e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kop van een stijl kop: kop (Kelmis) Het bovenste stuk van een stijl. [monogr.] II-4
kop van het staakijzer blok: blǫk (Beverst, ... ), bol: bǫl (Berbroek), bǭ.l (Lauw), chapeau: šapo (Bilzen, ... ), šapō. (Tongeren), gaffel: gafǝl (Bommershoven, ... ), hoed: huǝt (Diepenbeek, ... ), hōǝ.t (As, ... ), kop: kǫp (Alken, ... ), kop (van het staakijzer): kǫp (Lummen), manchon: mǫ̃sǫ̃. (Mal, ... ), pegel: pigǝl (Mal), scheer: šēǝr (Vliermaalroot), speelman: spē.lman (Sluizen), tip: tø̜p (Lanaken), vork: vø̜rǝk (Groot-Gelmen) Het uiteinde van het staakijzer in watermolens. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in A. de vierkante kop van het staakijzer die bij het vast werk past in het gat van de viertakrijn, en B. de bolvormige, van een gleuf voorziene kop van het staakijzer die bij het balanceerwerk past in de (tweetak)rijn. In de gleuf van de kop bevindt zich daartoe een punt die in een holte aan de onderzijde van de rijn valt. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛvast werkɛ en ɛbalanceerwerkɛ.' [Vds 133; Vds 137; Jan 126; Coe 104; Grof 122] II-3
kop verwijderen afhouwen: āfhǫwǝ (Heythuysen, ... ), ǭfhō(w)ǝn (Diepenbeek), afkappen: afkappen (Alken), āfkapǝ (Maaseik, ... ), ǭfkapǝ (Borgloon, ... ), afsnijden: afsnijden (Diepenbeek, ... ), afsnęjn (Kuringen, ... ), afsnęjǝn (Linkhout), afsnɛǝ (Grazen), āfsnejǝn (Kotem), āfsni-jǝ (Tungelroy, ... ), āfsnęjǝn (Neerpelt), āfsnījǝ (Rotem), āfšnejǝ (Rekem), āfšni-jǝ (Hoensbroek, ... ), āfšniǝn (Hoensbroek), ǭfsnɛ̄jǝ (Riemst), afzetten: āfzętǝ (Neeritter), bulles afsnijden: bø̜lǝs āfšniǝ (Terwinselen), doorsnijden en afbreken: dōršnī-jǝ ɛen āfbrē̜kǝ (Tegelen), doorsnijden in de knik: dōrsni-jǝ en dǝ knek (Horst), hals afsnijden: hals āfšniǝ (Gulpen), halswervel doorsnijden: halswɛrvel dørsnęjǝ (Meijel), hem de knik afsnijden: ǝm dǝ knǝk āfsnejǝ (Maasmechelen), kappen: kø̜pǝ (Herten), kop afdoen: kǫp āfdōn (Weert), kop afhouwen: kop āfhōwǝ (Eys), kop āfhǫwǝ (Kerkrade), kǫp āfhø̜jwǝ (Gruitrode), kǫp āfhǫwǝa (Berg / Terblijt), kǫp āfhǫwǝn (Leunen), kǫp ǭfhō (Vliermaal), kop afkappen: kop afkappen (Sint-Truiden), kop afkapǝ (Waasmont), kǫp afkapǝ (Beringen, ... ), kǫp ǭfkapǝ (Zepperen), kop afsnijden: kop afsnejǝ (Meijel), kop āfsni-jǝ (Bleijerheide), kop āfsnī-jǝ (Opglabbeek), kop āfsnīǝ (Kaulille), kop āfšniǝ (Buchten), kop ǭfšni-jǝ (Geleen), kǫp afsnē̜ (Nieuwerkerken), kǫp āfniǝ (Panningen, ... ), kǫp āfsnajǝ (Lummen), kǫp āfsnī-jǝ (Opitter), kǫp āfšni-jǝ (Heerlen), kǫp ǭfsnajǝ (Tongeren), kǫp ǭfsnęjǝ (Zepperen), kop afsteken: kǫp afstɛʔǝ (Lommel), kop derafsnijden: kǫp dǝrāfšniǝ (Nuth), kop uitslachten: kǫp ytslaxtǝ (Ottersum) Nadat de kop afgehuid is, wordt hij van het lijf gesneden of gehakt. [N 28, 44; monogr.] II-1
kop, maat van 5 liter halve tob: (vloeistof).  halve tob (Thorn), kan: (vloeistof).  kan (Vlodrop), kop: kop (Schimmert, ... ), (droge stof).  kop (Tienray), (fruit).  kòp (Horst), (koren).  kop (Susteren), (vaste stof, vb. aardappele).  kop (Blerick), 1 vingerhood = ± 0,01 lieter 1 mäötje = ± 0,10 lieter 1 sjöpke = ± 0,25 lieter 1 pint = ± 0,60 lieter 1 beksjke = ± 1/4 pint 1 hèjfke = ± 1/2 kan 1 kan = ± 1,40 lieter 1 anker = ± 30 kan 1 aam = ± 4 anker 1 iëker = ± 8 kan sjtök = oude wijnmaat van ? vaan = oude biermaat van ? tien = oude kolenmaat van 1/2 hectoliter of 2 kuipen okshoof = oude wijnmaat van ? Alle vorengenoemde maten en gewichten zijn in onbruik. De woorden zijn alleen nog bij ouderen bekend.  kop (Klimmen), vloeistof + vaste stof.  kòp (Sevenum), kruik: kroeëk (Beesel), kwartier: kwarteer (Stein), tobje: eine töpke (Schimmert), tobje water: tobbeke wetter (Jeuk) de maat die een inhoud aangeeft van 5 lier [kop, kwartier] [N 91 (1982)] || de maat die een inhoud aangeeft van 5 liter [kop, kwartier] [N 91 (1982)] III-4-4
kopband kimband: kimband (Kortessem), kopband: kǫp˱ba.ŋk(t) (Panningen), kǫp˱banjt (Heel), kǫp˱bant (Hasselt, ... ), kǫp˱bantj (Roermond  [(meervoud: kǫp˱bɛnj)]  ), kǫp˱baŋk (Blerick, ... ), kǫp˱bānt (Gennep), koppenband: kōpǝbant (ɛ'S-Herenelderen'), kopreep: kopreep (Borgloon, ... ), kopręjp (Eisden, ... ), kǫpręjp (Schimmert), kǫprīp (Hasselt) De band die om de beide uiteinden van het vat wordt aangebracht. De in dit lemma opgenomen benamingen duiden zowel de voorlopige als de definitieve banden op die plaats aan. Zie ook het lemma ɛsluitbandenɛ. Als sluitband heeft de kopband vaak de functie van opzetband. Zie ook dat lemma.' [N E, 22a; N E, 23; N E, 42] II-12
kopdorser (machine) met tanden: bętān (Bommershoven, ... ), bǝtān (Borlo, ... ), mętān (Nerem), beer: bēr (Niel-Bij-Sint-Truiden), beuker: bø̄kǝr (Maastricht), dorser: dǫ.sǝr (Werm), dorsmachine: dorsmǝšin (Opitter), dāsmǝšin (Val-Meer), dēršmǝšin (Rothem), dēsmǝšin (Buchten), dǫrsmǝšin (Baexem, ... ), dǫsmǝšen (Kerkom), dɛ̄šmašin (Ransdaal), dorsmolen: dǫrsmø̄lǝn (Achel), dorstrommel: dø̜rstrumǝl (Halen), hekel: heʔǝl (Lommel), hēkǝl (Hushoven, ... ), hɛ̄kǝl (Herten), hekelaar: hēkǝlē̜r (Houthem, ... ), hɛ̄kǝlē̜r (Mechelen), hekeldorsel: hē̜kǝldǫrsǝl (Tegelen), hekeldorser: hɛ̄kǝldǫrsǝr (Boukoul, ... ), hekeldorsmachine: hēkǝldø̜rsmašin (Ospel), hēkǝldǫrsmǝšin (Montfort), hęi̯kǝldǫrsmašīǝn (Velden), hɛ̄kǝldrɛšmašīn (Waubach), hɛ̄kǝldǫrsmǝšin (Baarlo, ... ), hekeler: hēkǝlǝr (Sevenum), hekelmachine: hekelmachine (Meijel), hēkǝlmǝšin (Baexem, ... ), hɛ̄kǝlmǝsxīn (America), hɛ̄kǝlmǝšin (Baarlo, ... ), ē.kǝlmǝšin (Kinrooi), hekelmolen: hēkǝlmø̄lǝ (Broekhuizen), hēkǝlmø̜lǝ (Leunen), hē̜kǝlmø̄lǝ (Blitterswijck, ... ), hęi̯kǝlmø̄lǝ (Middelaar), kapper: kapǝr (Gingelom, ... ), kɛpǝr (Opheers), klein dorsmachine: klęi̯n dǫsmǝšen (Montenaken), klęŋ dɛ̄smǝšin (Oost-Maarland), klein machine: klęi̯ mašen (Sint-Truiden), klęi̯n mǝšin (Borgloon), kopdorser: kop˱dja.sǝr (Mopertingen, ... ), kop˱djasǝr (Herderen), kop˱djā.sǝr (Kanne, ... ), kop˱dorsǝr (Ellikom, ... ), kǫ.p˱dǫ.sǝr (Hoeselt, ... ), kǫpdrɛšǝr (Bocholtz), kǫpdē̜šǝr (Munstergeleen), kǫpdɛ̄šǝr (Klimmen), kǫp˱da.sǝr (Membruggen, ... ), kǫp˱dasǝr (Berg, ... ), kǫp˱dja.sǝr (Hees), kǫp˱djasǝr (Grote-Spouwen, ... ), kǫp˱djā.sǝr (Gellik), kǫp˱djǫ.sǝr (Martenslinde), kǫp˱djɛ̄.sǝr (Vroenhoven), kǫp˱dorsǝr (Bree, ... ), kǫp˱dø̜sǝr (Berverlo, ... ), kǫp˱dē.rsǝr (Lanaken, ... ), kǫp˱dē.sǝr (Boorsem, ... ), kǫp˱dǫ.sǝr (Achel, ... ), kǫp˱dǫrsǝr (As, ... ), kǫp˱dǫsǝr (Aalst, ... ), kǫp˱dǭ.stǝr (Gors-Opleeuw, ... ), kǫp˱dǭ.sǝr (Kerniel, ... ), kǫp˲dēǝ.sǝr (Leut, ... ), kǫp˲dēǝsǝr (Lanklaar), kǫp˲dīǝ.rsǝr (Elen, ... ), kopdorsermachine: kǫpdɛ̄šǝrmašin (Schimmert), kopmachine: kopmǝšīn (Neeroeteren), kǫpmašin (Eksel), kǫpmǝsxin (Heks), kǫpmǝšen (Hopmaal), kortdorser: kǫrt˱dɛ̄šǝr (Sittard), kromdorser: krōmpdǫrsǝr (Tungelroy), krǫmpdǫsǝr (Grathem), krǫmp˱dōrsǝr (Panningen), langdorser: la.ŋdǫsǝr (Bilzen), laŋkdɛ̄šǝr (Puth), ordinair dorsmachine: ǫrdǝnē̜r dērsmǝšeŋ (Stokkem), pin: pen (Lommel), pindorser: pendisǝr (Rotem), pendiǝsǝr (Dilsen), pendēsǝr (Geistingen, ... ), pendǫrsǝr (Rotem), pinmachine: penmǝšin (Gronsveld), pinmolen: penmjø̄lǝ (Tongeren), penmølǝ (Zelem), rechtdorser: ręi̯xt˱dø̜rsǝr (Nederweert), ręxt˱dø̜rsǝr (Haler), ręxt˱dǫrsǝr (Maasniel), reiniger: ręi̯nǝgǝr (Gronsveld), spitsdorser: spets˱dø̜rsǝr (Vlodrop), špetšdrɛšǝr (Heerlerheide), tanddorser: tā.ndǫ.sǝr (Sint-Huibrechts-Hern), tāndasǝr (Millen), tāndǫsǝr (Boekhout, ... ), tandmachine: tā.ntmǝšin (Berlingen, ... ), tānmǝšen (Mechelen-Bovelingen), trom: trom (Bleijerheide, ... ), trommel: trumǝl (Borgloon, ... ), trommeldorser: trǫmǝldǫrsǝr (Helchteren), trommelkast: trǫmǝlkas (Valkenburg), wals: wals (Gulpen, ... ), wāls (Mechelen), walsdorser: wals˱dērsǝr (Maasmechelen), wals˱dǫrsǝr (Gruitrode), warderd: wordǝrt (Urmond), wardorser: wǫrdrɛšǝr (Waubach) Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
kopen gelden: (gèle) (Simpelveld), gelde (Simpelveld), geldə (Eys), gelje (Bingelrade, ... ), gelje? (Schinnen), gelle (Gronsveld, ... ), gēlle (Eijsden, ... ), gĕlje (Puth), gĕlle (Heer), gèjle (Mechelen), gèle (Vijlen), gèlje(n) (Schinveld), gèlle (Eys, ... ), gèèle (Mheer, ... ), gélle (Klimmen), jelde (Rimburg), jeldə (Vaals), gebruikelijk -  gälle (Heerlen), Opm. dit is het gewone woord.  gelle (Heek), Opm. dit woord wordt meer/vaker gebruikt.  gelje (Guttecoven), kopen: k--pə (Voerendaal), kaupe (Baarlo, ... ), kaupen (Haelen, ... ), kaupə (Thorn), ko-a-pe (Blitterswijck), koape (Banholt, ... ), koapen (Sint-Odiliënberg), koe epe (Swolgen), koepe (Broekhuizen), koepen (Heijen), koewpe (Well), koeëpe (Afferden, ... ), koeəpe (Horst), koo.upe (Merselo), koo[u̯}pə (Swalmen), kooipe (Meerlo), koope (Gennep, ... ), kooupe (Venray), koowpe (Wellerlooi), kooəpe (Arcen), kope (Koningsbosch, ... ), kopə (Schinveld), koupe (Asenray/Maalbroek, ... ), koupe(n) (Blerick, ... ), koupen (Amby, ... ), koupə (Berg-en-Terblijt), koêpe (Bergen), kōēpe (Meerlo), kōēpə (Horst), kōēupe (Meterik), kōūpe (Maastricht, ... ), kŏŏëpe (Leunen), kŏwpə (Pey), kópe (Heijen), kôepə (Melderslo), ik koop ; ik koe ep  koeepe (Lottum), Opm. bijv. ein kat in e zak koupe. (ps. boven de a (van kat) staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a).  koupe (Beegden), ps. de e staat subscript geschreven en is omgespeld in: ë.  koeëpe (Sevenum) geld uitgeven voor een artikel [besteden, verteren] [N 89 (1982)] || koopen [SGV (1914)] || kopen (geen context) [DC 37 (1964)] III-3-1
koper geelkoper: gēl kōpǝr (Maastricht), gē̜l kōpǝr (Roermond, ... ), gē̜l kōǝpǝr (Stokkem), koper: kuǝpǝr (Altweert, ... ), kø̜.pǝr (Hasselt), kō.pǝr (Boshoven, ... ), kōpǝr (Helden, ... ), kōǝpǝr (Stokkem), kǭpǝr (Sevenum), kupfer: kofǝr (Bleijerheide, ... ), laiton: lętõ̜ (Lanaken), messing: mɛseŋ (Roermond, ... ), roodkoper: kōǝpǝr (Stokkem), r ̇ūt kōpǝr (Roermond), rut (Stokkem), rut kōpǝr (Lanaken, ... ), rwat kōpǝr (Schimmert), rūwt kūwpǝr (Horst  [(halfmetaal van roodbruine kleur)]  ), rǭt kōpǝr (Venray) In zuivere toestand een roodachtig-bruin metaal, zeer rekbaar en weker dan smeedijzer. Geelkoper of messing is een legering van koper met ca. 30 tot 40% zink en meestal een weinig tin. [N 66, 58a-b; monogr.] II-11
koper poetsen boenen: boenen (Broeksittard), bunə (Gulpen), de brievenbus schuren: də brēvəbøs šūrə (Echt/Gebroek), de pomp schuren: də pomp šūrə (Maasbracht), het koper poetsen: ət kōpər putsə (Maasbracht), het koper schuren: ət kōpər šūrə (Maasbracht), koper poetsen: koeper-poetse (Heerlen), koper poetse (Oirsbeek, ... ), koperpoetsen (Geulle, ... ), kopər poetsə (Ransdaal), kōpər pōtsə (Maastricht), kōpər putsə (Blerick, ... ), kōͅpər putsə (Haelen), kuəpər putsə (Wellerlooi), kuəpərputsə (Eys), De maag waar aan \'t koperpoetse  koperpoetse (Roermond), korte oo  koperpootse (Maastricht), ook al is dit metaal geen koper  kauwpər poetse (Heerlen), steeds \"koper\"ook als het andere niet edele metalen zijn  kōpərputsə (Baarlo), van koperwerk  kōpər putsə (Venray), koper schuren: koper sjoere (Schaesberg), koper sjoeren (Stein), met koperpoets schuren: met kōpərputs šōrə (Roggel), metaal poetsen: metaal poetse (Hulsberg), oppoetsen: oppotse (Meerssen), oppōͅtsə (Maastricht), oppòtse (Maastricht), oͅpputsə (Neer), opwrijven: opvrieve (Ransdaal), oͅp˃vrīvə (Venlo), pannen schuren: panə šūrə (Echt/Gebroek), poetsen: poetse (Amstenrade, ... ), poetsen (Nuth/Aalbeek), potse (Borgharen, ... ), potsen (Urmond), potsə (Dieteren, ... ), pōētse (Houthem), pŏtse (Maastricht), pŏtsə (Amby), putsə (America, ... ), pūtsə (Sibbe/IJzeren), pòtse (Maastricht, ... ), pótse (Maastricht, ... ), pôtse (Meerssen, ... ), pötsen (Valkenburg), bijv de fornuis poetse  poetse (Puth), bijv. koper poetse  putsə (Maasniel, ... ), bijv. koper pôtse  potsə (Nieuwstadt), koper  pōōtsə (Berg-en-Terblijt), met koperpoets  putsə (Helden/Everlo), oppoetse, opblinke  poetse (Heerlerheide), poetsen  pòtse (Maastricht), soms  putsə (Stevensweert), van de kachel  putsə (Venray), potten schuren: poͅtə šūrə (Echt/Gebroek), schuren: schoere (Geleen), sjoere (Nuth/Aalbeek, ... ), šōrə (Hunsel, ... ), šū.rə (Eys), šūrə (Born, ... ), bijv de fornuis sjoere  sjoere (Puth), sch zoals in het fr. ch  schoeren (Geulle), zink poetsen: zēŋk putsə (Lottum) koperpoetsen || metaal met behulp van vloeibare of zachte poetsmiddelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)] III-2-1
koper- of ijzerdraden in stof gevat sint-étienne: sent tjɛ̄n (Meijel) Drie slappe koper- of ijzerdraden gevat in stof. Het woordtype sint-étienne duidt op de Franse plaats Sint-Etienne. De Prat (pag. 306) zegt dat in de boordselweverijen 15.000 arbeiders werkzaam waren in de regioɛs Parijs, Lyon en Saint-Etienne. Zie afb. 84.' [N 61, 20e] II-7