e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
papier papier: det papier is heelemoal verfrommelt (Overpelt), pampe:r (Rekem), pampeer (Heel), pampēēr (Maasbree), pampēr (Bocholt), pampier (Asenray/Maalbroek, ... ), pampier froemələ (Nieuwerkerken), pampīr (Loksbergen, ... ), pampî.r (Borgloon), papeer (Arcen, ... ), papeer befoemelen (Rotem), papeer froemelle (Neeroeteren), papeer verfrommele (Gruitrode), papeer verfrommelen (Maaseik, ... ), papeer verfrongele (Bree), papeer verfronselen (Kaulille), papeer verfronsjelen (Rotem), papeier froemmelen (Meldert), papeier verfrumhelen (Linkhout), papeir fommele (Paal), papēēr (Neeritter), papie-r froumele (Wellen), papieer froemmelen (Sint-Lambrechts-Herk), papier (Afferden, ... ), papier befoemelen (Mechelen-aan-de-Maas), papier froemmele (Hoepertingen), papier fromele (Schulen), papier frommelen (Hechtel, ... ), papier froo-umələ (Eisden), papier froomelen (Zonhoven), papier froëmmele (Sint-Lambrechts-Herk), papier frómmele (Kuringen), papier opeenpitsen (Hoepertingen), papier opfommelen (Stokrooie), papier verfroeffele (Sint-Truiden), papier verfroemele (Beverlo, ... ), papier verfroemelen (Bilzen, ... ), papier verfroemellen (Duras), papier verfroemmele (Hoepertingen, ... ), papier verfroemmelen (Sint-Truiden), papier verfroemmələ (Martenslinde), papier verfroemələ (Nieuwerkerken), papier verfromele (Montenaken), papier verfromelen (Houthalen), papier verfrommele (Koersel, ... ), papier verfrommelen (Achel, ... ), papier verfronse (Kaulille), papier verfroomelen (Zonhoven), papier verkreunkele (Jeuk), papier verkreunkelen (Borlo), papier verkronkele (Spalbeek), papier verkruingkele (Gelinden), papier verkrunkelen (Beringen, ... ), papier vervrommelen (Neerpelt), papier vverfroemmele (Tessenderlo), papier vərfroemələ (Gutshoven), papier vərfrūmələ (Lanaken), papier vəro.zə (Ulbeek), papier vɛrfròmmelen (Lommel), papier? (Sint-Odiliënberg), papieër verfroemele (Hasselt), papiēr (Guttecoven), papijer verfrŏŏmele (Paal), papiər verkrunkelen (Meldert), papīēr (Lutterade, ... ), papīr (Herk-de-Stad, ... ), papīr frotsələ (Beverlo), papīr verkrynkələ (Sint-Truiden), papīr vĕrfrommələn (Hamont), papīr veͅrfroͅmələ (Opglabbeek), papīr vərfrommələ (Lanaken), papīr vərfroməlṇ (Zonhoven), papīr vərfrummələ (Herk-de-Stad), papīr vərkrøŋkəlṇ (Zonhoven), pappeer (Doenrade, ... ), pappēr (Nederweert), pappier (Wellerlooi), pappier vərfroemmelen (Hasselt), papî.r (Borgloon), pāpier (Stevensweert), pepeer (Lottum), pepeer befoemelen (Opoeteren, ... ), pepeer befronselen (Bocholt, ... ), pepeer fommelen (Meeuwen), pepeer fronselen (Bocholt), pepeer opfrommelen (Neeroeteren), pepeer verfrommelen (Grote-Brogel, ... ), pepeer verfronselen (Bocholt), pepeer verfronsen (Zutendaal), pepeër verfóémələ (Geistingen), pepēēr (Velden), pepi-jer verfroemele (Hasselt), pepier (Blitterswijck, ... ), pepier verfroemele (Bilzen, ... ), pepier verfrommele (Veldwezelt), pepier verfrommelen (Bree, ... ), pepieər verfronselen (Hasselt), pepīēr (Reuver), pepīr (Genk), peprei (Mheer), pĕpeer (Thorn), pompīr verfrommələn (Linde), pàpeər (Hasselt), pəmpīr (Maastricht), pəper vərfrŏmələ (Opoeteren), pəpir vərfromələ (Houthalen), pəpir vərfrōmmələ (Lanaken), pəpir vərfrumələ (Heers), pəpir vərfrumələn (Bilzen), pəpīr (Maastricht), pəpīr vərfrommələn (Diepenbeek), pəpīr vərfromələn (Diepenbeek), pəpèr vərfōͅŋələ (Bree), pəpî.r (Borgloon), pɛpier fromelen (Lanaken), ( - zoo geduldig wie --).  pampeer (Beegden), (e: toonloos uitspreken).  pepeer (Hunsel), (Meer nog pappier).  pappier (Einighausen), bij de boeren hoort men nog weleens; de pampiere stukken;).  pampiere (Heerlen) een afgesneden, afgeknipt of afgescheurd stukje papier of stof [snipper, stoike, schreudje, schroodje, snippeling] [N 91 (1982)] || papier [SGV (1914)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || papier frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)] III-3-1
papier met de uitslag resultaat: (toegift).  resultaat (Tongeren), uitslag: (toegift).  uitslag (Tongeren) papier waarop de gewonnen prijzen bekendgemaakt worden [N 93 (1983)] III-3-2
papperig, opgeblazen persoon blaasbalg: blaosbalk (Mechelen), ə tiz ənə bloazbalch (Heerlerheide), dikke mossel: dikə moͅsəl (Hasselt), dikke pens: dekə peͅns (Sint-Truiden), dikke, een -: enne dikke (Berg-aan-de-Maas), nen dikke (Beverlo), nən de⁄ə (Tessenderlo), dikpens: dekpeͅns (Gingelom), dikzak: diekzak (Blerick, ... ), dikzak (Hechtel, ... ), echte hommel: ən ɛxtə (h)uməl (Hasselt), fatty: Naar de Amerikaanse acteur.  nə fati (Hasselt), gespeede, een -: nə gəspēdə (Hasselt), krabbedopje: krebb`depke (Kaulille), meelzak: mēͅlzak (Kinrooi), mèèlzak (Haelen), opgeblazen papzak: opgebluëze papzak (Zutendaal), paffer: nə pafər (Tessenderlo), paffer (Paal), papjannes: papjannes (Maastricht), pappens: papeͅns (Lanklaar), pappens (Diepenbeek, ... ), pap|pens (Wellen), páppèns (Sint-Truiden), papzak: eine papzak (Roermond, ... ), gəleͅk nə papzak (Lommel), ne papzak (Hechtel), papsak (Bree, ... ), papsāk (Tongeren), papzak (Afferden, ... ), poepzak (Maastricht), pòpzak (Maastricht), ənə papsak (Tongeren), De persoon die dat heeft.  papzak (Reuver), Vet.  ne papzàk (Gors-Opleeuw, ... ), plotkont: plotjkont (Bunde), pompeus: eine pompeus (Schimmert), porpens: pørpeͅns (Hasselt), reus: inne reus (Nieuwenhagen), rolmops: roͅlmoͅps (Hasselt), rolvat: roͅlvāt (Hasselt), stijf, een -: enne stief (Kerkrade), struise, een -: strøͅsə (Hasselt), trom: trôm (Bunde), vet varken: vet verke (Haelen), vèt verreke (Maastricht), vetpens: vitpanch (Mechelen), vette, een -: enne vette (Berg-aan-de-Maas), vettig maffig mens: ne vette maffige mins (Peer), vettig maffig vrouwmens: Vrouw.  ne vettig maffig vroames (Peer), vetzak: vetsak (Hasselt, ... ), vètzak (Puth, ... ), waterprij: wòterprij (Eigenbilzen), zo vet als een varken: zo vet as n vèrke (Berg-aan-de-Maas) Dik, pafferig (papperig, vet, maf). [N 109 (2001)] || dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)] || Opgeblazen van lijf (pafferig, pappetig, poesterig, opgezwollen). [N 109 (2001)] || opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)] III-1-1
paradijs aards paradijs: aarts paredies (Oirlo), hemel: dər heməl (Montzen), paradijs: et paradies (Bocholtz, ... ), et paredies (Voerendaal), het paradējes (Heers), paradaais (Tongeren), paradees (Eigenbilzen, ... ), paradeis (Hoensbroek), paradesj (Meijel), paradi-js (Bree), paradies (Baarlo, ... ), paradieës (Eisden), paradijs (Achel), Paradijs (Jeuk, ... ), paradèès (Sint-Truiden), paradéés (Loksbergen), parediees (Weert), paredies (As, ... ), paredieës (Hoensbroek, ... ), parediês (Heel), parediës (Maasbree, ... ), parradiees (Neerpelt), parradies (Klimmen), parredies (Klimmen), parrediês (Mechelen-aan-de-Maas), parədeͅis (Lommel), pàrredīēs (Nieuwenhagen), t paradies (Eys, ... ), t paradīēs (Nieuwenhagen), t paredies (Waubach), t paredīēs (Schimmert), t párredajs (Tongeren), ur paradies (Klimmen), ut paredies (Meerssen) Het Paradijs [et paredies]. [N 96D (1989)] III-3-3
paramentwerk extra fijn werk: ɛkstra fiŋ węrǝk (Bleijerheide), fijn werk: fīn węrǝk (Weert), fīn wɛrǝk (Ell), maatverband: mǭt˲vǝrbaŋk, mǭt˲vǝrbant (Tegelen), precies verband: prǝsis ˲vǝrbantj (Neeritter), schoon werk: š ̇un węrǝk (Herten), šoǝn węrǝk (Heerlen), šun węrǝk (Heerlen), šun wɛrǝk (Maastricht), šø̜n węrǝk (Bleijerheide), šūǝn węrǝk (Helden, ... ), šǫn wē̜rǝk (Meijel), siermetsen: sērmɛtsǝ (Lozen), voorwerk: vȳrwęrǝk (Bleijerheide), vø̄rwɛrǝk (Ell), voorwerken: vø̄rwęrǝkǝ (Ulestraten), zuiver werk: zȳvǝr węrǝk (Heythuysen) Het metselen met uitgezochte stenen die zuiver in verband worden geplaatst. De metselstenen die men in een dergelijk geval gebruikte, werden in L 382 'voorwerkers' ('vø̄rwerǝkǝrs'), in Q 90 'façadebrikken' ('fasāt˱brekǝ') en in Q 3 'eerste keus' ('īrstǝ kø̄s') genoemd. Zie ook de lemmata 'Voorwerkers' en 'Koppenlat'. [N 31, 25] II-9
paraplu chamberlain (fr.): Scherts.  šambərla͂e (Kanne), en tout cas (fr.): (fr. en tout cas) ook als parasol gebruikt  anteka (Sittard), knirps (du.): knierps (Gennep), Van Dale (DN): Knirps, 1. dreumes, ukkepuk; 2. kriel, neutel.  knierps (Kerkrade), lappenstok: humoristisch  lappeschtek (Heerlen), paraplu: die paraplu (Sint-Lambrechts-Herk), een paraplu (Genk, ... ), eene parapluj (Hoepertingen), eene pareplu (Muizen), eine paraplie (Bree, ... ), eine paraplui (Bree, ... ), eine parepleui (Maaseik), eine parepluj (Bocholt), eine parplie (As, ... ), eine parreplīē (Bree), eine pereplu (Neerharen), eine perrepliej (Reppel), einə pərplī (Opglabbeek), ene paraplu (Hoeselt, ... ), ene parapluu (Mechelen-aan-de-Maas), ene parrepli-j (Hasselt), enne paraplū (Jeuk), enne pareplu (Neeroeteren), enne pereplu (Tongeren), enə peͅrplī (Neerglabbeek), enə pɛrəply (Borgloon), ex həb mi.nə pərəpli en də sta.ti. lo.tə sto.n (Neerglabbeek), exəp mənə paraplu en də stosi lotə stoen (Borgloon), eͅnne paraply (Diepenbeek), eͅnə pärəply(3)̄ (Diepenbeek), eͅx heͅm mənə parəply(3)̄ eͅn də stōšē lotə st‧uən (Genk), i chem minĕ perblie en de staotie lŏte stŏeĕn (Genk), ich hab me ne perblé in de stoatie loate stoeèn (Mopertingen), ich heb meine pareplie in de staatie laoten stoon (Reppel), ich heb mene pareplé in de stosie laten stwen (Rosmeer), ich heb mene perblie en de sto.tie lo.te stuën (Zutendaal), ich heb menne pareplu in de stoase lette stin (Martenslinde), ich heb menne perreplu in de staasie loatə stoan (Beverst), ich heb miene paraplie in de statie laoten staon (Neeroeteren), ich heb mijne perplie in de sto.tie lotte stoen (Gelieren/Bret), ich heb minen pereplu in de statie loaten stoeən (Grote-Brogel), ich heb minge paraplu in de stâse laöte staage (Sint-Martens-Voeren), ich heb minne parraplie in ne statie laote stoun (Berbroek), ich hem menne paraplu in ne stase lute sten (Godschei), ich hem mēnen paraplue in de stoetie leuten steun (Koersel), ich hem mijne paraplu inne staetie laoten staon (Helchteren), ich hem mijne parepli inne statie lo͂ͅte sto͂ͅn (Peer), ich hem mêne parapluu innd steusie loeəte stoeən (Zolder), ich hem m⁄n paraplui in de stousie loeten sten (Linkhout), ich hep menne paraplie in ne stâse lotte steun (Stokrooie), ich hep menne paraplu inne stasie loete staon (Ulbeek), ich heub mene pereplu en de stouse lote stwo (Zichen-Zussen-Bolder), ich hèb mènne paraplue èn de stā-se loate stou-en (Wellen), ich hêb minen paraplu in de statie laoten stoên (Niel-bij-As), ich həb meinə pɛreplu en də stoasə lotə steun (Tongeren), ich həb miene parraaplie in de statie loaten stoan (Beek (bij Bree)), ich həb mine parapli in de statie laoten staon (Gruitrode), ich həb mɛnə paraplui in də staasə lóͅtə staan (Alken), ich həp meͅnnə parapl‧y eͅmmə stati lōtə stoͅn (Wellen), ig heb mien paraplu in de statie loate stoan (Kessenich), ig hib miene pareplie in de statie laote stuun (Opglabbeek), igəp mənə parəply In də sta.si lo.tə sto̝ən (Stokkem), ijne pareplie (Neeroeteren), ik heb mijn paraplu in de statie laten staan (Maasbracht), ik heb mijn paraplu in het station laten staan (Hechtel, ... ), ik heb mijn paraplu laten staan in ⁄t station (Zolder), ik heb mijn paraplu staan gelaten in t station (Zolder), ik hem mijne paraplu in de statie laten stoën (Neerpelt), ik hēb miēn paraplu in de statie loaten liggen (Kessenich), ine parreplu (Groot-Gelmen), inne paraplu (Nieuwerkerken), inne parapluu (Hoepertingen, ... ), ix heͅb meͅnne paraply eͅn de staosĕ ḷoͅte stoͅn (Diepenbeek), ix heͅb mənə paraply oͅp də stōͅisə lōetə stoͅen (Sint-Lambrechts-Herk), ix hɛ̝p mənə paraply ɛ̝ndə sto.si lo̝tə stu.ən (Genk), ixɛm minə paraply in də stesi lytə styn (Koersel), n paraplie (Peer), ne paraplie (Bree, ... ), ne paraplu (Beringen, ... ), ne parapluj (Koersel, ... ), ne pareplie (Kuringen), ne pareplij (Hasselt), ne pareplu (Kwaadmechelen), ne parrblu (Lommel), ne parreplu (Kerkhoven), ne parrepluj (Achel), ne parrəplu (Koersel), ne parəplu (Martenslinde), ne parəpluu (Beringen), ne pereplu (Sint-Truiden), nen paraplu (Kwaadmechelen, ... ), nə paerəply (Vroenhoven), nə paraploei (Dilsen), nə paraplu (Zolder), nə parapluj (Achel), nə paraply (Alken, ... ), nə paraply(3)̄ (Zonhoven), nə perəplu (Gutshoven), nə pərply (Lanklaar), nən parapliə (Genk), pa.r(ə)ply (Stokkem), pa.ra.pli (Kermt), pa.ra.ply (Halen, ... ), pa.ra.plø (Borlo), pa.rəply (Lanklaar), pa.rəplyj (Ophoven), pa.rəpløij (Maaseik), paarapluj (Eind), paerəply (Rekem), paralu (Genk), parapl (Gingelom), paraplu (Egchel, ... ), parapluj (Achel, ... ), parapluu (Blerick, ... ), parapluuj (Broekhuizen, ... ), paraply (Beringen, ... ), paraplyj (Zelem), parapløͅj (Linkhout), paraplüj (Meerlo, ... ), parapu (Sittard), pareplei (Hasselt), pareplej (Bree), parepli-j (Bree), pareplie (Kermt, ... ), pareplu (Eksel, ... ), parepluj (Beverlo, ... ), parepluu (Gronsveld, ... ), parepluuj (Baarlo, ... ), paroplyj (Stokkem), parplu (Neerpelt, ... ), parpluu (Haelen), parpluuj (Nunhem, ... ), parplūūj (Sevenum), parrapluuj (Roermond), parreplu (Beverlo, ... ), parrepluie (Bergen), parrepluj (As, ... ), parrepluuj (Amstenrade, ... ), parrupluu (Mesch), parəbly (Kwaadmechelen), parəpli (Meeuwen), parəply (Beringen, ... ), parəplyj (Kaulille), parəpløͅ (Niel-bij-St.-Truiden), parəplɛi (Paal), pārāplēi (Bree), pārəplij, -ə, -kə (Neeroeteren), pḁrəpløͅy(3) (Borgloon), peraplu (Sint-Truiden), perblie (Zutendaal), pereplie (Meeuwen), perepluu (Kerkrade), perplēj (Bree), perplu (Blerick, ... ), perpluu (Belfeld, ... ), perpluuj (Brunssum, ... ), perplüj (Horn), perrepli-j (Bree, ... ), perreplie (Beverst), perreplu (Hoensbroek, ... ), perreplui (Caberg, ... ), perrepluij (Heerlerheide, ... ), perrepluj (Weert), perreplun (Maastricht), perrepluu (Geulle, ... ), perrepluuj (Beek, ... ), perreplü (Kerkrade), perreplüj (Klimmen), perrpluuj (Grathem), perrəplü (Maastricht), perəplē (Rosmeer), perəply (Hoepertingen, ... ), perəply(3)̄ (Hoeselt), peͅrplē (Opglabbeek), peͅrəply (Achel, ... ), peͅrəply(3)̄ (Riksingen), peͅrəplyj (Romershoven), pÚɛ̄rəpløə (Wintershoven), pärəplyi (Lommel, ... ), pèrepluu (Mechelen), pèrpluj (Brunssum), pèrrepluuj (Borgharen, ... ), pérreplŭŭj (Klimmen), pərblē, -s, -kə (Eigenbilzen), pərplyə (Meeswijk), pərəplej (Hasselt), pərəplie (Opitter), pɛrəply (Borgloon, ... ), pɛrəply(3)̄ (Donk (bij Herk-de-Stad)), ènne parreplue (Wellen), ən paraply (Overpelt), ənə paraplu (Hamont), ənə parapluu (Eisden), ənə paraply (Neerpelt), ənə paraply(3)̄ (Lanaken), ənə paraplü (Neerpelt), ənə parəply (Herk-de-Stad, ... ), ənə perblee (Eigenbilzen), ənə perəplu (Hamont), ənə peͅrbli (Genk), ənə pərəplu (Hamont), ɛjnə pərpli (Opglabbeek), ’n paraplu (Kaulille, ... ), ’n parepleu (Maaseik), ’n pareplie (Stokrooie), ’n pereplie (Bilzen), ’ne pareplie (Wilderen), ⁄ch ha-(n)-der pèrreplü ĕe gənə bahnhof loate sjtooë (Moresnet), Fr. parapluie.  perblie (Genk), heb is onduidelijk; zou ook haib kunnen zijn  ich heb miene paraplie in de statie laoten staon (Maaseik), jongere generatie  pa.rəpløyj- parəpløykə (Rotem), ook perpluuj  perrepluuj (Margraten), op de a van stase staat een bolletje  ix əp meͅnə peͅrəply ən də stasə lotə stoͅn (Sint-Truiden), oudere generatie  peͅrpløyj (Rotem), Regenscherm is onbekend.  parəply.j (Wellen), Vero.: perrepluuj.  parrepluuj (Roermond), Zie ook afb. p.176.  perplü (Diepenbeek), Zie ook reënsjirm, reëgensjirm.  perreplu (Heerlen), parasol: parasol (Ulestraten), regenscherm: regenscherm (Stein), regesjèrum (Caberg), régesjerm (Nuth/Aalbeek), niet veel gebruikt  regensjerm (Maastricht), Zie ook reëgesjirm, perreplu.  reënsjirm (Heerlen), Zie ook reënsjirm, perreplu.  reëgesjirm (Heerlen), scherm: sjirm (Kerkrade), vgl. du. Schirm"paraplu.  scherm (Middelaar), schirm (Bleijerheide, ... ), sjirm (Bocholtz, ... ), tompouce (<fr.): tompoes (Maastricht), tumpus (Kanne), Nieuw woord.  tampus} - [pampus (Wellen), Tom-Pouce.  toͅmpus (Meeswijk), tompoucetje (<fr.): Kleine vrouwenparaplu.  tampoeste (Millen), voddenstok: voddestok (Neerpelt), voddenstokje: voddestökske (Neerpelt) 1. paraplu; - 2. regenscherm || chamberlain: regenscherm || opvouwbare paraplu || oud regenscherm [N 23 (1964)] || paraplu [N 23 (1964)], [ZND 40 (1942)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || paraplu (fr.) || paraplu met inschuifbare stok || paraplu, regenscherm || Paraplu. Ik heb mijn paraplu in het station laten staan. [ZND 46 (1946)] || paraplu: regenscherm || parapluie: parapluie || parapluie: regenscherm || regenscherm || tom pouce: kleine plooibare regenscherm || Tom Pouce: kleine regenscherm || Tom Pouce: korte damesparaplu III-1-3
parasieten (alg.) luisjes: lôêskes (Doenrade), luizen: laas (Jeuk), leus (Kortessem), loeze (As), luiz (Sint-Pieter), luus (Doenrade, ... ), lūūs (Beesel), löes (Doenrade), lûûs (Eisden), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  luis (Zolder), Opm. v.d. invuller: enkelvoud: loes.  luus (Geleen), neten: nieten (Jeuk), ongedierte: ongədirtə (Meijel), ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft!  ongedeerte (mite) (Buchten), parasiet: parasiet (Eys), teken: tèèkə (Guttecoven), vlooiennest: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  vlòjjenès (Bilzen), wormen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  wérm (Bilzen) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: uitwendige parasieten in het algemeen? [N 93 (1983)] III-3-2
parel bijou (fr.): (oester) bijou (Kerkhoven), bolletje: Van een krans of rozenkrans. [Als iets kostbaars: ongekend]  bələkə (Eksel), collier (fr.): kô.ljêj (Gors-Opleeuw), galon (fr.): Sierhangertje al dan niet versierd met parel of geslepen steentje.  gallong (Eksel), kraal: kral (Asenray/Maalbroek, ... ), kralle (Mechelen), kraaltje: Van een krans of rozenkrans. [Als iets kostbaars: ongekend]  krøləkə (Eksel), oesterbijou: (oester) bijou (Kerkhoven), paarlekraal: pērlekraals (Veldwezelt), paarlemoer: paarlemoer (Alken, ... ), parlemoer (Bilzen, ... ), parlemoēr (Bilzen), perlelmoer (Eigenbilzen), perlemoer (Bree, ... ), Spelling: &lt;`&gt; = sjwa.  parl`moe:r (Kaulille), parel: ???el? (Swalmen), pa-rel (Blitterswijck), pa:rəl (Bilzen, ... ), paarel (Eksel), paerel (Weert), pairel (Echt/Gebroek), parel (Achel, ... ), pareͅl (Niel-bij-St.-Truiden), parəl (Lanklaar, ... ), paxrəl (Gingelom), pā:Rəl (Kinrooi), pārel (Obbicht), pārəl (Kerkrade), pearel (Zolder), peerel (Berg-en-Terblijt, ... ), perel (Borgharen, ... ), perl (Heerlen, ... ), perrel (Arcen), peèërel (Gulpen), peəl (Beverst), pērel (Eijsden, ... ), pēͅ:rəl (Bree), pēͅrəl (Herk-de-Stad, ... ), pēͅRəl (Opglabbeek), pēͅrəl (Opoeteren), pēͅərəl (Kwaadmechelen), pĕrel (Broeksittard), peͅrəl (Helchteren, ... ), pieërel (Maaseik), pièl (Tongeren), piərəl (Houthalen), pīa.l (Zonhoven), pja.l (Gors-Opleeuw, ... ), pja:l (Wellen, ... ), pja`l (Kortessem), pjaal (Hoepertingen), pjal (Berg, ... ), pjā:l (Hoepertingen), pjēͅrəl (Beverlo), pjeͅ:l (Tongeren), pjeͅl (Tongeren, ... ), pjèl (Hoeselt, ... ), pjêrel (Beverlo, ... ), pärrel (Heijen), pèrel (Amby, ... ), pèrel? (Mheer), pèrl (Gennep), pèrrel (Gennep, ... ), pèèrel (Eksel, ... ), pèèrəl (Loksbergen), pêrel (Beegden, ... ), (kral).  paarel (Stevensweert), (meervoud).  perle (Eys), (wordt als een stomme e uitgesproken).  perrel (Vijlen), [Soms ook perel]  pèrrel (Maastricht), Aanvulling: kralleke.  paarel (Bilzen), b.v. de pj .lkes van ne koiljéé.  pj .l (Hasselt), met lengteteken op de a  pärel (Leunen), Ongekende luxe; t zou anders klinken: pêrel).  zie toelichting (Helden/Everlo), vgl. p. 344: pèirel, zie piérel.  piérel (Gronsveld), pareling: Halssnoer van parels.  pèèrling (Eksel), pareltje: pierelke (Maaseik), pijlke (Jeuk), Spelling: &lt;`&gt; = sjwa.  paer`lke (Bocholt), perle-fine (fr.): vgl. pêrlëmoer.  pêrlëfin (Tongeren), perle-finetje (<fr.): pèrlefienneke (dim.) (Hasselt), Fr. perle fine.  pérlefieneke (dim.) (Zonhoven), speld van paarlemoer: Ig haa `n schoewehn speld van parlemoer en ooch parlemoere kniejep aan mijne bloes.  speld van parlemoer (Peer) Kent u de volgende woorden? Wat bedoelt u ermee? Hoe spreekt u ze uit? [N 114 (2002)] || kraal || parel [SGV (1914)], [ZND A1 (1940sq)] || Parel. Sieraad van de pareloester of –mossel met hoge waarde [parel, paarlemoer] [N 114 (2002)] || parel: iets kostelijks || perle fine (Fr.): pareltje || perle: perle || synthetische parel III-1-3
parelen blaren: ⁄t bloartj (Ell), borrelen: borbele (Lutterade, ... ), borreld (Posterholt), borrele (Gulpen, ... ), borrelen (Amby, ... ), borrelt (Meijel), borrələ (Beesel, ... ), bōrələ (Maastricht), bòrrələ (Amstenrade), bórrələ (Horn, ... ), bórələ (Sittard), børələ (Kwaadmechelen), borrelen  bórrəle (Meijel), brobbelen: brobbelen (Eksel), broebele (Haelen), bróbbələ (Rekem), de belletjes noemt men bribbelkes  broebbele (Bilzen), bruisen: broesche (Maasniel, ... ), broese (Montfort), broesje (Beek, ... ), broeze (Gulpen, ... ), broezen (Wijlre), broezə (Klimmen), broēze (Venray), broêze (Venlo), brōēsjə (Susteren), brōēze (Sevenum, ... ), brōēzə (Heerlen, ... ), brŏĕze (Venlo), bróuse (Opglabbeek), brówse (As, ... ), brôese (Tungelroy), br‧ūzə (Eys), br‧ūəsə (Neeroeteren), bubbelen: bubbele (Caberg), gisten: gistə (Kwaadmechelen), alleen bij het openen van de fles  gèsse (Gruitrode), alleen bij openen fles  gèsse (Opglabbeek), bij opening fles  gèsse (As), grinselen: grinselə (Pey), grinsələ (Pey), grinzele (Schimmert), gritzelen (Kesseleik), klaren: kloare (Weert), kraaltjes: krèllekəs (Gennep), krallen: kralle (Brunssum, ... ), krallen (Amby), krallə (Oirsbeek, ... ), krallən (Urmond), kraolə (Meijel), kràlle (Heerlen), kràllə (Heel, ... ), kràl⁄lə (Brunssum), králle (Guttecoven), krállə (Epen, ... ), krèllə (Grevenbicht/Papenhoven), ut kralt (Itteren), kriezelen: kriezele (Roermond), kriezelen (Stein), kringelen: kringelen (Born), kringələ (Jabeek), kritselen: krietsjələ (Nuth/Aalbeek), kritsele (Geleen), mousseren: moeseere (Caberg), op-perlen: oppèrlə (Simpelveld), opborrelen: opborrele (Herten (bij Roermond), ... ), opborrelen (Guttecoven, ... ), opborrələ (Reuver), opkringelen: opkringele (Maasbree), parelen: parele (Eys, ... ), parelen (Ittervoort, ... ), parelə (Venlo), parəle (Echt/Gebroek), parələ (Doenrade, ... ), pāārele (Nieuwenhagen), peerələ (Caberg), perele (Maastricht, ... ), perelen (Maastricht), perrele (Nieuwenhagen), pjelle (Hoeselt), pèrrele (Opglabbeek), pèrrələ (Opglabbeek), perlen (du.): pèrlə (Simpelveld), priegelen: priegele (Horst), prikkelen: pre.kələ (Ingber), prikkele (Stramproy), proosten: proosse (Vlijtingen), schuimen: sjoemen (Stein), sprenkelen: sprinkele (Maastricht), sprudeln (du.): sjpōēdele (Nieuwenhagen), sproedele (Opglabbeek) bruisen, schuimen || opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen) [N 80 (1980)] || parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)] III-2-3
paren merken: mɛrǝkǝ (Posterholt), paren: pārǝ (Geulle, ... ), pǫwǝrǝ (Tessenderlo), pǭrǝ (Bilzen, ... ), paringsteken: pǭreŋstēkǝ (Bilzen), tekenen: tęjkǝnǝ (Sint Odilienberg), werkteken: węrǝktsēxǝ (Bleijerheide) Tekens maken op de stukken hout die in een vergaring bij elkaar horen. Bij een kozijn worden de bijeenhorende stijlen doorgaans van een haakse en een schuine lijn en de dorpels van twee schuine lijnen voorzien. [N 55, 4a] II-9