e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kermismolen callop: kaḷəpɛ̞ (Tongeren), ənə kaləpe (Tongeren), I (Gr. Wl.; A.M., pag 157), II (G.F., pag. 34), III.  ka`llëpé (Tongeren), canap (fr.): kannepee (Venlo), 2. Canapé, divan.  kannepee (Swalmen), I (Gr. Wl.; A.M., pag 157), II (G.F., pag. 34), III.  ka`nnëpé, kànnëpé (Tongeren), Klemt. op kan-.  ka:nnepee: (Roermond), carrousel (fr.): en carresel (Mechelen-aan-de-Maas), k`rsèl (Tungelroy), karesèl (Montzen), karetsel (Bocholtz, ... ), karresel (Eygelshoven, ... ), karresèl (Uikhoven), karə`sɛl (Gemmenich), kinjerkarresel (Brunssum), krussel, kursēl (Waubach), [...] Op het kermisterrein vond men Klets-Jeube (klets-Jozef) met "zie kerreselke"en Hinzen met zijn "sjuugkelkes". Enige jaren later kwam daarbij Hoefnagels met zijn grote kerresel en met zijn kittingkerresel (kettingdraaimolen).  kerresel(ke) (Herten (bij Roermond)), [cf. canapé]  ka:rrese:l (Roermond), Dr sjteit altied eine - oppe kirmes.  kerresel (Swalmen), NB kèttingkerresel: draaimolen met schuitjes aan kettingen.  kerresel (Posterholt), Van Dale (FN): carrousel, 4. &lt;Belg.&gt; draaimolen, mallemolen.  eə karusel (Vaals), Wie de spoes pakt mag enen toer voor niks op de carrousel zitten.  karəseͅl (Meeswijk), draaiberd: Eigenlijk draaibord.  driebrett (Heerlen), draaimolen: dreijmeule (Tungelroy), drejmeule (Boorsem), drieënmuële (Heerlen), Z. ook o. **paardenmolen, *vleuger-, *vleugen-.  dréé.meule (Zonhoven), gallopant (fr.): galloppoa͂(s) (Sint-Truiden), paardenmolen  gàlloͅpans (Sint-Truiden), Vero. Fr. carrousel galopant.  galopa͂ (Hasselt), houten paard: hotəpjaat (Heers), puntje onder de o  hotəpjààt (Veulen), ən hotəpjààt (Kortessem), houten paarden: (h)òətə pèədə (Niel-bij-St.-Truiden), houten paardenspel: Op de kermis gaan de kinderen op het houten-paardenspel zitten.  (h)òətə pèədəspèl (Niel-bij-St.-Truiden), kermismolen: puntje onder de e  ən kermismølə (Lanklaar), puntje onder de e in mes  nə keͅrmesmølən (Overpelt), Ss. sub miêle.  körmesmiêle (Bree), kettingcarrousel: De zjwingel van de -.  kèttingkerresel (Swalmen), mallemolen: mallemeule (Gennep), molen: meule (Maastricht), milə (Bree), mūlən (Lozen), ənə m"lən (Neerpelt), [opzoeken!]  ən mølə (Rekem), algemeen  ən meͅulən (Sint-Truiden), Doo stùnd ne (pjèrekes)meule ùp-e kèr"mes.  meule (Beverlo), Op de molekes gaan zitten.  mi.lə (Meeuwen), Samenst. ein körmesmiêle, pèèrdsjesmiêle ...  miêle (Bree), molentje: Nao de -s goën: naar de kermis.  muüleke (Gronsveld), Stòn de muilekes àl: Staat de kermis er al.  muileke (Sint-Truiden), molentjes: meulekes (Boorsem), Mv.; Óp e meu.lekes zitte (kermismolen).  meu.lekes (Zolder), Oppe kèrmis stoon de meulekes.  de meulekes (Uikhoven), Sub meule.  meulekes (Kortessem), Sub molen, (2).  de molenkes (Niel-bij-St.-Truiden), paardenmolen: nə pejrəm"lə (Houthalen), pa:rd`meu:le (Kaulille), pjààdemuile (Sint-Truiden), pèədəmøilə (Niel-bij-St.-Truiden), əm pjēͅrəmølə (Beringen), Doo stùnd mèr ie"ne pjêremeule ùp-e kèr"mis.  pjêremeule (Beverlo), Ss. sub paard.  pjarə}molen (Zonhoven), päiərəm"lən (Lommel), Óbbe piá.remeu.le (of:piá.rekes) zitte: Op de draaimolen zitten. Z. ook o. draaimolen.  piá.remeu.le (Zonhoven), Ùp-e kèr"mis stùnte wèl twie"pjêremeule(s).  pjêremeule (Beverlo), paardenmolentje: Syn. pië.rekes.  pië.remeu.leke (Zolder), paardenspel: pèədəspèl (Niel-bij-St.-Truiden), paardjes: oppe pèèrdsjes zitten (Uikhoven), Mv. Sub pië.reke, (4).  pië.rekes (Zolder), Sub **paardenmolen: óbbe piá.remeu.le (of:piá.rekes) zitte: Op de draaimolen zitten.  piá.rekes (Zonhoven), paardjesmolen: də p(tm)rdəsmylə (Lozen), en perdjesmeulen (Mechelen-aan-de-Maas), nə pjeͅrəkəsm"lə (Beverlo), pjadsjesmeule (Lauw), pjêrekesmeule (Beverlo), pèèrdsjesmiêle (Bree), ən pērəkəsmølə (Paal), ən pɛrtɛsmølən (Eksel), Doo stùnd ne (pjèrekes)meule ùp-e kèr"mes.  pjèrekesmeule (Beverlo), Ss. sub miêle.  pèèrdsjesmiêle (Bree), paardjesspel: perdjesspeul (Venray), perdjesspul (Wanssum), NB perdje rijje: [gedicht].  perdjesspeul (Meerlo, ... ), paardscarrousel: peëdskaresel (Kerkrade), peëdskaretsel (Bocholtz, ... ), paardsmolen: pjads-meu-lê (Widooie), peckstadt: I, II  Pêekstad (Tongeren), poupier: [Vgl. Hasselt Wb.]  pôepjee (Hoeselt), bij oudere mensen, naar den naam van den eigenaar van een kermismolen die jaren lang op de Groote Markt te Hasselt stond  pūpje [zie toel.} (Hasselt), Naar de eigenaar (caroussel galopant) Poupier (bekend voor zijn mooie orgelmuziek).  poepjéé (Hasselt), saroel: saróel (Sint-Truiden), scheepje: sjipke (Echt/Gebroek), ə sXēpkə (Hasselt), Schipje: z.o. schip. - Vgl. pag. 393: schip, 2. (dim.) Paardjesmolen.  schee.pke (Hasselt), Sub schip, 2. (dim.).  schee.pke (Hasselt), vgl. pag. 86 sub partie, partij, 2. De partie trékke van et sjipke: Naast de draaimolen (et sjipke) stond een paal, met los scharnierend dwarshout, waarin, aan de zijde naar de draaimolen toe, een veerende klem was gestoken mete houten pen of ring. Zoordra [sic] de draaimolen in werking was, werd het dwarshout in beweging gebracht, zoodat de pen of ring met de handen der ruiters te bereiken was. Hij die de pen of ring te pakken kreeg, mocht, tot belooning, een keer voor niets meerijden. Het in beweging brengen van het dwarshout werd genoemd "de partie sjlaon".  sjipke (Sittard), tournee (<fr.): 2. rondje drank.  toernee (Valkenburg), velootjes: Sub velo, (3): De kleinste kinderen gaan op de velokes zitten.  de velokes (Niel-bij-St.-Truiden), vliegers: Afl. sub *vleugen. Óbbe vleugers zitte op de draaimolen zitten. Z. ook o. draaimolen.  vleuger (Zonhoven), vleugers (Zonhoven) (Paardjes)molen. || **[Paardenmolen]. || **Paardenmolen: Draaimolen. || **Paardenmolen: Mallemolenop de kermis. || **Paardenspel: Mallemolenop de kermis. || 1. Caroussel. || 1. Carrousel. || 1. Mallemolen. || 2. Carrousel. || 2. Draaimolen, carrousel. || 2. Mallemolen, draaimolen. || [Carrousel: Draaimolen]. || [Draaimolen]. || [Feest - kermis]: Draaimolen. || [Kermismolen]. || [Paardjesmolen]. || Canapé: 2. draaimolen. || Carousel. || Caroussel. [ZND m] || Caroussel: caroussel [draaimolen]. || Carrousel, draaimolen. || Carrousel. || Carrousel: draaimolen op de kermis. || Carrousel: draaimolen. || Carrousel; draaimolen. || De mallemolen op de kermis. || De mallemolen. || Draaimolen met op en neer bewegende paarden. || Draaimolen met paardje. || Draaimolen, carrousel. || Draaimolen. || Een kermismolen. [ZND B1 (1940sq)] || Eigenn. (Peckstadt naam van de grootste paardjesmolen op de Tongerse grote kermis (begin september). || Galopant: Paardenmolen. || Houten-paarden: Carrousel. || Houten-paardenspel: Carrousel. || Kareçäl: Karussell. || Karousel op kermis. || Kettingcarrousel. || Kindercaroussel. || Kinderdraaimolen. || Mallemolen. || Molen. || Molen: d) kermisvermaak, mallemolen. || Molen: kermisvermaak. || Paardemolen, draaimolen van de kermis. || Paardemolen. || Paardenmolen, carousel. || Paardenmolen. || Paardjesmolen, mallemolen. || Paardjesmolen. || Paardjesmolen: Draaimolen met op- en neergaande paarden. || Paardscarrousel. || t Moleke (kermisattractie). || Vla. paardjesmolen, draaimolen. || Vla. paardjesmolen. || Vleuger ook voor paard van draaimolen. III-3-2
kermismolen add. vuurschip: Vero.  ve.jerschee.p (Hasselt) Vuurschip: Gesloten paardjesmolen, zo genoemd naar de eigenaar, die stoker en machinist was. III-3-2
kermismuziek djingel-djangelmuziek: djingel djangel meziek ?? (Genk), foormuziek: faurmeziek (Bilzen), hoempapa: humpəpa (Loksbergen), kermismuziek: (et) kùr.remùsmezīē.k (Zolder), kerkmesmeziek (Weert), kermesmeziek (Blerick, ... ), kermismeziek (Roermond, ... ), kermismuziek (Achel, ... ), kerməsmuzik (Schaesberg), kerməsmyzik (Kapel-in-t-Zand, ... ), kerməsməzik (Echt/Gebroek), kerremismeziek (Wellen), kerəməsməzik (Epen), keͅrmesməzik (Gennep, ... ), keͅrmesməzīk (Sevenum, ... ), keͅrməsməzik (Hoeselt), keͅrməsməzīk (Herten (bij Roermond)), keͅrəməsmuzik (Eys), kirmesmeziek (Nieuwstadt, ... ), kirmesmoeziek (Eys), kirmesmuziek (Hoensbroek, ... ), kirmismoeziek (Vijlen), kirmismuziek (Born), kIrməsmuzik (Heerlen), kirremesmeziek (Klimmen), kèermesmeziêk (Kanne), kèrm`s meziek (Eigenbilzen), kèrmesmezie.k (Veldwezelt), kèrmis mezi-jk (Maaseik), kèrmismezieëk (As), kèrmësmëziek (Hoeselt), kèrr`m`sm`ziek (Kaulille), kèrëmësmuzik (Vorsen), kérmesmeziek (Bilzen, ... ), kérmismeziek (Bilzen), kêrmësmëziek (Tongeren), kɛ̄rməsməzik (Schimmert), kermisorgel: kirmisurgel (Doenrade), muziek: (t) meziek (Lommel), m`zie:k (Bocholt), meziek (Geulle, ... ), mezik (Jeuk), moeziek (Waubach), muziek (Jeuk, ... ), məzik (Maasbree), məzīk (Houthalen, ... ), ɛt meziek (Bilzen), orgel: øͅrgəl (Diepenbeek), orgelmuziek: ollegermeziek (Venlo), øͅrgəlmyzik (Meijel), øͅrgəlməzik (Oirlo), radau (du.): vgl. Kerkrade Wb. (pag. 210): radauw, lawaai.  radauw (Kerkrade), spel: sjpeel (Brunssum, ... ), sjpeuel (Mheer), sjpeule (Schimmert), sjpīl (Doenrade), speul (Ell), speule (Thorn), ɛt spiël (Bilzen), sulletjesmuziek: sələkəsməzik (Eksel), tingeltangel: tingel-tangel (Bilzen), tingeltangel (As) de muziek die te horen is op kermissen [spel] [N 112 (2006)] || De muziek die te horen is op kermissen [spel]. [N 90 (1982)] III-3-2
kermismuziek add. festival: festeval (Eigenbilzen), kermis?: kirmes (Lutterade), spelen (ww.): van orgel  sp"lə (Blerick) de muziek die te horen is op kermissen [spel] [N 112 (2006)] || De muziek die te horen is op kermissen [spel]. [N 90 (1982)] III-3-2
kermistent barak: b(ə)rak (Tongeren), barak (Echt/Gebroek, ... ), berak (Kuringen), brak (As, ... ), bràk (bëràk) (Tongeren), brák (Zonhoven), əm brak (Beringen), ən baràk (Sint-Truiden), ən brak (Heers, ... ), ən bàràk (Houthalen), ən bərak (Tongeren), ən bəràk (Hasselt), Fr. baraque.  brák (Zolder), bëràk, bràk (Tongeren), Op de foor staan veel barakken.  bərak (Niel-bij-St.-Truiden), Op de foor staan veel brakken.  brak (Niel-bij-St.-Truiden), Vgl. pag. I.046: barak, zie brak.  brak (Zonhoven), Vragenlijst 12.  ən brak (Rekem), kermisbarak: kù.remùsbrák (Zolder), kermiskraam: kermiskraam (Hoensbroek), kerməskroͅəm (Heerlen), kirmeskraem (Eys), kirmeskraom (Merkelbeek, ... ), kirmetskroam (Kerkrade), kèrmeskraom (Posterholt), Sub kraom.  kirmeskraom (Herten (bij Roermond)), kermistent: kermestent (Schimmert), kermisteent (Tienray), kermistent (As, ... ), kerməstēͅnt (Heerlen), kerməsteͅnt (Nieuwenhagen, ... ), kēͅrəməsteͅnt (Maastricht), keͅrmestɛnt (Venlo), kirmestent (Maasniel, ... ), kirmistent (Guttecoven, ... ), ən kermistĕnt (Lanklaar), ən kørməsteͅnt (Houthalen), ən kɛrmistɛ̄nt (Eksel), puntje onder beide es in kermes  ən kermesteͅnt (Overpelt), puntje onder de e van ker  ən kerməsteͅnt (Beringen), puntje onder de e van tent  ən keͅrmistent (Lozen), puntje onder de eerste e  kerməsteͅnt (Rekem), kraam: ene kraom (Mechelen-aan-de-Maas), eə kroͅm (Vaals), kraam (Meeuwen), kraom (As, ... ), kroam (Ten-Esschen/Weustenrade, ... ), kroom (Loksbergen, ... ), krōͅm (Amstenrade, ... ), ən krēͅəm (Beringen), Ohgd. chrâm: tent.  kraom (Valkenburg), kraampje: krø͂ͅmkə (Herten (bij Roermond)), schob: WNT: schob, wagenschuur, wagenhuis, overdekte bergplaats.  sjoͅp (Nieuwenhagen), spel: spul (Venray), spiegeltent: sjpeegeltent (Kapel-in-t-Zand), tent: taent (Oirlo), teent (Meerlo), tent (Amby, ... ), tēͅnt (Mheer), teͅnt (Lozen), tɛ̄nt (Gennep), ən teͅnt (Neerpelt, ... ), ps. omgespeld volgens Frings!  teͅnt (Houthalen), puntje onder de e  tent (Bree), verticaal streepje onder de e  ən tent (Beverlo), winkel: wīŋkəl (Veulen) **Brak: 1. Kermistent. || 2. Kermistent, kraam. || 2. Kermistent. || 2. Kraam (op kermissen). || 3. Kermistent, kraam, foorkraam. || [Kermiskraam]. || Barak: **3. Kermistent. || Barak: **5. Kermistent. || Baraque: 1. Kraam (op kermissen). || Baraque: kermistent, woonwagen... || Baraque: Kermistent. || Brak: Barak, **kermistent. || De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)] || Een kermistent [barak, schob]. [N 88 (1982)] || Een kermistent. [ZND B1 (1940sq)] || I. 1. Kermistent. || Kermiskraam. || Kermistent. [ZND m] III-3-2
kermistent add. hoepela: hoeppela (Kerkrade), roellekeboel: roe`llëkëboe`l (Tongeren), spiegeltent: spîe.gelté.nt (Zolder) Ringwerptent op de kermis. || Spiegelpaleis, spiegeltent, attractie met vervormende spiegels op kermissen. || Suksesvolle kermistent op de Tongerse kermis; - kinderspel (voor meisjes?). III-3-2
kermistent: danstent danstent: da:nste:nt (Kaulille), danstent (Stal), ən dansteͅnt (Beringen), is zwik  danstent (Mechelen-aan-de-Maas), guinguette (fr.): Niet alg.  gae:gɛt (Kanne), spiegeltent: De speeglte:nt van de Meilma:n: het danspaleis van Meylemans.  speeg`lte:nt (Bocholt), wip: wiep (Heerlen, ... ), [NB Festzelt = feesttent]  wi.p (Gemmenich), zwik: zjwiek (Nuth/Aalbeek), zwik (Boorsem, ... ), In Brééde steed ùlk joar n zwik.  zwik (Eigenbilzen), Mit de kirmes stòng eine zwik op de Schaelberg.  zwik (Echt/Gebroek), Oppe kèrmis stóng de zwik.  zwik (Uikhoven) 2. Danstent. || [Feest - dansen]: Danstent. || Danspaleis op kermis. || danstent || Danstent. || Een kermistent [barak, schob]. [N 88 (1982)] || Een kermistent. [ZND B1 (1940sq)] || Feesttent. || Guinguette: danstent. || Spiegeltent (verplaatsbare dansgelegenheid tijdens de kermis). || Wip: Festzelt. III-3-2
kern aanwas: ānwas (Reuver), hart: hɛt (Paal), hoorn uit (woordgr.): hø̜̄rǝn ūt (Grevenbicht / Papenhoven), hoornpit: hørpet (Geysteren), hoorns afgestoken (woordgr.): hø̜rs āfgǝstōkǝ (Merselo), hoornstomp: hōrǝstǫmp (Lottum), hǫnstōmp (Afferden), hoorntje: hi̯ønkǝ (Koninksem), hoornwortel: hūǝrǝwǫrtǝl (Weert), jonge hoorn: juŋǝn hø̄rǝn (Rotem), jøŋǝn hø̜reŋ (Eisden), jǫŋǝ hōrǝn (Niel-bij-As), jǫŋǝ hūrǝ (Genk), jǫŋǝn hø̜reŋ (Vucht), jǫŋǝn hōrǝn (Beverst), jǫŋǝn ūǝrǝn (Opglabbeek), jonghoorn: jǫŋkhōrǝ (Geulle, ... ), jonghoorntje: jǫŋkhø̜rkǝ (Dieteren), kalvershoorntje: kāvǝshø̄ntjǝ (Veldwezelt), kern: kii̯ān (Ulbeek), kii̯ǝn (Lummen), ki̯an (Genoelselderen, ... ), ki̯ān (Herk-de-Stad, ... ), ki̯āǝn (Stevoort), ki̯ę̃n (Hasselt), ki̯ǭn (Diepenbeek, ... ), kyǝn (Koersel), kēn (Kozen), kē̜i̯n (Hechtel), kē̜n (Bocholt, ... ), kē̜ǝn (Kaulille, ... ), kīǝn (Helchteren, ... ), kɛn (Grote-Brogel, ... ), kɛǝn (Beringen), knoest: knuš (Slenaken), knūǝš (Gulpen), knǫš (Welkenraedt), knots: knutš (Vijlen), knōǝtš (Wijlre), knubbel: knybǝl (Rimburg), leven: lē̜vǝ (Haelen, ... ), lē̜vǝn (Bree), lɛi̯vǝn (Bocholt), levendige hoorn: lēvǝndegǝ hōn (Vroenhoven), merg: mirǝx (Sint Geertruid), mērǝx (Maastricht), mɛrx (Amby, ... ), mɛrǝx (Berg / Terblijt, ... ), merk: mē̜rk (Eynatten, ... ), mɛrk (Kelmis, ... ), mɛrǝk (Amby, ... ), moer: mur (Berg, ... ), muu̯ǝr (Wijlre), muōr (Grathem), muǝr (Eys, ... ), mȳr (Peij), mōr (Amstenrade, ... ), mōǝr (Brunssum, ... ), mūr (Born, ... ), mǫr (Vaals), mǭr (Spaubeek), pit: pet (Herten), schurft: šørf (Tegelen), sluik: sluk (Baexem, ... ), sluǝk (Sevenum), slȳk (Molenbeersel), slōk (Wellerlooi), slūk (America, ... ), slǫk (Heijen), šluk (Herten), šlyk (Hunsel), šlūk (Kessel), sluis: slūs (Gruitrode, ... ), stomp: štǫmp (Schaesberg), stomphoorn: stø̜mphōrǝ (Ophoven), stompje: stømpkǝ (Weert), stuk hoorn: støk hǫn (Bergen), tweede hoorn: twīǝdǝ hø̄i̯n (Boorsem), uitsprong: ūtsprǫŋ (Vroenhoven), vleeshoorn: vleshōrǝn (Budel, ... ), vlęi̯surǝ (Maaseik), wortel: wǫrtǝl (Zolder) Uitsteeksel dat komt bloot te liggen, wanneer de koe een hoorn afstoot. [A 4, 15; L 20, 15] I-11
kern van een pit hart: ± WLD  hert (Ospel), keets: kitsj (Maastricht), ideosyncr.  kitsch (Vlodrop), WBD/WLD  kitsj (Heerlen), WLD  de kĭtsch (Schimmert), kitsj (Itteren), kening: Bree Wb.  kèning (Bree), keninkje: Bree Wb.  kèningske (Bree), kern: de kaer (Boekend), de kĕr (Schimmert), de kâêr (Montfort), der kaën (Gulpen), kaer (Herten (bij Roermond), ... ), kair (Ospel, ... ), kaìre (Ittervoort), kean (Eys, ... ), keer (Amby), keijn (Jeuk, ... ), kejn (Noorbeek, ... ), kene (Maastricht), kern (Blerick, ... ), kēēr (Nieuwstadt), kēͅ.ən m. (Eys), kieën (Eksel, ... ), kjèn (Hoeselt), kèr (Roermond, ... ), kéèn (Wijlre), kêêən (Epen), + WLD  kaer (Klimmen), = meerv.  kjan (Eigenbilzen), eigen fon. aanduidingen  kern (Ell), eigen spellingsysteem  kaer (Geleen), kair (Maastricht), kern (Meerlo), käer (Schinnen), kèèr (Merkelbeek), eigen spellingsysteem (êl  kaer (Neer), Endepols  keen (Maastricht), kern (Maastricht, ... ), ideosyncr.  kaer (Sittard), kern (Hoensbroek, ... ), kèer (Oirsbeek), kèn (Eijsden, ... ), kèr (Thorn), IPA, omgesp.  kɛən* (Kwaadmechelen), LDB  kaer (Roermond), oude spellingsysteem  kéér (Meijel), Veldeke  de kaer (Klimmen), kaer (Echt/Gebroek), keer (Waubach), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  këen (Gulpen), Veldeke 1979, nr. 1  d’n kern (Venray), Veldeke aangepast  kèèr (Tienray), WBD / WLD  kéér (Beesel), WBD-WLD  kérn (Roermond), WBD/WLD  de keen (Caberg), kaer (Grevenbicht/Papenhoven), kear (Lutterade), keer (Heerlen), kern (Stein), keèr (Ophoven), kēēër (Nieuwenhagen), kèrn (Nieuwenhagen), kèrrən (Maastricht), kéér (Susteren, ... ), WBD\\WLD  kèər (Amstenrade), WLD  kaer (Geverik/Kelmond, ... ), kāīr (Tungelroy), keene (Maastricht), keer (Brunssum), kern (Grathem, ... ), keéën (Gulpen, ... ), keër (Wijnandsrade), kièn (Sevenum), kīèn (Sevenum), káér (Maasbree), kèir (Schinnen), kèrn (Venlo), kér (Born), kéér (Posterholt, ... ), ± WLD  kerren (Weert), ± WLD = pitje  kaer (Ospel), kerntje: WLD  keerke (Schaesberg), pit: pe.t m. (Ingber), pit (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), eigen spellingsysteem  pit (Meijel, ... ), Endepols  pit (Maastricht), Nijmeegs (WBD)  pit (Meijel), WBD/WLD  pit (Maastricht, ... ), WLD  pit (Itteren, ... ), pitje: WLD  pitsjə (Maastricht), zaadje: Veldens dialekt ö = eu van beurre  zötje (Velden) Het binnenste van zaad of pit (kern, kerning, kerel, karring). [N 82 (1981)] I-7
kernhout hart: hart (Eksel), hat (Hoeselt), hert (Haler, ... ), hért (Venlo), ’t hart (Gulpen), ’t hert (Heythuysen), eigen fon. aanduidingen  ’t hert (Ell), hart  hat (Jeuk), ideosyncr.  hats (Kerkrade), Nijmeegs (WBD)  hart (Meijel), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  hart (Gulpen), WBD/WLD  hart (As), hert (Kapel-in-t-Zand), ’t hart (Opglabbeek), WBD/WLD ?  (tart) (Opglabbeek), WLD  hart (Mheer), hert (Tungelroy), ’t hèrt (Heel), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  hèrt (Haelen), ± WLD  hert (Weert), hout: hout (Reuver), kern: d’r kern (Hoensbroek), kaer (Boekend, ... ), kaer (v.d. boum) (Blerick), kāēr (Montfort), kean (Vaals), kear (Nieuwstadt), kearn (Eys), kern (Doenrade, ... ), kēͅ.ən m. (Eys, ... ), káér (Pey), kèr (Schimmert), kéjn (Noorbeek, ... ), kén (Wijlre), kééən (Epen), #NAME?  kaer (Klimmen), eigen spellingsysteem  kern (Meerlo, ... ), käer (Schinnen), kèèr (Merkelbeek), Endepols  de kern (Maastricht, ... ), keen (Maastricht, ... ), Endepols (? - onduidelijk)  kernen (Maastricht), ideosyncr.  kaer (Sittard), kern (Sittard, ... ), kèn (Eijsden, ... ), kér (Susteren), kën (Gronsveld), IPA, omgesp.  kɛən (Kwaadmechelen), NCDN  kérn (Stevensweert), oude spellingsysteem  kéér (Meijel), Veldeke  de kaer (Klimmen), keer (Waubach), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  keën (Gulpen), Veldeke 1979 nr 1  kaer (Venray), Veldeke aangepast  kèèr (Tienray), Veldens dialekt  kern (Velden), Venlo e.o.  keer (Maasbree), WBD / WLD  kern (Reuver), WBD/WLD  de kér van de boum (Lutterade), kaər (Grevenbicht/Papenhoven), keer (Heerlen), keèr (Ophoven), kèrn (Maastricht, ... ), kèèr (Urmond), WBD\\WLD  kèar (Amstenrade), WLD  de kern (Schimmert), kaer (Geverik/Kelmond, ... ), keeën (Mheer), keĕr (Brunssum), kern (Gulpen, ... ), kerren (Itteren), kerrun (Itteren), kerun (Itteren), keën (Vijlen), keër (Wijnandsrade), keər (Oirsbeek), kēr (Venray), kèr (Montfort, ... ), kèrn (Gennep, ... ), kèàr (Sevenum), kèèr (Guttecoven), kérn (Born), kéér (Doenrade, ... ), kernhout: kearhout (Pey), eigen spellingsysteem  kernhout (Geleen), ideosyncr.  kernhaolt (Hoensbroek), kits: ideosyncr. (? - onduidelijk) JK: zie WNT sv KITS III  kiets (Oirsbeek), pit: pit (Stein), weer: wiejər (Loksbergen), ziel: zieel (Amby), ziēl (Castenray, ... ), ideosyncr.  zeel (Sittard), WBD/WLD  (ziel) (Caberg), WLD  de zîêl (Ubachsberg) Het binnenste van een boom zonder levend weefsel, donker van kleur (kern, kernhout). [N 82 (1981)] || kern, nieuwgevormde — in gewas III-4-3