e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hijswerktuig katrol bet een hangkoord: kǝtrǫl bǝn haŋkōt (Kuringen), kettelen: kɛtǝlǝ (Bilzen), kettezug: kɛtǝtsǫx (Bleijerheide), kɛtǝzōx (Heerlen), koekoord: kujkǭrt (Kaulille), koord: koord (Beringen), koorden: kūǝdǝ (Bilzen), koorden over balk: kōrdǝn ōvǝr balǝk (Neerpelt), lier: līr (Hoensbroek, ... ), mankracht: mankraxt (Vliermaal), poulain): palǭ (Mal), palǭn (Sint-Truiden), ratel: rōtǝl (Mal), rǫwtǝl (Borgloon), rolkop: rǫlkǫp (Hoensbroek), slachtlier: slaxtlīǝr (Meijel), takel: tākǝl (Eijsden, ... ), tǭkǝl (Heesveld-Eik), touw over een balk: touw over een balk (Maasbracht), trekbalk: trekbalk (Helchteren), twee touwen: twee touwen (Weert), wind: vøn (Riemst), weŋ (Bleijerheide, ... ), zelen over een balk: zęjǝlǝ ōvǝr nǝm balǝk (Lommel) Hijswerktuig waarmee het rund omhoog wordt getakeld, voordat het verder verwerkt wordt. Ouder is het werken met touwen of kettingen over de balk in de schuur. Dit gebeurt met mankracht. Vergelijk het lemma ''ophijsen''. [N 28, 64; N 28, 65; N 28, 67] II-1
hijswerktuig bij het stuikblok katrol: kasǝrǫl (Maastricht), kraan: krān (Neeritter), krǭn (Bilzen  [(om karbanden uit het vuur te lichten)]  ), molenwinde: mø̜lǝwenj (Montfort), palan: palã (Jeuk), takel: tākǝl (Meerlo, ... ) Kraan of takel waarmee men zware, te stuiken werkstukken op kan hijsen om ze vervolgens op het stuikblok te laten vallen. In verschillende smederijen (o. m. in Q 99* en Q 111) was een dergelijk werktuig niet gebruikelijk. [N 33, 286] II-11
hik hik: (h)ek (Kinrooi), de hik (Maastricht, ... ), de hik höbbe (Leveroy, ... ), de nik (Sittard, ... ), den hek (Beverlo), den hiek (Valkenburg), den hik (Eigenbilzen, ... ), den hik höbbe (Bunde), den hièk (Mesch), den ik (Hasselt, ... ), der hik (Heerlerheide, ... ), der hik han (Kerkrade), dr hik (Heerlen, ... ), dun hik (Sint-Pieter), dən ek (Beverst, ... ), dən hek (Koersel, ... ), dən i̯k (Gingelom), dər hik (Heerlerheide), ek (Gingelom), he.k (Moresnet), hek (Achel, ... ), hiek (Oost-Maarland, ... ), hik (Afferden, ... ), hikke (Neer), nek (Overpelt), nik (Lauw, ... ), [sic]  hif (Vliermaal), B.v. den hik kan aarig vervelend zijn, vooral inne kerk onder de consecratie.  hik (Peer), den ik  (h)īk (Hasselt), hikkelepik: he.kələpe.k (Moresnet), hikkem: hikkem (Hees), hikkepik: he.kəpe.k (Moresnet), hekepeek (Gemmenich), hekəpek (Montzen), hikkepik (Baarlo, ... ), hékepék (Kelmis), Bij kinderen.  hikkepik (Boukoul), hikkik: den hikkik (Oost-Maarland), hikkik (Gronsveld), hikkop: de hikkop (Urmond), de hikop (Mechelen-aan-de-Maas), de niekop (Puth), de nikkop (Berg-aan-de-Maas, ... ), den ikop (Meeswijk), den nikkop (Neerbeek), hikkop (Grevenbicht/Papenhoven), hikop (Stein), nikkop (Urmond, ... ), [Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].  hikkop (Boorsem), ik heb hem nu en dan: ich höb m noe en dan (Sittard), ik kreeg hem van mijn broer jan: ich kreeg m van mie brour Jan (Sittard), slik: de sjlik (Sittard), slok: sjloek (Nieuwenhagen) hik || Hik (hikkepik, nikkop, nik). [N 109 (2001)] || hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinderen ambrasseren (<fr.): ambrasseere (Heerlen), belemmeren: belemmere (Wellen), generen (<fr.): geneere (Maaseik, ... ), gənii̯erə (Martenslinde), tjeneère (Waasmont), zjenere (Bilzen), zjenëere (Rosmeer), ẓenére (Montzen), hinderen: <hinderen> (Sint-Huibrechts-Lille), heejndərə (Kermt), heendere (Eijsden), heindərə (Amby), heͅndərə (Maastricht), hin-de-re (Blitterswijck), hindere (Afferden, ... ), hinderen (Arcen, ... ), hindrən (Tessenderlo), hindərə (Aalst-bij-St.-Truiden), hing-ngere (Vijlen), hingere (Amby, ... ), hinjere (Asenray/Maalbroek, ... ), hinjere(n) (Guttecoven, ... ), hinjeren (Geleen, ... ), hinjërë (Lanklaar), hinjərə (Swalmen), hinkere (Blerick), hinnere (As), hinərə (Beringen), hīndere (Meerlo), hīngere (Eys), héŋərə (Montzen), hìngere (Munstergeleen), injere (Lutterade), hinder = hinger  hingere (Heerlen), Weinig gebruikt.  hendərə (Rekem), in de weg zitten/staan/liggen: in de wêg liggen ... (Elen), in de wêg stoean (Elen), in de wêg zitte (Elen), letten: laetə (Hoepertingen, ... ), laite (s-Herenelderen), lette (Kermt), schade doen: n_sjaai doon (As), storen: stōūre (Merselo), sture (Lottum), stuəre (Horst), stoten: stuute (Meterik), tegenhouden: tègənhaəgən (Zonhoven) hinderen [SGV (1914)] || Hinderen. [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-3-1
hinkelblokje blok: blok (Sint-Truiden), stukje steen of scherf  blok (Gennep), blokje: blekske (Kaulille), blùkske (Kaulille), hemelding: hemeltink (Meeuwen), hikblok: plankje, platte steen, stuk dakpan  hikblok (Vijlen), hikkesteentje: hikkesteentje (Lontzen), hiksteen: hiksjtee (Kerkrade), hikstee (Lontzen), hiksteen (Heerlerheide), een plat steentje, een scherfje, een schijfje hout  hikstein (Welten), hink: [sic]  den enk (Sint-Truiden), hinkblok: enkblok (Sint-Truiden, ... ), he-inkblok (Duras), heenkblok (Beverst, ... ), henkblok (Hoeselt, ... ), heènkblok (Ulbeek), hinkblok (Diepenbeek, ... ), hènkblok (Hoeselt, ... ), hénkblok (Diepenbeek), hɛnkblok (Diepenbeek), hɛnkblök (Herk-de-Stad), hinkblokje: einkblùkske (Sint-Truiden), heenkbləkske (Ulbeek, ... ), heinkbleuukske (Ulbeek), heinkbləkske (Gelinden), hinkbleûkske (Kuringen), informant niet zeker, kleine scherven, blokken van glas of hout, blok van bierglas of voet van porceleinen kan of kop  hinkblokje (Grathem), hinkeblok: [sic]  hinkeblok (Stokrooie), hinkel: [sic]  hinkel (Overpelt), hinkelblok: hinkelblok (Borgharen), houtblokje  hinkelblok (Mook), stukje steen of tegel  hinkelblok (Heerlerheide), hinkelblokje: hinkelblokje (Meerssen), een hout blokje of een stukje leer, ook wel een steen  hinkelblöksj-kə (Wijlre), platte steen of plat blokje  hinkelblökske (Wijlre), tegeltjes (stukken)  hinkelblokje (Spaubeek), hinkelscherf: hinkelscherf (Heerlerheide), hinkelsteen: hi.nkelsteen (Gennep), hinkelstein (Venlo), hinkelstieën (Venray), hinkelstijèn (Heppen), inkelstiəjn (Leopoldsburg), een stuk marmer of hardsteen, de eerste zijn de mooiste  hinkelstein (Venlo), is een steentje of houten blokje  hinkelsteen (Venray), meest gebruikelijke benaming  hinkelsteen (Heerlerheide), steen, stukje tegels, liefst geglazurd met een mooie kleur  hinkelstiejen (Venray), stuk vloertegel of stuk glas, of stuk mergelsteen  hinkelstein (Blerick), stukje platte steen  hinkelsteen (Venlo), van steen  hinkelsteen (Mook), vierkanten marmeren steentje  hinkelsteen (Venlo), hinkelsteentje: een platte steen  hinkelsteentje (Roggel), een stukje marmer  hinkelsteinke (Venlo), platte steen of plat blokje  hinkelstentje (Wijlre), hinkepink: heŋkəpeŋk (Rekem), hinker: henker (Lommel, ... ), hinger (Lommel, ... ), k is zacht  hinker (Lommel), hinkes: heeigkəs (Alt-Hoeselt), heeingkes (Rutten), henkus (Piringen), hinkesteen: henkestein (Rotem), èŋkəstèin (Meeswijk), ɛnkəstɛn (Mechelen-aan-de-Maas), hinket: [sic]  hinket (Zichen-Zussen-Bolder), hinkkei: henkkei (Jeuk), hinkkaj (Gerdingen), hinkpan: heenkpan (Vroenhoven), hinkschaal: henksol (Hoepertingen), hinksol (Hoepertingen), lange o  henkschöl (Mettekoven), hinkschelf: Ss. sub hinkelen.  è.nkschè.llef (Hasselt), hinkschelver: enksjelver (Bilzen, ... ), henkschelver (Hoeselt), hienksjelver (Riksingen), /  nen hènksjêlver (Bilzen), hinkscherf: heinkscherf (Sint-Lambrechts-Herk), henksjerf (Kortessem), hinkscherf (Schulen), hènkscherf (Hasselt), hènksjerf (Genk), hénksjerf (Sint-Huibrechts-Hern), een scherf og platte steen  hinkscherf (Amby), een stuk van: een pan, glas, van een lei, platte gladde keisteen  hink-scherf (Lottum), onwillekeurig platte stukje plavuur of dakpan of zoiets  hinkscherf (Helden/Everlo), scherf, eventueel platte steen of klei  hiŋksjerf (Putbroek), scherven van plavuisen en platte kieselstenen  hinkscherf (Panningen), tegelsteen, pannenscherf, blokjes hout, de voet van en glazen wijnbeker  hinksjerf (Helden/Everlo), hinksteen: ainkstein (Rotem), einkstein (Eisden), enkstien (Sint-Truiden), enkstéin (Tongeren), eŋkstĕəjn (Maaseik), heenksteen (Zepperen, ... ), heenkstein (Lanaken, ... ), heenksten (Rosmeer), heenkstieën (Neerpelt), heinkstein (Niel-bij-As), henksstein (Mechelen-aan-de-Maas), henksteen (Genk, ... ), henksteiən (Zepperen), henkstejn (Opgrimbie, ... ), henkstien (Hasselt, ... ), henkstéin (Tongeren), hienkstein (Maastricht), hinksjtein (Roermond), hinksteen (Oostham, ... ), hinkstein (Gerdingen, ... ), hinkstieən (Halen), hinkstièn (Kaulille), hinkstɛjn (Eisden), hinstien (Beringen), hīnkstieën (Meerlo, ... ), ɛjnkstɛjn (Boorsem), alle mogelijke stenen, het liefst gekleurde of gladde  hinkstein (Maastricht), de bodem van bierglazen of ronde drinkkommen  hinkstein (Tungelroy), een houtblokje, een platte steen, een stukje dakpan  hinksteen (Broekhuizen), een platte steen of tegeltje  hinkstein (Linne), een steen of een stukje tegel og glas  hinksteen (Meerssen), een steen, stuk tegel, voet van bierglas  hènkstèjn (Pey), eerste n is heel kleintjes bovenaan geschreven  henkstein (Zichen-Zussen-Bolder), gladde, platte steen  hinkstein (Maastricht), Ook een schoensmeerdoosje kan er voor gebruikt worden.  hînksteîn (Weert), platte steen  h}inkstein (Hushoven, ... ), platte steen of porceleinen scherf  hinksteen (Hushoven, ... ), platte steen, houtblokjes, scherf  hinkschtei (Gulpen), platte steen, panscherf  hinksteen (Heel), platte stenen, tegeltjes, porceleinscherven  hinksteen (Heythuysen), scherfje  hinkstein (Heugem), Ss. sub hènke: Ss. hènkperk, hènkstein enz.  hènkstein (Echt/Gebroek), steen  hinkstein (Maastricht), steen, stukje glas  hinkstein (Stein), Z. hinkpot [Met krijt op de grond gemaakte tekening, waarbinnen volgens bepaalde regels met een "hinkstein"in de vakken der tekening moet worden gehinkt.].  hinkstein (Maastricht), hinksteentje: hainkstainke (Rijkhoven), heenkstènsje (Mheer), hinksteinke (Weert), hinkstek: heenkstek (Kortenbos), huppelscherfje: hüppelscherfke (Amstenrade), huppelsteen: maar meestal hebben ze geen bepaalde naam, stukje lei of een platte steen  hoppelstēin (Doenrade), kei: een platte kei  kei (Munstergeleen), keitje: kèəske (Gelinden), klinkblokje: klinkblükske (Bree), kwabscherf: scherf van dakpan of porcelein  kwabsjerfke (Herten (bij Roermond)), scherf, tegenwordig worden ook ballen gebruikt  kwabscherf (Steyl), pan: pan (Vroenhoven), paradijssteen: paradiesteŋ (Welkenraedt), perk: [sic]  perk (Gruitrode), perksteen: penniksteen (Lottum), perksteen (Paal), perkstein (Gerdingen, ... ), perksteèn (Bocholt), perkstien (Heusden, ... ), perkstieên (Hechtel), perkstieën (Paal, ... ), perkstion (Kleine-Brogel), perkstiən (Kleine-Brogel), perr`kstei:n (Bocholt), perrikstiên (Hechtel), pɛrkstin (Zonhoven), plaat: plaat (Remersdaal), poepelsteen: poepelstèè (Hees, ... ), poepelsteker: poepelstèker (Hees), pothink: de bodem van een bierglas of een platte steen  pothink (Melderslo), potje: korte eu (van fr. boeuf)  peutje (Vechmaal), rol: [sic]  rol (Tessenderlo), schaal: scheul (Borgloon), scheəl (Voort), schoal (Kuttekoven), schouwel (Wilderen), een steen of houten blokje  sjoel (Roermond), schelver: Iech kan neet hinke, want iech höb geine sjelver.  sjelver (Boorsem), scherf: scherf (Zonhoven), schjerf (Heerlerheide), schɛrəf (Hamont, ... ), šärf (Molenbeersel), een steen of houten blokje  sjerf (Roermond), pannenscherfje of platte kei  sjerf (Oirsbeek), potscherf  sjerf (Haelen), stuk scherf van een dakpan  sjerf (Thorn), scherfje: scherfjes van aardewerk  scherfke (Amby), schervel: sjervel (Neeroeteren), schrakkelsteen: een gladde steen  sjrachelsteen (Schinnen), schrakkelsteentje: een plat rond steentje  sjraggel-stinke (Schinnen), schroffelaar: šruvəlɛɛr (Lanaken), schuifelblokje: schoefelbleukske (Millen), schuifelsteen: plat steentje, voet van glas of kopje  sjūfelstein (Stramproy), schuifelsteentje: een "mooi"steentje of soms voet van een bierglas  sjufelsteinke (Stramproy), schuifeltje: een "mooi"steentje of soms voet van een bierglas  sjufelke (Stramproy), Ook iets dat gemakkelijk kan schuiven (b.v. ...).  sjuufelke (Tungelroy), steen: schtein (Heerlerheide), sjtè (Remersdaal), steen (Maastricht, ... ), stén (Genk), geen bijzondere term  stéen (Peer), steentje: stejŋkə (Opglabbeek), scherfjes van aardewerk  steinske (Amby), steen  steentje (Haelen), stuk: platte steen, het onderste stuk van een glas of kopje  steik (Ospel), tjonkblok: tsjeunkblok (Mielen-boven-Aalst, ... ), tjonkje: tsjeunkske (Heers) [Hinkelblokje]. || [Meisjesspel]: Scherf. || Hinkelblok. || hinkelblokje [SND (2006)], [VC 10] || Hinkelblokje, plat houtje of steentje gebruikt bij het hinkelen. || Hinkelblokje. || hinkelspel [VC 10] || Hinkelsteen, een platte steen die goed schuift en gebruikt wordt bij het hinkelen. || Hinkelsteen, platte steen om bij het hinkelen vanaf het beginpunt steeds een vak verder te gooien. || Hinkesteen: Hinkelblokje. || Hinksjtein*: hinkelblokje. || Hinksteen. || Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] || Platte steen waarmee gehinkeld werd. || Steen gebruikt bij t "pothinke"(z. ald.) || Steen gebruikt bij t hinkelen (spel). || Steentje waarmee gehinkeld wordt. III-3-2
hinkelen bergjehinken: bɛrəXskə hénkən (Hamont), botsespring doen: botsesprink (Ospel), Hinkspel met steen, die door hem met de voet weg te hinken in een ander vak terecht moet komen.  bótsesprink doôn (Nederweert), Met afbeelding hinkelperk (7 vakken).  bótsesprink doen (Nederweert), botsespringen: botsespringe (Nederweert), hemel spelen: hiémel sjpèle (Remersdaal), hemelen: /  hiemele (Bilzen), heuvelhinken: heuvelhinken (Meeuwen), hikken: et hikke (Lontzen), hikke (Bocholtz, ... ), hikken (Heerlerheide, ... ), hékke (Remersdaal), hinkbergen: (hinkelperk)  hi:nkbäërge (Kaulille), hinkebergen: hinkenbè:rge (Venray), hinkelen: heenkele (Venray), heŋ?ələn (Lommel), hinkele (Heerlen, ... ), hinkelen (Blerick, ... ), hinkölen (Oostham), inkele (Leopoldsburg), ènkele (Stokkem), /  heenkele (Zichen-Zussen-Bolder), heenkelen (Riemst), heinkelen (Dilsen, ... ), henkele/ (Sittard), henkelen (Kerkhoven), hinkele (Amstenrade, ... ), Hinkele (Venlo), hinkele (Zonhoven), hinkelen (Beverst, ... ), Hinkelen (Eijsden), hinkelen (Eisden, ... ), Hinkelen (Kerkrade), hinkelen (Kessenich, ... ), hènkele (Bilzen, ... ), hènkele(n) (Maaseik), hènkelen (Echt/Gebroek), hénkele (Hasselt), ienkele (Hasselt), Hinkele: al springend op één been, een steen van een vierkant naar het volgende vierkant verschuiven. Boter/Melk/kaas/ Ieder voorzien van 3 voorwerpen, dienen om beurt in een vierkant van 9 vierkantjes een vak te bezette tot de vorming B/M/K. Wisse noa: Op het lager onderwijs werden door de jongens van het dorp tijdens de middagpauze een achtervolgingsspel gespeeld doorheen de weilanden rondom het dorp(een iemand kreeg de wis en mocht slaan op de veelal blote billen) Muèsse beffe :Bij valavond in schuren, de mussen uit het stro verjagen en in het schijnsel van een pillamp vangen om ze nadien terug los te laten.  hinkele (Hees), Kinderspel, waarbij op één been van stoeptegel naar stoeptegel of van het ene naar het andere met krijt op de grond getekende vak gesprongen wordt.  hinkele (Swalmen), Meestal hinken genoemd.  hinkelen (Geistingen), Meisjesspel  hinkelen (Peer), Steeds platte steen.  hinkelen (Blerick, ... ), veel variaties mogelijk  hènkele (Susteren), werd in Genk zelden door de jongens gedaan maar heel veel door de vrouwen  hinkele (Genk), hinken: ainken (Rotem), eingke (Eisden), einke (Sint-Truiden), enke (Bilzen, ... ), eŋkə (Molenbeersel), hainke (Rijkhoven), he-inke (Duras), heeinke (Rutten), heenke (Beverst, ... ), heenken (Hamont, ... ), heinke (Borgloon, ... ), henke (Boorsem, ... ), henken (Hoeselt, ... ), het hinken (Overpelt), heènken (Ulbeek), heͅnkə (Sint-Truiden), hienke (Maastricht), hing-en (Lommel), hinge (Lommel), hinke (Amby, ... ), hinken (Beringen, ... ), hinkə (Beegden), hiŋkə (Putbroek), hīnke (Amby, ... ), häänke (Kortessem), hènke (Genk, ... ), hènken (Stein), hènkë (Hoeselt), hènkə (Pey), hénke (Diepenbeek, ... ), hénkë (Tongeren), hênke (Zonhoven), hënke (Riksingen), hënken (Geleen), hîn-kê (Widooie), hînke (Tungelroy), həjnke (Vroenhoven), hɛnke (Mettekoven), hɛnken (Diepenbeek), iŋkə (Thorn), meisjes: hinken (Eksel), ènke (Dieteren), èŋkə (Meeswijk), énke (Geleen, ... ), ɛjnke (Boorsem), ɛnke (Bilzen, ... ), (hinkelperk)  hinke (Kaulille), /  einke (Sint-Truiden), heenke (Kanne, ... ), heenken (Hamont, ... ), heinke (Wellen), henke (Genk, ... ), henken (Lauw), hijnke (Wellen), hinke (Bilzen, ... ), Hinke (Montfort), hinke (Ophoven, ... ), hinke/ (Maastricht), hinken (Achel, ... ), Hinken (Kerkrade), hinken (Ophoven, ... ), hènke (Bilzen, ... ), hènken (Maaseik), hènkë (Hoeselt), héenke (Ulbeek), héngke (Elsloo), Hénken (Elen), hénkë (Tongeren), hééngke (Zichen-Zussen-Bolder), inke (Kinrooi), è.ngke (Hasselt), ènke (Hasselt), 4 laatste speelvak bovenaan  heenke (Kanne), 6. vortstèkerke 7. repe 8. heenke/heenkerke  heenke (Veldwezelt), [Met afbeelding pag. 105].  hinke (Roermond), [Met afbeelding].  hènkë (Hoeselt), Binnen bep. vakken een houtje of steentje voortschoppen.  hinken (Terwinselen), Daarbij kwam natuurlijk ook een "hinkstien": een stuk plavei of steen, zelfs glas - ieder kind (meisje) had zijn hinkelsteen in zijn zak (zoals de jongens hun scheuten of knikkers)  hinke (Zolder), De kinder zeen aon t -.  hinke (Maastricht), dit is springen van het ene vak naar het andere ,er is ook "heinken"waarbij op een voet staande een platte steen van het ene vak naar het andere moest "geheinkt"worden.  heinken (Leut), Het "hinke"was steeds een, door de meisjes, veel beoefend spel.  hinke (Herten (bij Roermond)), Hinkelen.  henken (Jeuk), hinken=mank lopen  hinken (Maastricht), hinkespelen  hinken (Eksel), Iech kan neet hinke, want iech höb geine sjelver.  hinke (Boorsem), In den opgang hinkelen de meisjes, op de speelplaats van de school.  (h)eͅŋkə (Niel-bij-St.-Truiden), In ei perrk hinke: meisjesspel.;  hinke (Bocholt), Kil. hinckelen, unico pede saltare.  ènke (Hasselt), Kom we gaan hinken (hinkelen).  heŋkə (Hamont), Meisjesspel  hinken (Peer), Men gebruikt verschillende hinkelbanen, die met krijt of een potscherf op het trottoir of met een stokje in het zand worden getekend. Door een aftelrijmpje wordt bepaald wie er mag beginnen.  hînke (Weert), Ook = hinkele.  hinke (Swalmen), Op de grond wordt een hinkbaan getekend. De meisjes springen op één been van t ene vak naar t andere; er komt nog n blokje hout bij dat met die ene voet naar t volgende vakje wordt gestoten.  heinke (Kortessem), Perkske hinken, zie perk.  hɛŋkə (Zonhoven), prupkessheter  hinke (Bunde), Pé.rek hi.nke, hinkelspel.  hi.nke (Zolder), Ss. hènkperk, hènkstein enz.  hènke (Echt/Gebroek), Sub bótsesprink doôn. Hinkspel met steen, die door hem met de voet weg te hinken in een ander vak terecht moet komen.  hînke (Weert), Sub gefuts: Aon t hinke mochste nie futse want dan moeste treg aon de lijn begenne.  `t hinke (Eigenbilzen), Sub hinkelen: meestal hinken genoemd.  hinken (Geistingen), Sub hinken, (2). Mnl. hinken, henken.  hè.nke (Zonhoven), Sub keingerspeile.  einke (Sint-Truiden), vgl. pag. 136: Hinken.  hénke (Sittard), Waarbij binnen bep. vakken een houtje of steentje wordt voort geschopt.  hinke (Bunde), ww. zw. [Vgl. hinkpot].  hīnke (Meerlo, ... ), zachte k  hink (Lommel), Zie: kinderspelen.  héngke (Sittard), hinken tot in de hemel: /  hinke tot in den hiemel (Neerharen), hinkeperken: hänkəpɛrkə (Zonhoven), hinkepinken: ènkepènke (Stokkem), /  heinkepeinke (Eisden), hénke pénke (Stokkem), inkepinke (Stokkem), De meèdsjes zin oppe speelplaats aan t hinkepinken.  hinkepinken (Uikhoven), hinkertje spelen: /  heenkerke (Veldwezelt), 4 laatste speelvak bovenaan  heenkerke spele (Kanne), 6. vortstèkerke 7. repe 8. heenke/heenkerke  heenkerke (Veldwezelt), hinkperken: hinkperken (Peer), hinkstapspringen: /  HinkStapSpringen (Bilzen), hinkstapsprènge/ (Genk), hinksteen: Daarbij kwam natuurlijk ook een "hinkstien": een stuk plavei of steen, zelfs glas - ieder kind (meisje) had zijn hinkelsteen in zijn zak (zoals de jongens hun scheuten of knikkers)  hinkstien (Zolder), hokjespringen: /  hokske spreinge (Diepenbeek), huppelen: huppelen (Doenrade, ... ), hüppele (Amstenrade), kwabben: kwabbe (Herten (bij Roermond)), kwabben (Steyl), Men tekende in t zand, op de stoep of op straat een vierkant, rechthoek of andere figuren en verdeelde deze in een aantal vakken van gelijke grootte. Afhankelijk van de grootte van de figuur of de ingewikkeldheid van het spel bedroeg dit aantal gewoonlijk 8 tot 16 vierkanten. Vervolgens werden deze genummerd, te beginnen bij 1.  kwabbe (Tegelen), Met krijt tekende men n in vierkanten verdeelde figuur. Al hinkende wordt dan n stuk pannescherf vooruitgeschoven. Men is áaf, als dit op een der krijtlijnen blijft liggen.  kwabbe (Tegelen), Waarbij binnen bep. vakken een houtje of steentje wordt voortgeschopt.  kwabben (Tegelen), ostertje springen: [österke &lt; nösterke = nostertje, verkl. v. (pater) noster rozenkrans]  österke springe (Tungelroy), paradis (fr.) spelen: paradi sjpèle (Remersdaal), perken: /  perken (Dorne), perkhinkelen: perk hinkelen (Tessenderlo), perkhinkele (Heppen), perkhinkelen (Oostham), perkhinken: pennikhinken (Lottum), perkhenke (Neerglabbeek), perkhinke (Grote-Brogel), perkhinken (Bocholt, ... ), perkhênken (Opoeteren), perr`khinke (Bocholt), pé.rekhi.nke (Zolder, ... ), pêrkhinken (Hechtel), pɛrkhenke (Opglabbeek), pɛrkhenken (Zonhoven), pɛrkhinken (Opglabbeek), pɛrəkheenke (Zonhoven), /  perkheinken (Opitter), perkhinken (Heusden, ... ), pèrkhinke, hinkte pèrk, pèrkgehinkt.  pèrkhinke (Beverlo), Sub hi.nke.  pé.rek hi.nke (Zolder), perkjehinken: pɛrəkskənheenkə (Zonhoven), Sub perk, (2).  perkske hinken (Zonhoven), Sub perk: z.o. hinken, (2.).  pé.rrekske hènke (Zonhoven), perkspringen: /  park sprengen (Nieuwerkerken), poepelen: poepele (Hees, ... ), pothinkelen: is pothinkelen AN?  póthi.nkele (Gennep), Pothi.nke, pothi.nkte, gepothi.nkt.  pothi.nk(el)e (Gennep), Pothi.nkele, pothi.nkelde, gepothi.nkeld.  pothi.nk(el)e (Gennep), pothinken: pot hinken (Haelen), potheenke (Venray), pothinken (Gennep, ... ), pothīnke (Meerlo, ... ), póthingke (Meijel), is pothinkelen AN?  póthi.nke (Gennep), potjehinkelen: /  pötje hinkele (Ottersum), scheihinken: sjejhènken (Urmond), scherfjehinken: šärfkən ɛŋkə (Molenbeersel), schoepen: [sic]  sjoepe (s-Herenelderen), schraampjehinken: sjriémke hinke (Stramproy), korte "ai  sjaimke hinke (Stramproy), schraampjeschuifelen: sjaimke sjūfele (Stramproy), schrakkelen: sjrakkele (Spaubeek), het meest gebruikt  sjraggele (Schinnen), schuifelen: sjoefele (Millen), schuifelshinken: sjuufelshînke (Tungelroy), springen: /  sprengen (Zonhoven), steentjewerpen: /  stjeinke werpe (Sittard), tjonken: tsjeunke (Heers, ... ) [SND (2006)]/ [SND (2006)] || 1. Hinkelen. || 2. Hinkelen (spel). || 2. Hinkelen, bep. kinderspel. || 2. Hinkelen, kinderspel. || 2. Hinkelen. || 2. Kinderspel. || ? [SND (2006)] || ?? [SND (2006)] || [De meisjesspelen: 2]. Hinken. || [Hinken]. || [Meisjesspel]: Op een voet springen. || [pag. 98: Kinderspel]. || Bikkelen (meisjesspel). [ZND B1 (1940sq)] || Het hinkstapspel. || hinkele [SND (2006)] || hinkelen [N 112 (2006)], [SND (2006)], [SND (2006)] || hinkelen (?) [SND (2006)] || Hinkelen (kinderspel). || Hinkelen (meisjesspel). || hinkelen in een bijzonder raster [SND (2006)] || Hinkelen in krijtperk, waarbij een plat steentje of houtje (het z.g. "sjuufelke") met de voet naar een ander vak moest worden geschopt. || Hinkelen, kinderspel voor meisjes. || Hinkelen. || hinkelen/ [SND (2006)] || Hinkelen: Het bekende kinderspel. || Hinkelen: hinkelen. || Hinkelen: Kinderspel, waarbij de kinderen al hinkelend een steentje of houtje volgen dat zij van het ene vak van de hinkelbaan naar het volgende voortschoppen. || Hinkelen; op een been springen. || hinkelspel [BN 06], [VC 10] || hinken [SND (2006)] || Hinken (hinkelen). || Hinken (mank gaan; hinkelen). || Hinken. || Hinken: 2. (Kinderspel) op één been voo[r]tspringen. || Hinken: [Hinkelen]. || HInken: b) op een been voortspringen. || hinkspel [SND (2006)] || Hinkspel in de pot, d.i. een tekening op de grond (verschillende vormen). || Hinkspel. || hinkspel/hinkelen [SND (2006)] || Hinkspelen, hinkelen. || Hinkspelen. || hinkstap springen [SND (2006)] || hinkstapspel (?) [SND (2006)] || Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] || Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] || hokje hinken [SND (2006)] || Kinderspel, vooral voor meisjes (hinken). || Kinderspel. || Lievelingsspel 1. [SND (2006)] || Lievelingsspel 2. [SND (2006)] || Lievelingsspel 3. [SND (2006)] || Lievelingsspel 4. [SND (2006)] || Meisjesspel waarin men van het ene perkje naar het andere springt op een voet. || Meisjesspel, hinken. || Meisjesspel: hinkelen. || Op een voet springen (kinderspel). || Perkje hinken. || Pothinkelen, hinkelen in vakken. || springen [SND (2006)] || Wetenswaardigheden. [SND (2006)] III-3-2
hinkelen: hinkelspel hinkeldepink: de naam van één bijzonder soort hinkelspel met liedje erbij  hinkel de pink (Schinnen), hinkelspel: hinkelspel (Venray), hinkens: enkes (Mechelen-aan-de-Maas), heeigkes (Alt-Hoeselt), henkes (Mechelen-aan-de-Maas), hinkespel: henkespel (Jeuk), hinkspel: enkspeiəl (Maaseik), heenkspeel (Koninksem), heenkspel (Zepperen), heenkspjeel (Zichen-Zussen-Bolder), henkspel (Lommel), henkspiel (Neeroeteren), hinkspeel (Lauw), hinkspel (Hushoven, ... ), hinkspiel (Bree), hänkspel (Kortessem), hɛnkspeel (Mettekoven), kinkelspel: [Vgl. WNT sub kinkelen, aanm. 2: Voor kinkelen als naam van een kinderspel [...] zal wel hinkelen gelezen moeten worden.] &gt; of toch niet?!  kinkelspel (Opglabbeek), paradijsspel: t paradiesspêl (Welkenraedt), potje-hink: potje hink (Broekhuizen), schrakkelspel: sjrachelspel (Schinnen) / [SND (2006)] || hinkelspel [VC 10] || Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] || Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] || Welke vorm heeft het spel dat op de grond wordt getekend? Teken dit op een afzonderlijk blaadje en schrijf de namen van de onderdelen in de vakken. [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelperk hikbaan: [Met afbeelding].  hikbaan (Kerkrade), hikhuis: Sub HINKELEN.  hikkes (Posterholt), hikschool: [Met afbeelding].  hiksjoeël (Kerkrade), hinkbaan: hɛnkbön (Genk), hinkberg: hinkberg (Kaulille), [Met afbeelding].  hi:nkbàè:r`g (Kaulille), hinkebaan: èŋkəbān (Meeswijk), hinkelberg: Ook benaming voor het figuur en zn vakken.  hinkelbaerg (Venray), hinkelkoetje: Sub koetje.  hinkelkoetje (Venlo), hinkelpad: /  hinkelpad (Peer), hinkelperk: hinkelperk (Swalmen), hinkelpot: hi.nkelpot (Gennep), hinkhok: Trek een hinkhok.  hēŋkoͅk (Hamont), hinkhuis: hinkhōēs (Roermond), hinkhuisje: ei heenkhuuske (Mheer), hinkpaal: In A.B. is paal grens. Eng. pole.  hink-paol (Helden/Everlo), hinkperk: hinkperk (Swalmen), hènkperk (Maaseik), héngkperk (Sittard), /  hènkperk (Echt/Gebroek), hînkpêrk (Eksel), Ss. sub hènke: Ss. hènkperk, hènkstein enz.  hènkperk (Echt/Gebroek), Ss. sub perk.  hènkperk (Echt/Gebroek), hinkpot: hinkpot (Maastricht), hīnkpot (Meerlo, ... ), perk: perk (Heusden), perrik (Hechtel), Perke trêkke vur te kwabbe: met n stokje of pannescherf in de losse grond, ofwel met krijt op t asfalt of stenen bestrating lijnen trekken. (Zie voorts hfdst. "Kinderspelen").  perk (Tegelen), Ss. hènkperk; dobbeperk.  perk (Echt/Gebroek), schraampje: `t sjrieëmke (Tungelroy) (Kinderspelen): Hinkelperk. || / [SND (2006)] || [Hinkelbaan]. || [Hinkelperk]. || Figuur op de grond bij hinken, knikkeren, tollen. || Hinke- of hinkelbaan. || Hinkebaan: Hinkelbaan. || Hinkelbaan. || hinkelspel || Hinkfiguur op straat. || Hinkhoes*: hinkelbaan. || Hinkhok (hinkelperk). || hinkperk [SND (2006)] || Hinkperk of huisje. || Hinkperk. || Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] || Met krijt op de grond gemaakte tekening, waarbinnen volgens bepaalde regels met een "hinkstein"in de vakken der tekening moet worden gehinkt. || Streep, lijn. || t Hinkelhok (met krijt op straat getekende hinkebaan), hinkelperk. || Tekening op de grond voor het hinkspel. || Welke vorm heeft het spel dat op de grond wordt getekend? Teken dit op een afzonderlijk blaadje en schrijf de namen van de onderdelen in de vakken. [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelperk: vorm boogvenster: boogvenster (Stevoort), cirkel: cirkel (Hoepertingen, ... ), de koeien hoeden: ?  de koeui heui (Piringen), [Tongeren Wb.: huuë hoeden]  de kei hue (Tongeren), gemengde vorm: gemengde vorm (Eisden), halve cirkel met rechthoek: halve cirkel met rechthoek (Hoepertingen), kruis: een kruis (Hoepertingen), kruis (Eisden), kruisvorm (Hasselt, ... ), vorm van een kruis (Tessenderlo), man: in de vormen van een man  man (Sint-Lambrechts-Herk), perkhink: of benk?  perk hənk (Kleine-Brogel), rechthoek: rechthoek (Boorsem, ... ), rêghoek (Voort), rechthoek met acht vakken: rechthoek met acht vakken (Eisden), rechthoek met boog: rechthoek met boog (Sint-Truiden), rechthoek met halve cirkel: rechthoek met halve cirkel  rechthoek met halve cirkel (Jeuk), spiraal: spiraal (Vroenhoven), spiraalvorm (Lommel), vierkant: bestaat uit 12 vierkante hokjes (Kuringen), langwerpig vierkant verdeeld in acht vierkante vakken (Overpelt), vierkant (Lommel, ... ), vierkant in half enkel (hemel) ingedeeld (Peer), vorm: vorm (Hasselt) Welke vorm heeft het spel dat op de grond wordt getekend? Teken dit op een afzonderlijk blaadje en schrijf de namen van de onderdelen in de vakken. [ZND 27 (1938)], [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinken al hinkent?re springen: sprenge al heenkenterre (Zepperen), dansen van de pijn: dānze van de pijn (Maastricht), fluiten van de pijn: fleutte van de pein (Heers), gankelen: gankələn (Mielen-boven-Aalst), hinkelen: he.ŋkələ (Eys), heenkele (Venray), henkele (Jeuk), hēnkelen (Born), hĕnkele (Geleen), hienkele (Eijsden), hinkele (Blerick, ... ), hinkelen (Gruitrode, ... ), hinkelle (Vlodrop), hinkelə (Oirsbeek), hinkulu (Brunssum), hinkələ (Brunssum, ... ), hènkelen (Stein), hônkele (Neeritter), inkele (Lutterade), Van een been op het andere springen.  henkele (Oirsbeek), hinken: (h)eŋkə (Mechelen-aan-de-Maas), (h)ēinkə (Sint-Truiden), ainken (Rotem), chēͅnkə (Genk), eingke (Eisden), enkə (Bilzen), ēͅjnkən (Boorsem), ēͅnkə (Mechelen-aan-de-Maas), ĕnke (Bilzen), ĕŋkə (Maaseik), eͅŋkə (Molenbeersel), h(tm)nkə van de pén (Mettekoven), hainke (Hasselt), hainken (Rijkhoven), he.ŋkə (Hasselt, ... ), he:ngkə (s-Herenelderen), he:nke (Amby), he:nkə (Maastricht), he`ŋken (Bree), heeigke (Alt-Hoeselt), heengke (Rosmeer), heenke (Afferden, ... ), heenken (Beverst, ... ), heenkte (Mheer), heenkə (Gennep), hein-kə (Grevenbicht/Papenhoven), heinke (Hoepertingen, ... ), heinken (Stein, ... ), henke (Sint-Truiden, ... ), henken (Jeuk, ... ), henkə (Lummen, ... ), heŋkə (Martenslinde, ... ), heŋkən (Opglabbeek), hēēnke (Horst, ... ), hēēnken (Henri-Chapelle), hēnken (Hamont), hēnkə (Lanaken), hēŋkə (Lanaken), hēͅŋkə (Zonhoven), hēͅŋkən (Diepenbeek), hĕinke (Sint-Lambrechts-Herk), hĕnken (Genk), heͅi.ŋkə (Borgloon), heͅnken op ein bein (Lanaken), heͅnkə (Borgloon, ... ), heͅŋ.kə (Rekem), heͅŋkən (Zonhoven), hi.nkə (Maastricht), hikke (Kunrade, ... ), hikkə (Heerlen), hinek (Venray), hing-ə (Lommel), hing-ən (Lommel), hingke (Sevenum, ... ), hingkə (Kermt), hink-en (Lommel), hinke (Arcen, ... ), hinken (As, ... ), hinken van pijën (Houthalen), hinkĕn (Oostham), hinkö (Stevensweert), hinkə (Epen, ... ), hinkən (Lommel), hiŋkə (Beringen, ... ), hiŋən (Tessenderlo), hīnke (Amby, ... ), huinke (Gelinden), hunke (Gennep), häŋkə (Zonhoven), hènke (Amby, ... ), hènken (Geleen, ... ), hènken van de pien (Neeroeteren), hèŋkə (Aalst-bij-St.-Truiden), hénke (Remersdaal), hénken (Lauw, ... ), hénkən (Urmond), hêjnkə (Vroenhoven), hênke (Hoeselt, ... ), hênken (Opoeteren, ... ), hìnke (Munstergeleen), hînke (Tienray), hɛ:nke (Voort), hɛjnkə (Hoepertingen), hɛnjken (Zonhoven), op en bien hinken (Houthalen), ènke (Lutterade), enke of euke: niet zo goed leesbaar  enke (Maaseik), janke van de pejn  inkə (Leopoldsburg), Kinderspel: hinkele.  hinke (Blerick), hinkepinken: Somtijds  hinkepinken (Linde), hompelen: hompelen (Schinnen), hoompele (Amby), hoompĕlĕ (Vroenhoven), hōmpələ (Lanaken), hòmpele (Thorn), hômpele (Venlo), (bij kreupel)  hômpele (Maasbree), hompen: hompə (Schimmert), Meest gebruikt  ampə (Bilzen), honkelen: honkele (Weert), hônkele (Tungelroy), huppelen: huppele (Bingelrade, ... ), huppelen (Welkenraedt), huppelə (Doenrade, ... ), janken: jenken (Gerdingen), jankeren: jienkeren (Hechtel), jinkeren vanne pien (Kleine-Brogel), knakken: knakke (Tungelroy), knikken: kniken (Overpelt), lam gaan: hè gi la-âm (Duras), manken: maainken (Sint-Truiden), manke (Sint-Truiden, ... ), manken (Beringen, ... ), mankə (Eisden, ... ), maŋkə (Borgloon), maənken (Hoepertingen), op een been dansen: op e bien daasen (Heusden), op een been sloffen: op een been sloeffen (Hoeselt), op een been springen: op ê bê"spre"gə (Zichen-Zussen-Bolder), op een poot springen: op eene poët springen (Kaulille), op een pootje springen: op ee peutsche sprenge (Zichen-Zussen-Bolder), op ze pietje spreinge (Opglabbeek), panken: pangke (Rutten), panken (Voort), pinkelen: pinkelen (Gingelom, ... ), schanken: spanke (Hasselt), schoppen: schoepen (Millen), schrakkelen: sjràggələ (Amstenrade), schrankelen: sjrankele (Niel-bij-As), spanken: spa.ŋkə (Wellen), spaiəuken (Ulbeek), spanke (Schulen, ... ), spanken (Herten, ... ), spaŋkə (Kortessem), spenke (Spalbeek), Wordt gezegd van iemand die lam gaat op één been.  spā-nke (Wellen), trappelen: trīēpele (Meeuwen), zich een weg banen: zigh ne wéég bāne (As) hinken [ZND 01 (1922)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || hinken, mank lopen || hinken, op een been springen [SGV (1914)] || Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)] || Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] || Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen) [N 108 (2001)] || Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || mank lopen, hinken III-1-2