e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasklaar in de mik: en dǝ mek (Bilzen, ... ), ęn dǝ mek (Hoepertingen), ɛn dǝ mek (Jeuk), in de pas: en dǝ pāz (Diepenbeek), en ǝ pas (Tessenderlo), in de pas (Achel, ... ), mikkensvaardig: mekǝsviǝrǝx (Bilzen), mekǝsvjadǝx (Wellen), pasklaar: pasklaar (Oostham), pasklē̜jǝr (Loksbergen), pasklęjǝr (Tessenderlo), pasklǫr (Sint-Martens-Voeren), pasklǭr (Bocholt, ... ), pasklǭǝr (Boorsem), pāsklōǝr (Neerpelt), pāsklǭr (Meijel), pasvaardig: pasvē̜rdex (Noorbeek, ... ), pasvęǝdex (Bleijerheide, ... ), vaardig voor te mikken: vjadǝx vɛr tǝ mekǝ (Eigenbilzen), vaardig voor te passen: vīrǝx vyr tǝ pasǝ (Houthalen) Gezegd van een kledingstuk wanneer het zo ver klaar is dat men het kan komen passen. [N 62, 8; MW] II-7
paskoord gimp: gem (Eijsden, ... ), gemp (Doenrade), gim (Tegelen), gimp (Venlo), gēmp (Horst), gimpe: jimpǝ (Bleijerheide), gimpf: gemf (Ransdaal, ... ), gempf (Stein), koordje: kiǝtšǝ (Bilzen), milanaise: majǝnē̜s (Bilzen), melanē̜s (Bilzen), melanē̜zǝ (Neeroeteren), melǝnē̜s (Lanaken), melǝnęs (Schulen), miljōnē̜s (Hopmaal), mǝlanē̜s (Genk), paskoord: paskoord (Genk), passementgaren: pasǝmēntgǭrǝ (Lanaken), passevaam: pasǝvām (Born, ... ), pazǝvam (As), pazǝvē̜m (Bilzen), pasvaam: pasvām (Echt, ... ) Met katoen omspannen metaaldraad die ter versterking van het knoopsgat strak en vlak langs de snede van het knoopsgat wordt vastgenaaid. Zie afb. 1. [N 59, 8] II-7
paskoordnaald dikke naalde: dekǝ nǭlžǝ (Lanaken), gim: gem (Meerssen), gimfnaald: gemfnǭlt (Ransdaal), gimfnǫlt (Voerendaal), gimfnaalde: gemfnǭlj (Nieuwstadt), gimnaald: gimnǭlt (Tegelen), gimnaalde: gemnǭjǝ (Maastricht), gemnǭlj (Stein), gimpenaald: jimpǝnǫlt (Bleijerheide), gimpnaald: gimpnǫlt (Venlo), gēmpnalt (Horst), gimpnaalde: gempnǭj (Doenrade), gempnǭlj (Born, ... ), knoopsgatennaald: knǭpsgātǝnǭljt (Schinnen), knoopskoternaald: knōpsk-tǝrnǭlt (Genk), paskoordnaald: paskoordnaald (Genk), rimmer: remǝr (Opglabbeek), spang: spaŋ (Neeroeteren), troggelnaald: trǫgǝlnǫlt (s-Gravenvoeren) Tijdens het bevestigen van het paskoord rondom het te maken knoopsgat gebruikt men de paskoordnaald om het paskoord aan te hechten en strak en vlak langs de snede van het knoopsgat te spannen (Papenhuyzen III, pag. 17). De paskoordnaald is 6 √† 8 cm lang en loopt naar het oog wat dik toe. Het oog is flink groot, omdat het paskoord erdoorheen moet (idem, pag. 12). Zie afb. 10. [N 59, 12] II-7
pasmodel maat: mǭt (Opglabbeek), maatanzug: moǝsantsox (Bleijerheide), maatboks: mǭtboks (Meijel, ... ), maatbroek: mǭtbrōk (Schimmert), mǭt˱bruk (Tessenderlo), maathemd: moǝshɛmǝ (Bleijerheide), mǭthemǝ (Wellen), mǭthøm (Tessenderlo), mǭthømǝ (Schimmert), mǭthęmt (Kesseleik, ... ), mǭthɛmt (Reuver), maatjak: moǝsjak (Bleijerheide), mǭtjak (Reuver), maatkleed: muǝtklēt (Bilzen), mǫwtkli-jt (Jeuk), mǭtkli-jǝt (Tessenderlo), mǭtklit (Houthalen), mǭtkliǝt (Achel), mǭtklēt (Diepenbeek, ... ), mǭtklē̜jt (Rothem), mǭtklę (Meijel), mǭtklęjt (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), (mv)  mǭtklęjǝr (Bocholt), maatpak: moǝspak (Bleijerheide), mǭtpak (Schimmert), maatstuk: mǭtstøk (Boorsem, ... ), mǭtštø̜k (Doenrade), model: mǝdęl (Munsterbilzen), mǝdɛl (Eisden, ... ), modelkleed: modɛlklęt (Sint-Martens-Voeren) Kledingstuk dat tot model dient voor een ander kledingstuk of naar grondpatroon uitgevoerd model in dunne katoen, bedoeld als hulpmiddel voor het controleren van de pasvorm (Het Beste Naaiboek, pag. 496). [N 62, 5] II-7
paspoort papieren: paperen (Ospel), pas: paas (Epen, ... ), pas (Amby, ... ), pàs (As, ... ), pás (Gennep, ... ), páás (Epen), pâs (Swalmen, ... ), (m.).  pa.s (Eys, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  pààs (Maastricht, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  pás (Opglabbeek, ... ), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  pas (Meerlo, ... ), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  pàs (Nieuwenhagen), pás (Nieuwenhagen), ps. boven de "a"staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken (omgespeld volgens Frings is het inderdaad een a).  pas (Gulpen), ps. omgespeld volgens Frings!  pas (Houthalen), ps. omgespeld volgens RND!  pas (Meeuwen, ... ), paspoort (<fr.): paspoort (Blerick, ... ), pasport (Jeuk, ... ), passeport (Jeuk), pàspaort (Venlo), [!]  paspoort (Maastricht, ... ), ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft (dus met een "d"op het eind!).  paspoord (Meijel), passavant (fr.): parzjevang (Ell), Opm. dit wordt ook gezegd (Fr. "pas davance).  pazjevang (Ell), reispas: reespàs (Heerlen), reispas (Bree, ... ), rèjspàs (As, ... ), rèèspàs (Loksbergen), ps. omgespeld volgens Frings!  reͅi̯spas (Houthalen) het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)] III-3-1
paspop buste: buste (Born, ... ), byst (Horst, ... ), bystǝ (Echt, ... ), bȳs (Maastricht), bȳstǝ (Eijsden), bøs (Bilzen), bøst (As, ... ), bøstǝ (Ransdaal), mannequin: mannequin (Genk), manǝkē̜ (Bilzen, ... ), mikpop: mekpup (Bilzen), model: mǝdęl (Eisden), mǝdɛl (Voerendaal), pasbuste: pasbystǝ (Reuver), pasbȳs (Maastricht), paspop: paspop (Doenrade, ... ), paspup (Schinnen), pāspop (Meijel, ... ), pāspǫp (Diepenbeek), pop: pop (Bleijerheide, ... ), pup (Bilzen), pǫp (Zolder) Pop waarop men gemaakte kleren past. Er zijn verschillende soorten paspoppen, bijv. harnassen van metalen ringetjes die van voren of van achteren kunnen worden gesloten of pasvormen van geprepareerd papier of karton (Morand, pag. 35). Er bestaan echter ook standaard-paspoppen, zowel voor mannen, vrouwen als kinderen. [N 59, 33] II-7
pasrozet geertje: gīrkǝ (Dilsen), patch: patšǝ (Bilzen), rozet: rozɛt (Bleijerheide, ... ), sierrozet: sīrrozɛt (Meijel), sluitroosje: sluǝtryǝskǝ (Maasbree) Ingezet stukje leer op de wreef van een zetlaars zodat deze passend gemaakt wordt. Volgens de informant van L 293 wordt deze pasrozet ter versterking gebruikt. [N 60, 34b] II-10
pasrozet [wld ii.10, p. 28] geertje: gierke (Dilsen), pat (<fr.): Verkl. pàtsje.  pat (Bilzen), rozet: roset (Heerlerheide), rozet (Bleijerheide), sierrozet (<fr.): sīrrozɛt (Meijel), sluitroosje: sloëtruüske (Maasbree) Een ingezet stukje leer op de wreef van een zetlaars om deze passend te maken? (roset)? [N 60 (1973)] III-1-3
passement bies: bies (Kesseleik, ... ), bis (Herderen, ... ), bīs (Bocholt, ... ), biesje: biskǝ (Nieuwstadt, ... ), bīskǝ (Bilzen), galon: gal-n (Tessenderlo), galon (Boorsem, ... ), galoŋ (Bocholt), galun (Maastricht), galǫn (Herderen, ... ), gǝlon (Maasmechelen, ... ), gǝloŋ (Diepenbeek), gǝlun (Rothem), gǝluŋ (Bilzen), gǝlǭŋ (Wellen), passement: pasmęnt (As), pasǝmęnt (Neeroeteren), passementlint: pasǝmentlent (Lanaken), pasǝmɛntlęnt (Bilzen), passementlintje: pasǝmɛntlęntšǝ (Bilzen), sierbandje: sērbɛntšǝ (Valkenburg), sierlint: sērlenjtj (Weert), sērlent (Schimmert), sīrlēnt (Achel), siersel: sīrsǝl (Herderen), soutache: sotaš (Grevenbicht / Papenhoven), tres: trɛs (Bleijerheide, ... ), tresje: tręskǝ (Rothem), trɛskǝ (Bocholt) Sierlint. Boordsel, band of snoer gebruikt tot versiering of omzoming van kledingstukken, meubelzittingen enz. Wat het woordtype galon betreft merken de informanten uit L 265 en L 298a op dat dit sierbandjes zijn met ingeweven figuurtjes of gouddraad erop. [N 62, 58c; N 62, 58b; N 62, 58d; MW] II-7
passen aandoen: āndōǝn (Voerendaal), aangemeten: aangəméétə (Beesel), aanpassen: aanpassen (Genk), ānpasǝ (Reuver), āpasǝ (Bleijerheide), āpāsǝ (Montzen), ǭmpasǝ (Tessenderlo), adroit (fr.): adret (Kerkrade), beschaafd: beschaaf (Hoensbroek), chic: chic (Bunde), sjiek (Kerkrade, ... ), fijn passen: fijn passe (Schimmert), gegoten: gegautte (Vlodrop), gegoten zitten: gegoote zitte (Itteren), goed mikken: (goed) mikke (Hoeselt), da mikt dich guod (Genk), goed mikke (Eigenbilzen, ... ), guud mikke (Vlijtingen), het mik guwt (Hoepertingen), ⁄t mikt goed (Jeuk), goed passen: dat paest goed (Oirlo), det pastj good (Herten (bij Roermond)), goe paaste (Meijel), goed passe (Neerpelt, ... ), good passe (Eisden, ... ), good passə (Maastricht), goot pàsse (Geleen), goot pàssə (Amstenrade), gout passe (Nieuwstadt), gōēd pàssə (Gennep), gŏĕ pāāsə (Meijel), gòòd passe (Boorsem), het paas goewd (Achel), het pas good (Noorbeek), het past mich goed (Eigenbilzen), het zal goed passen (Oostham), paast goe (Meijel), paast goed (Diepenbeek), pas good (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), pas goot (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), past goed (Houthalen, ... ), past good (Bocholt, ... ), past goot (Stein), past gōēt (Opglabbeek), goed sluitend: good sloetend (Venlo), goed staan: go.t štoͅ.a (Eys), goed staèn (Stein), goēd ston (Bilzen), good sjtao (Kunrade), good sjtoe (Waubach), good stoon (Maastricht), good stōēn (As), goot sjtaon (Hulsberg, ... ), goot staon (Venlo), gōōt staoə (Nieuwenhagen), g‧ōt štoͅ.a (Ingber), het stut òch goed (Eksel), het stèèt mich goed (Eigenbilzen), steid good (Beesel), steit goot (Maastricht), steitgout (Nieuwstadt), stijt dich good (Rekem), goed zitten: dat zit good (Schinnen), go.t˃ ze.tə (Eys), goed zitte (Wijlre), good zitte (Amby, ... ), goot zittə (Ubachsberg), sitst jod (Bleijerheide), t zit good (Schimmert), t zits joed (Vaals), ziet good (Valkenburg), zit good (Heerlen, ... ), zit xōēt (Tessenderlo), zitj good (Weert), in iemand gegoten zijn: t és én oech gëgwòittë (Tongeren), juist mikken: jus mikken (Herderen), juist passen: jus passen (Herderen), pas zjus (Mechelen-aan-de-Maas), knap passen: knap passe (Tungelroy), laten meten: laten meten (Paal), mikken: mekǝ (Bilzen, ... ), mekǝn (Boekhout  [(id)]  , ... ), mik (Wellen), mikke (Alken, ... ), mikken (Boekhout, ... ), mikkë (Tongeren), mikǝ (Riemst, ... ), mikə (Gelinden, ... ), mikən (Genk), B.v.: Dat waemeske mik(t) mich krek.  mikke (Zutendaal), Oude mensen.  mikken (Peer), op het lijf gesneden: op `t līēf gesneen (Eksel), passen: het pas (Beek), pa.sə (Ingber, ... ), pa:sən (Overpelt), pase (Zutendaal), passe (Amby, ... ), passen (Achel, ... ), passen - het past (Eksel), passĕn (Oostham), passu (Brunssum), passə (Doenrade, ... ), passən (Beringen, ... ), past (Doenrade, ... ), pastj (Neer), pasǝ (Altweert, ... ), pasǝn (Beringen, ... ), pasə (Bree, ... ), pasən (Bree, ... ), pāsse (Meerlo), pāsə (Stokrooie), pesj (Weert), pàsse (As), pàssə (Heerlen, ... ), pássə (Heel, ... ), pásə (Kinrooi), páásə (Epen), pāsǝ (Horst, ... ), pāsǝn (Diepenbeek, ... ), t⁄ pèst (Venray), [oorspr. invoer parere, allicht misinterpretatie van invoerd(st)er, rk]  passe (Maastricht), Algemene woord nu.  passen (Peer), B.v. 1) Dae jas pastj neet.  passe (Herten (bij Roermond)), B.v. een kostuum passen.  pasən (Lommel), Kliejehr die goed passen is altijd chick/chique.  passen (Peer), Spelling: &lt;`&gt; = sjwa.  passe (Bocholt, ... ), passen als gegoten: past als gegoten (Zonhoven), passen wie een klok: ⁄t pas wie ⁄n klok (Lutterade), passen wie gegoten: det pastj wiej gegote (Kinrooi), passend: passend (Merkelbeek), perfect passen: past perfect (Meijel), precies: perseis (Maastricht), precies passen: pastj presies (Thorn), precies pâsse (Venray), schoon mikken: sjaun mikke (Bilzen), schoon passen: sjaun passe (Bilzen), sjoen pàssə (Maastricht), staan: sjteit (Sweikhuizen), zitten: zitte (Mheer), zitten als gegoten: het zit als gegoten (Neerpelt) 4. van pas zijn, nauwkeurig sluiten || Bij het maken van de ene klomp van een paar steeds nagaan of het correspondeert met de andere klomp op de pasbank. [N 97, 62] || Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || goed sluitend zitten || Hoe zegt U: het kledingstuk zal goed zitten [N 62 (1973)] || kledingstukken aanpassen || nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding (passen) [N 86 (1981)] || nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)] || passen || passen van een kostuum, schoenen, hoed || Passen. Nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen, mikken] [N 114 (2002)] || Passen. Wie een nieuwe jas bestelt laat zich de maat nemen en moet later naar de kleermaker om het kledingstuk te gaan ... Welk woord gebruikt uw dialect hier? (fr. essayer) [ZND 48 (1954)] II-12, II-7, III-1-3