e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
opbermplaats tasruimte naast de dorsvloer:   op˱bɛrǝmplātš (Eygelshoven) I-6
opbeuren optillen:   opbêûre (Nunhem), opbø͂ͅRə (Mook), òb"Rə (Gennep, ... ), òp beurə (Reuver), ópbeurə (Gennep) III-1-2
opbeuring troosten; troost:   òpbīēring (As) III-1-4
opbidder lijkbidder: znd 1 a-m; znd 30, 25;  opbèjer (Lauw, ... ) III-2-2
opbieden bij handslag verkopen:   opbeeje (Wolder/Oud-Vroenhoven), bij opbod verkopen:   o.p˂b‧eͅi̯ə (Eys), opbeeje (Echt/Gebroek), opbeejə (Venlo), opbeie (Kerkrade), opbeje (Gronsveld, ... ), opbèje (Wijlre), eerste opbod:   opbeeien (Moelingen), hogen:   opbeeje (Maastricht, ... ), opbeejə (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), opbeĕju (Brunssum, ... ), opbeije (Merkelbeek, ... ), opbeijə (Doenrade), opbeje (Gronsveld, ... ), opbieden (Leopoldsburg), opbijje (Klimmen), opbèjen (Born), opbèèjə (Guttecoven), ópbeenə (Epen), ópbijjə (Heerlen), loven en bieden:   opbieën (Eigenbilzen), trekken en talmen: Opm. is bedrag steeds verhogen terwijl ze in de handen klappen: opbieden.  op beje (Schimmert) III-3-1
opbieden, het ~ eerste opbod:   het opbeui (Vlijtingen), tweede verkoping: ps. omgespeld volgens Frings.  hət ōͅbējə (Stokkem) III-3-1
opbinddoek bijendoek:   ǫpbentdok (Houthalen) II-6
opbinden bedriegen:   opbinge (Wijlre), de poten spannen:   ǫpbɛnjǝ (Tungelroy), hooi binden tot een bussel:   ǫbē̜i̯nǝn (Diepenbeek), ǫbęnǝ (Hasselt, ... ), ǫp˱binjǝ (Herten), opmaken van staart en manen:   opbɛ̄nǝ (Leopoldsburg), upbɛ̄nǝ (Bokrijk), ǫpbeŋǝ (Heerlerheide, ... ), ǫpbē̜i̯nǝn (Lommel), ǫp˱beŋǝ (Blerick, ... ), optoppen, oplangen:   ǫp˱bendǝ (Maastricht), ǫp˱benjǝ (Neeritter), schoven binden:   up˱benǝ (Heppen, ... ), ǫp˱be.nǝ (Hamont, ... ), ǫp˱be.ñ (Hoeselt, ... ), ǫp˱benjǝ (Haelen, ... ), ǫp˱benǝ (Achel, ... ), ǫp˱beŋǝ (Eind, ... ), ǫp˱bindǝ (Arcen, ... ), ǫp˱bēnjǝ (Roosteren), ǫp˱bęnǝ (As, ... ), ǫp˱bęŋǝ (Borgloon, ... ), stro binden:   opbinden (Kinrooi), up˱benǝ (Berverlo, ... ), ǫp˱bedǝ (Bocholt, ... ), ǫp˱benjǝ (Baexem, ... ), ǫp˱ben̄ (Achel, ... ), ǫp˱beŋǝ (Heerlen, ... ), ǫp˱bēndǝ (Oost-Maarland), ǫp˱bindǝ (Maastricht, ... ), ǫp˱bęi̯ŋǝ (Opheers), ǫp˱bęnjǝ (Geistingen, ... ), ǫp˱bęnǝ (Gelieren Bret, ... ), ǫp˱bęŋǝ (Sint-Truiden), voor de gek houden: Prikken: de taal van de Maas p. 390: iemand iets opbinden = foppen, wijsmaken  ‧eͅŋ o.p˂be.ŋə (Eys), wissen schoven:   ǫp˱bęjŋǝ (Sint-Truiden), ǫp˱bęŋǝ (Weert) I-3, I-4, I-9, II-1, II-12, II-9, III-1-4
opbinder binder:   op˱benǝr (Hamont, ... ), ǫp˱beŋǝr (Heerlen), ǫp˱bęnǝr (Bree, ... ), ǫp˱bǝnǝr (Gruitrode), optopper:   ǫp˱bendǝr (Maastricht) I-4, II-9
opbinders opzetteugel:   op˱bendǝrs (America) I-10