e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoefstompen hoefstompen: hofstø.mp (Lanaken  [(oude hoefnagels waar de spits van af is)]  ), hōfštø̄mp (Gronsveld  [(enk -stomp)]  ), %%enkelvoud%%  ōfsto.mp (Stokkem  [(oude gebruikte hoefnagel)]  ) De oude hoefnagels die uit de hoef van het paard worden gehaald bij het verwijderen van de versleten hoefijzers. Volgens het Gronsvelds woordenboek (pag. 181) werden de hoefstompen gebruikt om de stelen van schoppen, borstels, rieken e.d. vast te zetten. [monogr.; JG 1b] II-11
hoeftang afbreektang: āf˱brē̜xtsaŋ (Simpelveld), breektang: brɛ̄ktaŋ (Siebengewald  [(ook gebruikt om ijzer van de hoef los te breken)]  ), hoeftang: (h)ūftaŋ (Bilzen, ... ), h ̇oftsaŋ (Spekholzerheide), h ̇uftsaŋ (Kerkrade), hoftsaŋ (Simpelveld), hōftaŋ (Geulle, ... ), huftaŋ (Heijen, ... ), hūftaŋ (Tessenderlo), nagelentang: nēgaltaŋ (Neeritter), pastang: pastsaŋ (Simpelveld  [(met de punten ervan werd het hoefijzer gepast)]  ), pitstang: petstaŋ (Bilzen, ... ), petštaŋ (Rothem), petštsaŋ (Spekholzerheide), tang: taŋ (Bilzen  [(om de nagels af te knippen)]  ), trektang: tre̜ktaŋ (Bevingen, ... ), trɛktaŋ (Tessenderlo) De tang voor het verwijderen van het oude hoefijzer en het aanbrengen van het nieuwe. Sommige smeden gebruiken hiervoor soms ook verschillende tangen. De tang voor het afnemen van de oude hoefijzers heeft dan meestal een ruime, brede bek, terwijl de tang voor het plaatsen van de nieuwe hoefijzers een wat smallere, engere, scherpe bek vertoont. Diverse informanten vermelden ook het feit dat de benen van de hoeftang spits uitlopen en dat deze gebruikt worden bij het passend maken van het nieuwe hoefijzer. Zie ook afb. 230. Volgens de invuller uit Q 111 was de hoeftang een zware nijptang waarbij aan één bek een nokje was aangebracht. Dit nokje werd gebruikt om bij het plaatsen van een nieuw hoefijzer de afgeknepen hoefnagels aan te halen. De spits uitlopende benen van de tang dienden om het hoefijzer op de hoef van het paard te passen. De punten werden daarbij in de stansgaten van het hoefijzer geplaatst en de tang werd dan dus andersom vastgehouden als bij het afknippen van de hoefnagels. [N 33, 173; N 33, 183; N 33, 380; monogr.] II-11
hoeftouw hoefkoord: hufkōt (Bevingen), hoefriem: hōfrēm (Helden, ... ), hufrēm (Weert), hūfrīm (Diepenbeek), hoefstrang: hufstrank (Siebengewald), hoeftouw: huftǫw (Heijen, ... ), hōftow (Rothem), hōftǫw (Geulle, ... ), hoefzeel: hof˲zēl (Simpelveld), huf˲zijǝl (Loksbergen), hōfzīǝl (Heerlen), hōf˲zęjl (Klimmen, ... ), koord: kǭwrt (Jeuk), voetzeel: vūt˲zijǝl (Tessenderlo), zeel: zɛ̄jl (Zutendaal) Het touw dat gebruikt wordt om de hoef die beslagen moet worden, vast te binden. [N 33, 376] II-11
hoek (tussen twee lijnen) hakenpak: hakepak (Montzen), hoek: (een) hoek (Ulbeek), (h)ok (Sint-Truiden), (nen) hoek (Tessenderlo), (nen) oek (Sint-Truiden), (ənən) hōk (Opgrimbie), (⁄n) hoek (Sint-Lambrechts-Herk), een hoek (Heppen, ... ), een hok (Genk), een hoək (Herten), een huk (Beringen), eene hoek (Borgloon, ... ), eene huk (Rosmeer), eene uoek (Sint-Truiden), eenen hoek (Rijkhoven, ... ), eenen uk (Wilderen), eenĕ hŏok (Vroenhoven), eine hoek (Koninksem), eine hook (Bocholt, ... ), einen hook (Gruitrode, ... ), einən hōk (Eisden), ejnən hōk (Opglabbeek), ek (Bleijerheide, ... ), ekke (mv.) (Hoensbroek), ene hoek (Alt-Hoeselt, ... ), ene hook (Beverst), ene houk (Kuttekoven), ene huk (Kortessem), enen hoek (Gingelom), enen hook (Maastricht), enne hoek (Hoepertingen), enne hôêk (Oirlo), enne uoek (Sint-Truiden), ennen hoek (Weert), ennən hook (Mheer), eènen hoek (Hees), ēͅne hyk (Mettekoven), eͅinən ōk (Mechelen-aan-de-Maas), eͅnən hok (Diepenbeek), eͅnən hōk (Molenbeersel), hauk (Sittard), hauwk (Sittard), hek (Hasselt), heuk (Maastricht), heuk (mv.) (Montfort), ho:k (Maastricht, ... ), hoak (Blerick), hoek (Bilzen, ... ), hok (Houthalen, ... ), hoo.k (Grathem, ... ), hoo:k (Roermond, ... ), hook (Amby, ... ), houk (Bingelrade, ... ), hoëk (Panningen, ... ), hoök (Maasbree), hōēk (Afferden, ... ), hōk (Maastricht, ... ), hōōk (Horst, ... ), hŏĕk (Loksbergen), hŏok (Kermt), hŏŏk (Born), hŏuk (Lummen), huk (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), Huk (Hoepertingen), huk (Loksbergen, ... ), hu‧k (Voort), hóók (Pey), hôk (Hechtel, ... ), hôôək (Beesel), hök (Diepenbeek, ... ), hük (Rosmeer), hək (Beringen), iene huuk (Sint-Truiden), ienən oek (Hasselt), inne hoek (Zepperen), inne hook (Paal), innen hoek (Ulbeek), innen hŏĕk (Stevoort), innən hoek (Mielen-boven-Aalst), inən hoek (Schulen), iənən hoek (Kleine-Brogel), iəənən huk (Hamont), jein hok (Houthalen), jennén huk (Oostham), n hōk (Vroenhoven), n hŏk (Kaulille), ne eek (Lontzen), nen ho.k (Spalbeek), nen hoek (Genk, ... ), nen hoeək (Halen), nen hok (Houthalen), nen hook (Kuringen), nen hôk (Lommel), nĕn uk (Bilzen), nə uək (Leopoldsburg), nən hok (Zonhoven, ... ), nən hoək (Zonhoven), nən oĕk (Bilzen), nən ōk (Opglabbeek), n⁄n hoek (Overpelt), n⁄n ook (Eisden), ook (Lutterade, ... ), u⁄nən hoek (Overpelt), ynə hōk (Neerglabbeek), èk (Nieuwenhagen), ène hŏek (Rutten), ênə huk (Millen), ənen hoek (Gelinden), ənən hoek (Zepperen), ənən hōk (Lanaken, ... ), ənən huk (Herk-de-Stad, ... ), ənən ōk (Mechelen-aan-de-Maas), ⁄n hoek (Heusden, ... ), ⁄n hok (Duras, ... ), ⁄n hook (Gerdingen), ⁄n hoək (Hechtel), ⁄n oek (Sint-Truiden), ⁄n ook (Rotem), ⁄n ən ōək (Stevensweert), ⁄ne ĕk (Welkenraedt), ⁄nen hoek (Hasselt, ... ), ⁄nen hook (Klimmen, ... ), ⁄n⁄ oek (Lommel), ⁄t houk (Sittard), (ek).  hoek (Simpelveld), (heukske-heuk).  hook (Tungelroy), (hoekje: heukske)  hook (Valkenburg), (hä is der hook um).  hook (Heerlen), (Is het mogelijk dat hier hook moet komen te staan, in plaats van book)?  hook (Montfort), (plur.: heuk)  hook (Maastricht), hoeken (mv.) ; heuk  hook (Grubbenvorst), m.  hu.k (Eys), meervoud = heuk  hook (Lottum), mv.: (h)ui:k.  (h)ou:k (Sittard), Opm. bijna als o.  hoek (Paal), Opm. de oe is heel kort (daarom omgespeld volgens IPA).  høͅk (Hendrieken), Opm. de oe is kort (daarom omgespeld volgens IPA).  innen [høͅk (Mielen-boven-Aalst), nən høͅk (Eigenbilzen), Opm. oe is dof.  inen hoek (Ulbeek), Opm. tussen o en a.  ennen hŏĕk (Wellen), ps. de o staat wat hoger geschreven.  ənən ōok (Boorsem), ps. er staat een soort +-teken boven de o; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  hok (Bree), ps. letterlijk overgenomen.  hoĕ ak (Wellen), ne hōŏk (Genk), ps. of staat er jene; is niet goed te lezen.  jeve hook (Zonhoven), ps. omgespeld volgens Frings.  enən huk (Borgloon), uk (Sint-Truiden), hoekje: (h)ui:kskə (dim.) (Sittard), heukske (dim.) (Maastricht), huukske (Meerlo), hykukə (Loksbergen), kant: kante (Vijlen), ruimte: ruumte (Maasniel, ... ), top: tip (Loksbergen), winkel: dər wēͅŋkəl (Moelingen), weenkel (Mheer), winkel (Doenrade, ... ), win⁄kel (Bleijerheide, ... ), wīnkəl (Heerlen), wĭnkəl (Nieuwenhagen), wìnkel (Geleen) de ruimte tussen twee rechte lijnen of twee vlakken die elkaar ontmoeten [oord, hoek, winkel] [N 91 (1982)] || hoek [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-4-4
hoek van een stuk land bek: bɛk (Eijsden, ... ), draai: drɛ̄i̯ (Lommel), hoek: hōk (Gulpen), lap grond: lap gronjtj (Sittard), overschildje: ø̄vǝršeltjǝ (Stein), punt: pø̄nt (Eckelrade), scheer: sxēr (Melveren), scherphoek: sxɛrphoǝk (Alken), spie: spęi̯ (Lummen), spits: špets (Gulpen, ... ), start: start (Genk), timpje: tempkǝ (Bree), tip: tip (Diepenbeek, ... ), tøp (Achel, ... ), tø̜p (Kaulille, ... ), tęp (Lommel), tomp: t-mp (Sittard), tomp (Haelen, ... ), tømp (Brunssum, ... ), tø̄mp (Mheer, ... ), tōmp (Kuringen), tǫmp (Nunhem), top: top (Genk, ... ), tōp (Stokrooie) Een hoek of punt van een stuk land. [N P, 1; A 33, 10; monogr.] I-8
hoeken aanbrengen bijkappen: bējkapǝ (Sevenum), teen en vessem kappen: tijǝn ɛn vęsǝm kapǝ (Tessenderlo) Aan de voor en achterzijde van het stuk hoeken afkappen waardoor de uiteinden van de te maken klomp spitser worden. Bij het verbijlen worden doorgaans eerst de hoeken aangebracht. [N 97, 55] II-12
hoekguts hoekbeitel: huk˱bęjtǝl (Bevingen), hōk˱bęjtǝl (Montfort, ... ), hoekguts: hōk˲gøts (Reuver) Guts waarvan het blad een V-vormige doorsnede heeft. De hoekguts dient om hoeken scherp in te hakken. [N 33, 116] II-11
hoekijzer hoekijzer: hoekijzer (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]  , ... [Maurits]  [Winterslag, Waterschei]), hukīzǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Zwartberg, Waterschei]  [Willem-Sophia]  [Julia]  [Domaniale]), hōkejzǝr (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Maurits]), hōkīzǝr (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Laura, Julia]  [Maurits]  [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), hōǝkīzǝr (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), hǫwkīzǝr (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), h˙ōk˱ī.zǝr (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Wilhelmina]), winkel: weŋkǝl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), winkelijzer: weŋkǝlīzǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]  [Domaniale]) Metalen verbinding tussen de kap en de stijl van een jukondersteuning. Het hoekijzer is in tegenstelling tot de kapschoen al aan de kap bevestigd en kan met behulp van bouten aan de stijl worden vastgeschroefd. [N 95, 755; monogr.] II-5
hoekkeper hoekkeper: hukkēpǝr (Ottersum), hōkkē̜pǝr (Heerlen, ... ), hoekstijl: hōkstęjl (Uikhoven), hoekvorst: huǝk˲vorst (Venray), keper: kē̜pǝr (Herten, ... ), kielsnuit: kē̜lšnyts (Bleijerheide), muurkeper: mō.rkē̜pǝr (Panningen), noordbalk: nōrt˱balǝk (Leuken  [(id)]  , ... ), noordboom: nȳrt˱bő̜wm (Meeuwen), noordkeper: nōrtkē̜pǝr (Helden, ... ), nōrtkęjpǝr (Wellen), noordstijl: nōrtstęjl (Uikhoven), staander: stø̜ndǝr (Weert) Dakrib die zich op de buitenhoek van twee elkaar ontmoetende dakschilden bevindt. [N 54, 171c; N 32, 43c] II-9
hoekklem blokje: blękskǝ (Bilzen), hoekje: hekskǝ (Bilzen) Elk van de vier hoekvormige blokjes hout met aan de buitenzijde een groef die samen een lijstklem vormen. Om een lijst na het lijmen vast te klemmen, worden de vier hoeklemmen op de hoeken van de lijst geplaatst, waarna het geheel met behulp van een koord wordt aangespannen. Zie ook afb. 124. [N 53, 223c] II-12