e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
molenbalken draagbalken: drāx˱bɛlǝk (Tegelen), molenbalken: mø̄lǝbalkǝ (Tegelen), mø̜̄lǝbɛlǝk (Mechelen), molendragers: mø̄ǝlǝdrē̜gǝš (Oirsbeek), molenhouter: mȳǝlǝhǫwtǝr (Klimmen) De twee, niet draaibare dwarsbalken aan de voorzijde van de molenwagen, waarop de wagenbak rust. Aan de onderzijde van de molenbalken is de molen bevestigd. Zie ook afb. 202. [N G, 71d] II-12
molenbed bank: ba.ŋk (As, ... ), molenbed: [molen]bęt (Aldeneik, ... ), remise: rǝmi.s (Lanaken) In kleine watermolens een verlaagde plaats in de vloer van de benedenverdieping waar de molenaar de volle zakken legt (Janssen, pag. 131). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [Jan 255; Coe 233] II-3
molenberg belt: bęlt (Meijel), berg: bɛrǝx (Herten, ... ), molenberg: [molen]bɛ.rǝx (Baexem, ... ), [molen]bɛrx (Gennep, ... ), [molen]bɛrǝx (Lummen, ... ), molenklef: mø̄lǝklęf (Blitterswijck, ... ) De heuvel waarop de windmolen staat. Zie ook afb. 7 en 8. Het woorddeel ømolenŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 39a; Sche 24; monogr.] II-3
molenboek boek: buk (Lauw, ... ), būk (Bommershoven, ... ), dagboek: dǭ.x˱bō.k (Tongeren), maalboek: mā.lbō.k (Maastricht), mǭ.lbuk (Mal, ... ), mǭ.lbōk (Lanaken), molenboek: [molen]buk (Sluizen), [molen]bōk (Kanne, ... ), [molen]būk (Berlingen, ... ), molenboekje: mø̄.lǝbø̄.kskǝ (Maastricht) Het boek waarin de molenknecht de afkomst en het aantal van de opgehaalde zakken noteerde. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [Coe 245; Grof 276] II-3
molenboom as: a.s (Ordingen, ... ), as (Aldeneik, ... ), boom: bő̜wm (Bommershoven, ... ), bǭ.m (Sluizen), borstboom: bǭs˱bő̜wm (Broekom), eik: ēk (Heks), grote as: grūǝ.tǝ as (Maaseik), maalas: mǭǝlas (Herk-de-Stad), molenas: [molen]a.s (Hoepertingen), [molen]as (As, ... ), molenas (Lummen, ... ), mø̄lǝna.s (Hoeselt), mø̄lǝnas (Berbroek, ... ), mēǝlǝnas (Berbroek), molenbalk: [molen]balǝk (Maastricht), molenboom: [molen]bum (Herk-de-Stad, ... ), [molen]bōm (Alt-Hoeselt, ... ), [molen]bő̜wm (Berlingen, ... ), [molen]bǫwm (Kortessem), [molen]bǭ.m (Kanne, ... ), slagboom: slǭx˱bő̜wm (Berlingen), welboom: wɛlbő̜wm (Berlingen) De van hout of ijzer vervaardigde as die het waterrad draagt bij een watermolen. Het woordtype molenboom is in Q 88, Q 162, Q 188, Q 240 en Q 241 specifiek van toepassing op een uit een boomstam vervaardigde as. In Q 164 was de molenas uit eikehout gemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [Vds 64; Jan 74; Coe 66; Grof 83; A 42A, 3] II-3
molenbord bord: bǫrt (Lauw, ... ), bǭrt (Alken, ... ), lei: lęj (Alsemberg, ... ), molenbord: [molen]bōrt (Gutschoven, ... ), [molen]bǫrt (Kanne, ... ), schrijfbord: sxrɛ̄f˱bot (Tongeren) Het bord in de molen waarop de molenaar met krijt de naam van de klant en het aantal te malen kiloɛs noteert. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [Coe 247; Grof 278] II-3
moleneind gieleberg: gīlǝbęrǝx (Lummen, ... ), moleneind: mø̄lǝnęnt (Leunen), molenhoek: mø̄lǝhōk (Herten), mø̄lǝnhuk (Leunen), molenstraat: mø̜̄lǝstrǭt (Maxet), onderste dorp: ønǝštǝ dø̜̄rǝp (Mechelen) Deel van het dorp waar de molen staat. Het woordtype gieleberg (K 357, P 51) is waarschijnlijk een toponiem. [N O, 39d] II-3
molenerf geleeg: gǝlēx (Tessenderlo), giele-erf: gīlǝɛrf (Lummen), molenerf: [molen]ęrǝf (Weert), [molen]ɛrf (Einighausen, ... ), mø̄lǝnęrf (Gennep, ... ), mø̜̄lǝnęrf (Maxet), molengrond: [molen]gront (Kaulille), molenhof: [molen]hōf (Herten), molenplaats: [molen]plāts (Weert), molenveld: [molen]vęljt (Neeritter, ... ), rondom de molen: rontjom dǝ mø̄lǝ (Thorn) Het erf rond de molen, eventueel ook de ruimte eromheen. Het woordtype giele-erf (P 51) is waarschijnlijk een toponiem. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 39b] II-3
molenhuis molen: [molen] (Berlingen, ... ), molenhuis: mȳǝ.lǝhūǝ.s (Maaseik), mø̄jlǝhø̜ǝs (Alken, ... ), mø̄lǝhø̜js (Ordingen), mīǝ.lǝhȳ.s (As, ... ) Het gebouw waarin het maalproces plaatsvindt. Het woordtype molenhuis wordt over het algemeen zelden gebruikt. Gewoonlijk zegt men tegen het gebouw waarin het molenwerk zich bevindt eenvoudigweg molen. Zie ook het lemma ɛmolenɛ.' [Jan 86; Grof 95] II-3
molenkap dak: dāk (Einighausen), kap: kap (Baexem, ... ), kãp (Hamont, ... ), molenkap: myǝlǝkap (Weert), mø̄lǝkap (Kaulille), schaliën: šālijǝ (Ell) De algemene benaming voor het dak van een windmolen. Zie ook afb. 19. Het betreft daar de kap van een bovenkruier. [N O, 27d; N O, 49d; Sche 21; monogr.] II-3