33929 |
kopriem |
band:
bant (L282p Achel),
blesriem:
blęsrēm (Q009p Maasmechelen),
frondeel:
frondeel (L369p Kinrooi, ...
L377p Maasbracht),
frontail:
frǫntai̯ (Q071p Diepenbeek),
frontal:
frontal (Q072p Beverst),
frontęl (L355p Peer),
frǫntal (Q083p Bilzen),
frǫntø̜i̯l (Q002p Hasselt),
frǫntēǝl (L289p Weert),
frontriem:
fronjtjrēm (L321p Neeritter),
frontrēm (L331b Boukoul, ...
Q193p Gronsveld,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
L268p Velden,
Q112p Voerendaal),
frōntrēm (Q113p Heerlen),
frōntręi̯m (Q020p Sittard),
frōntrīǝm (L164p Gennep),
frǫntrēm (Q211p Bocholtz),
halsriem:
ha.lsrī.m (Q083p Bilzen),
kiefriem:
kīfrīm (L290p Panningen),
kopband:
kopbanjtj (Q014p Urmond),
kopriem:
kopriem (L369p Kinrooi),
koprēi̯m (Q187p Sint Pieter),
koprēm (L360p Bree, ...
L371a Geistingen),
kǫpri.m (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
kǫprim (L286p Hamont, ...
L209p Merselo,
P222p Opheers,
L355p Peer,
P176p Sint-Truiden),
kǫprē.m (L417p As, ...
L418p Niel-bij-As,
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek,
Q005p Zutendaal),
kǫprēm (L417p As, ...
L295p Baarlo,
L269p Blerick,
L289a Hushoven,
L271p Venlo),
kǫprī.m (Q072p Beverst, ...
Q071p Diepenbeek,
Q002p Hasselt,
L414p Houthalen,
L414p Houthalen,
Q082p Munsterbilzen,
Q082p Munsterbilzen),
kǫprīm (K314p Kwaadmechelen, ...
L314p Overpelt,
Q178p Val-Meer),
kǫprīǝm (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
kopriempje:
kǫprēmkǝ (L322p Haelen, ...
L325p Horn),
kopstuk:
kǫpstøk (P048p Halen),
loesjeriem:
lūšǝrīm (Q204a Mechelen),
nakriem:
nakrē.m (Q005p Zutendaal),
nakrī.m (Q072p Beverst, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q071p Diepenbeek,
Q002p Hasselt),
nekriem:
nɛkrē.m (L416p Opglabbeek),
onderriem:
aŋǝrrēm (L387p Posterholt),
oŋǝrrēm (L423p Stokkem),
ooglappenriem:
ūxlapǝrīǝm (P175p Gingelom),
oogriem:
ūxrim (P044p Zelem),
ūxrīm (K358p Beringen),
ǫu̯xriǝm (Q156p Borgloon),
ǫu̯xrēm (Q009p Maasmechelen),
ǫu̯xrīm (P188p Hoepertingen, ...
Q162p Tongeren),
oorriem:
ǭu̯rrēm (L432p Susteren),
ponyriem:
pǫnirēm (L331p Swalmen),
riem:
rēm (Q098p Schimmert),
rīm (K359p Koersel),
riem aan de ooglappen:
rīǝm ǫn dǝ ǫu̯xlęp (Q078p Wellen),
sterband:
sterband (Q205q Nijwiller),
stērbant (Q095p Maastricht),
štirbant (Q121c Bleijerheide, ...
L270p Tegelen),
štērbant (Q032a Puth),
štē̜rbanjtj (Q033p Oirsbeek),
štɛrbaŋk (L270p Tegelen),
sterreband:
štɛrǝbant (Q111p Klimmen),
trensriem:
trɛnsrīm (L265p Meijel),
voorband:
vø̜rbānt (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
voorste kopriem:
vērstǝ kǫprīm (Q002p Hasselt)
|
Evenals bij de halster is er aan het hoofdstel een kopriem. Bij de halster ligt de kopriem achter de oren van het paard, waar hij bij het hoofdstel vóór de oren over het voorhoofd van het paard loopt. Bij enkele opgaven is het vaak niet uit te maken of het om de vorm kieuwriem of kiefriem gaat. Gekozen werd voor de vorm kief. [JG 1a; N 13, 25] || Leren riempje van de halster dat achter de oren van het paard doorloopt. [JG 1a]
I-10
|
32290 |
kopschaaf |
afronder:
ǭfrønǝr (Q095p Maastricht),
kopschaaf:
kǫpšāf (Q111p Klimmen, ...
L270p Tegelen),
kortschaaf:
køtsxāf (Q002p Hasselt),
schaaf:
šāf (L329p Roermond),
slietschaver:
slītšāvǝr (Q007p Eisden, ...
Q009p Maasmechelen)
|
De schaaf waarmee de koppen van de duigen aan de bovenzijde vlakgeschaafd worden. De kopschaaf heeft meestal een schaafblok met gebogen zijkanten. Zie voor een afbeelding van een kopschaaf wvd II.4, pag. 43. [N E, 35a]
II-12
|
27875 |
kopschoten |
koppen:
kø̜p (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
kopschoten:
kǫpšø̜̄s (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
De schoten die in het gesteente boven de koollaag het dichtst bij het dak worden aangebracht. [monogr.]
II-5
|
32029 |
kopse las |
kop-op-kop las:
kǫp˱ ǫp kǫp las (L271p Venlo),
kops:
kǫps (L330p Herten),
kopse las:
kǫpsǝ las (L163p Ottersum),
koud:
kāt (L330p Herten),
koud aaneen:
kǭt˱ anē (Q121c Bleijerheide),
koud tegeneen:
kāt tē̜gǝnęjn (L385p Sint Odilienberg),
kǫwt tē̜gǝnęjn (Q015p Stein),
platte las:
platǝ leš (Q204a Mechelen),
stuik:
štø̜jk (L387p Posterholt)
|
Verbinding van twee stukken hout in elkaars verlengde, waarbij de stukken haaks of schuin afgezaagd en koud tegen elkaar gelegd worden. [N 54, 41]
II-12
|
31720 |
kopshout |
kophout:
kǫphǫwt (L417p As),
kopshout:
kopshout (Q032p Schinnen),
kǫpshǫwt (L266p Sevenum, ...
L385p Sint Odilienberg,
Q015p Stein),
kǫpshǭlt (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen)
|
Het vlak van een stuk hout dat de dwarsdoorsnede van de vezels vertoont. [N 50, 50a; monogr.]
II-12
|
26164 |
kopspie |
assekopspieën:
assekopspieën (L300p Beesel, ...
L292p Heythuysen,
L267p Maasbree,
Q036p Nuth),
borstspieën:
borstspieën (L211p Leunen),
kijlen:
kijlen (L292p Heythuysen),
kopspieën/-spijen:
kopspieën/-spijen (L369p Kinrooi, ...
L319p Molenbeersel,
L216p Oirlo),
kǫpspijǝ (L288b Laar, ...
L245p Meterik),
kǫpspējǝ (L353p Eksel, ...
L318a Keent,
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L313p Sint Huibrechts Lille),
kǫpspęjǝ (L355p Peer),
sloten:
sloten (P046p Linkhout),
slōtǝ (K353p Tessenderlo),
spieën/spijen:
spajǝ (P051p Lummen),
spe.jǝ (L289p Weert),
speǝn (K357p Paal),
spieën/spijen (L250p Arcen, ...
L192p Bergen,
L325p Horn,
L381b Peij,
L432p Susteren,
L268p Velden,
L213p Well,
L375p Wessem),
spijǝ (L265c Beringe, ...
L320a Ell,
L164p Gennep,
L246a Swolgen,
L374p Thorn),
spęjǝ (L265p Meijel, ...
L289p Weert),
špęjǝ (L432a Koningsbosch),
voorspieën/-spijen:
voorspieën/-spijen (L210p Venray),
vørspijǝ (L209p Merselo),
vø̄spijǝ (L316p Kaulille)
|
De wiggen waarmee de roeden aan de voorzijde in de askop worden vastgezet. [N O, 3c; A 42A, 77]
II-3
|
30907 |
kopspijker |
boon:
bon (Q253p Montzen),
knobbelsnagel:
(mv)
knubǝlsnęǝl (Q121c Bleijerheide),
kopnagel:
kopnagel (K278p Lommel),
kopnāgǝl (L387p Posterholt),
kopnǭgǝl (Q083p Bilzen),
kǫpnǭgǝl (L163a Milsbeek),
(mv)
kopnęǝl (Q121c Bleijerheide),
kopnę̄gǝl (L293p Roggel),
kramnagel:
krampnāgǝl (Q253p Montzen),
(mv)
kramnę̄gǝl (L267p Maasbree),
stootplaatje:
stōtplɛ̄tjǝ (L293p Roggel),
traats:
trats (Q083p Bilzen, ...
L163a Milsbeek)
|
De tamelijk dikke spijker met brede kop die tegen slijtage op de zool of de hak of voor de sterkte op de rand van de zool wordt geslagen. Volgens de informant van Q 121c worden kopnagels voor mijnschoenen gebruikt. [N 60, 201d3; N 60, 201d2; N 60, 201c]
II-10
|
28429 |
kopspijlen |
aanvangspijlen:
ānvaŋspilǝ (L215a Wellerlooi),
buikstekken:
buikstekken (K317a Kerkhoven),
kopspieën/-spijen:
kopspi-jǝ (Q015p Stein),
kopspęjǝ (Q071p Diepenbeek),
kopspijlen:
kopspilǝ (L428p Born, ...
Q018p Geulle,
L246p Horst,
L265p Meijel,
L271p Venlo,
L210p Venray,
L244d Ysselsteyn),
kopspilǝn (L421p Dilsen),
kopspīlǝ (L372p Maaseik),
kopšpi.ǝlǝ (L330p Herten),
kopšpilǝ (Q019p Beek, ...
Q113p Heerlen),
kǫpspīǝlǝ (L289p Weert),
kopstekken:
kopstekken (K317a Kerkhoven),
kopstɛkǝ (L294p Neer),
kǫpštɛkǝ (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L270p Tegelen),
kopstekker:
kopstɛkǝr (Q003p Genk),
kopštɛkǝr (L329p Roermond),
pennen:
(enk)
pɛ̄n (Q253p Montzen),
reuchelstekken:
(enk)
rø̄xǝlstęk (L371a Geistingen),
speetstekken:
špētstɛkǝ (L333p Asenray / Maalbroek),
(enk)
spētstɛk (L414p Houthalen),
spijkers:
spīkǝrs (L416p Opglabbeek),
spijlen:
spijlen (Q002p Hasselt),
špilǝ (L333p Asenray / Maalbroek, ...
Q019p Beek),
špīlǝ (L384p Herkenbosch),
spillen:
spelǝn (Q002p Hasselt),
spleten:
šplētǝ (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
splijtstekken:
šplētštɛkǝ (L333p Asenray / Maalbroek),
stekken:
štɛkǝ (P120p Alken, ...
L384p Herkenbosch,
P107a Rummen,
P176p Sint-Truiden,
P177p Zepperen)
|
Van onderen spits bijgesneden spijlen. Door de kop van de korf worden op raatafstand een aantal van deze houten spijlen gestoken. Die spijlen worden van onderen spits bijgesneden omdat de bijen bij voorkeur hun ratenbouw aan een scherpe rand schijnen te beginnen. Wanneer de korfboer er dan nog met was een paar stukjes kunstraat of samengeknepen verse darrenraat aan vastlijmt, zijn de bijen meestal wel genegen althans hun eerste raten netjes in de kop in koude bouw te beginnen (De Roever, pag. 150). [N 63, 6a]
II-6
|
29367 |
kopstuk |
bovenstuk:
bǭvǝštø̜k (L329p Roermond),
deksel:
de̜ksǝl (L414p Houthalen, ...
Q117p Nieuwenhagen,
L329p Roermond,
Q118p Schaesberg,
Q098p Schimmert,
L423p Stokkem),
kopstuk:
kǫpstøk (P047p Loksbergen)
|
Het deksel dat boven op het pomphuis is aangebracht. Soms is aan het deksel een stang bevestigd die scharnierend met de pompzwengel is verbonden. Zie ook afb. 240. In L 423 was het deksel van geelkoper vervaardigd. Aan de onderzijde ervan was een sierband aangebracht. [N 64, 133o; N 66, 49o] || Stuk van zachte hennep, ongeveer 50 cm lang en van voor en achter afgebonden, waarmee men glans op het touw legt, terwijl men de baan afloopt. [N 48, 108b]
II-11, II-7
|
34220 |
koptouw |
capuchon:
kapǝsun (L426z Holtum, ...
L427p Obbicht),
koestrank:
kustraŋk (L268p Velden),
kustrāŋk (L268p Velden),
koetouw:
kutǫu̯w (L211p Leunen, ...
L270p Tegelen),
kutǫw (L163a Milsbeek),
koezeel:
kujziǝl (K317p Leopoldsburg),
kuzɛi̯l (L369p Kinrooi),
kuzɛǝl (Q072p Beverst),
køu̯zēl (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
kāu̯wzęi̯l (Q156p Borgloon),
kāzīl (P218p Borlo),
kōwzɛi̯l (L289h Boshoven),
kōzei̯l (L424p Meeswijk),
kōzēl (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
kōzęi̯l (P222p Opheers),
kōzɛi̯l (Q099q Rothem, ...
Q014p Urmond),
kūzēl (Q077p Hoeselt),
kūzɛi̯l (Q162p Tongeren),
kǫu̯wzēl (Q071p Diepenbeek),
kǫwzēǝl (L288a Ospel),
kǭu̯zēl (Q004p Gelieren Bret),
koezeeltje:
kuzelkǝ (L386p Vlodrop),
koord:
kǭǝrt (Q002p Hasselt),
kopkoord:
kǫpkǫǝt (P058p Stevoort),
kopstuk:
kǫpstøk (L295p Baarlo),
koptouw:
kǫptǫu̯w (L426p Buchten, ...
L332p Maasniel,
L159a Middelaar,
L268p Velden),
kopzeel:
kopzęi̯l (L372p Maaseik, ...
Q078p Wellen),
kǫpzil (Q072a Rapertingen),
kǫpziǝl (P174p Velm),
kǫpzēl (L269b Boekend, ...
Q095p Maastricht,
L265p Meijel,
Q197p Noorbeek,
Q198b Oost-Maarland,
Q203a Reijmerstok),
kǫpzē̜i̯l (L368b Waterloos),
kǫpzē̜l (Q119p Eygelshoven),
kǫpzɛi̯l (L360p Bree, ...
L371a Geistingen,
Q018p Geulle,
L326p Grathem,
L426z Holtum,
Q009p Maasmechelen,
L332p Maasniel,
L383p Melick,
L382p Montfort,
L321p Neeritter,
L322a Nunhem,
Q111q Ransdaal,
L329p Roermond,
L373p Roosteren,
L318p Stramproy,
L331p Swalmen,
Q097p Ulestraten,
Q014p Urmond),
kǫp˲seǝl (L282p Achel),
kǫp˲sēl (Q077p Hoeselt),
kǫp˲sęi̯l (L430p Einighausen),
(mv)
kǫpzɛi̯lǝ (L374p Thorn),
kreng:
kreŋ (P046p Linkhout),
krē̜ŋ (Q002p Hasselt),
kręŋ (K358p Beringen, ...
K357p Paal),
loen:
lūǝn (Q158p Riksingen),
strank:
straŋk (L271p Venlo),
strik:
štrek (L270p Tegelen),
strop:
štrǫp (L430p Einighausen, ...
L332p Maasniel),
touw:
tǫu̯w (L266p Sevenum),
tuier:
tøi̯ǝr (K278p Lommel),
zeel:
zel (Q080p Vliermaal),
zii̯ǝl (P045p Meldert, ...
L314p Overpelt,
K357p Paal),
zil (P050p Herk-de-Stad, ...
L358p Reppel,
L361p Tongerlo),
ziǝl (P049p Donk, ...
P048p Halen,
P050p Herk-de-Stad,
P055p Kermt,
P051p Lummen,
L312p Neerpelt,
P213p Niel-Bij-Sint-Truiden,
K353p Tessenderlo,
P044p Zelem),
zēi̯l (Q156p Borgloon, ...
Q111p Klimmen),
zēl (Q211p Bocholtz, ...
Q035p Brunssum,
Q207p Epen,
Q003p Genk,
L322p Haelen,
Q002p Hasselt,
L316p Kaulille,
Q180p Mal,
Q204a Mechelen,
Q197p Noorbeek,
Q033p Oirsbeek,
Q198b Oost-Maarland,
Q003a Oud-Waterschei,
Q203a Reijmerstok,
Q076p Romershoven,
Q209p Teuven,
Q178p Val-Meer,
Q117a Waubach,
Q113a Welten,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler,
P177p Zepperen),
zēǝl (K278p Lommel, ...
Q204a Mechelen,
P054p Spalbeek,
Q078p Wellen),
zē̜i̯l (L317p Bocholt, ...
L360p Bree,
L422p Lanklaar,
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen,
Q096c Neerharen,
L371p Ophoven,
L420p Rotem,
L423p Stokkem),
zē̜l (L269p Blerick, ...
Q119p Eygelshoven,
L422p Lanklaar,
Q197p Noorbeek,
Q095a Oud-Caberg,
Q093p Rosmeer),
zē̜ǝl (Q012p Rekem),
zęi̯l (L416p Opglabbeek, ...
Q162p Tongeren),
zīl (Q002p Hasselt, ...
L413p Helchteren,
P051p Lummen,
P176p Sint-Truiden),
zīǝl (P048p Halen, ...
L286p Hamont,
Q002p Hasselt,
L312p Neerpelt,
P176p Sint-Truiden),
zɛi̯l (L269p Blerick, ...
Q011p Boorsem,
Q007p Eisden,
L320a Ell,
Q193p Gronsveld,
Q112a Heerlerheide,
L330p Herten,
Q187a Heugem,
P188p Hoepertingen,
L325p Horn,
Q176a Ketsingen,
L434p Limbricht,
L377p Maasbracht,
L362p Opitter,
L373p Roosteren,
Q098p Schimmert,
Q020p Sittard,
Q096d Smeermaas,
L432p Susteren,
L318b Tungelroy,
L289p Weert),
zɛjl (L290p Panningen),
zɛ̄i̯ǝl (L420p Rotem),
˲siǝl (L314p Overpelt, ...
P107a Rummen),
(mv)
zɛi̯lǝ (L374p Thorn)
|
Touw aan de horens van een koe. [N 3A, 14a]
I-11
|