e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 646
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
wis spekhaak: %%meervoud%%  wesǝ (Helchteren, ... ), tasruimte naast de dorsvloer:   wȳš (Puth), wø̜š (Eys, ... ) I-6, II-1
wit bleek:   (kni.twī.t) (Eupen), eä zie wit (Sint-Truiden), heij is zou wit (Vliermaalroot), her es zo wit (Zichen-Zussen-Bolder), hēə zīt der zu wit oət (Schulen), hij es zø wet (Neerglabbeek), hij is zoo wit (Kerkom), hij kiekt mé wit (Eksel), hij kiekt wit (Achel, ... ), hij kiekt zoe wit (Neerpelt), hij ziet zoo wit(tekes) (Beverlo), hije is zoe wit (Sint-Lambrechts-Herk), hèa is ze wit (Teuven), hé ès zoe wit (Kuringen), héje ziet er mar wit(tekes) (Spalbeek), hɛ: is (kikt) zu wit (Sint-Huibrechts-Lille), wat kiek dae bleik (Posterholt), wit (Eys, ... ), wit gezich (Sint-Huibrechts-Hern, ... ), wit gezicht (Opoeteren), (voor het woord bleek).  wit (Vlodrop), i.e. kaas  zoo wit als inne kijes (Ulbeek), enkele kunstmestsoorten:   wet (Schulen), glazuur:   het wit (Maaseik), het wit vanne taan (Eksel), het wit vanne tan (Bree), wit (Bilzen, ... ), Misschien.  `t wit van de tan (Boorsem), Mogelijkheid onderlijnd in vraagstelling.  wit (Loksbergen), grijs weefsel:   węt (Eupen), kalkmelk:   wet (Tungelroy), rond wittebrood:   wit (Koersel), wit van het ei:   we.t (Achel, ... ), wet (Aalst, ... ), wi.t (Rijkhoven, ... ), wit (Berg, ... ) I-1, I-12, II-7, II-9, III-1-1, III-1-2, III-2-3
wol dot pluizen of haren:   wol (Kerkrade), eerste baardharen:   wol (Eksel), woͅl (Lommel, ... ), geheel afgeschoren wolvacht:   wol (Eys, ... ), wø̜l (Gulpen), wǫl (Borlo, ... ), kousenwol:   wol (Attenhoven, ... ), wōͅl (Alken, ... ), woͅl (Dilsen), wul (Maaseik), wòl (Posterholt), wöl (Nunhem), wol:   wol (Achel, ... ), wøl (Lutterade), wø̜l (Doenrade, ... ), wōl (Meijel), wǫl (Berverlo, ... ) I-12, II-7, III-1-1, III-1-3, III-4-4
wus welig groeiend: WBD/WLD  wus (Nieuwenhagen), WLD  wùs (Schinnen) III-4-3
zak afhangend gezwel:   zak (Stein), baalschort:   zak (Hasselt), baarmoeder van de koe:   zak (Sint-Truiden, ... ), balzak:   zak (Achel, ... ), zàk (Maastricht), zák (Opglabbeek, ... ), Gemeen.  zak (Bree, ... ), Grof.  zak (Tegelen), bijendoek:   zak (Beek, ... ), bloemzak:   zak (Tungelroy), zakken (Eijsden, ... ), %%meervoud%%  zɛk (Leuken, ... ), buik:   zak (Diepenbeek, ... ), buik (spotnamen):   zak (Brunssum, ... ), zàk (Bunde, ... ), Plat.  zak (Amstenrade, ... ), zàk (Mechelen), Zeer plat.  zak (Brunssum), buil:   zak (Neeroeteren), buitenzak op een jas:   zak (Leopoldsburg), dal, vallei:   zak (Maasbree, ... ), zak.... (Steyl), zàk (Guttecoven), ⁄t likjt in eine zak (Thorn), deegkleed:   zak (Geleen, ... ), zakken (Bevingen), zǫk (Lommel), %%meervoud%%  zɛk (Arcen, ... ), deegkleedje:   zák (Bilzen), dekzeil:   zak (As, ... ), geboorteomhulsel van een veulen:   zak (Heerlerheide, ... ), goedzak:   eine zak (Venlo), enne zak van enne kèl (Blitterswijck), graanzak: mv zakǝ  zak (Berverlo, ... ), mv zaʔǝ  zak (Kerkhoven, ... ), mv zę.kǝ  za.k (Achel, ... ), mv zęk  zak (Aalst, ... ), mv zękǝ  zak (Mettekoven), inzakken of inzakking:   zak (Voerendaal), kalfsvlies:   zak (Niel-Bij-Sint-Truiden), koeienmaag:   zak (Hoeselt), laagte in een akker:   zak (Baarlo, ... ), leren schede:   zak (Nieuwerkerken), loopdoek:   zak (Herkenbosch, ... ), maag:   zak (Smeermaas), malooi:   za.k (Heks, ... ), zak (Aalst, ... ), zá.k (Hasselt), zák (Berbroek, ... ), mannelijk geslachtsorgaan:   zaak (Loksbergen), zak (Diepenbeek, ... ), mortelbed:   zak (Kuringen), nietsnut:   zàk (Loksbergen), ovenveger:   zak (Munsterbilzen), paardedeken:   zak (Niel-Bij-Sint-Truiden), paardedeken onder het zadel:   zak (Guigoven), pens:   zak (Bilzen), perszak:   zak (Alken, ... ), plooidal:   zak (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Eisden]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Emma]  [Julia]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), put:   zak (Eys, ... ), zák (Lozen), restant zoogdieren:   za.k (s-Gravenvoeren, ... ), zak (Heerlen, ... ), rosdoek:   zak (Beringen, ... ), schoot, bult:   zak (Diepenbeek, ... ), schort, voorschoot:   zak (Klimmen), scrotum:   zak ('S-Herenelderen, ... ), teelballen:   zak (Eksel, ... ), Gemeen.  zak (Posterholt, ... ), teelzak:   zak (Berverlo, ... ), uier:   sak (Boorsem), valsspeler:   zak (Venlo), veel te wijde broek:   zak (Doenrade), vlak stuk in een pijler:   zak (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Emma]  [Eisden]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), vuldoek:   zak (Zolder  [(Zolder)]   [Eisden]), (mv)  zēk (Eisden  [(Eisden)]   [Domaniale]), wicht, maat van 50 kilo:   zák (Swalmen), (graan, aardappelen).  zak (Velden), winkelkorf:   zak (Nieuwerkerken), zak:   zak (Klimmen, ... ), zak in de onderrok:   zak (Leopoldsburg, ... ), zak in kledingstuk:   zak (Kerkhoven, ... ), zàk (Tessenderlo), zak, pungel:   zak (Alken, ... ) I-10, I-11, I-13, I-4, I-8, I-9, II-1, II-3, II-5, II-6, II-8, II-9, III-1-1, III-1-2, III-1-3, III-1-4, III-3-1, III-3-2, III-4-2, III-4-4
zap daas (tabanidae):   zap (Lanaken, ... ) III-4-2
zat bezadigd: ook materiaal znd 21, 18  zoate mān (Stevoort), boek kaarten:   zat (Vlodrop), dronken:   ?? (Brunssum, ... ), za.t (Meeuwen), zaa.t (Panningen, ... ), zaaat (Weert), zaad (Vlodrop), zaat (Amby, ... ), zao.ët (Zonhoven, ... ), zaot (Gronsveld, ... ), zat (Afferden, ... ), zaàt (Urmond), zā.t (Meeswijk), zāāt (Montfort, ... ), zāāët (Hoensbroek), zoat (Eksel, ... ), zoit (Eijsden), zàt (Lottum), zôot (Tongeren), (iek ha genog).  zat (Eys), (Van dieren zegt men: schrëf).  zat (Heerlen), (Zien tauw höbbe(n).  zaat (Schinveld), betekent genoeg en dronken  zat (Gennep), De zate (of zaje) kluut zag hiêl filosufisch: es ich zaat bön, zi-jt det ederein, en es ich dorst höb, zi-jt det neme(s) Zuu zaat wie èè knòn(of wi-j eine Zwitser) Zuu zaat es ein snep:(omdat een snip zigzaggend van de grond opvliegt) Neet te laat en neet te zaat Eine zaje patat: een dronkenlap  zaat (As, ... ), een verb. vorm van zaat  zaai (As, ... ), Hae waas zoeë zaât as ¯n oeërlogschieëp (of as ¯ne Zwitser): hij was stomdronken det zal mich ¯n zaate bermertigheit waere: daar zal flink gedronken worden ¯ne zaâtlap: zatlap ¯ne zaâte: dronkelap, dronken persoon  zaât (Altweert, ... ), Iemes mòt hieël wat dreenke, allieër hij wer zat is Zat zien en zat werre is gâns wat ânders as zat hebbe Wat r nuchter ien zit, kumt r zat uut: dronken mensen tonen hun ware aard Zó zat as n òlliekroek/schup/ vaerke  zat (Castenray, ... ), verledentijd van zitten is zoot.  zat (Venlo), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m  ēͅ əs zāt (Rotem), sat (Tessenderlo), za.t (Mechelen-aan-de-Maas), zaat (Amby, ... ), zat (Beringen, ... ), zaët (Wellen), zaət (Sint-Huibrechts-Lille), zā.t (Opgrimbie), zāāt (Maaseik), zāt (Maastricht, ... ), zoait (Vliermaal), zoat (Bommershoven, ... ), zoaët (Bilzen), zōͅĕt (Gelinden), zōͅt (Bilzen, ... ), zōͅət (Genk), zôt (Rosmeer), zö‧ət (Aalst-bij-St.-Truiden), zəwət (Hoepertingen, ... ), žât (Riksingen), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m op de o en a een hoedje  zōāt (Sint-Huibrechts-Lille), duizelig:   hij es zat (Oostham), so:t (Martenslinde), sŏət (Gutshoven), za-et (Groot-Gelmen), za-it (Alken), zaat (Herten (bij Roermond), ... ), zaat as n koenkerel (Sint-Lambrechts-Herk), zaot (Beverst, ... ), zat (Beringen, ... ), zat gedraaid (Beverlo, ... ), zaut (Borlo, ... ), zaôt ? (Vreren), zāot (Herk-de-Stad), za͂t (Hasselt), zea-et (Jeuk), zeat (Hoeselt), zeit (Rijkhoven), zoat (Nieuwerkerken), zoawt (Kortessem), zoa⁄t gedrèd (Eksel), zot (Hoeselt, ... ), zou-wet (Ulbeek), zoät (Koninksem), zoët (Heers), zoət (Kortessem), zō.ət (Borgloon), zōāt (s-Herenelderen), zōət (Stevoort), zōͅet əb zənə kop (Herk-de-Stad), zōͅet ən zənə kop (Herk-de-Stad), zŏhet (Beverst), zàt (Paal), zô:t (Hoeselt), i.e. als een tol  zo zoat als een kokkernol (Sint-Huibrechts-Hern) III-1-2, III-1-4, III-2-3, III-3-2
zet bijenhal:   ze̞t (Piringen), zęt (Heks), zɛt (Zepperen), drijver:   zęt (Hasselt, ... ), eerste opbod:   zèt (Meeuwen), oogststapel in de schuur:   zę ̝t (Tongeren), zęt ('S-Herenelderen, ... ), tasruimte naast de dorsvloer:   zęt (Berg, ... ), vlakhamer:   zęt (Zutendaal), zethamer:   zęt (Zutendaal) I-6, II-11, II-12, II-6, III-3-1