29661 |
modderbak |
vogel:
vuǝgǝl (Q083p Bilzen
[(hier niet gebruikelijk)]
, ...
Q111p Klimmen),
vōgǝl (L381p Echt, ...
Q095p Maastricht,
L322a Nunhem,
L270p Tegelen)
|
De bak of kar waarmee de bereide klei naar de vormtafel wordt vervoerd. Over de term vogel merkt Coopman (pag. 81) op: ø̄̄vogel:, m., in Limburg de bak waarmede de werklieden het leem tot bij de vorm of werkbank brengen. Hij heeft denzelfden vorm als de mortelbak welken de metsersknapen gebruiken. De Waalse steenbakkers uit Luik noemen dat houten tuig lɛoiseau: Het heeft inderdaad de gedaante van eenen vogel.ø̄̄' [N 98, 71; monogr.]
II-8
|
29662 |
modderkar |
houteren wagen:
høltǝrǝ wǭgǝ (L163a Milsbeek
[(bestuurd door de teugelaar: tø̄̄gǝlǝr)]
),
kiepwagen:
kipwā.gǝ (L322a Nunhem),
leemkar:
lēmkār (Q083p Bilzen),
lē̜jmkar (Q111p Klimmen),
lęjmkɛr (L322a Nunhem),
leemwagel:
lī̄jǝmwāgǝl (P047p Loksbergen),
lēmwǭgǝl (Q083p Bilzen),
plateauwagen:
platōwān (Q121b Spekholzerheide
[(platte wagen op rails)]
),
remorque-tje:
rǝmǫrkskǝ (Q083p Bilzen),
schubkarre:
šupkār (Q211p Bocholtz, ...
Q121p Kerkrade,
Q121b Spekholzerheide),
schurgkar:
šø̜rǝxkar (Q020p Sittard),
schurgskar:
šørǝxskar (L322a Nunhem),
šørǝxskār (Q017p Elsloo, ...
Q121p Kerkrade),
šø̜rǝxskar (Q111p Klimmen),
taai(e)-kar:
tę ̞j(ǝ)kar (L381p Echt
[(platte kruiwagen om de bereide ø̄̄taaieø̄̄ klei te vervoeren)]
)
|
De kruiwagen of kar waarmee de bereide klei naar de vormtafel wordt vervoerd. [N 98, 72; monogr.]
II-8
|
29660 |
modderkruier |
leemjong:
lēmjǫŋ (Q121b Spekholzerheide),
leemlader:
lęjmlājǝr (L322a Nunhem),
leemschurger:
lęjmšørǝgǝr (Q017p Elsloo),
lęjmšø̜rǝgǝr (Q020p Sittard),
leemtrammer:
lē̜jmtramǝr (L290p Panningen),
modderlader:
mǫdǝrlǭjǝr (L163a Milsbeek),
schurger:
šørǝjǝr (Q121p Kerkrade),
uitdrager:
ǫwt˱drē̜gǝr (Q083p Bilzen
[(meestal vrouwen)]
),
vogeldrager:
vuǝgǝldrē̜gǝr (Q083p Bilzen
[(hier niet gebruikelijk)]
),
vōgǝldrāgǝr (L322a Nunhem),
(mv)
vuǝgǝldrē̜gǝš (Q111p Klimmen)
|
Arbeider die de bereide klei naar de vormtafel brengt, hetzij in een bak die hij op de nek draagt, hetzij met een kruiwagen of door middel van kipkarren. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 277 s.v. vogeldrager: ø̄̄Degene die bij de brikken- of tichelovens den vogel draagt (...). Geh. Genck.ø̄̄ [N 98, 70; monogr.]
II-8
|
24425 |
modderkruiper |
aalskuit:
olskoeët (L423p Stokkem),
dikkopje:
dikkopje (Q240p Lauw),
donderkopje:
dònderköpke (Q039p Hoensbroek),
donderpad:
dönderpad (K353p Tessenderlo),
dondervisje:
dônder-vèske (L377p Maasbracht),
grondeling:
grondeling (P188p Hoepertingen, ...
L414p Houthalen,
P176p Sint-Truiden,
Q078p Wellen),
gròndeling (P176p Sint-Truiden),
grondje:
grundje (L299p Reuver),
hanskuit:
hanskoêt (L381p Echt/Gebroek),
meerjood:
maerjoets (L271p Venlo),
meerkat:
maerkat (L271p Venlo),
meirkat (L269b Boekend),
mèrkat (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
L163b Ven-Zelderheide),
meerkol:
maerkol (L289p Weert),
meerval:
meerval (L328p Heel),
metkort:
metkort (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
modderaal:
moddel-ool (Q098p Schimmert),
modderkruiper:
modderkroeeper (L289p Weert),
modderkroeper (Q032p Schinnen, ...
Q101p Valkenburg),
modərkrypər (L265p Meijel),
moͅdərkrøipər (K278p Lommel),
mòdderkrōēper (Q095p Maastricht),
môdderkroëper (L267p Maasbree),
mooskruiper:
moo.skróó.per (K361p Zolder),
mouwskraaper (P219p Jeuk),
sliesser:
sliesser (K317a Kerkhoven),
slijkduiveltje:
sleͅikdyvəlkən (K278p Lommel),
sloevervisser:
sjloevervisj-jer (Q121p Kerkrade),
steenbijter:
steenbeiter (Q071p Diepenbeek),
stieënbieter (L353p Eksel),
is de kleine modderkruiper
stieënbieter (L353p Eksel),
toterkruiper:
ouder dan modderkroeper
toterkroëper (L267p Maasbree),
weeraal:
wèèrāōl (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
zandgeufje:
zântguufke (L289p Weert)
|
modderkruiper || weeraal || weeraal, moddelaal || weeraal: Hoe heet de weeraal of modderkruiper, een gestreept slangvormig visje met voeldraadjes aan de bek dat in sloten en poelen voorkomt en bij naderend onweer onrustig wordt? [N100 (1997)]
III-4-2
|
26750 |
modderschop |
modderschup:
modǝršøp (L265p Meijel),
schoep:
sxūp (L266p Sevenum),
schuit:
šūt (L265p Meijel),
spade:
spāj (L288a Ospel)
|
Schop om de modder te verwijderen. De varianten in dit lemma zijn beperkt tot de opgaven van de enquêtevraag I, 27b, omdat hierin specifiek gevraagd wordt naar een ''schop die modder in het veengebied verwijdert''. [I, 27b]
II-4
|
18760 |
mode |
mode:
mo.ut (P175p Gingelom),
moede (Q003p Genk),
moeëde (L217p Meerlo, ...
L271p Venlo,
L214p Wanssum,
L289p Weert),
mood (K318p Beverlo),
moode (Q020p Sittard),
mouədə (K278p Lommel),
mōdə (L424p Meeswijk),
moͅdə (L286p Hamont),
moͅut (P213p Niel-bij-St.-Truiden),
mude (L360p Bree),
mut (Q078p Wellen),
my.də (L364p Meeuwen),
Zie ook 4 afb. p. 263.
mode (Q095p Maastricht)
|
mode || mode: mode
III-1-3
|
29492 |
modelleur |
moedermaker:
mōjǝrmēkǝr (Q095p Maastricht)
|
Arbeider die in Q 95 de moedervorm maakte waarop de gietvormen werden vervaardigd. [monogr.]
II-8
|
32092 |
modelmaker |
matricier:
mátrešē (Q083p Bilzen),
matrijzenmaker:
matręjzǝmē̜kǝr (Q083p Bilzen),
moulenmaker:
mulǝmēkǝr (Q083p Bilzen)
|
Meubelmaker die op een ijzerfabriek werkt en daar houten stukken maakt die in metaal gegoten worden. [N 56, 93]
II-12
|
18761 |
modern |
neumodisch (du.):
nuumoodisj (Q020p Sittard),
B.v. Nïjmoodiese kleer.
nïjmodies (L164p Gennep),
vgl. Du. neumodisch.
nûwmodes (L360p Bree),
nieuwerwets:
niejerwets (L271p Venlo)
|
modern || nieuwerwets
III-1-3
|
31916 |
moderne slijpsteen |
amaril:
amarel (K317p Leopoldsburg),
amǝręl (K278p Lommel),
amarilsteen:
amǝrelstēn (Q083p Bilzen),
amǝrɛlstēn (Q083p Bilzen),
amǝrɛlštęjn (L330p Herten),
mǝrɛlstē̜jn (L424p Meeswijk),
carborundum:
karbrandøm (K317p Leopoldsburg),
carborundumsteen:
carborundumsteen (L421p Dilsen),
karborømdømštē (Q204a Mechelen),
karborøndømštęjn (L387p Posterholt, ...
L270p Tegelen),
kǫrborandømstęjn (L271p Venlo),
kǫrborandømštē (Q121c Bleijerheide)
|
Kunstmatig gevormde slijpsteen, vervaardigd uit amaril (d.i. aluminium-oxyde) of carborundum (d.i. siliciumcarbid), die wordt gemonteerd op een elektrische slijpmachine of op het slijphulpstuk van een boormachine. Moderne slijpstenen kunnen in verschillende formaten en korrelgroottes uitgevoerd zijn. [N 53, 49c; monogr.]
II-12
|