǝneŋzēf (Q003p Genk, ...
Q113p Heerlen),
hōneŋzēf (Q019p Beek),
honingzij:
honeŋzēj (L210p Venray),
teems:
tims (P177p Zepperen),
tēms (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q071p Diepenbeek,
Q002p Hasselt),
zeef:
dzɛf (Q177p Millen),
ze.ǝf (Q071p Diepenbeek),
zeef (Q009p Maasmechelen, ...
L294p Neer,
L416p Opglabbeek,
P177p Zepperen),
ziǝf (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
zēf (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L421p Dilsen,
L371a Geistingen,
L330p Herten,
L414p Houthalen,
L329p Roermond,
L374p Thorn,
L271p Venlo),
zęjǝf (Q071p Diepenbeek),
zę̄f (P107a Rummen),
zī.f (L289p Weert),
zift:
zeft (Q002p Hasselt, ...
L246p Horst,
L265p Meijel,
Q253p Montzen,
K353p Tessenderlo,
L215a Wellerlooi,
L244d Ysselsteyn),
zift (K317a Kerkhoven, ...
K278p Lommel),
zij:
zej (Q253p Montzen),
zi (L384p Herkenbosch),
zi-j (Q015p Stein),
zęj (L414p Houthalen),
zijg:
zę̄x (P120p Alken, ...
P176p Sint-Truiden)
|
Toestel gemaakt van metalen gaas waarmee de honing gezuiverd wordt van stukjes broed, wasdeeltjes en ander afval. Bij voorkeur gebruikt men een bolvormige of puntvormige zeef. [N 63, 127a; Ge 37, 176; monogr.]
II-6
|
28668 |
honingzemerij |
honingslagerij:
honingslagerij (L416p Opglabbeek),
honingverwerkers:
hōneŋvǝrwęrkǝrs (Q071p Diepenbeek),
honingzemerij:
honeŋzemǝrēj (L246p Horst, ...
L210p Venray),
honingzemerij (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L428p Born,
L294p Neer),
huneŋzēmǝręj (L215a Wellerlooi),
huǝneŋzēmǝrej (Q113p Heerlen),
hø̄ǝneŋzēmǝręjǝ (Q002p Hasselt),
hōneŋziǝmǝri (L271p Venlo),
hōneŋzēmǝri (Q019p Beek, ...
L384p Herkenbosch,
L330p Herten,
L329p Roermond,
Q015p Stein),
hōneŋzēmǝri-j (L371a Geistingen),
zemerij:
zemerij (L374p Thorn),
zēmǝręj (L381b Peij),
zī.mǝri-j (L289p Weert)
|
Honingverwerkingsbedrijf. Bedrijf waar de ruwe honing door persen, zeven en zuiveren tot eetbare honing wordt gemaakt. Veelal is er sprake van een coōperatief verband van bijenhouders. [N 63, 117; monogr.]
II-6
|
25316 |
hont, maat van 196 m2 of 14 roeden |
bunder:
boender (Q098p Schimmert)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 196 vierkante meter, dat is 14 roeden (zie vraag 111) [hont] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25315 |
hont, maat van 196 vierkante meter of 14 roeden |
14 roede:
14 rooj (L381p Echt/Gebroek),
vierteen rouw (Q035p Brunssum),
bunder:
= 3 merrage.
1 boender (L217p Meerlo),
hond:
hont (L374p Thorn),
hontj (L382p Montfort),
hónt (Q095p Maastricht),
morgen:
= 3 roeie.
merge (L245b Tienray),
roede:
roï (Q071p Diepenbeek),
vrecht:
en vreg land (L432p Susteren)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 196 vierkante meter, dat is 14 roeden (zie vraag 111) [hont] [N 91 (1982)]
III-4-4
|