e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kiezen baktanden!!: (de kiezen).  baktĕnj (Geleen), keus doen: ⁄n kĕŭs dóón (Schimmert), keus maken: keus mache (Vaals), keus make (Ell, ... ), keus maken (Kesseleik), keusmaake (Venray), kēūs maakə (Maastricht), kiezen: ke:ze (Roermond), keese (Eys), keeze (Amby, ... ), keezə (Doenrade, ... ), keezən (Urmond), keizen (Sittard), keze (Geleen, ... ), keëze (Sevenum), kēēzu (Brunssum), kēēzə (Nieuwenhagen), kĕĕze (Schimmert), kiezen (Eigenbilzen, ... ), kiĕze (Sevenum), kīē.ëze (Zonhoven), kīēze (Blitterswijck, ... ), kīēzë (Tongeren), kīēzə (Hamont), kĭĕzən (Lommel), kéze (Horst), kîezə (Niel-bij-St.-Truiden), kîêzən (Zonhoven), k‧ēzə (Eys), ⁄t keeze (Geleen), dzjië meug kej.ze  kej.ze (Hasselt), uit-whlen (< du.): ōētwêêlə (Heerlen), uitkiezen: autkieze (Jeuk), awt kieze (Hoeselt), oet.keezə (Kelpen), oetkeese (Neer), oetkeez (Beesel), oetkeeze (Beek, ... ), oetkeezə (Maastricht, ... ), oetkeezən (Urmond), oetkeize (Nieuwstadt), oetkeze (Gulpen, ... ), oetkezen (Born, ... ), oetkiezen (Eksel), oetkéze (Klimmen, ... ), oētkeze (Voerendaal), oëtkéze (Horst), ōētkeezə (Maastricht, ... ), ōētkéézə (Reuver), uutkīēze (Venray), uûtkieze (Oirlo), ŭŭtkīēzə (Gennep), y(3)̄tkēͅzə (Meeuwen), óutkîeze (Kortessem), ôêtkeezə (Amstenrade), uitzoeken: oeētseuke (Herten (bij Roermond)), oehtzeuke (Waubach), oet zeuke (Montfort), oetseuke (Susteren), oetzeuke (Caberg, ... ), oetzeuken (Ospel), oetzeuku (Brunssum), oetzeukə (Beesel, ... ), ootkiezə (Vlijtingen), outkeeze (Hoensbroek), outkeezə (Doenrade), oétzeuke (Gronsveld), oêtzeuke (Venlo), ōēt-zeuke (Sevenum), ōētzeuke (Amby, ... ), ōētzeukə (Epen, ... ), utjkiezen (Meijel), utjkīēzə (Meijel), utkieze (Meerlo, ... ), uutzuuke (Venray), ū.t˃z‧ø̄kə (Eys), ówtkēze (As), ówtzēke (As), ôetzêûke (Swalmen), ûtkeze (Bree), ütkieze (Tienray), whlen (du.): weële (Bleijerheide, ... ) een keus doen uit een aantal voorwerpen of personen [fineren, begeren, uitmunten, uitkiezen] [N 85 (1981)] || het kiezen, de mogelijkheid om te kiezen [keus, keur] [N 85 (1981)] || kiezen [SGV (1914)] || kiezen, zijn keuze doen || uitkiezen || vaststellen als resultaat van een waarneming of onderzoek [bevinden, keuren] [N 85 (1981)] III-1-4
kijkgat controlepot: kǫntrǫlǝpǫt (Echt), kijkgat: kī̄k˲gāt (Belfeld, ... ), kijkkot: kī̄kkūt (Bilzen), kijklok: kī̄klǭk (Klimmen), lochtgat: lox˲gāt (Tegelen), quinquet: kenkē, kenkęt (Tegelen), zwarte man: zwarte man (Maaseik) Controlegat. In Q 95 werd het verloop van het bakproces niet via een speciaal kijkgat, maar via het stookgat, het potje (pø̜tē\), gecontroleerd. [N 98, 141; monogr.] || Elk van de in het gewelf van de kamers van een vlamoven aangebrachte kijkgaten die, door het wegnemen van een deksel, de mogelijkheid bieden in de oven te kijken. In L 270 was het kijkgat tevens luchtgat. Het luchten en brandproef nemen noemde men in L 270: luchten (lø̜xt\). In de ouderwetse handpannenfabrieken in L 270 werd een olielampje met dubbele luchtstroom gebruikt bij het controleren van de pannen in de ovens. Men noemde dit een ɛquinquetɛ - Tegels Dialek, pag. 93.' [monogr.] II-8
kikker fret (sic): ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  fret (sic) (Montzen), keven: ?  keeve (Schinveld), keeven (Schinveld), kikker: kekər (Siebengewald), kikker (Venlo), kikmauw: kekmau̯ (oud) (Venray), kikmaaw (Castenray, ... ), kikvors: (kikvors) (Swolgen), kekfōͅrs (Arcen), kekfoͅrs (Bergen, ... ), kekfoͅrs (jong) (Venray), kekfoͅrš (Paal), kekfoͅs (Stevoort), kekvoͅrs (Venlo), kekwoͅrs (Siebengewald), kerkfoͅrs (Mook), kik-vorsch (Blitterswijck), kikfŏrs (Gennep), kikfoͅs (Borlo, ... ), kikvoarsch (Oirlo), kikvors (Castenray, ... ), kikvorsch (Afferden, ... ), kikvos (Griendtsveen), kikvōrs (Arcen), kikvoͅs (Gingelom, ... ), kikvòs (Sint-Truiden), kikvøs (Meldert), ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  keͅkfəs (Tessenderlo), keͅkvoͅrs (Hamont, ... ), keͅkvoͅs (Borlo, ... ), kikfoͅs (Aalst-bij-St.-Truiden), kikvors (Beringen), kikvorsch (Achel), kikvos (Halmaal, ... ), kikvoͅs (Gelinden), kikvros: ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  keakvrwas (Zichen-Zussen-Bolder), keakvrwos (Riemst), keͅkvrōͅs (Hoepertingen), klabotskop: klabòtskop (Sint-Truiden), koelekop: M / = jonge kikv.  kōēlekŏp (Heer), koelkop (jong): ku:lkoͅp (jonge k.) (Nuth/Aalbeek), kroddel: ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  kródel (Montzen), kruts: kröatsj (Bleijerheide, ... ), krø̄ətš (Eygelshoven, ... ), kwak: kwak (Beringe, ... ), kwak (zelden) (Venlo), kwɛk (Maasbree, ... ), kwaker: kwaəkər (Zutendaal), kwakker: kwakker (Amby, ... ), kwakər (Amby, ... ), ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  kwakker (Bunde, ... ), kwakkər (Zutendaal), kwakər (Lanaken), kwakkerd: kwakert (Eys), kwakkerd (As, ... ), kwakkerde (mv.) (Vijlen), kwakkert (Berg-en-Terblijt, ... ), kwakket (Eigenbilzen, ... ), kwakkərt (Swalmen), kwakərt (Amstenrade, ... ), kwakət (Beverst, ... ), ?rst kuulkop zeen, ?r men kwakkert w?rtj  kwakkert (Beegden), mv. kwakkede  kwakket (Heerlen), naast kwakvors  kwakkerd (Genk), ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  kwakked (Rosmeer), kwakkert (Amby, ... ), kwakkərd (Gelieren/Bret, ... ), kwakərt (Boorsem, ... ), kwakət (Beverst, ... ), kwakvors: kvakvoͅrs (Houthalen), kwa:kfoͅ:rs (Genk), kwaakvos (Hasselt, ... ), kwaakvosch (Eijsden), kwakfjuu̯s (Vliermaalroot), kwakfjøs (Zichen-Zussen-Bolder), kwakfoͅrs (Achel, ... ), kwakfoͅrš (Gronsveld), kwakfoͅs (Diepenbeek, ... ), kwakfoͅš (Eijsden), kwakfoͅərs (Koersel), kwakfu̯oͅs (Vroenhoven), kwakfórs (Meijel), kwakføͅs (Kerkhoven), kwakvaors (Roermond), kwakveurs (Maastricht), kwakvjôus (Vliermaal), kwakvoors (Maastricht), kwakvoost (Neeritter), kwakvors (Eksel, ... ), kwakvorsch (Grathem, ... ), kwakvos (Diepenbeek, ... ), kwakvosj (Beverlo), kwakvōͅs (Neerpelt, ... ), kwakvoͅrs (Eksel, ... ), kwakvoͅs (Lommel, ... ), kwakvòs (Sint-Truiden), kwakvörs (Maastricht), kwakvøs (Zelem), kwākfoͅs (Hasselt), kwek-vorsch (Blitterswijck), kwekfoͅrs (Achel), kwekvors (Baarlo, ... ), kwekvorsch (Blerick), kwek’vors (Tegelen), kwĕkvŏrsch (Steyl), kwákfoͅs (Zonhoven), kwäkvorsch (Belfeld), kwɛkfōͅrs (America, ... ), kwɛkfoͅrs (Belfeld, ... ), kwɛkfoͅs (Alken, ... ), kwɛkfruu̯s (Rijkhoven), kwɛkføͅs (Leopoldsburg), [ e boven a ]  kwakvorsch (Beesel), alles ingevoerd onder ZND 01, a-m  kwakvos (Lommel, ... ), groene kikvors, die in de vijver zit  kwakvoͅs (Donk (bij Herk-de-Stad), ... ), H? mint enne kwekvoorsch te zien en h?n es nog genne pannest?.....]  kwekvōrsch (Lottum), naast kwakvors  kwakvors (Genk), ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  kwakfos (Vroenhoven), kwakfos (kindertaal) (Rotem), kwakvo(r)s (Neerpelt, ... ), kwakvoors (Maaseik), kwakvors (Beringen, ... ), kwakvorsch (Houthalen, ... ), kwakvos (Berbroek, ... ), kwakvosch (Beverlo, ... ), kwakvou-es (Beverst), kwakvoəs (Martenslinde), kwakvōͅs (Hoeselt, ... ), kwakvoͅrs (Maastricht), kwakvoͅs (Donk (bij Herk-de-Stad), ... ), kwakvø̄s (Sint-Lambrechts-Herk), kwākvos (Stevoort), kwākvoͅs (Hasselt, ... ), kwekvosch (Alken), kwákfo͂ͅs (Diepenbeek), kwɛkvoͅs (Sint-Huibrechts-Hern), kwakvros: kwakfrjuu̯s (Vliermaalroot), kwakfrosj (Gronsveld), kwakfrōͅs (Borgloon, ... ), kwakfroͅs (Groot-Gelmen, ... ), kwakfroͅəs (Kanne), kwakfruu̯s (Hoeselt, ... ), kwakfrøi̯š (Gemmenich), kwakfrøš (Aubel, ... ), kwakfrøyš (Kelmis), kwakfrøͅš (Slenaken), kwakfrøͅtš (Vaals), kwakvros (Hoeselt, ... ), kwakvroš (Vaals), kwakvroəs (Kortessem), kwakvroͅs (Heers), kwakvroͅəs (Veulen), kwakvrôs (Zepperen), kwakvrösch (Epen), kwakvrösj (Simpelveld), kwakvröösj (Mechelen), kwakvrøyš (Baelen, ... ), kwàkvròs (Tongeren), kwɛkfrōͅs (Tongeren), kwɛkfroͅs (Berg), [verkortingsboogje boven ö ]  kwak-vrösch (Vijlen), ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  kwakfrōͅs (Bommershoven), kwakfroͅs (Koninksem, ... ), kwakvĕrwoĕs (Hoeselt), kwakvri̯ōͅs (Vliermaal), kwakvroe(j)es (Bilzen), kwakvroeos (Overrepen), kwakvroos (Kortessem), kwakvros (s-Herenelderen, ... ), kwakvrosch (Wimmertingen), kwakvroəs (Vroenhoven), kwakvrōs (Gutshoven, ... ), kwakvrōsj (Mheer), kwakvrōəs (Werm), kwakvrōͅs (Heers, ... ), kwakvrōͅəs (Wellen), kwakvrŏəs (Jesseren), kwakvroͅs (Grote-Spouwen), kwakvruoͅs (Martenslinde), kwakvrôs (Broekom), kwakvrøͅš (Welkenraedt), kwákfrøͅš (Moelingen, ... ), kwɛkfroͅs (Mal), kwek: m.v. kwegge  kwek (Sevenum), kwekker: kwekker (Asenray/Maalbroek, ... ), kwɛkər (Beesel, ... ), kwekkerd: kwekkerd (Genooi/Ohé, ... ), kwekkert (Echt/Gebroek, ... ), kwekkərt (Roermond), kwĕkkerd (Stevensweert), kwĕkkert (Posterholt), kwɛkərt (Echt/Gebroek, ... ), lookvors: groene kikvors  loekvos (Berbroek), ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  loekvos (Berbroek), meun: groot soort kikker  meun (Stramproy), pad: pädd (Eupen), pɛt (Wellerlooi), ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  peͅt (Eupen), paddenmoek: peddemoeëk (Altweert, ... ), peddemook (Nederweert), pɛdəmuək (Nederweert, ... ), pɛdəmyək (Heythuysen), [? - moeilijk leesbaar]  peddemik (Weert), peddenooèk (Nederweert), vors: vos (Hasselt), vos, vø.skə (Loksbergen), voͅs (Binderveld, ... ), voͅs (thans) (Stevensvennen), voͅš (Beverlo), vòs (Hasselt), vøs (Kwaadmechelen, ... ), kokvors die in de weiden zit  voͅs (Donk (bij Herk-de-Stad), ... ), ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  veŭs (Oostham), vors (Lummen), vos (Kozen, ... ), voͅrs (Paal), voͅs (Donk (bij Herk-de-Stad), ... ), vø̄š (Welkenraedt), vø͂ͅs (Zelem), vøͅs (Tessenderlo), vros: fräusch (Eupen), vrōͅs (Heers), vroͅs (Hoepertingen), vròs (Tongeren), vrøyš (Raeren, ... ), vrøͅyš (Eupen), ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  vrōͅs (Heers, ... ), vrōͅəs (Wellen), vrø͂ͅš (Eynatten, ... ), vrø͂ͅəš (Lontzen), vrøͅš (Montzen), vrøͅys (Eupen), vrosje: fröschke (Eupen), weerkwakkerd: waerkwakkert (Sittard, ... ) groene kikker || kikvors [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)], [ZND 14 (1926)], [ZND 16 (1934)], [ZND B2 (1940sq)], [ZND m], [ZND m] || kikvors, groene — || kikvors, jong || kikvors, puit [RND], [RND] || kikvors, soort [ZND m] || kikvorsch [SGV (1914)] III-4-2
kikkerdril bibbel: bibbel (Blitterswijck, ... ), dril: dril (Beegden, ... ), eierbed van vrossen: ei̯ərbɛt van vrøšə (Baelen), eieren van de kwakvros: ɛər van dɛ kwakfroͅs (Borgloon), eitjes van de kikvors: e.kəs fan də kikfoͅsə (Velm), git: get (Paal), kikkerdril: kekərdrel (Blerick, ... ), kikkerdril (Gulpen, ... ), kikkerrit: kekəret (Meerssen, ... ), kikkerit (Meerssen), kikkerrit (Amby, ... ), kikvorsenbibbel: kekfoͅrsəmbebəl (Arcen, ... ), kekfoͅrsənbebəl (Venray), kikvorschenbibbel (Wanssum), kikvorsebibbel (Venray), kikvorsenbibbel (Blitterswijck, ... ), kikvorsenbibber: kekfoͅrsəmbebər (Ottersum), kikvorsenbrei: kekfoͅrsəmbrɛi̯ (Siebengewald), kikvorsendrek: kekvoͅrsəndrɛk (Beringen), kikvorsendribbel: kekfoͅrsəndrebəl (Geysteren), kikvorsendril: kekfoͅrsəndrel (Gennep, ... ), kikvorseneieren: kikfoͅsəei̯r (Borlo), kikvorse-eier (Venlo), kikvorseneitjes: kikfoͅsɛ.əkəs (Gingelom), kikvorsenladder: kikvorsenladder (Geysteren), kilber van de kwakvros: kelbər van də kwakfroͅs (Berg), kroddelen: kroddele (Vijlen), kroddelengerims: krudələjəre.ms (Raeren), kroddelenkwallen: kroddelekwalle (Sittard), kroddelenrit: kroddelerit (Vijlen), krutsenbedden: krŏáëtsjebedder (Eygelshoven), kwakeitjes: kwakkeeikes (Wijlre), kwakkenbimmel: kwakəmbɛməl (Beringe), kwakkendrimmelspreien: kwagəndrɛməlšprɛi̯ə (Helden/Everlo), kwakkengeut: kwakkegoat (Kessel), kwakkerdenbed: kwakərtəbɛt (Hoensbroek), kwakkerdenbedden: kwakərtəbɛdə (Margraten), kwakkerdenbroed: kwɛkərtəbro.ət (Echt/Gebroek), kwakkerdendril: kwakkertedril (Houthem), kwakkertedrille (Amstenrade), kwakkerdeneieren: kwakkedeeier (Bocholtz), kwakkerde-eier (Heerlen), kwakədəɛi̯ər (Bocholtz, ... ), kwakədɛjər (Eigenbilzen), kwakərdejər (Lanaken), kwakərdəɛ.i̯ər (Brunssum, ... ), kwakərdəɛi̯ər (Heerlen), kwakərtənɛi̯ər (Amstenrade, ... ), kwakərtəɛi̯ər (Amby, ... ), kwakkerdeneitjes: kwakkerte-eikes (Geulle), kwakkerteneikes (Guttecoven), kwakərtə-ɛi̯kəs (Limbricht), kwakərtənɛi̯kəs (Schimmert), kwakərtəɛi̯kəs (Schinnen), kwɛkərte-ɛi̯kəs (Beesel), kwakkerdengegeut: kwakkertegegoats (Einighausen), kwɛkərtəgøgoø͂ͅt (Swalmen), kwɛkərtəgəgøͅ.ət (Montfort, ... ), kwakkerdengerijs: kwakkerdegerees (Itteren), kwakərtəgrī.s (Neeroeteren), kwakkerdengeut: kwakkertegeut (Born, ... ), kwakkertegoat (Buchten, ... ), kwakkertegoeat (Heel), kwakkertegoet (Heel), kwakkertegoit (Thorn), kwakkertegood (Hunsel, ... ), kwakkertegoot (Grathem, ... ), kwakkertegäöt (Sittard), kwakkertegöeut (Nieuwstadt), kwakkertegöt (Stein), kwakkertegø͂ͅt (Berg-aan-de-Maas, ... ), kwakərtəgo.t (Dilsen, ... ), kwakərtəgo.ət (Eisden, ... ), kwakərtəgoət (Baexem, ... ), kwakərtəgoͅ.ət (Maaseik), kwakərtəgoͅət (Heythuysen, ... ), kwakərtəgu.ət (Bree, ... ), kwakərtəgô.t (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), kwakərtəgø.t (Stein), kwakərtəgø̄.t (Urmond), kwakərtəgøͅ.t (Born), kwakkerdenkruid: kwakkerdekroet (Borgharen), kwakkerdenkuit: kwakərtəky.ət (Maasbracht), kwɛkərtəky.ət (Vlodrop), kwakkerdenmoos: kwakkertemoos (Leveroy), kwakkerdennest: kwakkerdenēst (Heerlen), kwakkertenest (Merkelbeek, ... ), kwakkertenet (Schinnen), kwakkertenĕs (Nuth/Aalbeek), kwakkertenèst (Elsloo, ... ), kwakkertenêst (Schimmert), kwakkertənest (Puth), kwakərtenɛs (Geleen), kwakkerdennesten: kwakkertenester (Geleen), kwakkertenister (Wijlre), kwakkertennester (Nuth/Aalbeek), kwakkerdensprei: kwakərtəšprɛ.i̯ (Linne), kwakkerdenzaad: kwakərdəzoͅ.ət (As), kwakkerdenzever: kwakərteze.vər (Schinveld), kwakkereieren: kwakərɛi̯ər (Voerendaal), kwakərɛjər (Veldwezelt), kwakkermoos: kwakkermoos (Meerssen), kwakkernest: kwakərnɛst (Oirsbeek), kwakvorseieren: kwakfjusēr (Vliermaalroot), kwakfoͅsɛi̯ər (Gronsveld), kwakfoͅzei̯ər (Vreren), kwakvorsenbibbel: kwɛkfoͅrsəmbebəl (Hegelsom, ... ), kwɛkfoͅrsəmbɛbəl (America, ... ), kwakvorsenbibber: kwakfoͅrsəmbebər (Meijel), kwakfórsembibber (Meijel), kwakvorsendrek: kwakfoͅrsəndrɛk (Heppen), kwakfoͅsndrɛk (Leopoldsburg), kwakfoͅsəndrɛk (Lommel, ... ), kwakføͅsndrɛk (Kerkhoven), kwakvorsendrek (Genk), kwakvoͅrsəndrɛk (Zolder), kwakvorsendril: kwakfoͅrsəndrel (Zichen-Zussen-Bolder), kwɛkfoͅrsəndrel (Belfeld, ... ), kwakvorsengegeut: kwɛkfoͅrsəgəgoͅət (Tegelen), kwakvorsengerei: kwakfoͅrsəgərɛi̯ (Hamont, ... ), kwakvorsengeut: kwɛkfoͅrsəngoͅət (Kessel), kwakvorsenwiggel: kwakfoͅsəwɛgəl (Diepenbeek), kwakvroseieren: kwakfroͅ`ɛi̯ər (Rutten), kwakfroͅsēr (Vechmaal), kwakfroͅzɛ:jər (Piringen), kwakfroͅzɛ:r (Sint-Huibrechts-Hern), kwakfroͅzɛ̄.r (Millen), kwakfroͅzɛ̄.ər (Vlijtingen), kwakfrusēr (Kortessem), kwakfruəzɛ̄ər (Bilzen), kwakfrysēr (Hoeselt), kwakfrø͂ͅsɛ̄i̯ər (Kanne), kwakvrosklibber: kwakfrøysklibər (Gutshoven), kwakvrosseneieren: kwakfrisənɛi̯ər (Beverst), kwakfroͅjəɛi̯ər (Mheer), kwakfroͅsənē.r (Rijkhoven), kwakfroͅsəʔɛ.r (Mal, ... ), kwakfroͅšəajər (Montzen), kwakfroͅšəɛi̯ər (Eijsden, ... ), kwakfroͅšəɛər (s-Gravenvoeren), kwakfroͅzəɛ:jər (Tongeren), kwakfroͅzɛjər (Groot-Gelmen), kwakfwoͅzəɛ̄.i̯ər (Vroenhoven), kwakvrossennest: kwakfryššənis (Sint-Geertruid), kwakvrusje-nist (Mheer), kweggenbibbel: kweggenbibbel (Sevenum), kwɛgəmbebəl (Sevenum), kwekgezever: kwɛgəzɛi̯vər (Maasbree), kwekkenbibbel: kwekkenbibbel (Horst, ... ), kwekəbibəl (America), kwekkenzever: kwekkezeiver (Maasbree), kwekkerdeieren: kwĕkkərtjējər (Koningsbosch), kwekkerdeneitjes: kwekkerte-eikes (Stevensweert), kwekkerdengegeut: kwekkertegegeud (Sint-Odili?nberg), kwekkertegegeut (Maasniel), kwekkertegegöts (Maasniel), kwekkertegegø͂ͅt (Putbroek), kwekkerdengeut: kwekkertegeut (Echt/Gebroek, ... ), kwekkertegēūt (Herten (bij Roermond)), kwekkertegoët (Pey), kwekkertegäöt (Echt/Gebroek), kwekkertegöt (Pey), kwekkertegø͂ͅt (Stevensweert), kwekkerdenkuit: kwekkertekuut (Vlodrop), kwekkerdril: kwekkerdril (Roermond), kwekkerslijm: kwɛkəršlī.m (Roermond), kwekvorsengeut: kwekvorsəgout (Hout-Blerick), paddenbed: päddebedd (Eupen), paddendrek: padədrɛk (Loksbergen), padəndrɛk (Helchteren, ... ), paddenfloets: pɛdəflutš (Eupen), paddengedrek: padəgədrek (Lummen), padəgədrɛk (Duras, ... ), padəgədrɛx (Kuringen), paddengegeut: peddegegöt (Steyl), ped’degeegäot (Tegelen), paddengerei: padəgərɛi̯ (Achel, ... ), paddengerek: padəgərɛk (Halen, ... ), paddengerep: padəgərɛp (Buvingen, ... ), paddengerijs: padəgrī.s (Meeuwen), padəgrīs (Munsterbilzen), padəgry.əs (Eksel), padəgrɛ.i̯s (Genk), padəgrɛ̄.i̯s (Grote-Brogel, ... ), padəgəre:s (Sint-Pieters-Voeren), padəgəri.s (As, ... ), padəgəry.s (Bocholt), paddengetrek: padəgətrek (Nieuwerkerken, ... ), padəgətrɛk (Binderveld, ... ), paddengewaad: pàddegewàt (Sint-Truiden), paddengewerk: padəgəwɛrək (Rukkelingen-Loon), paddengezwel: paddengezwel (Ospel), peddegezwel (Hushoven, ... ), peddegezwêl (Altweert, ... ), pĕddegezwel (Nederweert), pèddegezwēͅl (Weert), pɛdəgəzwɛl (Nederweert, ... ), paddenslijk: padəslɛk (Zonhoven), rit: rit (Gennep, ... ), slijk: slīk (Moelingen), slijm van de kwakvros: slaəm van də kwakfroͅs (Berg), slijmer: slɛi̯mər (Hasselt), vorseieren: voͅšɛ̄r (Tessenderlo), vorsendrek: voͅsəndrɛk (Alken), voͅšndrɛk (Beverlo), vøͅsndrɛk (Kwaadmechelen), vorsengedrek: vøͅsəgədrɛk (Stevensvennen), vrossenbed: froͅšəbet (Walhorn), vroͅšəbet (Henri-Chapelle), vrøyšəbet (Kelmis), vrossenbedden: vroͅsəbedə (Hoepertingen), vrossendrek: vroͅsəndrɛk (Opheers), vrosseneieren: froͅšəei̯ər (Walhorn), frøͅšəɛi̯ər (Vaals), vroͅsəɛi̯ər (Heers), vrøyšəei̯ər (Raeren), vrossennest: vrøyšənets (Lontzen), vrossenslijm: vrøšəšlīm (Gemmenich, ... ) kikkerdril || kikkerrit [DC 09 (1940)], [RND] III-4-2
kikkerdril (2, bewerkt) (-)bed, -bedden: ei̯ərbɛt van vrøšə (Baelen), froͅšəbet (Walhorn), krŏáëtsjebedder (Eygelshoven), kwakərtəbɛdə (Margraten), kwakərtəbɛt (Hoensbroek), päddebedd (Eupen), vroͅsəbedə (Hoepertingen), vroͅšəbet (Henri-Chapelle), vrøyšəbet (Kelmis), (-)bibbel, bibber: bibbel (Blitterswijck, ... ), kekfoͅrsəmbebəl (Arcen, ... ), kekfoͅrsəmbebər (Ottersum), kekfoͅrsənbebəl (Venray), kikvorschenbibbel (Wanssum), kikvorsebibbel (Venray), kikvorsenbibbel (Blitterswijck, ... ), kwakfoͅrsəmbebər (Meijel), kwakfórsembibber (Meijel), kweggenbibbel (Sevenum), kwekkenbibbel (Horst, ... ), kwekəbibəl (America), kwɛgəmbebəl (Sevenum), kwɛkfoͅrsəmbebəl (Hegelsom, ... ), kwɛkfoͅrsəmbɛbəl (America, ... ), (-)bimmel: kwakəmbɛməl (Beringe), (-)brei: kekfoͅrsəmbrɛi̯ (Siebengewald), (-)broed: kwɛkərtəbro.ət (Echt/Gebroek), (-)drek, gedrek: kekvoͅrsəndrɛk (Beringen), kwakfoͅrsəndrɛk (Heppen), kwakfoͅsndrɛk (Leopoldsburg), kwakfoͅsəndrɛk (Lommel, ... ), kwakføͅsndrɛk (Kerkhoven), kwakvorsendrek (Genk), kwakvoͅrsəndrɛk (Zolder), padədrɛk (Loksbergen), padəgədrek (Lummen), padəgədrɛk (Duras, ... ), padəgədrɛx (Kuringen), padəndrɛk (Helchteren, ... ), voͅsəndrɛk (Alken), voͅšndrɛk (Beverlo), vroͅsəndrɛk (Opheers), vøͅsndrɛk (Kwaadmechelen), vøͅsəgədrɛk (Stevensvennen), (-)dribbel: kekfoͅrsəndrebəl (Geysteren), (-)dril: dril (Beegden, ... ), kekfoͅrsəndrel (Gennep, ... ), kekərdrel (Blerick, ... ), kikkerdril (Gulpen, ... ), kwakfoͅrsəndrel (Zichen-Zussen-Bolder), kwakkertedril (Houthem), kwakkertedrille (Amstenrade), kwekkerdril (Roermond), kwɛkfoͅrsəndrel (Belfeld, ... ), (-)eieren, eitjes: e.kəs fan də kikfoͅsə (Velm), froͅšəei̯ər (Walhorn), frøͅšəɛi̯ər (Vaals), kikfoͅsəei̯r (Borlo), kikfoͅsɛ.əkəs (Gingelom), kikvorse-eier (Venlo), kwakfjusēr (Vliermaalroot), kwakfoͅsɛi̯ər (Gronsveld), kwakfoͅzei̯ər (Vreren), kwakfrisənɛi̯ər (Beverst), kwakfroͅ`ɛi̯ər (Rutten), kwakfroͅjəɛi̯ər (Mheer), kwakfroͅsēr (Vechmaal), kwakfroͅsənē.r (Rijkhoven), kwakfroͅsəʔɛ.r (Mal, ... ), kwakfroͅšəajər (Montzen), kwakfroͅšəɛi̯ər (Eijsden, ... ), kwakfroͅšəɛər (s-Gravenvoeren), kwakfroͅzəɛ:jər (Tongeren), kwakfroͅzɛ:jər (Piringen), kwakfroͅzɛ:r (Sint-Huibrechts-Hern), kwakfroͅzɛjər (Groot-Gelmen), kwakfroͅzɛ̄.r (Millen), kwakfroͅzɛ̄.ər (Vlijtingen), kwakfrusēr (Kortessem), kwakfruəzɛ̄ər (Bilzen), kwakfrysēr (Hoeselt), kwakfrø͂ͅsɛ̄i̯ər (Kanne), kwakfwoͅzəɛ̄.i̯ər (Vroenhoven), kwakkedeeier (Bocholtz), kwakkeeikes (Wijlre), kwakkerde-eier (Heerlen), kwakkerte-eikes (Geulle), kwakkerteneikes (Guttecoven), kwakədəɛi̯ər (Bocholtz, ... ), kwakədɛjər (Eigenbilzen), kwakərdejər (Lanaken), kwakərdəɛ.i̯ər (Brunssum, ... ), kwakərdəɛi̯ər (Heerlen), kwakərtə-ɛi̯kəs (Limbricht), kwakərtənɛi̯kəs (Schimmert), kwakərtənɛi̯ər (Amstenrade, ... ), kwakərtəɛi̯kəs (Schinnen), kwakərtəɛi̯ər (Amby, ... ), kwakərɛi̯ər (Voerendaal), kwakərɛjər (Veldwezelt), kwekkerte-eikes (Stevensweert), kwĕkkərtjējər (Koningsbosch), kwɛkərte-ɛi̯kəs (Beesel), voͅšɛ̄r (Tessenderlo), vroͅsəɛi̯ər (Heers), vrøyšəei̯ər (Raeren), ɛər van dɛ kwakfroͅs (Borgloon), (-)floets: pɛdəflutš (Eupen), (-)gerei: kwakfoͅrsəgərɛi̯ (Hamont, ... ), padəgərɛi̯ (Achel, ... ), (-)gerek: padəgərɛk (Halen, ... ), (-)gerep: padəgərɛp (Buvingen, ... ), (-)gerijs: kwakkerdegerees (Itteren), kwakərtəgrī.s (Neeroeteren), padəgrī.s (Meeuwen), padəgrīs (Munsterbilzen), padəgry.əs (Eksel), padəgrɛ.i̯s (Genk), padəgrɛ̄.i̯s (Grote-Brogel, ... ), padəgəre:s (Sint-Pieters-Voeren), padəgəri.s (As, ... ), padəgəry.s (Bocholt), (-)gerims: krudələjəre.ms (Raeren), (-)getrek: padəgətrek (Nieuwerkerken, ... ), padəgətrɛk (Binderveld, ... ), (-)geut, gegeut: kwakkegoat (Kessel), kwakkertegegoats (Einighausen), kwakkertegeut (Born, ... ), kwakkertegoat (Buchten, ... ), kwakkertegoeat (Heel), kwakkertegoet (Heel), kwakkertegoit (Thorn), kwakkertegood (Hunsel, ... ), kwakkertegoot (Grathem, ... ), kwakkertegäöt (Sittard), kwakkertegöeut (Nieuwstadt), kwakkertegöt (Stein), kwakkertegø͂ͅt (Berg-aan-de-Maas, ... ), kwakərtəgo.t (Dilsen, ... ), kwakərtəgo.ət (Eisden, ... ), kwakərtəgoət (Baexem, ... ), kwakərtəgoͅ.ət (Maaseik), kwakərtəgoͅət (Heythuysen, ... ), kwakərtəgu.ət (Bree, ... ), kwakərtəgô.t (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), kwakərtəgø.t (Stein), kwakərtəgø̄.t (Urmond), kwakərtəgøͅ.t (Born), kwekkertegegeud (Sint-Odili?nberg), kwekkertegegeut (Maasniel), kwekkertegegöts (Maasniel), kwekkertegegø͂ͅt (Putbroek), kwekkertegeut (Echt/Gebroek, ... ), kwekkertegēūt (Herten (bij Roermond)), kwekkertegoët (Pey), kwekkertegäöt (Echt/Gebroek), kwekkertegöt (Pey), kwekkertegø͂ͅt (Stevensweert), kwekvorsəgout (Hout-Blerick), kwɛkfoͅrsəgəgoͅət (Tegelen), kwɛkfoͅrsəngoͅət (Kessel), kwɛkərtəgøgoø͂ͅt (Swalmen), kwɛkərtəgəgøͅ.ət (Montfort, ... ), peddegegöt (Steyl), ped’degeegäot (Tegelen), (-)gewaad: pàddegewàt (Sint-Truiden), (-)gewerk: padəgəwɛrək (Rukkelingen-Loon), (-)gezever: kwɛgəzɛi̯vər (Maasbree), (-)gezwel: paddengezwel (Ospel), peddegezwel (Hushoven, ... ), peddegezwêl (Altweert, ... ), pĕddegezwel (Nederweert), pèddegezwēͅl (Weert), pɛdəgəzwɛl (Nederweert, ... ), (-)kilber: kelbər van də kwakfroͅs (Berg), (-)klibber: kwakfrøysklibər (Gutshoven), (-)kruid: kwakkerdekroet (Borgharen), (-)kuit: kwakərtəky.ət (Maasbracht), kwekkertekuut (Vlodrop), kwɛkərtəky.ət (Vlodrop), (-)kwallen: kroddelekwalle (Sittard), (-)ladder: kikvorsenladder (Geysteren), (-)moos: kwakkermoos (Meerssen), kwakkertemoos (Leveroy), (-)nest, nesten: kwakfryššənis (Sint-Geertruid), kwakkerdenēst (Heerlen), kwakkertenest (Merkelbeek, ... ), kwakkertenester (Geleen), kwakkertenet (Schinnen), kwakkertenĕs (Nuth/Aalbeek), kwakkertenister (Wijlre), kwakkertennester (Nuth/Aalbeek), kwakkertenèst (Elsloo, ... ), kwakkertenêst (Schimmert), kwakkertənest (Puth), kwakvrusje-nist (Mheer), kwakərnɛst (Oirsbeek), kwakərtenɛs (Geleen), vrøyšənets (Lontzen), (-)rit: kekəret (Meerssen, ... ), kikkerit (Meerssen), kikkerrit (Amby, ... ), kroddelerit (Vijlen), rit (Gennep, ... ), (-)slijk: padəslɛk (Zonhoven), slīk (Moelingen), (-)slijm: kwɛkəršlī.m (Roermond), slaəm van də kwakfroͅs (Berg), vrøšəšlīm (Gemmenich, ... ), (-)sprei: kwagəndrɛməlšprɛi̯ə (Helden/Everlo), kwakərtəšprɛ.i̯ (Linne), (-)wiggel: kwakfoͅsəwɛgəl (Diepenbeek), (-)zaad: kwakərdəzoͅ.ət (As), (-)zever: kwakərteze.vər (Schinveld), kwekkezeiver (Maasbree), git: get (Paal), kroddelen: kroddele (Vijlen), slijmer: slɛi̯mər (Hasselt) kikkerdril || kikkerrit [DC 09 (1940)], [RND] III-4-2
kikkerlijnen bindgetouwen: bindgetouwen (Lummen), bindkoorden: benkø̄rdǝ (Paal), bindkoorden (Lummen), kikkerlijnen: kekǝrlęjnǝ (Laar), kekǝrlīnǝ (Herten), kikkerlijnen (Beesel, ... ), kikkertouwen: kekǝrtǫwǝ (Weert), kikkertouwtjes: kekǝrtǫwkǝs (Maxet, ... ), kikkertouwtjes (Nederweert), kikvorslijnen: kikvorslijnen (Grathem), lussen: lussen (Molenbeersel), touwtjes: tǫwkǝs (Weert), voegen: vūgǝ (Lummen), zeilkoorden: zęjlkōrdǝ (Kaulille) De touwtjes waarmee de zeilen aan de kikkers op de roeden bevestigd worden. [N O, 5e; A 42A, 70] II-3
kikkers bekjes: bɛkskǝs (Lummen), gekken: gɛkǝ (Thorn), haakjes: hǫkskǝs (Paal), haken: hø̜̄k (Einighausen), hōǝkǝ (Lummen), kikkers: kekǝrs (Horst, ... ), kekǝrts (Herten), kikkers (Beesel, ... ), kikvorsen: kekvø̜rs (Merselo), kekvǫrsǝ (Eksel, ... ), kekvǫršǝ (Gennep), kikvorsen (Arcen, ... ), knabbetjes: knɛbǝkǝs (Tessenderlo), kwakkerten: kwarkǝrtǝ (Kinrooi, ... ), kwakvorsen: (enk)  kwakvǫrs (Kaulille), kwekkers: kwękǝrs (Horn), kwekkerten: kwękǝrtǝ (Thorn), roedehaken: ruhø̜̄kǝ (Gennep) De ijzeren of houten bekjes aan de voorzijde van de roede waaraan het zeil wordt vastgemaakt. In l 381 waren de kikkers van hout omdat de molen houten roeden had. [N O, 5d; A 42A, 69; N O, 5e] II-3
kikkervisje boterkop: bôterkop (Venlo), desderkopje: daezderkôpke (Blerick), dikkop: dekoͅp (Niel-bij-St.-Truiden), deͅkop (Zolder), diekkop (Blerick, ... ), dikkop (Alken, ... ), dikkòp (Lommel), dikköp (Tienray, ... ), dïkkòp (Tongeren), kikkervisje  diekkop (Hasselt), dikkopje: dekøͅpkə (Zonhoven), dikkepke (Neeroeteren, ... ), dikkeupkes (Tongeren), dikkopje (Heppen, ... ), dikkopke (Oostham), dikkoupske (Heusden), dikkupke (Neerpelt, ... ), dikkøpke (Borgloon, ... ), halve kwakvors: halve kwakvorsch (Kaulille), jonge kwakker: jonge kwakker (Houthem), jonge kwakkerd: jonge kwakkert (Bocholtz, ... ), jonge kwakvors: jonge kwakvorsj (Gronsveld), jonge kwakvros: jonge kwakvruusj (Vijlen), jonge kwek: joonge kwek (Maasbree), jonge kworkel: joenge kworkel (Beverst), kaalkop: kaalkop (Stevoort, ... ), kalkop (Alken), kōͅkkop (Herk-de-Stad), kōͅlkop (Ulbeek), kōͅəlkoͅp (Diepenbeek), kaalkopje: kaalkøpke (Hasselt), kōͅ:lkøpke (s-Herenelderen), kikkertje: kikkertje (Sint-Truiden), kikkervisje: kikkervisje (Siebengewald), kikvors: kikvors (Gennep, ... ), kikvorsch (Siebengewald), kikvos (Muizen), klabotekop: klabotekop (Runkelen), klabotskop: klabotskop (Hoepertingen, ... ), klebotskop (Sint-Truiden, ... ), kleine kikvors: kleine kikvos (Sint-Truiden), koeleboetje: koeələboetžə (Vaals), koeleboets: koeleboets (Gulpen), koelei: later: kwakkert  koelei (Weert), koeleitje: koeleike (Weert), koeëleike (Weert, ... ), koelekop: koelekeop (Meerssen), koelekoeup (Bocholt), koelekop (Amby, ... ), koeleköp (Heythuysen), kolekop (Helchteren), koolekop (Gruitrode), koélekop (Gronsveld), koêlekop (Tungelroy), kulekop (Grote-Brogel), kuləkop (Sint-Geertruid), kuləkoͅp (Meeswijk), kuulekop (Bree, ... ), kuuləkop (Putbroek), kūləkop (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), ky(3)̄ləkoͅp (Meeuwen), kylekoͅp (Neerpelt), van kuil: waterplas  koelekop (Eisden), koelekopje: koehlekèpke (Genk), koelekepke (Neeroeteren, ... ), koelekopke (Eksel), koelekupke (Heerlen, ... ), koeleköpke (Blerick, ... ), koeleköpkes (Maastricht), koelekøpke (Lanaken), koulekøpke (Genk), koêleköpke (Altweert, ... ), kuleköpke (As, ... ), ky(3)̄ləkōͅpkə (Overpelt), kyləkøͅpkə (Bree), kóuleköpkes (mv.) (Maaseik), koelemuil: koelemoel (Blerick), koelemuiter: koelemoeter (Maasbree), koeleskop: kauleskop (Mal), koeleskop (Baarlo, ... ), koelskòp (Laar, ... ), koelkop: koekop (Echt/Gebroek, ... ), koelkob (Oirsbeek), koelkop (Amstenrade, ... ), koelkŏp (Koningsbosch, ... ), koelop (Eygelshoven), koel’kop (Bleijerheide, ... ), koeəlkop (Eys, ... ), kōēlkop (Roermond, ... ), kulkop (Montzen), kuulkop (Haelen, ... ), kūlkoͅp (Eupen), küülkôp (Bergen), koelkopje: koelkeͅpke (Martenslinde), koelkupke (Heer), koelköpke (Broeksittard), koeëlköpke (Weert), kuulköpke (Maasniel, ... ), koemuil: kōēmoel (Hout-Blerick), kōēməl (Hout-Blerick), koerlekop: koerlekop (Hulsberg), kulle: kulle (Hechtel), kwakker: kwakker (Nieuwstadt), kwakkerd: kwakkert (Elsloo, ... ), kwakvors: kwakvors (Hechtel), kwekvors (Blerick, ... ), kwekvorsch (Velden), kwekvörsche (Horst, ... ), kwakvorsje: kwakvöskə (Maastricht), kwakvrosje: kwaakvreužjə (Vaals), kwakvroisjke (Vijlen), kwekker: kwekker (Baarlo, ... ), kwekkerd: kwekkerde (Itteren), kwekkerte (Berg-aan-de-Maas, ... ), kwekkertje: kwekkerdje (Heerlen), kwekkerke (Amby, ... ), kwekkertje (Haelen), kwèkkerke (Born), molenkop: meulekop (Zonhoven), molenkopje: meulekøpke (Zonhoven), muileskop: moeleskop (Maasbree), paddenmeukje: peddemuuəkskə (Weert), (later dan koeleike)  peddemeukske (Weert), paddenstaartje: paddestertje (Venlo), pannenstaart: pannestaart (America, ... ), pannestart (America, ... ), pannestraat (sic) (Velden), pannestárt (Blitterswijck, ... ), pannenstaartje: pannenstertje (Venlo), pannestertje (Blerick, ... ), platkop: platkop (Hoepertingen, ... ), poelpak: poel’pak (Tegelen), poelpakje: poelpekske (Steyl, ... ), poeterd: poeterd (Maaseik), stekelbakje: stiekelbakje (Ulbeek), uilenkop: ulekop (Bocholt), uulekop (Ospel), uilenkopje: oeleköpke (Nederweert), ōēleköpke (Nederweert), ulekupke (Sint-Huibrechts-Lille), uleköpke (Hushoven, ... ), ulekəpke (Achel, ... ), uûleköpke (Altweert, ... ), y(3)̄lekäpke (Neerpelt), uilskwak: oelskwak (Helden/Everlo), zwartkopje: zwatkøͅpkə (Mettekoven) dikkop || dikkopje [SGV (1914)] || dikkopjes, jong kikkerkroos || kikkerlarve || kikkervisje [DC 09 (1940)], [DC 09 (1940)], [DC 17 (1949)], [ZND 34 (1940)] || kikkervisje; dikkopje III-4-2
kim van het vat bovenkim: bǭvǝkem (Gennep), geerkant: gīrkant (Eisden, ... ), kin: kin (Borgloon), koppen: kǫpǝ (Hasselt), scheerkant: šē̜rkanjt (Heel, ... ), schikse kant: šeksǝ ka.ŋt (Panningen), schuine kant: šȳnǝ kantj (Ell), šȳnǝ kaŋk (Tegelen), schuinse kant: sxø̜̄nsǝ kant (Hasselt), šȳnsǝ ka.ŋkt (Panningen), snijkant: šnikaŋk (Tegelen), uitgesneden kim: yt˲gǝsnējǝ kem (Gennep) De schuine kant die men met behulp van een dissel aan de binnenzijde van de koppen van de duigen kapt. Een dissel is een soort bijl waarvan het holle blad dwars op de steel bevestigd is en meer of minder naar de steel toe gekromd staat. Zie ook het lemma ɛdisselɛ in de paragraaf over de vaktaal van de houtzager.' [N E, 32b] II-12
kin baard: baat (Gulpen), boad (Val-Meer), bwaŏrd (Eijsden), bá:rt (Noorbeek, ... ), bârt (Mheer), kin: ken (Achel, ... ), kEn (Leunen), ken (Lommel, ... ), kien (Schinnen), kin (Amby, ... ), kèin (Heugem), kèn (Heugem, ... ), kén (Gemmenich, ... ), kënn (Vaals), kìn (Arcen, ... ), kín (Puth, ... ), kîn (Bunde), komek uit "kombek", bet. nu wang!  ken (Rekem), PLAATS: de informant geeft als kerkdorp Jeuk/Hasselbroek op.  kin (Jeuk), moezel: moezel (Kortessem) Een kinnebak: kaakbeenderen (kinnebak, kinnebakkes, geschaar) [N 106 (2001)] || kaak [DC 02 (1932)] || kin [DC 01 (1931)], [N 10b (1961)] || kinnebak [N 10b (1961)], [ZND 01 (1922)] || Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)] III-1-1