e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koningskaars gele kaars: geal keats (Eys), gele-keers (Jeuk), -  gele kéérse (Echt/Gebroek), ook: stalkears  gele kéérse (Echt/Gebroek), gele thee: gele-thee (Jeuk), grote kaars: WLD  groote-kéérse (Swalmen), grote toorts: #NAME?  grwootə toorts (Berg-en-Terblijt), hemelsbrand: WLD  hemelsbrand (Stein), kaars: keersen (Jeuk), WLD  kirts (Mheer), kattenkop: kattekoppen (Jeuk), koningskaars: koningskaars (Oirlo), kunningkets (Vijlen), (-)  keuningskèès (Geistingen), (bij afbeelding 73)  kunings kets (Vijlen), -  kuuëningskiëts (Eijsden), Spelling: "fonetiek-dialect"= Frings  kunningskaars (Eksel), WLD  keuningskēērs (Maastricht), keuningskèrs (Beesel), WLD (verkortingsboogje boven \\ )  keuəningskèès (Thorn), WLD (voor oorspronkelijke gegevens, zie vragenlijst L 292)  keuningskeerts (Meerssen), koningskruid: keuningskroet (Geleen), koningtoorts: WLD  kèùningstoorts (Guttecoven), lammetjesblaren: lemmerkensblaren (Jeuk), lammetjesoren: lemmerkensoren (Jeuk), maagdenkaars: maagdenkeers (Jeuk), paaskaars: paaskeersch (Jeuk), poïskeisse (Jeuk), idiosyncr.  Paosjkèrs (Sittard), WLD  paos kers (Montfort), stal^kaars: ook: gele kéérse  stalkears (Echt/Gebroek), toorts: toorts (Swalmen), #NAME?  toorts (Berg-en-Terblijt), eigen spelling  toorts (Montfort), vossenstots: vossesjtoets (Wijlre), wilde tabak: wilde-tabak (Jeuk), verbascum thopsus  welə tubak (Niel-bij-St.-Truiden), wilde zokken: wilde-zokken (Jeuk), wolblad: WLD  wolblaad (Ophoven), wolfsstaart: wolfssjtart (Schimmert), idiosyncr.  wolfsstert (Thorn), wolharen: wolharen (Jeuk, ... ), wolplant: wolplant (Jeuk), wolvenstaart: WLD  wôlveschtāārt (Schimmert), zokjes: zokskens (Jeuk), zokken: zokken (Jeuk), zokkenblaren: zokkeblaren (Jeuk), zoklappen: zoklappen (Jeuk) koningskaars [DC 60a (1985)], [DC 60a (1985)] || Koningskaars (verbascum thapsus). Als hierboven. De bloemen staan in groepjes en zijn tot een aar verenigd. Op droge zonnige plaatsen, vooral in de duinen (koningskaars, wolverstaart, wolblaad, zokkebloem, paaskaars, hemelbrand, zachtlap). [N 92 (1982)] III-4-3
koningskop de rooie: dǝ rui̯ǝ (Rummen), dop: dop (Geulle), draag: drax (Eys, ... ), drāx (Hoensbroek), dracht: draxt (Mechelen), het rood: ǝt rōt (Ottersum), kalverkrop: kalvǝrkrop (Geverik/Kelmond), kan: kan (Eijsden, ... ), kittelaar: hetǝlar (Maasmechelen), koning: kineŋ (Gelieren Bret), koning (Maasmechelen), kyǝneŋ (Leut), køneŋ (Maasmechelen), køǝneŋ (Leut), kø̄neŋ (Boekt Heikant, ... ), kø̄ǝneŋ (Meeswijk), kø̜̄ǝneŋ (Rijkel), kø̜neŋ (Sittard), koningenkop: kø.neŋǝkop (Mal), koningsbol: kyǝneŋsbǫl (Leut), koningskop: kiǝneŋskop (Gruitrode), koningskop (Helden, ... ), kyneŋskǫp (Maaseik), kyǝneŋskǫp (Leut), køneŋskop (Blitterswijck, ... ), kø̄neŋskop (Baarlo, ... ), kø̄neŋskǫp (Paal, ... ), kø̜̄neŋskop (Baexem, ... ), kø̜neŋskop (Blerick, ... ), kōneŋskop (Panningen), koninkje: kø̄neŋkskǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), kroonkop: krūnkop (Voerendaal), roos: roos (Meeuwen), ruǝs (Baexem, ... ), ry.s (Meeuwen), rȳs (Meeuwen) Uitstulping van de schede in de vorm van een vuistgrote, roze bol. Bij een onvolledige prolapsus vaginae komt een klein deel van schede, namelijk meestal de bovenwand, als een vuistgroot, rood gezwel voor de dag (Berns, blz. 76). Bij een volledig prolapsus vaginae komt de gehele schedewand min of meer te voorschijn. [N 52, 30b; N 3A, 97; N 52, 30a; N 48A, 44a, 44b, 54a en 54d; monogr.] I-11
koningsstijl koningsstijl: kø̜ŋeksštil (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), motorstijl: mōtǝrštil (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]) Stijl die wordt gebruikt voor het vastzetten van de schudgootmotor. [monogr.; N 95, 760 add.; N 95, 626 add.] II-5
konkelen bekonkelen: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  bekoenkele (Kesseleik), bekonkele (Voerendaal), bekonkelen (Eksel, ... ), bekonkelle (Vlodrop), bekonkelə (Oirsbeek), bekoonkele (Noorbeek, ... ), bekònkelen (Stein), bekónkele (Klimmen), bekônkele (Herten (bij Roermond)), bəkonkələ (Hulsberg, ... ), bəkoonkələ (Maastricht, ... ), bəkōēnkələ (Nieuwenhagen), bəkónkələ (Kapel-in-t-Zand, ... ), bezeiken: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  bezeike (Herten (bij Roermond)), beziebelen: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  beziebele (Maastricht), de zaak bekonkelen: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  de zaak bekonkele (Venray), draaien: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  dreijé (Maasbree), een loer draaien: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  loer drèjə (Roermond), een valse roer uithalen: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  valse toer awt hoale (Hoeselt), foetelen: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  foetələ (Maastricht), heimelijk benvloeden: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  heimelijk beïnvloeden (Hoensbroek), hinterlistig (du.): zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  hingerlistisch (Vaals), in de kont kruipen: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  in de konk kroeffe (Kerkrade), konkelefoezen: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  konkelefoese (Roermond), konkelefoeze (Caberg, ... ), konkelefoeëze (Waubach), konkələfoesə (Montfort), koonkləfoezə (Maastricht), koonkələfoezə (Maastricht), kōnkləfoezə (Roermond), kónkələfŏĕkə (Venlo), kônkelefoeze (Venlo), konkelen: koonkele (Gronsveld), kónkele (Maastricht), zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  ko.ŋkələ (Eys), koenkele (Merkelbeek), konkele (Amby, ... ), konkelen (Born, ... ), konkelle (Eys), konkelə (Oirsbeek, ... ), konkulu (Brunssum), konkələ (Beesel, ... ), konkələn (Urmond), koongkələ (Maastricht), koonkele (Gronsveld, ... ), koonkələ (Epen, ... ), kōnkele (Geulle, ... ), kŏnkele (Geleen), kònkele (Echt/Gebroek, ... ), kònkelə (Doenrade), kòònkele (Posterholt), kónkele (As, ... ), kónkələ (Amstenrade, ... ), kônkele (Melick, ... ), kônkələ (Reuver), kôonkele (Swalmen), könkele (Tienray), konkelfoezen: koe.nkelfouë.ze (Hasselt), kò.nkelfōē.zje (Zonhoven), kónkelvōē:ze (Roermond), Waat zitte diej dao te kònkelfoeze. Det gekònkelfoes mòt mer èns gedaon zeen  kònkelfoeze (Echt/Gebroek), zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  konkelfoeken (Gulpen), konkelfoesen (Eigenbilzen), konkelfoeze (Weert), konkelfoezen (Meeuwen, ... ), kònkelfûze (Bree), kónkelfŏĕze (As), kônkelfoeze (Swalmen), kontenkruipen: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  koontekroepe (Venray), kruipen: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  kroepe (Geulle), kuipen: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  kūūpə (Venlo), opstoken: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  opsteuke (Jeuk), opstokerij: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  opsteukerij (Jeuk), pronselen: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  prònsələ (Loksbergen), rotzooien: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  rotzooje (Weert), spinselen: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  sjpinsele (Geleen), trucher (fr.): zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af) Maastrichts wbk 435 trossje: kapen, gappen, < fr. trucher en verwant met troggelen, truggelen  troosje (Maastricht) heimelijk invloed aanwenden om zijn doel te bereiken, met slinkse streken aangaan [kronkelen, kuipen, konkelen, foeken, konkelfoeken] [N 85 (1981)] || intrigeren, bedrieglijk handelen || konkelen || konkelen, fluisteren, smiespelen || konkelen, knoeien, bedriegen || konkelfoezen || konkelfoezen, intrigeren III-1-4
konkelfoezen konkelfoezen: Van Dale: konkel(e)foezen, 1. bedrieglijk, arglistig handelen; met draaierijen omgaan; (ook) zich met een ander verstaan om een derde te bedriegen en te benadelen; -2. in een kleine groep iets voor de rest van een gezelschap opzettelijk onverstaanbaar, maar wel waarneembaar bespreken, smoezen.  konkəlfōēzə (Loksbergen) de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)] III-3-1
konkelfoezen (wbd) fezelen: Van Dale: fezelen, 1. fluisterend praten of zeggen; - smoezen.  fezelen (Leopoldsburg, ... ), fiezelen (Jeuk), fiezĕle (Hoeselt), fiezələ (Vlijtingen), fluisteren: Van Dale: fluisteren, 1. zacht, nauwelijks hoorbaar spreken, nl. zo dat de stembanden niet trillen; - 2. bedektelijk zeggen, vertellen...  flustere (Vaals), fluustere (Maastricht, ... ), fluustərrə (Grevenbicht/Papenhoven), fluustərə (Maastricht), get opmaken: get opmāke (As), konkelfoezen: Van Dale: konkel(e)foezen, 1. bedrieglijk, arglistig handelen; met draaierijen omgaan; (ook) zich met een ander verstaan om een derde te bedriegen en te benadelen; -2. in een kleine groep iets voor de rest van een gezelschap opzettelijk onverstaanbaar, maar wel waarneembaar bespreken, smoezen.  konkelefoeëze (Waubach), konkelfoeren (Eigenbilzen), konkelfoezen (Eksel), konkəlfŏĕzə (Loksbergen), kònkələfōēzə (Nieuwenhagen), kónkelfówze (As), kónkelfûze (Bree), mompelen: mompele (Itteren), onder een deken slapen: ónner èjn dīēke slaope (As), piezewieten: piezjəwietə (Hulsberg), schmeicheln (du.): sjmeigele (Melick), smiespelen: Van Dale: smiespelen, (gew.) fluisteren, smoezelen.  schmiespelen (Heerlerbaan/Kaumer), sjmiespele (Beek, ... ), sjmiespələ (Heel), sjmispələ (Amstenrade), sjmĭĕspələ (Beesel, ... ), smiespele (Blerick, ... ), smiespelen (Heythuysen, ... ), smiespələ (Maastricht, ... ), smispelen (Haler), smiëspele (Sevenum), smĭĕspələ (Gennep, ... ), smiesperen: Van Dale: smiespelen, (gew.) fluisteren, smoezelen.  sjmiespərə (Kapel-in-t-Zand), smiespere (Meerlo), smoezelen: Van Dale: II. smoezelen, 1. bedekt en zacht praten, smiespelen.  sjmoezelle (Geulle), smoezelle (Itteren), smoezen: sjmoezen (Herten (bij Roermond)), (= verdacht).  smoëze (Sevenum), (^ = lang).  smoêze (Tienray), Van Dale: smoezen, I.2. bedekt en zacht met iem. praten vooral ten koste van iemand anders.  schmoeze (Amby, ... ), schmôêze (Schimmert), sjmoeze (Geleen, ... ), sjmoezen (Kesseleik, ... ), sjmoezə (Doenrade, ... ), sjmoeëze (Waubach), sjmōēze (Voerendaal), sjmōēzə (Heerlen, ... ), smoessə (Montfort), smoesə (Wijnandsrade), smoeze (Ell, ... ), smoezen (Born, ... ), smoezĕ (Echt/Gebroek), smoezn (Brunssum), smoezə (Maastricht, ... ), smoezən (Urmond), smouze (Maastricht), smoêze (Venlo, ... ), smōēze (Thorn), smōēzə (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), smòèze (Sevenum), šm‧ūzə (Eys), snebbelen: vgl. WNT: snabbelen (I), een frequentativum van snabben. Daarnaast snabberen en snebberen. Gewestelijk in Z.-Ndl.  sjnebbele (Nieuwstadt), soezelen: suzzele (Mheer), wauwelen: woͅ.u̯ələ (Eys), wiespelen: wĭĕsjpələ (Heerlen), wiesperen: wīēsjpərə (Nieuwenhagen), wiezelen: wisjele (Wijlre), wīēschele (Gulpen), wĭĕsjələ (Epen), zwijmelen: zjwiémele (Gronsveld) druk praten en fluisteren, gezegd van een groep mensen, roezemoezen [tipselen, strisselen, lispelen] [N 87 (1981)] || verdacht en zachtjes met elkaar zitten te praten [smoezen] [N 87 (1981)] III-3-1
koof keuvel: = 61b (mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje])  kø͂ͅvəl (Lommel), Bolmuts <gebreid>.  keuvel (Caberg), koof: Algemeen woord voor muts.  kuəf (Kwaadmechelen), Cfr. infra [015: slaapmuts voor de vrouw]  kuəf (Tessenderlo), Hoedje met linten onder de kin.  kôf (Leopoldsburg), i.e. [met] of muts.  kuwəf (Beringen), Id. 039c, maar kleiner.  kuwəf (Paal), Van Dale: koof (<Fr.), (gew.) 1. vrouwenmuts.  kof (Kermt), koof (Oirlo, ... ), kuf (Eisden), Zie 32:h) en 33:a). Andere betekenissen: - muts met linten die boven op het hoofd werden vastgebonden - klein mutsje, meestal in donkere kleur, gedragen onder een andere muts.  kuəf (Beverlo), zie afbeelding 35  kuwəf (Halen), kuif: betekenis: haarwrang op achterhoofd  koef (Puth), betekenis: opgebonden haarknot  koeef (Herten (bij Roermond)), Geen hoofddeksel, maar omhooggestoken haar.  [ku.f} (Teuven), Haarknot.  koef (Chèvremont), pij: Pij van mannelijke kloosterling.  pijj (Maastricht) koof, kovel, keuvel, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || muts, strakke ~, in de betekenis van soort muts; betekenis/uitspraak [koof] [N 26 (1964)] III-1-3
kooi voor mestvarkens masthok: masthǫk (Baarlo), maststal: maststal (Ell  [(idem)]  , ... ), mestkooi: mēs(t)kȳi̯ (Sevenum), mestkot: męskǫt (Lutterade, ... ), mestkouw: mē̜ ̞skǫu̯ (Kerkrade), meststal: męsstal (Heiselt, ... ), męsstāl (Zonhoven), męststal (Altweert, ... ), męstštalǝ (Heel), stal: štal (Doenrade), štalǝ (Echt), varkenshok: vɛrǝkǝshǫk (Voerendaal), varkenskooi: vɛrkǝskű (Houthalen), vɛ̄rkǝskǫi̯ (Meijel), varkenskouw: vɛrǝkǝskou̯ (Epen), varkensstal: vɛrkǝsstal (Altweert, ... ), vɛrǝkǝsštāl (Noorbeek), vetstal: vętstal (Stokkem) Hier staan de betrekkelijk zeldzame specifieke benamingen voor het hok van de mestvarkens bijeen. Vergelijk de toelichting bij het lemma "hok voor de beer" (2.4.8). [N 76, 41c] I-6
kooiafdeling, kooivak compartiment: compartiment (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zolder]), gerüstabteilung: jǝrøsaptajluŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), gerüstgang: gǝrøsjaŋk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), jǝrøsjank (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]), gerüstschacht: gǝrøsšāx (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Emma]), kasvak: kas˲vak (Zolder  [(Zolder)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kooienafdeling: koajǝāfdęjleŋ (Stein  [(Maurits)]   [Julia]), koolafdeling: kǭlāfdęjleŋ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), korfafdeling: kø̜rfafdēleŋ (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]), korfgang: kø̜rfgaŋ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), vaarschacht: vāršax (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]), vervoerafdeling: vervoerafdeling (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Domaniale]), vervoerschacht: vǝrvø̄ǝršāx (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vorderafdeling: vø̜rdǝrāfdęjleŋ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Wilhelmina]) Het gedeelte van de schacht waar het transport met behulp van liftkooien plaatsvindt. [N 95, 86; monogr.] II-5
kooiafsluiting barrier: barēr (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Zolder]), barīr (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Winterslag, Waterschei]), brēr (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Eisden]  [Domaniale]), brīr (Zolder  [(Zolder)]   [Zwartberg, Waterschei]), bǝrīǝr (Hamont  [(Eisden)]   [Zwartberg]), barrière: barilēǝr (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), barięjr (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Eisden]), barrièrestang: barǝjēǝrštaŋ (Chevremont  [(Julia)]   [Emma]), beugel: bø̄gǝl (Geleen  [(Maurits)]   [Eisden]), brostbarrière: brosbarijēr (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]), brosbarijērǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Julia]), klappen: klapǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Wilhelmina]), kribbel: krebǝl (Eisden  [(Eisden)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), schachtdeur: šā.t˱dø̄.ǝr (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]), scharnierende ijzeren stang: šarnęjrǝndǝ īzǝrǝ štaŋ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), slietstang: šlētštaŋ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), stang: štaŋ (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Domaniale]  [Willem-Sophia]  [Maurits]), stangbarrière: štaŋbarǝjēr (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale]), veiligheid: veiligheid (Thorn  [(Maurits)]   [Laura, Julia]), vergrendelstang: vǝrgrɛndǝlštaŋ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), zekerungsstang: sexǝruŋsštaŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) Algemene benaming voor de afsluiting van een liftkooi. Volgens de invuller uit Q 15 bezaten de hoofdschachten hekken die via een luchtdruksysteem de schacht afsloten. Een liftkooi was steeds voorzien van deurtjes die alleen van buitenaf gesloten of geopend konden worden. Zie ook het lemma Liftpersoneel. De "stang" uit Q 121 was een scharnierende, ijzeren stang in de liftkooi, waarop men met de ellebogen kon leunen (Lochtman pag. 55). [N 95, 100; monogr.] II-5