e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
afpingelen afdingen:   (af)pingele (Oirlo), aaf pingele (Mechelen, ... ), aafpengelen (Velden), aafpingele (Blerick, ... ), aafpingelen (Born, ... ), aafpingelle (Klimmen, ... ), aafpingelə (Doenrade), aafpingkələ (Holtum), aafpingulu (Brunssum), aafpingələ (Beesel, ... ), afpingele (Oirlo, ... ), afpingelen (Echt/Gebroek, ... ), aofpingele (Gronsveld, ... ), aofpingelen (Noorbeek, ... ), aofpingələ (Maastricht), aofpèngele (Gronsveld), āāfpingele (Schimmert), āfpiŋələn (Kerkrade), ōͅfpiŋələ (Berg), o͂ͅfpeŋəla (Tongeren), ààfpingələ (Susteren), ááfpingele (Swalmen), ááfpingələ (Heel, ... ), ‧āfpe.ŋələ (Eys), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  aafpingele (Ulestraten), Note v.d. invuller (zie ná vraag 142):  aafpingele (Hoensbroek), Opm. de aa gerekt uitspreken.  aafpingele (Tegelen), Opm. spelling Veldeke.  aofpingele (Maastricht), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  āāfpingele (Schimmert), ps. omgespeld volgens Frings.  (af)peŋələ (Bocholt), afpeŋələ (Sint-Truiden), afpeͅŋələ (Niel-bij-St.-Truiden), afpəŋələ (Herk-de-Stad), āfpenkələ (Lanklaar), āfpeŋələ (Bree, ... ), āfpeͅnələ (Mechelen-aan-de-Maas), a͂fpeŋələ (Zichen-Zussen-Bolder), ōͅfpeŋələ (Hoeselt, ... ), ōͅfpeͅŋələ (Borgloon), ōͅfpeͅŋəl’n (Diepenbeek), ōͅfpiŋələ (Tongeren), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de ‹ staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!  ōͅfpiŋələ (Ketsingen), ps. omgespeld volgens IPA.  afpeŋələn (Achel), a͂fpeŋələ (Overpelt), ōͅfpiŋələ (Tongeren), ōͅf’peͅŋələ (Gelinden, ... ), aftroggelen:   aafpinkele (Munstergeleen), afpingele (Merselo), flemen:   aafpingele (Nieuwstadt), trekken en talmen:   aofpingelen (Heugem), ps. invuller twijfelt over dit antwoord!  aafpingele? (Bleijerheide) III-3-1
afpinkelen noten afslaan:   aafpienkele (Hasselt) III-2-3
afpinnen een splits uitsmeden:   āfpenǝ (Stokkem), vastpennen:   āfpenǝ (Kerkrade) II-11, II-9
afpiqueuren kolen, kool delven:   afpikø̄rǝ (Hamont  [(Eisden)]   [Zwartberg, Eisden]) II-5
afpitsen afdingen:   aafpitsje (Mechelen), ààfpitsjə (Heerlen), ps. omgespeld volgens Frings.  āfpetšə (Teuven), ps. omgespeld volgens IPA.  āfpīəsə (Rotem), constateren:   aof pitsen (Jesseren), de duivenklok afstemmen op de moederklok:   afpitsen (Mielen-boven-Aalst), het deeg op de werkbank verdelen:   āfpetsǝ (Hasselt), spijkers doorknippen:   āfpetšǝ (Geulle), sterven:   aofpitsje (Gronsveld), zuinig zijn:   ze aofpitsə (Hoepertingen) II-1, II-12, III-2-2, III-3-1, III-3-2
afplaggen zoden afsteken:   afplagǝn (Herkenbosch), āfplaqǝ (Helden) I-8
afplatten aanslaan:   afplatǝ (Milsbeek) II-8
afpleeg tweede verkoping:   aefpleeg (Weert) III-3-1
afpleisteren pleisteren:   āfpliǝstǝrǝ (Kerkrade), pleistermortel gladstrijken:   āfplēstǝrǝ (Sittard) II-9
afplekken afplakken:   afplɛkǝ (Loksbergen), āfplę ̞kǝ (Klimmen, ... ), ǭfplɛkǝ (Maastricht), pleistermortel gladstrijken:   āfplękǝ (Ulestraten) II-8, II-9