e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het kippen basculage: baskølāš (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Het omkantelen van volle wagens met behulp van een wagenwipper. [Vwo 96] II-5
het kleibed doornat maken aanmaken: ānmākǝ (Klimmen), de leem te plat maken: dǝ lī̄jǝm tǝ plat mākǝ (Loksbergen), de leem verzuipen: dǝr lęjm vǝrzūpǝ (Klimmen), hozen: ōzǝ (Milsbeek  [(met water dat uit een in de nabijheid gemaakte greppel (grep) werd gehaald)]  ), inzompen: enzō.mpǝ (Nunhem), nat maken: nat mǭkǝ (Sint-Truiden), nās māxǝ (Bocholtz), nāt mākǝ (Klimmen), nǭt mǭkǝ (Bilzen) In Q 83 werden met behulp van een lepelboor (lęp\lbu\r) gaten in de klei gemaakt. Vervolgens werd water op de klei gegooid dat door de gaten in de klei trok. Daardoor werd de grond vers (vi\s) en beter te bekneden (b\knē̜\). [N 98, 63; N 98, 68; monogr.] II-8
het kleibed in de rot zetten in de rot zetten: en dǝ rǫt ˲zę ̞tǝ (Milsbeek), inzompen: enzō.mpǝ (Sittard), laten rotten: lǭtǝ rǫtǝ (Milsbeek) De klei doornat laten rusten, zodat het water overal kan doordringen, hetgeen het uiteenvallen van alle nog aan elkaar geplakte kleideeltjes bevordert. [monogr.] II-8
het kleibed met de voeten treden baggeren: bagǝrǝ (Milsbeek), leem kneden: lē̜jm knē̜ (Klimmen), lęjm knɛjǝ (Nunhem), leem maken: lęjm mākǝ (Tegelen), leem platsen: lēm platšǝ (Maastricht), leem treden: lēm trē̜nǝ (Bocholtz), lēm trē̜ǝ (Bilzen), lęjm trē̜ (Klimmen), lęjm trē̜jǝ (Echt, ... ), lęjm trɛjǝ (Sittard), treden: trē (Loksbergen) [N 98, 67; monogr.] II-8
het kleibed omzetten afkappen: áfkapǝ (Sint-Truiden), doorzetten: dø̜jrzętǝ (Loksbergen), grond draaien: grǫnt˱ drǭjǝ (Sint-Truiden), hakken en kratsen: hakǝ ę ̞n kratsǝ (Bocholtz), mengen: meŋǝ, męŋǝ (Klimmen), omgraven: emgrǭvǝ (Bilzen), omhakken: ømhakǝ (Elsloo), omsteken: emstē̜kǝ (Bilzen), ømštɛ̄xǝ (Spekholzerheide), omzetten: ømzę ̞tǝ (Milsbeek) [N 98, 65] II-8
het laag graven graven naar het laag: grāvǝ nǭ ǝt liǝx (Sevenum), grāvǝ nǭ ǝt lęx (Griendtsveen), het laag in graven: ǝt liǝx en grāvǝ (Meterik), in de klinken graven: en dǝ kleŋkǝ grāvǝ (Meijel), laag graven: lęx grāvǝ (Meijel), omlaag kruien: omliǝx kryjǝ (Ospel) Naast het graven naar het hoge toe kent men ook een methode waarbij men de turf omlaag kruit. Dit werk is lichter dan het graven naar het hoge toe. [II, 58] II-4
het land aftreden afgreien: ãfjrɛi̯ǝ (Bleijerheide), afmeten: áfmēǝtǝ (Berverlo), ǭ.fmę̄.tǝ (Heesveld-Eik), afpassen: afpasǝ (Halen), afschreden: afsxręi̯ǝ (Rummen), ã.fšręi̯ǝ (Meeuwen), áfskriǝ (Montenaken), ǭ.fsxrēǝ (Zonhoven), ǭfsxrei̯ǝ (Zonhoven), ǭfšrīǝ (Bilzen, ... ), afstappen: afstapǝ (Halen), afstapǝn (Achel), aftrappen: áftrapǝ (Blitterswijck, ... ), aftreden: aftre ̝ǝ (Velm), aftrei̯ǝ (Nieuwerkerken), aftrē ̝ǝ (Halen, ... ), aftriǝ (Opheers), aftrēǝ (Binderveld, ... ), aftrēǝn (Meldert), aftręi̯ǝ (Melveren), aftręǝn (Tessenderlo), aftrę̄i̯ǝ (Aijen, ... ), aftrīǝ (Linkhout), ã.ftrē.i̯ǝ (Neerharen), ã.ftrę.i̯ǝ (Lanaken), ã.ftręi̯ǝ (As, ... ), ã.ftrę̄.n (Hechtel, ... ), ã.ftrę̄.ǝn (Eksel), ãftr ̇ēǝ (Sittard), ãftri.ǝ (Berbroek), ãftrēǝ (Guttecoven, ... ), ãftręǝnǝ (Heerlen, ... ), ãftrę̄(ǝ) (Brunssum, ... ), ãftrę̄.i̯ǝn (Rotem), ãftrę̄i̯ǝn (Koersel, ... ), ā.ftriǝ (Boekhout, ... ), ā.ftriǝ(n) (Hasselt), ā.ftrē.i̯ǝ (Leut, ... ), ā.ftrē.n (Overpelt), ā.ftrēǝ (Heusden), ā.ftrēǝn (Koersel, ... ), ā.ftrę.i̯n (Neerpelt), ā.ftrę.i̯ǝ (Grote-Brogel, ... ), ā.ftrę.i̯ǝn (Achel, ... ), ā.ftrę̄.i̯ǝ (Beek, ... ), ā.ftrę̄n (Helchteren), ā.ftrī.ǝ (Houthalen), ā.ftrī.ɛn (Stokrooie), āftrē.i̯ǝ (Boorsem, ... ), āftrē.ǝ (Dilsen, ... ), āftrēi̯ǝ (Rothem, ... ), āftrēi̯ǝ(n) (Overpelt), āftrēi̯ǝn (Lommel, ... ), āftrēǝ (Neerpelt, ... ), āftrę ̇ɛnǝ (Nieuwenhagen), āftręi̯ǝ (Maaseik), āftręɛ (Nieuwenhagen), āftrę̄.i̯ǝ (Kessenich, ... ), āftrę̄i̯nǝ (Bocholtz), āftrę̄i̯ǝ (America, ... ), āftrę̄ǝ (Limbricht), āftrīǝn (Lummen), áftrē ̝ǝ (Buvingen), áftrē ̞ǝ (Tessenderlo), áftrēi̯ǝn (Kwaadmechelen, ... ), áftrēn (Sint-Truiden), áftrēǝ (Aalst, ... ), áftrēǝn (Berverlo, ... ), áftrę̄.n (Paal), áftrę̄i̯ǝ (Blitterswijck, ... ), áftrę̄ǝn (Heppen, ... ), ō ̞ǝ.ftrę̄ǝ (Piringen), ō ̞ǝftrē (Val-Meer), ǭ ̞.ftriǝ (Wijer), ǭ ̞ftriǝ (Wimmertingen), ǭ ̞ftrēi̯ǝ (Bokrijk), ǭ.ftriǝ (Borgloon, ... ), ǭ.ftriɛ (Gors-Opleeuw, ... ), ǭ.ftrē (Berg), ǭ.ftręǝ (Henis), ǭ.ftrę̄ǝ (Beverst, ... ), ǭftriǝ (Alken, ... ), ǭftriɛ (Guigoven), ǭftrē (Rijkhoven), ǭftrē ̞ǝ (Nerem), ǭftrę.i̯ǝ (Gellik, ... ), ǭftrę̄(ǝ) (Herderen), ǭftrę̄.ǝ (Martenslinde), ǭftrę̄i̯ǝ (Gronsveld, ... ), ǭftrę̄ǝ (Bilzen, ... ), ǭftrę̄ǝn (Grote-Spouwen), ǭǝftrę̄á (Koninksem), bouwen: bǫu̯ǝ (Blitterswijck, ... ), in twee√´n verdelen: en twii̯ǝ vǝrdęi̯lǝ (Smeermaas), panden aftreden: pãǝn aftrēǝ (Gingelom), treden: trē ̞ǝ (Venlo), trēǝ (Ordingen), trę̄.i̯ǝ (Kinrooi), trę̄i̯ǝ (Broekhuizen, ... ), trę̄ǝ (Panningen), uitmeten: ɛ̄tmiǝtǝ (Montenaken), vlik: flek (Gronsveld, ... ), vlek (Gronsveld, ... ) Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.] I-1
het licht aandoen aandoen: aa-doeë (Waubach), aandoe:en (Nuth/Aalbeek), aandoen (Bocholtz, ... ), aandoon (Echt/Gebroek, ... ), aandoên (Klimmen), aāndoon (Schimmert), aondoen (Maastricht), a͂.ndouë.n (Hasselt), oandoen (Maastricht), (bij electrische verlichting).  aandoen (Maasbracht), (electrische lamp).  aandoon (Sevenum), Note v.d. invuller: Het gebruik van dit woord is mogelijk.  aandoen (Boekend), aandraaien: aa-drieëne (Kerkrade), aandreejen (Venlo), aandreien (Tegelen), aandrejjen (Meerssen), oandreije (Maastricht), (bij electrische verlichting).  aandraaien (Maasbracht), Dit komt ook voor.  ándraeje (Castenray), Note v.d. invuller: Dit woord is mij het eerst bekend!  aandreije (Boekend), Note v.d. invuller: Het gebruik van dit woord is mogelijk.  aandraaien (Boekend), aanknipsen: āknipsə (Simpelveld), aanmaken: aa-make (Waubach), aamaache (Haanrade, ... ), aamaake (Doenrade), aamake (Doenrade), aanma(a)ke (Posterholt), aanmake (Boukoul, ... ), aanmaken (Baarlo, ... ), aanstaeke (Tegelen), aonmaken (Maastricht), ànmake (Venray), Note v.d. invuller: Het gebruik van dit woord is mogelijk.  aanmaken (Boekend), aansteken: aonsteeke (Maastricht), (van een kaars of petroleumlamp).  aansteken (Maasbracht), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  oostêke (Beverlo), aanstoken: (petroleumlamp).  aanstaoke (Sevenum), de knop omdraaien: d⁄r knop um drieëne (Kerkrade), de lamp aandoen: de laamp aandaoën (Noorbeek, ... ), de lámp ándoen (Castenray), de lamp aanmaken: de lamp a-make (Schaesberg), de lamp aamaache (Kerkrade), de lamp aanmake (Heel), de lámp ánmake (Castenray), het licht aandoen: het leecht aandoon (Heel), het leeg aandaoën (Noorbeek, ... ), ut lich aandoon (Vlodrop), ut lĭg āādōēə (Nieuwenhagen), ət leech aondōēn (Maastricht), ⁄t leech aandoon (Obbicht), ⁄t leech aondoen (Eijsden), ⁄t leecht aandoon (Heel, ... ), ⁄t leich aandoon (Nieuwstadt), het licht aandraaien: ət lēxt āndrɛjə (Roggel), het licht aanmaken: het leech aa-make (Hoensbroek), ⁄t leech aanmake (Maasbree, ... ), ⁄t leech aanmaken (Klimmen), ⁄t lich aamaake (Waubach), ⁄t lich aanmake (Kessel), licht aandoen: leegt aandoon (Baarlo, ... ), lich aandoon (Posterholt), lit aadoeë (Kerkrade), licht aanmaken: leegt aanmaken (Baarlo), licht a make (Koningsbosch), licht aansteken: leeg aansjteake (Guttecoven), leeg aansteake (Blerick), uitpitsen: uitdoen?  oetpitse (Maastricht) aandoen || aandraaien (een lamp -) || aansteken || Wat zegt u tegen \'het licht aansteken\'? (aandoen, aanmaken, aandraaien) [N 104 (2000)] III-2-1
het loodglazuur testen een proef nemen: ǝn prūf nē̜mǝ (Ottersum), testen: tęstǝ (Tegelen) De densiteit van het glazuursel testen. Doorgaans gebruikt men daarvoor een loden knikker die door juist boven te drijven aangeeft wanneer het correcte soortelijk gewicht van het glazuursel is bereikt. In L 270 werd met een vinger op het gedompelde produkt getipt, zodat men kon zien hoe dik het glazuur erop zat. [N 49, 57] II-8
het loon gehalt: jǝhalt (Kelmis), loon: luǝn (Kelmis) [monogr.] II-4