28549 |
honing halen uit klaver, linde enz |
fel vliegen op:
fɛl vlīgǝn op (Q177p Millen),
honing halen uit:
honing halen uit (L416p Opglabbeek),
honing puren uit:
honing puren uit (Q002p Hasselt),
vliegen na:
vlēgǝ nǫ (Q253p Montzen),
vliegen op:
vliegen op (Q003p Genk, ...
K317a Kerkhoven),
vlēgǝ op (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q019p Beek,
L428p Born,
Q113p Heerlen,
L384p Herkenbosch,
L330p Herten,
L246p Horst,
Q009p Maasmechelen,
L294p Neer,
Q197p Noorbeek,
L381b Peij,
L329p Roermond,
Q015p Stein,
L270p Tegelen,
Q197a Terlinden,
L374p Thorn,
L271p Venlo,
L289p Weert),
vlēgǝn op (L421p Dilsen, ...
L371a Geistingen,
L372p Maaseik),
vlīgǝ op (L414p Houthalen, ...
L265p Meijel,
L210p Venray),
vlīgǝn op (Q071p Diepenbeek, ...
P176p Sint-Truiden,
P177p Zepperen)
|
Het verzamelen van honing en stuifmeel door de bijen uit klaver, linde enz. [N 63, 51; Ge 37, 81]
II-6
|
28664 |
honing vloeibaar maken |
kloppen:
klopǝ (P120p Alken, ...
L215a Wellerlooi),
kolben:
kolben (L333p Asenray / Maalbroek),
kolbǝ (Q019p Beek),
kǫlbǝ (L384p Herkenbosch, ...
L246p Horst,
L329p Roermond,
L271p Venlo),
kǫlbǝn (L421p Dilsen),
kolken:
kǫlkǝ (L381b Peij),
kǫlǝkǝ (L289p Weert),
kolpen:
kolpen (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L428p Born,
Q071p Diepenbeek,
Q018p Geulle,
L414p Houthalen,
K278p Lommel,
Q009p Maasmechelen,
L244d Ysselsteyn,
P177p Zepperen),
kolpǝ (L371a Geistingen),
kǫlpǝ (Q113p Heerlen, ...
L265p Meijel,
Q015p Stein,
L210p Venray),
kolven:
kolven (K317a Kerkhoven),
losmaken:
losmākǝ (L333p Asenray / Maalbroek),
lossen:
lossen (L416p Opglabbeek),
lusǝn (K353p Tessenderlo),
verwarmen:
vǝrwɛrmǝ (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
warm maken:
wɛrm mākǝ (Q002p Hasselt)
|
Gekristalliseerde honing door middel van een verwarmde ericaborstel of een verhit kolbtoestel vloeibaar maken. Dit is van toepassing bij het lossen van heidehoning, die in geleivorm in de raat zit. [N 63, 125c; N 63, 125b; monogr.]
II-6
|
28665 |
honing zeven |
laten druppen:
lotǝ drępǝ (Q003p Genk),
teemsen:
temsǝn (P177p Zepperen),
zeven:
ze.vǝ (L421p Dilsen),
zeven (L428p Born, ...
K278p Lommel,
Q009p Maasmechelen,
L294p Neer,
P177p Zepperen),
zēvǝ (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q019p Beek,
L371a Geistingen,
Q113p Heerlen,
L330p Herten,
L246p Horst,
L265p Meijel,
Q197p Noorbeek,
L381b Peij,
L329p Roermond,
Q197a Terlinden,
L374p Thorn,
L271p Venlo,
L289p Weert),
zęjǝvǝn (Q071p Diepenbeek),
zę̄vǝ (P107a Rummen),
zī.vǝ (L289p Weert),
ziften:
zeftǝ (Q253p Montzen, ...
L215a Wellerlooi),
zēftǝn (K317a Kerkhoven),
zijen:
zejǝ (Q253p Montzen),
zi-jǝ (Q015p Stein),
ziǝ (Q019p Beek),
zējǝ (L210p Venray),
zīǝ (L384p Herkenbosch),
zijgen:
zijgen (Q002p Hasselt, ...
L416p Opglabbeek),
zęjgǝn (Q071p Diepenbeek, ...
K353p Tessenderlo),
zę̄.gǝ (P176p Sint-Truiden),
zę̄gǝ (P120p Alken),
zuiveren:
zajvǝrǝn (Q177p Millen)
|
Het zeven van de honing tijdens het slingeren. Door een zeef aan de tapkraan te hangen kan men de druipende honing al reinigen. De in de honing achtergebleven zegels, broed, wasdeeltjes en andere onzuiverheden licht men eruit. Bij voorkeur zeeft men tweemaal tijdens het slingeren. Platte zeven geven vrij veel verlies en raken spoedig verstopt. Men kent ook bolvormige en puntvormige honingzeven. [N 63, 127a; Ge 37, 177; monogr.]
II-6
|
28684 |
honingbak |
bak:
bak (L421p Dilsen, ...
L374p Thorn),
batche:
batš (Q253p Montzen),
eker:
ēkǝr (Q015p Stein),
emer:
ęjmǝr (L289p Weert),
emmer:
ømǝr (L330p Herten, ...
L381b Peij),
ɛmǝr (L215a Wellerlooi),
honigvat:
hø̜nex˲vat (K353p Tessenderlo),
honingbak:
honingbak (L416p Opglabbeek),
huǝneŋbak (Q113p Heerlen),
hōneŋbak (L428p Born, ...
L384p Herkenbosch),
honingemmer:
honeŋɛmǝr (L210p Venray),
honingkom:
honeŋkom (L210p Venray),
honingrijper:
honingrijper (K317a Kerkhoven),
hø̜neŋrīpǝr (L372p Maaseik),
hōneŋrīpǝr (Q019p Beek),
honingtob:
hōneŋtob (Q071p Diepenbeek),
honingtuit:
hōneŋtø̜jt (L329p Roermond),
honingvat:
honeŋvat (L210p Venray),
huneŋvat (L215a Wellerlooi),
keulse pot:
kø̜lsǝ pot (Q019p Beek),
kroeg:
krux (P120p Alken, ...
P107a Rummen,
P176p Sint-Truiden),
kuipje:
kęjpkǝ (Q003p Genk),
pot:
pot (Q002p Hasselt),
tob:
top (Q019p Beek, ...
Q197p Noorbeek,
Q197a Terlinden),
tǫp (Q015p Stein)
|
Opvangbak bij het slingeren voor gezeefde honing. Men kan hiervoor ieder willekeurig vat, een emmer (liefst geen zinken, gegalvaniseerde of koperen maar wel een roestvrij stalen), een kuip of pot gebruiken. [N 63, 127c; monogr.]
II-6
|
28538 |
honingblaas |
blaas:
blǭs (L289p Weert),
honigmaag:
hunexma.x (L421p Dilsen),
hunexmāx (K278p Lommel),
honingblaas:
honeŋblǭs (L265p Meijel),
huneŋblǭs (L215a Wellerlooi),
huǝneŋblǭs (P120p Alken),
hōneŋbloas (Q071p Diepenbeek),
hōneŋblǭs (L371a Geistingen),
hǫwniŋkblǭs (P107a Rummen),
ǫwneŋkblǭs (P176p Sint-Truiden),
honingblaasje:
huǝneŋblēskǝ (Q003p Genk),
hōneŋblǭskǝ (L333p Asenray / Maalbroek),
honingmaag:
honeŋmāx (L210p Venray),
honingmaag (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L428p Born,
L384p Herkenbosch,
L330p Herten,
Q009p Maasmechelen,
L294p Neer,
L329p Roermond),
huǝneŋmāx (Q113p Heerlen),
hōneŋmāx (L414p Houthalen),
hǫwneŋmāx (P177p Zepperen),
maag:
maag (K317a Kerkhoven),
nectarmaag:
nectarmaag (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden)
|
Maag waarin de honing bewaard wordt. De honing of nectar wordt in de mondholte gezogen en verdwijnt via de keel in de slokdarm. Deze loopt door in het achterlijf en verwijdt zich daar tot een honingblaas (De Roever, pag. 16). [N 63, 44d; N 63, 44c]
II-6
|
24688 |
honingbloem |
honingsbloem:
[Hoya carnosa] cf GrTh 400
hónĕngsbloem (Q162p Tongeren)
|
honingbloem
III-4-3
|
28450 |
honingcel |
cel:
cel (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q071p Diepenbeek,
Q002p Hasselt,
Q113p Heerlen,
L414p Houthalen,
L271p Venlo),
honigcel:
hunexsɛl (L421p Dilsen),
honingcel:
honeŋsɛl (L210p Venray),
honingcel (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L428p Born,
L384p Herkenbosch,
Q009p Maasmechelen,
Q177p Millen,
L329p Roermond),
hu.neŋsɛl (L289p Weert),
huneŋsɛl (L215a Wellerlooi),
hōneŋsɛl (L381b Peij, ...
L374p Thorn),
hǫǝnǝŋsɛl (Q253p Montzen),
honingdopje:
huǝneŋdɛpkǝ (Q003p Genk),
honinghuisje:
hōneŋhȳskǝ (Q019p Beek),
honingpijp:
hø̜neŋpī.p (L372p Maaseik),
honingpijpje:
honeŋpipkǝ (L265p Meijel),
hōneŋpipkǝ (L371a Geistingen),
huisje:
hyskǝ (Q018p Geulle),
kuipje:
kuipje (L416p Opglabbeek),
potje:
potje (K317a Kerkhoven)
|
Cel bestemd voor het opslaan van honing. [Ge 37, 57] || Elk van de zeshoekige openingen in de raat waarin de honing wordt opgeslagen. [N 63, 46a]
II-6
|
28667 |
honingdrank |
bijensuiker:
bējǝsukǝr (L209p Merselo),
bijenvoer:
bi-jǝvōr (L377p Maasbracht),
honingbier:
huǝneŋbīr (Q003p Genk),
hōneŋbēr (L295p Baarlo, ...
L297p Belfeld,
L330p Herten,
Q015p Stein),
hōneŋbęjǝr (L386p Vlodrop),
honingdrank:
honingdrank (L327p Beegden, ...
L322p Haelen,
L330p Herten,
K317a Kerkhoven,
L318p Stramproy),
huneŋdraŋk (Q035p Brunssum, ...
Q039p Hoensbroek,
L115p Mook),
huneŋdrãŋk (L163p Ottersum),
huǝneŋdraŋk (Q032p Schinnen),
honingmede:
hōneŋmęj (L386p Vlodrop),
hōneŋmęjǝ (Q071p Diepenbeek),
honingmee:
honingmee (Q018p Geulle, ...
P177p Zepperen),
huǝneŋmē (Q003p Genk),
hø̜neŋmē (L372p Maaseik),
hōneŋmē (L371a Geistingen),
honingsbier:
huneŋsbēr (Q033p Oirsbeek),
huǝneŋsbēr (Q117p Nieuwenhagen),
hōneŋsbēr (L323p Buggenum, ...
L292p Heythuysen,
L320p Hunsel,
L294p Neer,
L293p Roggel,
L271p Venlo),
honingsnat:
honingsnat (L416p Opglabbeek),
hōneŋsnāt (L329p Roermond, ...
L331p Swalmen),
honingwijn:
huneŋwin (L215a Wellerlooi),
hōneŋwīn (L295p Baarlo, ...
Q019p Beek),
hydromel:
hidromɛl (Q253p Montzen),
mede:
mede (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L428p Born,
L421p Dilsen,
Q002p Hasselt,
L414p Houthalen,
Q009p Maasmechelen,
Q197p Noorbeek,
Q197a Terlinden,
L210p Venray),
mej (L332p Maasniel),
mēj (L381c Diergaarde, ...
L246p Horst,
Q100p Houthem,
Q177p Millen,
L288p Nederweert,
L374p Thorn,
L210p Venray),
męj (P120p Alken, ...
L333p Asenray / Maalbroek,
L381p Echt,
L384p Herkenbosch,
L379p Laak,
L383p Melick,
L382p Montfort,
L380p Ohé,
L373p Roosteren,
P107a Rummen,
P176p Sint-Truiden,
L378p Stevensweert),
męjǝ (L376p Linne, ...
L381b Peij,
L210p Venray),
mee:
mi (L324p Baexem),
mē (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q096a Borgharen,
L326p Grathem,
Q113p Heerlen,
L292p Heythuysen,
L320p Hunsel,
L298p Kessel,
L265p Meijel,
L294p Neer,
K353p Tessenderlo,
L374p Thorn,
L289p Weert),
mę̄ (L361p Tongerlo)
|
Na de verwijdering van de honing uit de raten houdt men ruwe was over die gezuiverd wordt met water. De gegiste honing- en wateroplossing wordt dan mee of mede, honingdrank genoemd. [N 63, 120a; R 3, 45; Ge 37, 148; JG 2b-5, add.; monogr.]
II-6
|
28437 |
honingkamer, honingzolder |
broedbak:
bryt˱bak (L414p Houthalen),
honigzolder:
huǝnex˲zǫldǝr (Q003p Genk),
honingbak:
honeŋbak (L210p Venray),
honingbak (Q019p Beek, ...
L428p Born,
L294p Neer,
L329p Roermond),
honingkamer:
honeŋkāmǝr (L265p Meijel),
honingkamer (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q019p Beek,
L421p Dilsen,
L384p Herkenbosch,
L330p Herten,
L246p Horst,
Q197p Noorbeek,
L381b Peij,
L329p Roermond,
Q197a Terlinden,
L374p Thorn),
huneŋkāmǝr (L215a Wellerlooi),
huǝneŋkāmǝr (Q113p Heerlen, ...
L289p Weert),
hōneŋkāmǝr (L271p Venlo),
hǫǝnǝŋkāmǝr (Q253p Montzen),
honingzolder:
honingzolder (L282p Achel, ...
L421p Dilsen,
L246p Horst,
K317a Kerkhoven),
huǝneŋzǫlǝr (Q003p Genk),
hø̜jneŋzǫldǝr (P120p Alken),
hø̜neŋzø̜ldǝr (L372p Maaseik),
hōneŋzøldǝr (Q018p Geulle, ...
Q015p Stein),
hōneŋzø̜ldǝr (L371a Geistingen),
hōneŋzǫlǝr (Q071p Diepenbeek, ...
L416p Opglabbeek),
hoogsel:
hȳxsǝl (L414p Houthalen, ...
P107a Rummen),
hø̄xsǝl (Q177p Millen),
ȳxsǝl (P176p Sint-Truiden),
zolder:
zǫlǝr (Q071p Diepenbeek)
|
Bovenste ruimte in korf en kast waar de honing verzameld wordt. Bij korven kunnen afneembare stroringen of kleine opzetkastjes als honingkamer gebruikt worden, terwijl in de kasten bovenin ramen geplaatst worden voor de honingvergaring. Deze honingkamerramen zijn lager dan de broedkamerramen. Ook een tweede broedbak kan als honingkamer functioneren. [N 63, 10h; Ge 37, 22]
II-6
|
28438 |
honingkamerraam |
honingkamerraam:
honeŋkāmǝrrām (L265p Meijel),
honingkamerraam (L384p Herkenbosch),
huǝneŋkāmǝrrām (Q113p Heerlen),
hōneŋkāmǝrrām (L271p Venlo),
honingkamerraampje:
honeŋkāmǝrrę̄mkǝ (L329p Roermond),
hōneŋkāmǝrrę̄mkǝ (L333p Asenray / Maalbroek),
honingraam:
honingraam (L428p Born, ...
L294p Neer,
Q197p Noorbeek,
L381b Peij,
Q197a Terlinden),
hōneŋrām (L371a Geistingen),
honingraampje:
honeŋręmkǝ (L210p Venray),
hōneŋrę̄mpkǝ (Q015p Stein),
honingraat:
honingraat (K317a Kerkhoven),
honingzolderraam:
honingzolderraam (L421p Dilsen, ...
L330p Herten,
L246p Horst,
L416p Opglabbeek,
L374p Thorn),
hø̜neŋzø̜ldǝrrām (L372p Maaseik),
hōneŋzøldǝrrām (Q018p Geulle),
hoogselraam:
hø̄xsǝlrǭm (Q177p Millen),
kleine raam:
kleine raam (L289p Weert),
raam:
raam (L333p Asenray / Maalbroek),
raam van de zolder:
rǭm van dǝ zǫlǝr (Q071p Diepenbeek)
|
Raam in de honingkamer of honingzolder waarin honing verzameld wordt. Het honingkamerraam is doorgaans lager dan het broedkamerraam. Zo is het honingkamerraam van de Simplexkast 140 mm hoog en dat van de Dadant- en de Langstrothkast 159 mm. De breedte van de honingkamerramen van deze drie kasten komt overeen met die van de broedkamerramen. Zie hiervoor de lemmata Simplexkast, Dadantkast en Langstrothkast. [N 63, 10i; N 63, 10h; Ge 37, 23]
II-6
|