e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korf met ronde kop brabantse korf: brabantse korf (Neer), limburgse bijkaar: lembørxsǝ bęjkor (Genk), limburgse kaar: lembø̜rxsǝ kār (Herten), limburgse korf: lembørxsǝ kørf (Geulle), lembørxsǝ kø̜rf (Beek, ... ), limburgse korf (Herkenbosch, ... ), ronde kop: ronde kop (Maasmechelen, ... ), ronjǝ kǫp (Roermond), ronǝ kop (Diepenbeek), ronǝ kǫp (Houthalen), ronde korf: ronde korf (Tegelen), rondǝ kø̜rf (Ysselsteyn), ronǝ kø̄rǝf (Montzen), rondkaar: rontkār (Venray) Korf met een doorsnede van ± 40 cm bij een ongeveer gelijke hoogte. Een kenmerk is de ronde kop. [N 63, 3a; N 63, 3b] II-6
korfjes borstels: borstels (Born, ... ), bøstǝls (Dilsen), bøštǝlǝ (Heerlen), bø̄stǝls (Geistingen), bø̄štǝls (Beek), bø̜rstǝls (Weert), bǫrstǝlǝ (Asenray / Maalbroek), bǫstǝls (Sint-Truiden), bǫsǝls (Zepperen), (enk)  bø̄rstǝl (Maaseik), bø̜ǝštǝl (Montzen), borsteltjes: børstǝlkǝs (Herten), bǫrstǝlkǝs (Genk), haak: hǫǝk (Wellerlooi), kalebasjes: kalǝbɛskǝs (Herkenbosch), korf: korf (Lommel, ... ), kø̄rf (Diepenbeek), kø̜rf (Alken), kø̜rǝf (Meijel, ... ), korfhaar: kɛrfhǭr (Hasselt), korfjes: kørfkǝs (Maaseik), kø̜rfkǝs (Asenray / Maalbroek, ... ), kɛrǝfkǝs (Zepperen), stuifmeelkorfjes: stuifmeelkorfjes (Zepperen) Inrichting aan achterste paar poten van de werkbij waarin zij het stuifmeel verzamelt. Deze holtes of korfjes zijn met stijve haren omgeven. Ze ontbreken bij koningin en dar. [N 63, 44b; N 63, 44a] II-6
korfkrammen bijenhaken: bejǝhø̄k (Venray), (enk)  bęjǝhoǝk (Genk), bijenklammen: bi-jǝklamǝ (Stein), bijenkrammen: bi-jǝkrɛm (Geistingen), bi-jǝnkramǝ (Maasmechelen), bęjǝkramǝ (Meijel), (enk)  bejǝkram (Horst), bi-jǝkram (Geulle), bijhaken: bihākǝn (Opglabbeek), (enk)  bihāk (Kerkhoven), haken: hø̄k (Maaseik), hø̄ǝk (Alken), hø̜̄k (Beek), hōkǝ (Rummen), hoogselkrammen: hø̜xsǝlkramǝ (Wellerlooi), kaarhoogselhaken: (enk)  ko.arhøxsǝlhōk (Diepenbeek), kaarkrammen: kę̄rkramǝ (Zepperen), klemhaken: (enk)  klɛmhoǝk (Genk), korfhaken: kø̜rfhø̜̄k (Herkenbosch), (enk)  kǫrfhǭk (Asenray / Maalbroek, ... ), korfkrammen: kø̜rfkramǝ (Heerlen), kǫrfkrɛmp (Asenray / Maalbroek), krammen: krɛm (Beek, ... ), krɛmp (Herten, ... ), (enk)  kram (Achel, ... ), kramp (Beek), krāmp (Montzen), krammetjes: krɛmkǝns (Hasselt) IJzeren krammen. Met een paar van deze krammen of haken wordt het hoogsel of het onderzetstuk stevig aan de korf bevestigd. [N 63, 5d] II-6
korfmes bijenmes: bejǝmɛts (Heerlen), bijmes: bimɛs (Kerkhoven, ... ), broodmes: broǝtmęs (Venray), gewoon mes: gewūn męs (Diepenbeek), kapmes: kapmɛs (Alken), kniep: knip (Venray), korfmes: korfmes (Dilsen, ... ), korfmɛts (Buchten, ... ), kørfmɛs (Maaseik), kørfmɛts (Geulle, ... ), kørǝfmęs (Meijel), kø̄rfmęs (Diepenbeek), kø̜rfmēs (Horst), kø̜rfmęs (Venray), kø̜rfmęts (Beek, ... ), kø̜rfmɛts (Venlo), kø̜rǝfmɛs (Houthalen, ... ), kǫrfmɛts (Asenray / Maalbroek, ... ), kɛrfmɛs (Hasselt), kɛrǝfmęjǝs (Zepperen), kortmes: kø̜tmɛs (Tessenderlo), mes: mɛts (Noorbeek, ... ), ontzegelmes: ontzēgǝlmęs (Meijel), ontzęjgǝlmɛs (Rummen), ratenhaak: rǭǝtǝhǭk (Montzen), schraapmes: schraapmes (Opglabbeek), snijmes: snimɛts (Born), šni-jmɛts (Noorbeek, ... ), zegelmes: zigǝlmɛs (Sint-Truiden), zęjgǝlmɛs (Alken) Mes waarmee de imker de raten opsnoeit. Wanneer hij honing wil oogsten zal hij hiermee alle of bijna alle raten uit de korf snijden. Volgens de informanten van L 289 en L 333 kan daarvoor ieder willekeurig mes gebruikt worden. Daarop wijzen ook de woordtypen gewoon mes en mes. Andere woordtypen wijzen op een bepaald soort mes. Het kan een schaapschaarmodel zijn (L 416), een langwerpig mes dat aan de onderkant rond gebogen is (L 210, 414), een spatelvormig mes (P 120) of een mes met zeer korte snede haaks aan een lange steel (Q 253). [N 63, 80c; N 63, 81c] II-6
korhoen berkhaan: beerkhaan (Gemmenich), birk(h)ān (Kinrooi), birkhaan (Houthem), berkhen: berkhen (Afferden), berkhoen: berkhoon (Nederweert), bi.rkhoon (Boukoul, ... ), birkhoon (Melick, ... ), bèrkhoon (Maasniel, ... ), boshaan: bos(h)ān (Kinrooi), Frings  boͅshōͅn (Beverst), IPA, omgesp.  bos˂āən (Rekem), groes: groes (Molenbeersel), heihaan: haihoan (Eigenbilzen), heehoan (Zonhoven), heihoan (Heusden, ... ), hejhoan (Zonhoven), hēhān (Hasselt), hèhoan (mann.) (Heusden), Frings  hēhōͅn (Gelieren/Bret), hēi̯hōͅn (Beverst), heͅihōͅən (Diepenbeek), heihaan  heehaan (Genk), heihen: hèhin (vr.) (Heusden), kemphaan: doorgaans Frings, soms eigen spelling  keͅmphoͅn (Kwaadmechelen), kor: koͅr (Beringe, ... ), korenhoen: ko͂ͅə.nhō:n (Moresnet), korhaan: korhaan (Tungelroy, ... ), korhan (Opglabbeek), korhoan (Eksel, ... ), koͅrhoͅu̯ən (Lommel), koͅrhoͅən (mann.) (Achel), kórhaan (Weert), Frings  koͅrhān (Borgloon), koͅrhōͅn (Gelieren/Bret), Frings, omgesp.  koͅrhoͅuən (Lommel), Frings; half lang als lang omgespeld  koͅrān (Lanklaar), IPA, omgesp.  koͅrāən (Rekem), lyrurus tetrix  koͅrhoͅən (Zonhoven), koͅrōͅən (Hamont), vdBerg; omgesp.  koͅr(h)an (Stokrooie), korhen: keͅrhen (vrouw.) (Achel), korhen (Horst, ... ), korhin (Tungelroy), korhennetje: koͅrhenəkə (Kaulille), korhoen: karhoen (Ottersum), koerhoon (Baexem, ... ), koerhón (Belfeld), korhoen (Gennep, ... ), korhoender (Venray), korhoon (Elen, ... ), korhoön (Gulpen), korhòòn (Brunssum), koͅrhon (Maaseik), koͅrhouən (Lommel), kòrhoen (Meijel, ... ), kòrhoon (Tegelen, ... ), kórhoo:n (Panningen), meervoud: korhoonder  korhoon (Blerick), korhoentje: körheunke (Herten (bij Roermond)), ovenbakkertje: aovebèkkerke (Grathem), poelepintadeu: End: coq / poule de bruyère; vgl nog fr. poule pintade > poelepetaat "parelhoen"(End)  poulepintadeu? (Maastricht), vechthaantje: vdBerg; omgesp.  vɛxtoi̯ŋkə (Sint-Truiden) korhaan || korhoen || korhoen (53 vrij zeldzame heidevogel; haan staalblauw, hen bruin en kleiner; houdt in het voorjaar pronkbijeenkomsten op een open plek op de hei [N 09 (1961)] III-4-1
kornoelje (alg.) haagkampernaal: haagkampernael (Bevingen), hagenpikkel: hagepékkel (Remersdaal), hanenkul: haonekəl (Nieuwerkerken), ha͂nəkøl (Zonhoven), hoanekel (Genoelselderen), kanekille (Stokrooie), kanekəl (Stevoort), hanenpik: hanepeke (Remersdaal), kalernoel: kalərnul (Zolder), kampernaal: kapernael (Sint-Truiden), kampernoelenhaag: kàmpernoele-n oag (Hasselt), kampernoelie: kampernoelie (Rijkhoven), kampernoellie (Beverlo), kampernouil (Hasselt), kernoffel: kərnū.fəl (Borgloon), kernolf: kərnū.ləf (Borgloon), knoel: knule (Millen), knoerel: knoerrel (Afferden), knoereltje: knoereltje (Heijen), eetbaar  knurretje (Castenray, ... ), vrucht  knoerreltje (Gennep), koekenoen: koekenoen (Riemst, ... ), kūkkĕnūūn (Rosmeer), kükkenuene (Rosmeer), kornoelie  kukkenune (Vlijtingen, ... ), ± WLD  kukkenuune (Vlijtingen), konkernoelje: cônkerboelje (Neeritter), koekernoelie (Eksel, ... ), koekernolie (Eksel), kokernoelie (Houthalen), kokkernoelie(ën) (Hechtel), konkerneuil (Rotem), konkernoelie (Neeroeteren, ... ), konkernoelies (Neerpelt), konkernoeljé (Ittervoort), konkernuilie (Opglabbeek), konkernulj (Puth), konkernūlie (Opoeteren), konkərnuljə (Lanaken), koonkernuulie (Niel-bij-As), kōnkərnūljə (Neerpelt), kŏnkermoelie (Heythuysen), koͅŋkərnūelī (Opglabbeek), kònkernoelie (Thorn), eigen fon. aanduidingen  kônkernoeliej (Ell), ook: ZND 28, vr. 32  kōͅnste-noelie (Kwaadmechelen), WBD/WLD = kornoelje  kómpərnŏĕlĭĕ (As, ... ), WBD/WLD ó even gesloten als oo  kómpernoelje (As), WLD  kőőnkernōēlie (Thorn), konkernol: cŏankernŭl (Guttecoven), kankernul (Echt/Gebroek), koekenoel (Rijkhoven), koekernael (Bilzen), koekernoel (Martenslinde), koengkërnol (Lanklaar), koenkernĕl (Maaseik), koenkernoel (Ulbeek, ... ), koenkernol (Rotem), koenkernul (Schimmert), koenkernòl (Einighausen), koeŋkərnoele (Alken), kokkermoelen (Paal), kompernoel (Hoepertingen), kon/kur/nul (Geleen), konkernael (Diepenbeek), konkernel (Elen, ... ), konkernoal (Sint-Martens-Voeren), konkernoel (Lanaken, ... ), konkernoel(e) (Hoepertingen), konkernoelen (Voort), konkernoelle (Hoepertingen), konkernol (Berg-en-Terblijt, ... ), konkernoole (Eijsden), konkernul (Brunssum, ... ), konkerNULLe (Munstergeleen), konkernuule (Obbicht), konkernūlə (Hasselt), konkernŭlle (Eys), konkernöl (Broeksittard, ... ), konkernöll (Dieteren), konkernölle (Borgharen, ... ), konkernöllen (Stein), konkernùl (Amby, ... ), koo-unkernol (Eisden), koonkərnoelə (Kermt), kounkernoeel (Wellen), kounkernol (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), koŋkërnol (Opgrimbie), koŋkərnōl (Lanaken), koŋkərnoͅ:l (Opgrimbie), koŋkərnoͅl (Rekem), kōōēnkernel (Elen), kŏnkernool (Gulpen), kŏnkernŏl (Maastricht), kŏŏnkernūle (Grevenbicht/Papenhoven), kŏŏnkernöl (Klimmen), ko̝kənol (Stokkem), koͅ^gkərnøͅl (Ulestraten), koͅnkərnu.ləs (Hoepertingen), koͅṇkernoͅ.l (Maastricht), kukərnūl (Alt-Hoeselt, ... ), kuŋkərnul (Diepenbeek), kŭnkernölle (Sittard), ku̞ŋkərnoͅl (Mechelen-aan-de-Maas), kònkernolle (Valkenburg), kónkernol (Maastricht, ... ), kónkernolle (Maastricht), kónkernŏl (Heer), kónkernöl (Sittard), kónkernöllen (Uikhoven), kónkərnöllə (Sittard, ... ), kônkernöl (Meerssen), kônkernölle (Mechelen), (oranjekleurige vruchten)  kónkernöllen (Neerharen), aanhangsel N92 voor Sittard  kónkernöl (Sittard), cornus mas  kònkernöl (Echt), cornus sanguinea  konkernul (Valkenburg), koŋkər’noͅl (Meeswijk), cornus; met vlezige steenvruchten  konkernool (Gronsveld), eigen spellingsysteem  konkernölle (Schinnen, ... ), Endepols  kónkernol (Maastricht, ... ), enkelv. konkernol  konkernölle (Heek), Fra. cornouille  koekernōēël (Zonhoven), ideosyncr.  konkernole (Gronsveld, ... ), konkernul (Sittard), konkernöl (Sittard), M. kòkerel  konkernòl (Heerlen), Veldeke  kònkernölle (Echt/Gebroek), Veldeke kornoelje  kónkernölle (Klimmen, ... ), WBD/WLD  konkərnuul (Grevenbicht/Papenhoven), kònkərnòl (Nieuwenhagen), kónkərnöllə (Urmond, ... ), WLD  koenker nölle (Guttecoven), konkernol (Mheer, ... ), konkerNULLe (Geverik/Kelmond), konkernöl (Oirsbeek), kónkurnēūle (Itteren, ... ), WLD kornoelje  kónkernöl (Doenrade, ... ), ± WLD = de vrucht  konkernol (Klimmen), konkernollenstruik: konkerNULLesjtroek (Schinveld), konkernöllestroek (Echt/Gebroek), Veldeke  kónkernöllesjtroek (Klimmen, ... ), konkernolletje: koekernulke (Buggenum), koekərnulkə (Swalmen), konkernulke (Montfort), konkernölke (Heel, ... ), konkernölker (Horn), konkernölkes (Doenrade), koonkernulke (Sint-Odiliënberg), kŏĕkernulke (Beesel), kŭkkernölke (Herten (bij Roermond)), kònkernölkes (Beegden), kôênkərnêûlke (Ophoven), eigen spellingsysteem  koekerNULLeske(s) (Neer), LDB  konkernulke (Roermond), WBD-WLD rode bessen worden genoemd: koek\\rnölk\\s  koekərnölkes (Roermond), WLD  kókərnòlkə (Montfort, ... ), konkertroel: konkertroelen (Riksingen), kornoelje: caignoel (Borlo), kanjoele (Jeuk), karnūlə (Mettekoven), kenoele (Wilderen), kenoelje (Arcen), kerjoelje (Maastricht), kernaalje (Amby, ... ), kernoel (Beverst, ... ), kernoele (Eigenbilzen), kernoeleje (Weert), kernoelie (Baarlo, ... ), kernoelje (Blerick, ... ), kernoeljes (Maasbree), kernoelle (Oostham), kernouël (Hasselt), kernuule (s-Herenelderen), keͅrnulə (Genk), knoelie (Venray), kornael (Sint-Truiden), kornaelje (As), kornoelie (Heusden, ... ), kornoelje (Geulle, ... ), kornoelle (Duras), kornōl (Montzen), kornul (Koninksem), kornulies (Hechtel), kŏrnoelje (Steyl), krenoelje (Well), krnaul (Linkhout), krnoeilje (Grubbenvorst), krnoelje (Oirlo, ... ), kroelje (Leopoldsburg), kurnoelie (Weert), kurnoelje (Hunsel), kərnoel (Eigenbilzen, ... ), kərnoelə (Kerkom), kərnoəl (Hasselt), kərnu:lə (Aalst-bij-St.-Truiden), kərnuli (Beringen), kərnulijən (Tessenderlo), kərnuln (Zonhoven), kərnulə (Borgloon, ... ), kərnūl (Herk-de-Stad), kərnūlī (Sint-Huibrechts-Lille), kərnūlə (Borgloon), #NAME?  kernoelje (Klimmen), [Cornus mas]  kërnōēl (Tongeren), eigen spellingsysteem  kornoelje (Merkelbeek), Endepols  kernoelje (Maastricht, ... ), Fra. cornouille  kernōēël (Zonhoven), ideosyncr.  kornoelje (Eijsden, ... ), IPA, omgesp.  kərnøjə (Kwaadmechelen), NCDN  kòrnōēljö (Stevensweert), Nijmeegs (WBD)  kərnoejə (Meijel), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  kornoelje (Gulpen), Veldeke 1979, nr. 1  kornoelje (Venray, ... ), WBD/WLD  kòrnoeljə (Maastricht), WLD  kornoelje (Born, ... ), kornoeljə (Grathem, ... ), WLD ?  kornoelje (Wijnandsrade), kornoeljə (Wijnandsrade), ± WLD  kornoelje (Klimmen), kornoeljestruik: kërnōēlëstroek (Tongeren), kornoeltje (dim.): kernoeletje (Panningen), kerNULLeke (Hamont), kornoets: kernoets (Beringen), kornoetsje: kernotske (Bilzen), kronkelnol: idiosyncr. konkernoelje  krónkelnól (Sittard, ... ), mispel: meespel (Mheer), papenkeutel: papekeutelen (Hechtel), pompernoel: pompernoel (Borgloon), pompernul (Kuttekoven), timpelteer: te’peltaere (Tegelen), tiepeltère (Belfeld), corneolum  tiepeltaer (Castenray, ... ), vrouwenkers: vrowekiëch (Remersdaal) bes vd kornoelje || De kornoelje. De witte kornoelje; struik met witte bloemen en witte bessen, 2-3 m hoog; takken aan de zonzijde rood, in de schaduw geel. [N 82 (1981)] || De kornoelje. Gele kornoelje me gele bloemen en karmijnrode vruchten, 3-7 m hoog; de geelbruine schors schilfert in kleine schubben af. [N 82 (1981)] || De kornoelje. Rode kornoelje; struik met witte bloemen en blauwzwarte bessen; 2-5 m hoog; takken aan de zonzijde purperrood en aan de schaduwkant groen (kroelie, kornoelje). [N 82 (1981)] || konkernoelje [N 92 (1982)] || kornoelie [N 92 (1982)] || kornoelje [N 91 (1982)], [N 92 (1982)], [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || kornoelje, kornel || kornoelje, vrucht || kornoeljestruik || kornoeljevrucht || vrucht en zaad van cornus mas, ook de boom III-4-3
kornoeljesoorten bramel: Endepols, rode k.  broumelle (Maastricht), gekleurd hout: WLDGele kornoelje  gekleurt hoots (Vijlen, ... ), gele kornoelje: Gele kornoelje  gele kor noelje (Montfort), WLDGele kornoelje  gèèlə kərnōēljə (Venlo), heulenteulder: WLD, eug: vlier  heŭleteulder (Schimmert), kornoeljehaag: kërnōēlëhôog (Tongeren), morille: gele kornoelje  morille (Maastricht), rode konkernol: (mv. roej kónkernolle) Rode Kornoelje  roej kónkernol (Maastricht), rode kornoelje: IPA, omgesp. Rode Kornoelje  ruə kərnøjə (Kwaadmechelen), NCDN (verschrijving? - 2e woord moet waarschijnlijk ook zijn: kòrn؉ljö) Rode Kornoelje  roajö kòrōēljö (Stevensweert), Rode Kornoelje  rode kornoelje (Montfort), WBD/WLD Rode Kornoelje  roejə kòrnoeljə (Maastricht), WLD Rode Kornoelje  roaij kornoelje (Born), rōējə kərnōēljə (Venlo), sneeuwappeltje: ideosyncr. Witte kornoelje  sjneeeppelke (Vlodrop), witte konkernol: (mv. witte kónkernolle)  witte kónkernol (Maastricht), ideosyncr. Witte kornoelje  witte konkernöl (Sittard), witte kornoelje: IPA, omgesp. Witte kornoelje  wiʔə kərnøjə (Kwaadmechelen), NCDN Witte kornoelje  wittö kòrnōēljö (Stevensweert), WBD/WLD Witte kornoelje  wittə kòrnoeljə (Maastricht), Witte kornoelje  witte kornoelje (Montfort), WLD Witte kornoelje  witte kornoelje (Born), wittə kərnōēljə (Venlo) De kornoelje. De witte kornoelje; struik met witte bloemen en witte bessen, 2-3 m hoog; takken aan de zonzijde rood, in de schaduw geel. [N 82 (1981)] || De kornoelje. Gele kornoelje me gele bloemen en karmijnrode vruchten, 3-7 m hoog; de geelbruine schors schilfert in kleine schubben af. [N 82 (1981)] || De kornoelje. Rode kornoelje; struik met witte bloemen en blauwzwarte bessen; 2-5 m hoog; takken aan de zonzijde purperrood en aan de schaduwkant groen (kroelie, kornoelje). [N 82 (1981)] || kornoeljehaag || vrucht en zaad van cornus mas, ook de boom III-4-3
korporaal korporaal: caporoēl (Herstappe), ceproel (Kortessem), coperaal (Opoeteren), kaperaal (Helchteren), kaperaol (Bree, ... ), kaperoal (Tongeren), kaperooil (Herk-de-Stad), kaperoul (Peer), kaporaal (Hoepertingen), kaporaol (Tongeren), kaporo[ə}l (Broekom), kapperool (Spalbeek), kappraoul (Jeuk), kappraoəl (Hoepertingen), kaprael (Reppel), kapral (Hechtel), kapraol (Zolder), kaprawəl (Zonhoven), kapraôl (Tongeren), kaproal (Zonhoven), kaproel (Linkhout), kaprol (Moelingen), kaprool (Jeuk), kaproël (Stevoort), kaprō[e}l (Diepenbeek), kapəra(ou)[ə}l (Gutshoven), kapərō[e}l (Sint-Truiden), kapərōl (Herk-de-Stad), kapərōͅl (Borgloon), kapɛro͂ͅl (Bree), karperoal (Beverst), karperoeil (Linkhout), kepraol (Bocholt, ... ), keproal (Lummen, ... ), keprol (Rijkhoven), keprool (Ulbeek), keprowel (Montenaken), keproël (Stokrooie), keprōē-el (Sint-Lambrechts-Herk), keprwol (Rijkhoven), kerperaol (Lommel), kerpráol (Achel), keuperaal (Meeuwen), keͅppərōͅl (Zutendaal), koperaal (Grote-Spouwen), koperaol (Lommel, ... ), koperool (Zichen-Zussen-Bolder), koperoël (Riksingen), koperàl (Hasselt), kopeͅrâl (Mettekoven), koporael (Tessenderlo), koporaol (Kwaadmechelen), koporōl (Zichen-Zussen-Bolder), koporóól (Kuringen), kopperaal (Voort), kopperaol (Millen), kopperaō[ə}l (Hoepertingen), kopperoal (Lanaken, ... ), kopperool (Sint-Truiden, ... ), kopperooël (Sint-Lambrechts-Herk), kopporoal (Veldwezelt), koppəraal (Beringen), koppərôl (Eigenbilzen), kopraol (Kaulille), koproal (Hamont, ... ), koproo[e}l (Wellen), koprwol (Val-Meer), koprôâl (Diepenbeek), kopəraəl (Alken), kopəroal (Sint-Truiden), kopərōͅl (Mechelen-aan-de-Maas), kor-pe-raal (Neeroeteren), korperaal (Gruitrode, ... ), korperael (Neeroeteren), korperaol (Achel, ... ), korperaul (Maaseik), korpero.l (Zutendaal), korperoal (Diepenbeek, ... ), korperoul (Bilzen, ... ), korpooraal (Lommel), korporaal (Beringen, ... ), korporaol (Lommel), korporāl (Lanaken), korporoel (Kortessem), korporool (Beverlo, ... ), korporoͅl (Stokkem), korporrowwɛl (Lommel), korpraol (Ellikom, ... ), korproal (Neeroeteren), korp⁄raol (Tessenderlo), korreperoal (Tessenderlo), korrəpəraol (Tessenderlo), kōpraol (Kuringen), kŏproal (Opitter), koͅproal (Leut), koͅpəral (Zolder), koͅpərāl (Sint-Truiden), koͅpəroͅəl (Heers), koͅrpora[o}l (Rutten), koͅrporal (Overpelt), koͅrporōͅl (Beverlo), koͅrpoͅraol (Genk), koͅrpərāl (Neerglabbeek, ... ), koͅrpəra͂əl (Houthalen), koͅrpərōͅĕl (Hamont), kroporaul (Bocholt), kàprá:l (Hasselt), kòpòrōl (Sint-Truiden), kòrpərōl (Tessenderlo), kópəroiəl (Bilzen), kəpraol (Maastricht), kəproal (Eisden), kəproewəl (Heers), kəprō[a}l (Diepenbeek), kəprōͅl (Opgrimbie), kəpərâl (Hasselt), kərpərōͅl (Sint-Truiden), ao cf Fr. en  kopraol (Molenbeersel), cf Fr. an  kopranl (Rotem), cf Fr. en  korperenl (Peer) korporaal [ZND 36 (1941)], [ZND m], [ZND m] III-3-1
korrel, maat van 0,1 gram een gram: 1 gram (Ittervoort), een gram kanarievoer: 1 gram kanarie voor (Hoensbroek), gewichtje: (zie ook antwoord bij vraag 121; doormekaar gebruikt.  gewichtje (Neer), korrel: korrel (Beesel, ... ), kórrəl (Venlo), korreltje: körrelsje (Kerkrade), körrəlsjə (Maastricht), lood: load (Guttecoven), milligram: miligram (Montfort), nijpertje: nieperke (Vlodrop), spiet: sjpĭĕt (Heerlen) de maat die een gewicht aangeeft van 0,1 gram [korrel] [N 91 (1982)] III-4-4
korset ceintuur: Et. Fr. ceinture.  sëntür (Tongeren), corselet (<fr.): Fr. corsulet, en geen compromis tussen keurslijf en korset.  kersleej (Zonhoven), Van Dale: corselet (Fr., verkl. v. Ofr. cors), combinatie van korset en bustehouder. *Van Dale (FN)!  kaslē (Halen), kerslèi (Diepenbeek), koͅrsle (Hasselt), koͅRslē (Hasselt), koͅrsəle (Hasselt), kərsleͅj (Diepenbeek), Waals côrsulèt (corsage du femme). Zie ook afb. p.218.  korsléé (Hasselt), gaine (fr.): gê"n (Beverlo), Fr. gaine.  gèè.n (Hasselt, ... ), gèèn (Genk), keurslijf: kərslef (Kermt), keurslijfje: keurslijfke (Maastricht), korset (<fr.): corset (Neerpelt), coͅrseͅt (Val-Meer), k`rsjet (Tungelroy), karsee (Eksel), kerschet (Nuth/Aalbeek, ... ), kersee (Beverlo), kersei (Rummen (WBD)), kerset (Aldeneik, ... ), kersit (Eijsden), kersjet (Beek, ... ), kersjèt (Jabeek, ... ), kersjét (Haelen, ... ), kersjêt (Ell), kersèt (Boorsem, ... ), kersét (Munstergeleen), kersêt (Gronsveld), kersöt (Bree), keͅrsē(j) (Kermt), kirset (Bree), korschet (Valkenburg), korse (Beringen, ... ), korse. (Zelem), korse: (Paal), korsee (Zolder), korsei (Sint-Truiden), korset (Bleijerheide, ... ), korset [koͅrset} (Neerharen), korsē (Maaseik), korseͅt (Opglabbeek), korsit (Oost-Maarland), korsjet (Baarlo, ... ), korsèt (Maastricht, ... ), korsèt(sje) (Maastricht), korsët (Sittard), korsɛ. (Opheers), korsɛ.ij (Gingelom), kōͅrseͅ (Opheers), koͅrse (Lommel), koͅrsei (Lommel), koͅrset (Zichen-Zussen-Bolder), koͅrsē (Beverlo, ... ), koͅrsēi (Borgloon, ... ), koͅrsēj (Lommel), koͅrseͅ (Borgloon, ... ), koͅrseͅ` (Borlo), koͅrseͅt (Eisden, ... ), koͅrsät (Rotem), koͅrsè (Achel), koͅrsét (Ketsingen), kresjet (Oirsbeek), kurset (Bergen, ... ), kursjet (Meijel, ... ), kursjit (Hoensbroek, ... ), kursjét (Tungelroy), kursɛt (Kanne), kèrsit (Mesch), kèrsjet (Posterholt), kërsjet (Herten (bij Roermond)), kórsei (Sint-Truiden), körset (Mechelen), kørset (Riksingen), kúrsjet (Egchel), kərset (Eigenbilzen, ... ), kərsē (Hamont, ... ), kərsēij (Halen), kərsēj (Donk (bij Herk-de-Stad), ... ), kərseͅij (Velm), kərseͅiə (Brustem), kərseͅt (Bocholt, ... ), kəRseͅt (Tongeren), kərseͅt (Tongeren, ... ), kərsèt (Einighausen), kərsêt (Borgharen), kərsɛ.ij (Wellen), kərsɛt (Meeuwen, ... ), kəršeͅt (Hamont), kəršət (Bree), Et. Fr. corset.  kërsèt (Tongeren), kòrsèt (Tongeren), nu zo  kərsē (Halen), Vruier heesjet t - rijlief.  korset, korzet (Kerkrade), korsetlijfje (<fr.): betekenis: lijfje tot taille met kant dat over kerset gedragen werd  kersetliefke (Neeritter), moedertje?: miederke (Sittard), pensenterger: pensenterger (Venlo), pensentergerd: pensëtergert (Herten (bij Roermond)), pensknijper: B.v. Die échte a.lderwétse raoze pé.nskniepers met baliene ziede hôs nie mèr.  pé.nsknieper (Gennep), rijgkorset (<fr.): riegkersjèt (Amstenrade), rijglijf: rielief (Ulestraten), rèllif (Meijel), Geh. Weert. Rölf zal wel de verkorte uitspr. zijn van rijglijf, en dan komt deze vorm overeen met: ollig, olven, enz. (VI, 122).  rölf (Weert), NB: rije, rijgen.  rijlief (Kerkrade), Vero. Waarschijnlijk verkorting van rijglijf.  rölf (Weert), rijglijfje: rēͅylēͅfkə (Sint-Truiden), reͅigleͅifkə (Genk), rïjliefke (Gennep), ruls: [sic]  ruls (Brunssum, ... ) *korslee: keurslijf, korset || 2) laag corset (zonder baleinen) || corset || corset dat pijnlijk en ongemakkelijk zit || corset: keurslijf || elastisch onderkledingstuk zonder baleinen, om het lichaam te modelleren || fr. corset: holl. rijglijf, keurslijf || gaine: step-in, elastieken buikkorset || jak; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || keurslijf [N 23 (1964)] || keurslijfje || korset || korset (zonder baleinen) || korset, keurslijf || korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)] || korset: keurslijf || korset: korset || korset: onderkledingstuk voor vrouwen || step-in III-1-3