e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het behang insmeren aanpappen: ānpapǝ (Heel), inpappen: enpapǝ (Diepenbeek, ... ), epapǝ (Kerkrade, ... ), inpapǝ (Ottersum), inpápǝ (Castenray, ... ), insmeren: e(n)šmīǝrǝ (Klimmen), ensmē̜rǝ (Meijel), enšmē̜rǝ (Herten), ešmē̜rǝ (Gulpen), insmē̜rǝ (Ottersum), natmaken: natmākǝ (Noorbeek, ... ), pappen: papǝ (Heerlen, ... ) Het behangselpapier met behulp van de papborstel met plaksel bestrijken. [N 67, 97a; monogr.] II-9
het binnenkomen van de duif binnengaan: binnegae (Eys), də dōēf geit binnə (Beesel), geit binne (Swalmen), binnenkomen: binne-kome (Sevenum), binnekomme (Herten (bij Roermond)), binnekōme (Houthalen), binnekòme (Sint-Pieter), bènne koeme (As), bénnəkōēmə (As), bönne kòmme (Echt/Gebroek), doa kump tr bènne (Doenrade), binnenlopen: binneloeepe (Weert), də dōēf löp binnə (Beesel), binnenvallen: binnevalle (Vlijtingen), bénnəvàllə (As), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  ze vêlt binne (Wanssum), binnenvliegen: bénnəvleegə (As), ingaan: engoan (Rijkhoven), ingaan (Guttecoven, ... ), ingaon (Geleen, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  i.ngoeë.n (Zolder), inkomen: enkoume (Jeuk), ē.nko.mə (Eys), i komme (Wijlre), inkome (Vlodrop), inkôômen (Eisden), ’t in kómme (Klimmen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ze koëmen èn (Bilzen), inlopen: Opm. v.d. invuller: men hoort steeds meer "in": inloope.  i-loope (Doenrade), inschieten: einschieten (Jesseren), invallen: einvallen (Jesseren), envallen (Mielen-boven-Aalst), invliegen: invliegen (Tongeren), komen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  koëme (Bilzen), op de plank vallen: òppə plànk vàllə (As), op de slag vallen: op de slâg valle (Venray), vallen: vallen (Meijel) Hoe zegt men: het binnenkomen? [N 93 (1983)] III-3-2
het bovengronds bedrijf bovengrond: bōvǝgront (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Emma]), dag: dax (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Het bovengronds mijnbedrijf. [Vwo 186; Vwo 265] II-5
het dak afkloppen (dak) aankloppen: āklǫpǝ (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Willem-Sophia]  [Emma]), ānklǫpǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Julia]), (de berg) aankloppen: āklǫpǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Maurits]  [Laura, Julia]  [Domaniale]  [Domaniale, Wilhelmina]), ānklopǝ (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]), (de berg) afkloppen: āfklǫpǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Eisden]  [Domaniale]), (de toit) afkloppen: afklǫpǝ (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Winterslag, Waterschei]), (het dak) afkloppen: āfklopǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Domaniale]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), āfklǫpǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), ̇āfklǫ.pǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Zwartberg, Waterschei]), (het hangende) aankloppen: āklǫpǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Emma, Maurits]), (het hangende) afkloppen: āfklopǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), aankloppen: ānklǫpǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Emma]), afkloppen: afklǫpǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Maurits]), ā.fklopǝ (Zolder  [(Zolder)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), āfklopǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Zolder]  [Maurits]  [Maurits]  [Maurits]), āfklǫpǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Domaniale]  [Willem-Sophia]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), het dak controleren: ǝt dāk kǫntrolērǝ (Zonhoven  [(Eisden)]   [Eisden]), het front controleren: ǝt front kǫntrolērǝ (Eisden  [(Eisden)]   [Maurits]), kloppen: klopǝ (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Zolder]), polsen van de toit: pǫ.lsǝ van ǝn tø (Zolder  [(Zolder)]   [Eisden]) Door middel van kloppen onderzoeken of zich in het dakgesteente losse steenlagen bevinden die dreigen in te storten. Een goed dak geeft een scherpe klank, terwijl een slecht dak een doffe of holle klank laat horen (Handb. H. pag. 115). [N 95, 486; N 95, 890; N 95, 298; monogr.; Vwo 9, Vwo 44] II-5
het dak spreiden spreiden: sprē̜jǝ (Meijel), spręjǝ (Borgharen, ... ), sprɛjǝ (Tungelroy), špręjǝ (Klimmen), šprɛjǝ (Schimmert) De spreilaag aanbrengen. Het spreiden gebeurt met riet van 2,5 tot 3 meter lang en dient om de binnenkant van het dak een mooi aanzicht te geven en vooral om een dekbodem te vormen, zodat de kortere deklagen die over de spreilaag heen worden gelegd, niet naar binnen schieten. [N F, 33b] II-9
het deeg op de werkbank verdelen afkappen: afkapǝ (Koersel), afknijpen: ājknīpǝ (Helden, ... ), afpitsen: āfpetsǝ (Hasselt), afrollen: ǭfrǫlǝ (Maastricht), afsnijden: āfšni-jǝ (Reuver), ǫfsnājǝ (Munsterbilzen), afsteken: afsteken (Rumpen), afstēkǝn (Bevingen), āfsti-jǝkǝ (Zepperen), āfstē̜kǝ (Heythuysen, ... ), āfštēkǝ (Rothem, ... ), āfštē̜.kǝ (Panningen), āfštē̜kǝ (Amstenrade, ... ), āfštęjxǝn (Kerkrade), āfštęǝkǝ (Voerendaal), āfštęǝxǝ (Kerkrade), ǫfstēʔǝn (Lommel), ǭfstēkǝ (Heugem, ... ), ǭfštē̜kǝ (Eijsden, ... ), bet de hand afduwen: bɛ dānt afdā (Melveren), deeg delen: deeg delen (Rumpen), in stukken snijden: en stø̜kǝ sni-jǝ (Tungelroy), i štøkǝ šni-jǝ (Oost-Maarland), pofjes maken: pøfkǝs mākǝ (Jabeek), snijden: snajǝ (Mal), snijden en bol maken: snē̜jǝ ɛn bol mākǝ (Melveren), stukken snijden: stø̜kǝ sni-jǝ (Tungelroy), stukker steken: štøkǝr štęxǝ (Kaalheide), stukkeren: støkǝrǝ (Brunssum), verdelen: vǝrdēlǝ (Brunssum, ... ), vǝrdē̜jlǝ (Beverst), vǝrdē̜lǝ (Hasselt), vǝrdęjlǝ (Helden, ... ), vǝrdęjlǝn (Susteren), vǝrdīǝlǝn (Stein), vǝrdɛjlǝ (Panningen) Het verdelen van het deeg in stukken die, eenmaal gevormd en gebakken, de bepaalde broodvorm met het bepaalde gewicht zullen geven. De bij deze vraag opgegeven woordtypen "afwagen", "wagen", "afwegen", zijn overgebracht naar het lemma ''deeg afwegen''. [N 29, 32a; N 29, 30b; monogr.] II-1
het dienstpersoneel geschenken meegeven bescheren: bəsjīrə (Nieuwenhagen), besteken: besteken (Montfort), een nieuwjaar meegeven: eine noejaor met gaive (Ell), een peperkoek geven: eͅnə peͅpərkūk gēvə (Meijel), nieuwjaar geven: nieuwjaar geven (Meeuwen), nieuwjaor geve (Stal) Het gebruik om het dienstpersoneel geschenken mee te geven voor de ouders met oudjaar. [N 88 (1982)] III-3-2
het doopwater wijden op paaszaterdag doopwater en wijwater wijden: doopwater en wijwater wieën (Eys), doopwater wijden: doupwater wieje (Echt/Gebroek), dèpwoater wije (Eigenbilzen), het deupwaater weije (Heers), het doewpwetter wije (Jeuk), doopwater zegenen: ?  zène doopwater (Epen), doopwaterwijding: duipwaterwiejing (Valkenburg), nieuw wijwater halen: nuue Wīēwater hāōle (Schimmert), nuuj wiewater haole (Valkenburg), paaswater halen: paosjwater haolen (Guttecoven), paoswater haolen (Linne), paoswater hole (Weert), paaswaterwijding: paoswaterwiejing (Thorn), paaszaterdagwijding: paoszaoterdich wiejing (Beesel), vontwater halen: feentwater hale (Oirlo), vinkwater hale (Sevenum), vintwater hale (Tienray), vuur en water wijden: vuur en water wieje (Geleen), water wijden: et water wi-jje (Weert), t waoter wije (Siebengewald), water wiëe (Klimmen), waterwijding: waterwi-jjing (Mechelen-aan-de-Maas), waterwieing (Ophoven), wātərwioŋ (Montzen), wijden: wieje (Tegelen), wijden van het doopwater: wēͅjə van ət dopwatər (Meijel), wieje van et duipwater (Baarlo), wijding van het doopwater: de wijjing vaan `t doup-water (Maastricht), weijing van et daupwater (Stokkem), wieing van `t duipwater (Meerssen), wiejing van et duipwater (Schinnen), wijding van het paaswater: wieing van het paosjwater (Melick), wijding van het water: weiing van `t water (Waubach), wiejing van het waater (Sint-Martens-Voeren), wèjing vaan ət waatər (Maastricht), wijding van het wijwater: wijing vaan ut wiewater (Maastricht), wijnwater halen: wienwater haole (Echt/Gebroek, ... ), wienwater hoeële (Heel), wijnwater maken: wienwater maake (Posterholt), wijnwater wijden: wienwater wieje (Montfort), wijwater: wiewater (Baarlo), wijwater halen: wi-jwater hole (Weert), wiejwater haole (Baarlo), wiejwater hoeële (Heel), wiewaoter hoale (Tegelen), wiewater aole (Stokkem), wiewater hale (Opoeteren), wiewater haole (Montfort, ... ), wiewater haoële (Gulpen), wiewater hoale (Lutterade, ... ), wijwaoter haole (Siebengewald), wijwater halen (Zonhoven), wijwater maken en halen: wiewater make en hole (Ell), wijwater wijden: wiejwater wieje (Maasbree), wiewater wieje (Montfort), wiewater wijen (Eksel), wijwater wijden en halen: wiewaterwiee en hoole (Haler), wijwater zegenen: wijwaoter zeigene (Meijel), wijwater zegenen en halen: wiehwater zeëne en hoale (Nieuwenhagen), wijwaterswijding: wiewatersieïng (Gulpen), wijwaterwijden: wijweoaterwijes (Houthalen), wijwaterwijdens: wiejwaterwiejes (Bocholt), wijwaterwijding: weiwetterwijing (Diepenbeek), wi-jwaterwi-ung (Ospel), wiejwaterwiejing (Grevenbicht/Papenhoven) Het gebruik om op Paaszaterdag het doopwater te wijden en wijwater te halen. [N 96C (1989)] III-3-3
het eerste zwermen na de voorzwerm endelen: e.ŋǝlǝ (Dilsen), endelen (Maasmechelen), ęnjǝlǝ (Geistingen), ɛndǝlǝ (Genk, ... ), ɛnjǝlǝ (Asenray / Maalbroek), ɛnǝlǝ (Genk), ɛŋǝlǝ (Maaseik), enlingen: ɛnleŋǝ (Houthalen), nazwermen: nǭzwɛrmǝ (Venlo), nǭžwɛrmǝ (Asenray / Maalbroek), weer zwermen: wēr žwɛrmǝ (Herten) Het nazwermen, zodra de voorzwerm eraf is. Dit gebeurt ongeveer acht dagen na de voorzwerm. [N 63, 40a] II-6
het einde van zijn leven als hij het niet lang meer trekt: cf. WNT s.v. "nie (II)", zie niet  es er ’t ni lang mie trekt (Grote-Brogel), de eind van zijn leven: deen va ze lîeve (Ulbeek), deen vazə levə (Hasselt), dein van zə leevə (Borgloon), déjn vazə ljêêvən (Diepenbeek), déén van zə léévə (Opoeteren), d’ein van zijn leven (Beringen), d’ein van zə lejəvə (Hoepertingen), d’éeen van zè li-even (Ulbeek), cf. WNT s.v. "zijn (III) - zn, ze, zij  d’een van zè lejve (Wellen), de end van zijn leven: den van zə lievə (Zonhoven), dèng van zen lèven (Lommel), dén va zè lîevə (Zolder), d’èn van zie leve (Kaulille), het eind van zijn leven: et ijn van ze lieve (Zepperen), et ijən va zə lijəvə (Gutshoven), het dijn vaa ze lieeven (Sint-Lambrechts-Herk), het ein van zien leven (Neeroeteren), het eind van ze lève (Lanaken), het eind van zin lèven (Peer), het einj van zene leeven (Maaseik), tein van zie lèven (Sint-Huibrechts-Lille), ət een van ze lève (Mal), ’t eejn van ze leejven (Diepenbeek), ’t een va ze lîeve (Zepperen), ’t een van ze li-jəve (Alken), ’t ein va se leven (Wellen), ’t ein van zee lieven (Maaseik), ’t ein van zè lèven (Overpelt), ’t ein van zə lîevə (Gelinden), ’t eind va ze lèven (Peer), ’t eind van ze lèven (Hamont), ’t eind van zie lève (Gruitrode), ’t eind van zä lééven (Neerpelt), ’t eindj van zie leeven (Bocholt), ’t einj van zie lijve (Ophoven), ’t einj van zien lève (Neeroeteren), ’t einj van zə levə (Eisden), ’t èjn va zê lèven (Lommel), ’t éeen van zə léévə (s-Herenelderen), het einde van het leven: ’t einde van het leven (Paal), het einde van zijn leven: het einde van ze leven (Borlo), het einde van ze lève (Sint-Truiden), het ejndə van zə léévə (Zichen-Zussen-Bolder), ’t einde van zien leven (Bree), ’t einde van zijn leeve (Jeuk), ’t einde van zijn leven (Heppen), het end van zijn leven: et en voi ze leeve (Tessenderlo), het en va zen laiven (Hechtel), het en van zijn leven (Oostham), het ende van zéé lééve (Neerpelt), het enj van ze leven (Mechelen-aan-de-Maas), het ènd van ze liejeve (Hasselt), het ən van ze laeve (Genk), het ən van ze lève (Genk), ten van zi léévən (Hamont), ət én van zéé leevə (Beverlo), ət ən van zej léévə (Bree), ’t en va zè lèven (Koersel), ’t en va zə leve (Beverlo), ’t en van zien leve (Lanklaar), ’t en van zij leven (Heusden), ’t en van zə lêvən (Eigenbilzen), ’t en van z’n leven (Eksel), ’t end van ze leeve (Sint-Huibrechts-Lille), ’t end van ze lieëve (Hasselt), ’t end van zie léven (Sint-Huibrechts-Lille), ’t end van z’n leve (Schulen), ’t ende van zè lêve (Lommel), ’t ende van zən leve (Beringen), ’t endsj van zien lèven (Bocholt), ’t endə van zé levə (Leopoldsburg), ’t eng van ze leven (Spalbeek), ’t enj van z’n lève (Voort), ’t in va ze lieven (Heusden), ’t in van ze lejve (Helchteren), ’t in van zen leven (Meldert), ’t in van zij leeven (Paal), ’t ind va ze lèven (Hamont), ’t än và zə leivə (Zonhoven), ’t ändə van zə léévə (Beek (bij Bree)), ’t èn van ze lieven (Rotem), ’t ènd van zien lèven (Ophoven), ’t én van zə léévə (Beek (bij Bree)), ’t énd van ze lève (Riksingen), ’t énde va ze lieëve (Hasselt), ’t ën va zij leven (Kwaadmechelen), cf. WNT s.v. "einde - eind, end"; cf. VD s.v. "einde ...ook eind, end  hət in van ze lèvə (Beverst), het laatste: ət léstə (Opgrimbie), ’t leste (Hasselt), het laatste end van leven: ’t lèste end van lève (Hechtel), het laatste van het leven: ’t leste van ’t leven (Sint-Truiden), het laatste van zijn leven: het leeste van zijn leeven (Hoepertingen), het lest van z’n lieven (Rotem), het leste va zan leven (Duras), het leste van zij leven (Muizen), het leste van zijn leven (Gorsem, ... ), het leste van zin lèven (Peer), it lest van ze leven (Overpelt), ət leiste van ze lîevə (Heers), ət léstə van ze lééve (Genk), ’t laajsté va͂n zén léév (Mettekoven), ’t leest van zie leeven (Neeroeteren), ’t leeste van ze liëve (Alken), ’t lest van zee lèven (Opoeteren), ’t leste va ze leve (Beringen), ’t leste va ze lîeve (Nieuwerkerken), ’t leste va zè lêêve (Stevoort), ’t leste van ze leeuve (Montenaken), ’t leste van ze leven (Bilzen), ’t leste van ze lèjeve (Meldert), ’t leste van ze lèven (Gingelom), ’t leste van ze lêven (Neeroeteren), ’t leste van zen leiven (Hechtel), ’t leste van zen lèven (Kaulille), ’t leste van zie leive (Kaulille), ’t leste van z’ leiven (Neerpelt), ’t leste van z’ lieëve (Hasselt), ’t lestə van zien lèven (Bocholt), ’t lestə van zīē léffə (Neerglabbeek), ’t lijste van ze lîevə (Heers), ’t listə van z’n leve (Velm), ’t lèste va ze leve (Kuringen), ’t lèste van ze lèven (Val-Meer), ’t lèste van zie lijve (Ophoven), ’t lèste van zijn leven (Stokrooie), ’t lèste van zè lèven (Overpelt), ’t lèstə van zè leevə (Lommel), ’t lèstə van zə lève (Veldwezelt), ’t lésdə va zə léévə (Houthalen), ’t léste va zij leven (Paal), ’t léstə va zé léévə (Paal), ’t léstə van zə leevə (Herk-de-Stad), ’t léstə van zə levə (Sint-Truiden), ’t léstə van zən léévə (Lanaken), ’t lëste van ze lève (Martenslinde), ’t lüstə van zīēn léévən (Bocholt), cf. WNT s.v. "lest (I)"(leste)  et léstə van zə levə (Mielen-boven-Aalst), cf. WNT s.v. "zijn (III) - zn, ze, zij  hət lééstə van zə léévə (Lanaken), op het laatste: op ’t leste (Reppel), op zijn laatste: op ze leste (Maaseik, ... ), op zijn laatste poten: op zen leste poeten (Zonhoven), zijn laatste: zee leste (Rijkhoven), zijn laatste dagen: z’n leiste dóóg (Groot-Loon), zijn oude dag: zennen ouwendag (Lommel) op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)] III-2-2