e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koppel add. kweekkoppel: kwikkóppel (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  kwikkóppel (Zolder, ... ) (Duiven) Kweekpaar. || Wat is de dialectbenaming voor: een duif alleen voor de voortplanting? [N 93 (1983)] || Wat is de dialectbenaming voor: een paar? [N 93 (1983)] III-3-2
koppelen aaneenbrengen: aneen brenge (Genk), aaneenkoppelen: aan èn koppelen (Meijel), aanein koppele (Schimmert), aanein-koppele (Voerendaal), anenkǫpǝlǝ (Milsbeek), anē. ko.pələ (Eys), vermoedelijk u maar slecht leesbaar  aneun koppele (s-Gravenvoeren), aaneenplekken: aanein plekke (Venlo), onee plekke (Kanne), ènénplèkkə (Meijel), aaneensmeden: aan ein sjmijje (Vlodrop), aaneentroffelen: aanein troefələ (Kapel-in-t-Zand), beteenbrengen: beteen brenge (Genk), bijeenbinden: bijønbeň (Tessenderlo), bējīǝnbeŋǝ (Sevenum), bijeenbrengen: biejein bringe (Maastricht), bië ein bringə (Reuver), bīē.nbringe (Zolder), bijeengooien: ik heb ze bijeen gegooid (Koersel), bijeenzetten: bĕĕj ein zĕtten (Eisden), bie-ein zēttə (Guttecoven), bieein zette (Lutterade), bieèè zitte om te paare (Doenrade), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  bīē.n zètte (Zolder), koppelen: koappele (Meijel), kopelen (Vaals), koppele (Amby, ... ), koppelen (Achel, ... ), koppelle (Nunhem, ... ), koppelə (Doenrade, ... ), koppĕle (Hoeselt), koppĕlĕ (Echt/Gebroek), koppuln (Brunssum), koppële (Vorsen), koppëlë (Hoeselt), koppələ (Beesel, ... ), kopp’le (Kaulille), kopələ (Meijel), kŏĕpələ (Nieuwenhagen), kŏppələ (Nieuwenhagen), kweek kóppele (Geleen), kòp-pələ (Maastricht), kòppele (As, ... ), kòppëlë (Tongeren), kòppələ (Amstenrade, ... ), kòpələ (Loksbergen), kóppele (Kerkrade, ... ), kóppələ (Heerlen, ... ), kôppele (Schimmert), kǫpǝlǝ (Maasbree), (beloning manchester broek).  koppele (Tienray), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  koppele (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  kóppele (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  koppələ (Grathem, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  koppele (Wanssum), Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld (alleen de vragen 1, 2, 20, 25, 105, 106, 149, 150 en 158 zijn beantwoord!).  koppele (Vijlen), Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  koppelen (Gruitrode), proberen twee jonge mensen aan elkaar te lijmen (meestal uit financiële of familiale bedoelingen)  koppele (Kortessem), lappen: lappe (Sevenum), paren: paare (Vlodrop), pare (Klimmen), paren (Doenrade, ... ), pauwere (Jeuk), pā.rə (Eys), pōrǝ (Loksbergen), ’t paare (Wijlre), - aan ...  paoərə (Niel-bij-St.-Truiden), Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  paare (Thorn), Opm. dit wordt ook gezegd.  paarə (As), per paar aaneenbinden: pǝr pār anę̄beŋǝ (Montzen), samenbinden: sāmǝbeŋǝ (Sevenum), schoenriemen aaneenbinden: šōnrę̄mǝ ānęjnbenjǝ (Roggel), vastmaken: vastmaken (Lommel) Het met een touwtje aan elkaar binden van een paar schoenen. [N 60, 222d] || Klompen van dezelfde maat met behulp van een touwtje bij elkaar binden. Het touwtje wordt met behulp van een koppelmes door het koppelgaatje gehaald. [N 97, 129] || koppelen || koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)] || Wat is de dialectbenaming voor: het bij elkaar zetten van duivers (doffers) en duivinnen? [N 93 (1983)] II-10, II-12, III-2-2, III-3-2
koppelgaatje koppelgaatje: kǫpǝlgɛtjǝ (Sevenum), koppelgat: kǫpǝlgat (Tessenderlo), paargat: pōrgat (Loksbergen) Gaatje aan de binnenkant van de klomp waardoor met behulp van een koppelmes een touwtje geregen wordt dat de klompen in paren bijeenbindt. Om het gaatje te maken gebruiken de klompenmakers een booromslag of een priem. Zie ook deze lemmata in de paragraaf over het gereedschap van de timmerman. [N 97, 111] II-12
koppelhaak, koppelketting buis: bő̜u̯s (Gellik), bǫu̯s (Heks  [(aan de trekel)]  ), cramailkettel: kramękętǝl (Kanne), draaier: drōǝr (Zelem), drɛ̄i̯ǝr (Ottersum  [(aan ketting)]  ), draal: drãl (Tessenderlo  [(aan haak)]  ), drōl (Koersel  [(aan haak)]  , ... ), drōǝl (Gingelom  [(aan trekel)]  , ... ), drǭl (Berverlo, ... ), ti̯ǫ.l (Godschei  [(aan trekel)]  ), eegketten: ę̄xkętǝ (Mechelen), eegketting: ę̄xkęteŋ (Stein), egestrop: ę̄gǝštrǫp (Posterholt), egketting: ęxkęteŋ (Ottersum  [(met draaier - bij ijzeren ploeg)]  ), grindelhaak: greŋǝlhǭk (Brunssum), haak: hāk (Tessenderlo  [(met draaibout)]  ), hoǝk (Helchteren  [(met ring)]  ), hō ̞k (Donk), hōk (Borlo  [(bij wentelploeg)]  , ... ), hōǝk (Heusden, ... ), hő̄ ̞k (Peer), hū ̞ok (Lummen), hǭk (Aijen, ... ), hǭǝk (Paal, ... ), ōk (Brustem), ǭk (Boorsem, ... ), huist: hū.st (Kessenich), kamketting: kampkęteŋ (Oirsbeek  [(synoniem met trekketting)]  ), kettel: kętǝl (Binderveld, ... ), ketting: kęteŋ (Duras, ... ), klamp: klam (Boorsem), koppelkettel: kǫpǝlkę.tǝl (Val-Meer), krekel/krikkel: kri.kǝl (Grote-Spouwen, ... ), krī.kǝl (Berg, ... ), lid: lē.t (Boorsem), līǝ.t (Meeuwen), looshaak: lyǝshǭk (Margraten), līǝshǭk (Gruitrode), lȳshǭk (Gronsveld), ploeghaak: [ploeg]hōk (Herk-de-Stad, ... ), [ploeg]hǭk (Cadier, ... ), ploegkettel: [ploeg]kętǝl (Cadier, ... ), ploegketten: plōxkętǝ (Nieuwenhagen), ploegketting: plōu̯xkęteŋ (Tegelen), ploegsketting: plōxskęteŋ (Margraten), ploegtrekel/-trikkel: [ploeg]tri.kǝl (Berbroek, ... ), [ploeg]trēkǝl (Zelem), [ploeg]trī ̞.kǝl (Berlingen), [ploeg]trī.kǝl (Alken), ring: re.ŋk (Helchteren  [(aan haak)]  , ... ), rę.ŋk (Maasmechelen  [(aan haak)]  , ... ), schachel: šagǝl (Klimmen), schakel: sā.kǝl (Stokkem), scharniermosselhaak: sxǫrnīrmǫsǝlhǭk (Lottum), slofketting: slofkęteŋ (Milsbeek, ... ), spanketting: špankętŋn (Helden), spantrekhaak: špantrękhǭk (Mechelen), stelhaak: stɛlhǭk (Rijckholt), stroopstuk: štrø̜i̯.pštø̜k (Panningen), strop: strǫp (Maaseik, ... ), štrø̜p (Baarlo), stropdraal: strǫp,drǭl (Tessenderlo), stropketting: stropkęteŋ (Meijel), trekel/trikkel: trei̯.kǝl (Stevoort), trei̯kǝl (Jeuk), trekel/trikkel (Eigenbilzen, ... ), trekǝl (Bilzen), trekǝr (Loksbergen  [(vroeger - contaminatie van trikkel en trekker)]  ), tri.kǝl (Beverst, ... ), trii̯.kǝl (Mechelen-Bovelingen, ... ), trikǝl (Borlo  [(bij de voetploeg)]  , ... ), trī ̞.kǝl (Diepenbeek, ... ), trī.kǝl (Borgloon, ... ), trīkǝl (Melveren), trē.kǝl (Wijer, ... ), tręi̯.kǝl (Hasselt), tręi̯kǝl (Aalst, ... ), trękǝl (Maasmechelen), trekhaak: trekhǭk (Brunssum), trę ̞khǭk (Merselo), trękhoak (Bocholtz), trękhǭk (Achel, ... ), trę̄khǭk (Bocholt, ... ), trekkettel: trękkętǝl (Rijckholt), trekketten: trękkę.tǝ (Bleijerheide, ... ), trekketting: trękkęteŋ (Haelen, ... ), trengel: tręŋǝl (Meldert), trichel: tri.xǝl (Vechmaal), trichel (Gors-Opleeuw, ... ), trī.xǝl (Bommershoven, ... ), trikkelhaak: trikǝlōk (Velm), tussenketting: tø̜sǝkęteŋ (Kesseleik), wisselhaak: wesǝlhǭk (Lottum) De in dit lemma verenigde termen betreffen het verbindingsstuk ( + evt. onderdelen) tussen het zwenghout van het trekdier en de kam of stelboog. Dat was meestal - en vooral bij de oude voetploeg - een korte ketting met een haak aan de uiteinden. Vaak echter bestond dit koppelstuk uit twee haken, twee ringen of een haak en een ring die onderling door een draaihaak verbonden waren, of kon volstaan worden met een haak, een open schakel of een ring zonder meer. Bij de latere ijzeren wentelploeg met voorkar kon het zwenghout rechtstreeks aan de haak van de stelboog worden vastgemaakt. Sommige opgaven benoemen dan ook de vaste haak die deel uitmaakt van de grindelstang ofwel de tot de breedteregeling behorende beweegbare haak. De bovengenoemde of een daarop gelijkende ketting werd - en enkele van de onderstaande termen wijzen daar al op - eveneens gebruikt om de eg met het zwenghout te verbinden. Men zie daarom ook het lemma Egketting ca. [JG 1b + 1e + 2c; JG 2b-4, 2c; N 11, 35; N 11 A, 95b + 99c] I-1
koppelijzer inlaat-koppelanker: enlǭt-kǫpǝlaŋkǝr (Posterholt), koppelanker: kǫpǝlāŋkǝr (Ottersum), koppelijzer: kǫpǝlīzǝr (Bleijerheide), koppelplaat: kopǝlplāt (Geulle), slek: slɛk (Venlo), šlɛk (Herten), verbindingsijzer: vǝrbęŋeŋs˱ęjzǝr (Bilzen) IJzer waarmee twee balken die met de kopeinden tegen elkaar op een muur liggen, met elkaar verbonden kunnen worden. [N 54, 127] II-9
koppeling aanslaghaak: ānslaxhāk (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), driedelige koppelung: dręjdēlegǝ kǫpǝluŋ (Bleijerheide), hollander: hǫlandǝr, hǫlɛndǝr (Houthalen), koplung: kopluŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]), koppel: kopǝl (Kerkrade  [(Domaniale)]  , ... [Willem-Sophia]  [Domaniale]), kǫpǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Winterslag, Waterschei]  [Domaniale]), koppeling: ko.pǝleŋ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Wilhelmina]), koppeling (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Julia]  [Emma]  [Maurits]  [Maurits]  [Maurits]  [Eisden]), kopǝleŋ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Laura, Julia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kǫpǝleŋ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina] ), koppelung: kopǝluŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]), kǫpǝluŋ (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Domaniale]), krok: krok (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]  , ... [Zwartberg, Eisden]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden] [Zolder]), krōk (Zonhoven [Winterslag, Waterschei]), krǫk (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Eisden]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]  [Zwartberg, Waterschei]), kupplung: koploŋ (Kelmis), trekhaak: trekhaak (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) De koppeling, bestaande uit inelkaargrijpende ring en haak. De koppeling was alleen aan die wagens bevestigd, die bovengronds door een locomotief vervoerd moesten worden. De wagens ondergronds werden afzonderlijk verplaatst. [monogr.] || Koppeling, bestaande uit haak en oog, waarmee mijnwagens aan elkaar worden gekoppeld. [N 95, 678; monogr.; Vwo 12; Vwo 261; Vwo 454] || Verbindingsstuk voor buizen, bestaande uit twee draadstukken, die met behulp van binnen- of buitendraad op de te verbinden pijpen worden gedraaid en voorzien zijn van twee rechte of conische sluitvakken, die met een wartelmoer tegen elkaar worden getrokken. Zie ook afb. 264. Zie voor het woordtype Hollander ook het lemma ɛbuisverbindingɛ in WLD deel II.5, pag. 131.' [N 64, 117c; N 64, 117e] II-11, II-4, II-5
koppelmes bindmes: bintmɛs (Venray), koppelmes: koppelmes (Sevenum), koppelmesje: kǫpǝlmɛskǝ (Horst), kraaienbek: krɛjǝnbɛk (Lottum) Mes met een kort lemmet waarvan de punt vaak gaffelvormig is. De klompenmaker gebruikt het koppelmes om klompen in paren bij elkaar te binden. Zie ook afb. 255. [N 97, 126; A 29a, 16a-b] II-12
koppelstang aandrijfhevel: āndrīfhēvǝl (Montfort), draaistang: drīǝštaŋ (Hoensbroek), drijflat: drīflat (Klimmen), drijfstang: drīfštaŋ (Klimmen, ... ), hampeleman: ampǝlǝman (Susteren), hangstok: haŋstǫk (Tessenderlo), haspelstangetje: haspǝlštaŋkskǝ (Guttecoven), hevel: hē̜vǝl (Ottersum), hippel: hepǝl (Neeritter), hipperd: hepǝrt (Helden), hipperman: hepǝrmanǝ (Helden), lat: lat (Schimmert), slager: slē̜gǝr (Geulle), šlē̜gǝr (Klimmen), speelman: spilman (Neeroeteren), staander: stø̜̄ndǝr (Leuken), stang: staŋ (Venlo, ... ), stek: stɛk (Jeuk, ... ), treklat: trɛklat (Klimmen), trekstang: trɛkštaŋ (Klimmen), wip: wep (Helden), wøp (Tungelroy), wipper: wepǝr (Boekend, ... ), wipperhoutje: wepǝrhø̜ltjǝ (Sevenum), wippermannetje: wøpǝrmɛnkǝ (Ell, ... ), woepermannetje: wupǝrmɛnkǝ (Maxet) De lat met aan de wielzijde een gebogen gedeelte, waarmee de trapbeweging door middel van de trede op het drijfwiel wordt overgebracht. [N 34, B4] II-7
koppelteugel, koppelstang breidel: bręi̯ǝl (Maasmechelen), kinstek: kenstɛk (Tongeren, ... ), koppel: kǫpǝl (Bleijerheide, ... ), koppelaar: kǫpǝlliǝr (Opheers), kǫpǝllēr (Niel-Bij-Sint-Truiden, ... ), kǫpǝllēǝr (Melveren), kǫpǝllē̜r (Gingelom), koppelhout: kǫpǝlhōt (Oost-Maarland), koppelijzer: koppelijzer (Hoepertingen), kǫpǝlei̯zǝr (Rotem), kǫpǝlizǝr (Baarlo, ... ), kǫpǝlēi̯zǝr (Bree), kǫpǝlīs˱dǝr (Panningen), kǫpǝlīzǝr (America, ... ), koppeling: kǫpǝleŋ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), koppelkettel: kǫpǝlketǝl (Oost-Maarland), kǫpǝlkętǝl (Beverst, ... ), koppelketting: koppelketting (Hoepertingen, ... ), kǫpǝlkęteŋ (Urmond, ... ), kǫpǝlkɛteŋ (Heel, ... ), koppelriem: kǫpǝlrēm (Heerlen, ... ), kǫpǝlręi̯m (Sittard), koppelstang: kopǝlstaŋ (Middelaar, ... ), kǫpǝlstaŋ (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), kǫpǝlštanj (Nunhem), kǫpǝlštaŋ (Baarlo, ... ), koppelstek: kǫpǝlstęk (Borgloon, ... ), koppelstrang: kǫpǝlstraŋ (Afferden), koppeltouw: kǫpǝltǫu̯ (Boukoul, ... ), paardsteugel: pi̯ā.tstē.gǝl (Hasselt, ... ), pi̯ātstø̜i̯.gǝl (Sint-Truiden), pē̜rstø̄.gǝl (Paal), pē̜rstɛgǝl (Gennep, ... ), pē̜rtstø̄gǝl (Blerick), pęrstɛgǝl (Hamont), pęrtstɛgǝl (Valkenburg), pɛatstɛgǝl (Halen), spanstek: spanstɛk (Zelem), stang: staŋ (Achel, ... ), stāŋ (Opglabbeek), štaŋ (Bocholtz, ... ), teugel: tø̄.gǝl (Berverlo), tø̄gǝl (Achel), tweespanslijn: twiǝšpanslin (Tegelen), verbindingsriem: vǝrbeneŋsrīm (Koersel), verbindingsteugel: vǝrbęneŋstø̄gǝl (Gelieren Bret), zeel: zē̜i̯l (Gruitrode) Verbinding tussen de bitten van de paarden van een tweespan, of teugel die het haam van het bijdehandse paard (het paard dat bestuurd wordt) met het bit van het vandehandse paard (het rechtse paard van een twee- of driespan) verbindt. [N 13, 36] I-10
koppen koppen: kopǝ (Griendtsveen, ... ) De breedte van de turf snijden. [II, 38c] II-4