e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ketelmuziek maken berenvaren: bērəvārə (Urmond), bɛ̄rəvārən (Urmond), de ezel aandrijven: de aizel aandrieven (Melick), den aezel aandrieve (Herten (bij Roermond), ... ), den ezel aandrieve (Maasbree, ... ), den ezel andrieve (Tienray), dən ēzəl andrīvə (Tienray), dən ēzəl āndrivə (Sevenum), dən ēzəl āndrīvə (Maasbree, ... ), dən ɛ̄zəl āndrīvə (Herten (bij Roermond)), [Sub aezel]: Als iemand zich had misdragen op sociaal gebied, voral wat betreft de huwelijkstrouw, werd door de dorpelingen drie dagen achter elkaar ketelmuziek gemaakt bij de woning van de schuldige, waarna met een mengsel van lijnolie, kalk en roet een ezel op de gevel van het bewuste huis geschilderd werd.  d`n aezel aandrieve (Swalmen), Dat was het uitvoering geven aan een soort "volksgerecht"-uitspraak, het ten uitvoer brengen van en "vonnis", om naar eigen opvattingen te berechten, met negering van de bestaande wetten en voorschriften. Het was een minder fraai gebruik, dat in mijn jeugd in Herten nog voorkwam. Nù is dit al ongeveer 60 jaar uitgestorven. De hele dorpsgemeenschap nam eraan deel. Het gebruik kwam in actie indien van een echtpaar, een der echtelieden zich op zedelijk gebied misdragen had en wel als deze een ongeoorloofde verhouding oonderhield met "een ander(e)". De dorpsbewoners vatten dit op als een, op de hele dorpsgemeenschap rustende, schandvlek. Vooral als die verhouding resulteerde in het verwekken van een kind, was de "boek pas richtig vèt"(had je de poppen pas echt aan t dansen).  den aezel aandriéve (Herten (bij Roermond)), De zin van dit eveneens reeds lang verdwenen volksgebruik lag veel dieper en was in wezen n veel ernstiger kwestie dan "de sjtein bringe".  d`n aezel aandriéve (Tegelen), Sub aezel: dn aezel aandriéve. n Oud volksgebruik, waarbij op de voorgevels der woningen van echtelieden, die in onmin leefden of zich niet goed gedroegen. s nachts met koolteer ezelfiguurtjes werden geschilderd. Dit aezel aandrieve ging gewoonlijk vergezeld van een hels lawaai door middel van kaetelmuziek, waarbij alle mogelijke potten, pannen, deksels e.d. werden gebruikt.  d`n aezel aandriéve (Tegelen), Sub ándrieve. Men trok op naar de woning van de boosdoener met ketels en emmers om er "muziek"mee te maken. Ook schilderde men wel een ezel op de muur.  d`n ezel ándrīēve (Meerlo, ... ), Vero. Biej dem, dae det maedje ònger de veut gebrach haeftj, gaon ze dezen aovendj den aezel aandrieve.  den aezel} aandrieve (Echt/Gebroek), Z. ketelmuziek.  d`n ezel ándrieve (Meerlo, ... ), de ezel drijven: den ezel drieve (Ell, ... ), den ieezel drieve (Weert), dən ējəzəl drīvə (Heel), cf Veldeke Jg 57 (1982) nr 2, blz 26  den ezel drieve (Ell), de ezel uitdrijven: de aesel oetdrieve (Reuver), de wilde vespers zingen: Sub kiêtelmezi-jk: Wanneer weleer een weduwnaar hertrouwde en geen drinkfeest gaf, maakten de buren "kiêtelmezi-jk". Zoiets duurde gewoonijk drie dagen en hierbij werden potten en pannen gebruikt en awoertgeroep. Syn. de wilde vespers zingen.  de wilde vespers zingen (Bree), Sub vespers.  de wil vespers zinge (Bree), Sub wil.  de wil vespers zinge (Bree), dekselen: dèksele (Sint-Truiden), ezel aandrijven: aizel aandrieve (Maasniel, ... ), aizəl āndrīvə (Melick), eizel aandrieve (Vlodrop), Het "aezel aandriéve"was een minder fraai gebruik in Herten, dat nu [1973] zeker al zon zestig jaar is uitgestorven.  aezel aandriéve. (Herten (bij Roermond)), ezeldrijven: aezel drieve (Thorn), aezeldrieve (Neer), eizeldrieve (Vlodrop), ezel drieve (Ittervoort, ... ), ezeldrieve (Schimmert, ... ), ezeldrijven (Haler), ēzəldrvə (Susteren), ieezel drieve (Heel), ieezeldrieve (Weert), Sub ezel.  aezeldrieve (Roermond), ezelsdrijven: B.v. zijn vrouw heeft afgeranseld of met een "slechte"vrouw is gaan samenwonen.  eezelsdriêve (Tungelroy), farediejen: [< Fr. faire enragir, rk]  faredieje (Jeuk), huilen: heule (Vijlen), hulle (Ingber), huule (Epen, ... ), huulen (Gulpen), hy(3)̄lə (Epen), hylə (Schimmert), høͅlə (Wijlre), bij tweede huwelijk van een weduwe(naar)  huile (Gronsveld), Voorwaarde is echter dat de persoon in kwestie in het dorp woonachtig is.  hûile (Gronsveld), jouwen: jouwen (Meeuwen), koeien?: [sic]  koeën (ww.) (Eksel), peltieren: pelteere (Mheer), peltere (s-Gravenvoeren), pɛl`tī:rə, `pɛltī:rə (Gemmenich), rammelen: rammelen (Sittard), Geh. Heerle [pag. 19: = Heerlen (Q 113)]. Men hoort ook in Limb.: den beer uitzenden, toeten, den ezel drijven, enz. (t Daghet in den Oosten IX, 17)  rammelen (Heerlen), Ook "vare"genoemd.  rammele (Sittard), Ook werl "vaare"(z.d. [... iemand op stang jagen of met hem sjouwen]) genoemd.  rammele (Sittard), Rammelen es ene wedeman of een weef trouwt.  rammelen (Uikhoven), schronken: sjroenkë (Hoeselt), tafelen: tafelen (Stein), taffele (Sevenum, ... ), taofele (Meijel), toͅfələ (Meijel), tòffele (Meijel), toeten: tūətə (Niel-bij-St.-Truiden), trommelen: trommelen (Zonhoven), uitbellen: oetbelle (Ospel), varen: vaare (Doenrade, ... ), vare (Klimmen, ... ), vārə (Eys), bij weduwe(naar) met trouwplannen  vārə (Eys), Fr. charivari: ketelmuziek. B. Huydecoper teekent aan uit een fransch blijspel, dat men bij het huwelijk van een rijke weduwe met haren tuinman: faisait charivari à leurs nopces. Van charivari heeft men karrenvarren en varen gemaakt. Een dergelijk gebruik draagt in Ober-Baiern den naam van "haberen", "ins Haberfeld treiben"en is, even als ons "vare", een soort boerengericht over uitspattingen op sexueel gebied.  vare (Valkenburg), waodleuwen?: waotleuwe (Mheer) 1. Ketelmuziek die door de jonkheid van het dorp gemaakt wordt wanneer n weduwnaar of weduwe n tweede huwelijk aangaat. || 1. Met deksels trommelen, folkloristisch gebruik bij het huwelijk van een weduwe of weduwnaar. || 1. Rammelen: ketelmuziek maken. || 2. Ketelmuziek maken bij gelegenheid van het huwelijk van een weduwnaar of weduwe. || 2. Ketelmuziek maken. || 2. Zie rammele [2. Ketelmuziek maken bij gelegenheid van het huwelijk van een weduwnaar of weduwe]. || [-]. || [2]. Ketelmuziek maken. || [De ezel aandrijven]. || [Ketelmuziek maken]. || [Ketelmuziek]. || [Sub Oude plaatselijke volksgebruiken, vgl. pag. 74]. || Een oud gebruik. || Het gebruik om een serenade met geïmproviseerde instrumenten te geven aan personen die openbare ergernis geven [tafelen]. [N 88 (1982)] || het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt] [N 112 (2006)] || Het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt]. [N 90 (1982)] || Ketelmuziek maken (als een hertrouwende weduwnaar geen vat bier aan de buurt aanbood). || Ketelmuziek maken, een volskgerecht. || Ketelmuziek maken. || Precies "vertaald"betekent het: ezel aandrijven. || Pälteere: An den Tagen, besonders am Abend vor der Neuvermählung eines Witwers oder einer Witwe vor dessen bzw. deren Haus polterndes Geräusch mit aneinandergeschlagenen Kesseln u.ä. machen, bis der Witwer oder die Witwe zu einem Trunk einlädt. || Rammelen; ketelmuziek maken. || Tafelen: gebruik om een serenade te met geïmproviseerde instrumenten te geven aan personen die openbare ergernis geven. || Toeten: 2. Bij gelegenheid van het huwelijk van een weduwenaar of weduwe allerlei lawaai maken voor de deur van degene die gaat trouwen. || Volksgerecht houden (folklore). || Volksgericht - ketelmuziek maken voor het huis van iemand die zich heeft misdragen. || z. toel. III-3-2
ketelmuziek maken add. ezeldagen: ezeldage (Susteren), kanon schieten: kenonsjiete (Bilzen), kanongebulder: kenongebulder (Bilzen), tram: Vero.  tram (Hasselt), tram trekken: tram trèkke (Romershoven), (waarbij men een kalkstreep trok tussen de twee "schuldige"huizen)  tram trèkke (Bilzen), Ze hùbbe nen tram getrokke: Als n jongen zijn meisje zwanger had gemaakt en niet meer naar haar omkeek, werd er door de buren n kalkstreep getrokken van aan zijn huis tot aan het huis van het meisje.  tramtrekke (Kortessem) 26) Wanneer vroeger een jongeman een meisje had zwanger gemaakt en het wicht in de steek liet, trokken de mensen een kalkstreep op de grond, van aan het huis van de minnaar tot aan het huis van het bedrogen meisje. || het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt] [N 112 (2006)] || Het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt]. [N 90 (1982)] || Streeptrekken. || Tram: 5. Streep witkalk die de buren trokken van het huis van de weduwnaar naar dat van de weduwe die met hem ging trouwen. III-3-2
ketsen, molenkar varen (koren) ophalen: ǫphę̄lǝ (Weert), (koren) rondbrengen: rontbreŋǝ (Kessel), (zakken) opholen: ophǭlǝ (Einighausen), ǫphǭlǝ (Sittard), (zakken) terugbrengen: trøkbręŋǝ (Einighausen), brengen: breŋǝ (Weert), brēŋǝ (Mechelen), de molenkar varen: dǝ mø̄lǝkɛr vārǝ (Kaulille), halen: hālǝ (Weert), holen: hǭlǝ (Mechelen), kar varen: kɛǝr vǫǝrǝ (Vliermaalroot), ketsen: ketsen (Neeritter, ... ), kɛtsǝ (Diepenbeek, ... ), met de molenkar varen: męt˱ dǝ mø̄lǝkar vārǝ (Rothem), molenkar rijden: mø̄lǝkār rɛjǝ (Tessenderlo), molenkar varen: [molenkar] vā.rǝ (Aldeneik, ... ), [molenkar] vārǝ (Herten, ... ), mulderkar varen: mø̜ldǝrkɛr vā.rǝ (Kessenich), rijden: rejǝ (Weert), rījǝ (Maastricht), rondgaan: rō.nt˲gō.n (Kanne), rǫnt˲gǭn (Hoeselt), rondrijden: rǫntrajǝ (Lummen), rondvaren: rō.nt˲vǭ.rǝ (Lanaken), uitgaan: ut˲gō.n (Maastricht), uitvaren: ȳ.t˲vā.rǝ (Neeroeteren), ø̜ǝt˲vǭǝrǝ (Alken, ... ), uitvoeren: āt˲vurǝ (Sint-Truiden), varen: vārǝ (Lauw), vǭ.rǝ (Kanne, ... ) Zakken graan of meel ophalen en thuisbrengen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord ømolenkarŋ het lemma ɛmolenkarɛ.' [N O, 38q; Vds 267; Jan 259; Coe 238; Grof 264] II-3
ketser drijver: driever (Blerick, ... ), drievər (Kapel-in-t-Zand), jager: jaagər (Kapel-in-t-Zand), ps. invuller twijfelt over dit antwoord (er staat een vraagteken achter!).  jaeger (Herten (bij Roermond)), ketsen (ww.): meisjes op kermis loopen  <ketsen> (Neeroeteren), ketser: ketser (Born, ... ), #NAME?  ketser (Opoeteren, ... ), (rondlooper)  ketsen (Neeroeteren), briquet  ketsen (Bree), ketser (Houthalen), die hard loopt  kɛtsər (Dilsen, ... ), die veel achter meisjes loopt en veel blauztjes loopt  ketser (Helchteren), duif die haar eten zoekt op veld  <ketser> (Houthalen), een aansteker om een sigaret aan te steken  ən keͅtsər (Opglabbeek), iemand die veel met meisjes uitgaat =  ketser (Rotem), jongen die veel per fiets uitrijdt  ketser (Stokkem), jongen die veel rondloopt  <ketser> (Houthalen), meisje das veel rond loopt  ketser (Lanklaar), meisje dat met bal speelt  ketster (Kaulille), meisjeszot  <ketser> (Maaseik), om vuur te maken voor een sigaret  <ketser> (Reppel), steen om vuur te doen ontstaan  kester (Bocholt), koetsier: koetsier (Jeuk), koetsjer (Posterholt, ... ), lijndrijver: liendriever (Ospel), trekker: trekker (Meijel), voerman: voerman (Meijel), voormaan (Maastricht, ... ), voorman (Klimmen, ... ), voormann (Brunssum), voormanne (Ell), voormàn (As), vourman (Nieuwstadt), vuurketser: ən vērkeͅtser (Opglabbeek), aanstekertje  veerketser (Neeroeteren), briket of vuursteen  Enne veurketser (Helchteren) de persoon die het paard van een trekschuit leidt [ketser] [N 90 (1982)] || kent uw dialect een zelfstandig naamwoord ketser, kasjer, wat betekent het ? [ZND 41 (1943)] III-3-1
ketsgereedschap helsgetuig: hɛls˃gətø͂ͅi̯x (Rotem), ketser: ketser (Kinrooi, ... ), kɛtsər (Beringen, ... ), ketsgerei: ketsgerei (Roermond), ketsgerrei (Maasniel), ketsgrei (Middelaar, ... ), ketsj-gerei (Ulestraten), kétsjgerei (Melick), ketsgeschier: ketsgesjier (Baarlo), ketsjgesjeer (Swalmen), ketsgetuig: ketjsgetuug (Geulle), kets-getuug (Meijel), ketschgetuug (Mechelen, ... ), ketsgetuig (Buchten, ... ), ketsgetuug (Ell, ... ), ketsgetūūg (Sevenum), ketsj-getuug (Ulestraten), ketsjgetūg (Schimmert), keͅts˃gety(3)̄x (Overpelt), keͅts˃gəty(3)̄x (Kinrooi), keͅts˃gətyx (Achel), kètsgetuug (Heythuysen, ... ), kétsgetūūg (Tungelroy), kétsjgetuu.g (Panningen), kɛtsgetø&#x0304i̯x (Maaseik), kɛtsgəty(3)̄x (Kaulille), kɛtsgətyx (Bocholt), kɛtsgətøx (Hasselt), kɛtsgətø͂ͅi̯x (Maaseik), kɛts˃gətø͂ͅi̯x (Hoeselt), kɛtš˃gətūx (Lanklaar), ketsgetuig  kɛts˃gətøx (Zichen-Zussen-Bolder), onz.  kɛtšgətyx (Mechelen-aan-de-Maas), ketsstaal: kɛtstōͅu̯əl (Lommel), ketstuig: ketstuug (Weert), knetsgetuig: knetsgetuug (Tungelroy), vuurketser: veurketser (Thorn), vērkɛtsər (Bree), vuurslag: vuurslaag (Echt/Gebroek), vuurtuig: vuurtūūg (Hoensbroek), zènder (d.): tsünder (Bleijerheide) combinatie van stukje staal, vuursteen en zwam om vuur te maken || slagpen, stalen ~ en vuursteen in de tondeldoos te zamen (ketsgetuig) [N 20 (zj)] || vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)] III-2-1
ketsgetuig ketsgetuig: kétsgetöö.ch (Zonhoven) ketsgetuig III-2-1
ketting hooisel: hø̄ǝšǝl (Eupen), hø̄ǝšǝlt (Eupen), hø̄ǝšǝnt (Eupen), hǫjšǝl (Eupen), ket: ket (Kelmis), kęt (Eupen), ketting: kęteŋ (Stramproy), schering: schering (Stramproy) Het garen waartussen de inslag gevlochten moet worden en dat in de lengte van het weefsel loopt. [N 39, 53a; monogr.] || In het algemeen een ketting om iets vast te maken en te bevestigen. In het bijzonder hanteerde men een ketting om de stijlen uit de onderliggende, ontgonnen en opgevulde laag omhoog te trekken. [monogr.] II-4, II-7
kettingbaan haspeltog: haspǝltsox (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Eisden]), kettenbaan: kętǝbān (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Laura, Julia]), kɛtǝbān (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]  [Domaniale]), kettentog: kętǝtsox (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), ketting: ketting (Lanklaar  [(Eisden)]   [Domaniale]), kettingbaan: kettingbaan (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Willem-Sophia]  [Wilhelmina]  [Julia]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]), kę.teŋb˙ān (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), kęteŋbān (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kɛteŋboan (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]), kɛteŋbān (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), zeelbaan: zēlbān (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), zeeltog: zēltsox (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]) Toestel, bestaande uit een ketting zonder eind met daaraan meenemers, dat tussen de rails is gemonteerd. De kettingbaan wordt gebruikt voor het over korte afstand verplaatsen van mijnwagens. Volgens een respondent uit Q 121 werd de kettingbaan op de Domaniale mijn voornamelijk toegepast voor het transport in kleine hellingen, meestal in de nabijheid van de schacht. [N 95, 689; N 95, 703; monogr.] II-5
kettingboom garenboom: gārǝnbōm (Stramproy) Vrij zware houten rol achter in het getouw, ter breedte van het getouw, waaromheen de schering wordt gewonden, en welke langzaam naar de wever toe wordt afgerold tijdens het weven. [N 39, 29a] II-7
kettingboomdraaier draaier: drē̜jǝr (Stramproy) Persoon die bij het bomen de kettingboom draait door middel van de boomstok. [N 39, 68b] II-7