e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paren add. gepaard zijn: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  gepaord ziēn (Bilzen) Hoe heet verder: paren? [N 93 (1983)] III-3-2
paren van de duiven koppelen: keͅpələ (Bocholt), koppele (Eys, ... ), kopələ (Kanne), kò.ppələ (Martenslinde, ... ), kòpələ (Boekhout, ... ), kòpələn (Oostham), zech kopələ (Neerharen), Dekken...  kò.pələ (Vliermaal), paren: paare (As, ... ), pao-rê (Widooie), pare (Buchten, ... ), paren (Doenrade, ... ), pauwere (Jeuk), pā.rə (Beek (bij Bree), ... ), pā.rən (Neerpelt), pā:rə (Lanklaar), pāren (Houthalen), pārə (Meijel), pāə.rə (Hechtel), poaren (Tongeren), pouren (Rijkhoven), pō.rə (Achel, ... ), pō:rə (Berg, ... ), pō:rən (Hoeselt), pōərə (Overpelt, ... ), pō̝.rə (Vlijtingen), pōͅ.rə (Heusden, ... ), pōͅ.rən (Sint-Huibrechts-Lille), pōͅ.ərə (Lanaken), pōͅ:rə (Hees, ... ), pōͅrə (Alken, ... ), pōͅrə(n) (Hasselt), pōͅrənin (Oostham), pōͅwərə (Vorsen), pōͅə.rə (Berbroek, ... ), pōͅə:rə (Romershoven, ... ), pōͅə:rən (Vliermaalroot), pōͅərə (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), pō̝ͅ.rə (Helchteren), poͅərə (Montenaken), pà:rə (Hasselt, ... ), pàre (Sint-Pieter), pàà-rə (Guttecoven), pàə.rə (Neerharen), zech pā.rə (Dilsen), [o:] of [a:]? Moeilijk leesbaar!  pā.rə (As), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  (mètee) paore (Bilzen), paore (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  pao.re (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  paare (Wanssum), Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  paare (Thorn), Op dak: [zèg bèkke].  pā.rə (Meeswijk), roeken: rōkə (Bilzen), steken: stĕĕke (Jesseren), treden: trae (Nuth/Aalbeek, ... ), traeje (Weert), traejə (Beesel), trei (Vlodrop), treie (Venray), trĕĕjen (Eisden), trééjə (As), paare = spelen.  trèi.ə (Kaulille), trekbekken: trègbeͅkən (Neerpelt), trègbèkə (Zelem), vogelen: fòchələ (Lauw), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  fochele (Bilzen), vrijen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  vriejə (Grathem, ... ) Hoe heet verder: paren? [N 93 (1983)] || Paren (van duiven). || Paren [van de duiven]. [Goossens 1a (1955)], [Goossens 1b (1960)] || Treden, trappen, paren (bij duiven). III-3-2
parfum cologne (fr.): kloenj (Guttecoven), eau de cologne (fr.): eau de cologne (Houthalen), goede geur: goeie geur (Diepenbeek), musk (<fr.): Van muskus odeur. WNT: muskus (&lt; lat.) - ook musk (&lt;fr. [musc]).  muuske (Ell), odeur (fr.): odeur (Beek, ... ), oedeur (Venlo), oodeur (Montfort, ... ), oodeur, odäör (Sittard), oodēūr (Maastricht), oodoeur (Neer), oodèùr (Venlo), B.v. e fleske odäör.  odäör (Roermond), parfum: pafùm (Noorbeek, ... ), parfeum (Geistingen), parfeû (Bilzen), parfo͂e͂ (Gingelom), parfu (Vorsen), parfum (Achel, ... ), parfumme (Posterholt), parfuum (Herten (bij Roermond), ... ), parfūūm (Horst), parfŭŭm (Mheer, ... ), parfű (Kuringen), parfűm (Vliermaal), parfóe (Kinrooi), parfö (Maastricht), parfö: (Kanne), parfûm (Maastricht), parfüm (Kerkrade, ... ), pārfŭŭm (Nieuwenhagen), pārfö (Maastricht), perfeum (Veldwezelt), perfum (Caberg, ... ), perfuum (Heerlen, ... ), pàrfum (Amstenrade, ... ), pàrfŭŭm (Heerlen), párfŭŭm (Gennep), párfêu (Tongeren), pərfum (Heel, ... ), (de m wordt ook uitgesproken).  pàrfum (Ubachsberg), (de u van bijv. zus).  parfum (Gronsveld), (m.).  p‧arf‧øm (Eys), m.  parf‧øm (Ingber), Ook reukwerk.  pərfym (Wellen), poeder: poejer (Venray), pom: puum (Venray), reuk: reuk (Achel, ... ), ruik (Loksbergen), ruuk (Maasbree), rø͂ͅk (Lommel), reukens: rüchens (Kerkrade), reuksel: reeksel (Bilzen, ... ), reiksel (Bilzen, ... ), reksəl (Grote-Spouwen), reuksel (Lommel, ... ), ri-jksel (Bree), rijksel dah nie zoe gouw flaa rejkt (Peer), ruksel (Eksel, ... ), ruuksel (Eksel, ... ), röksel (Riemst, ... ), rüksel (Eksel), Spelling: &lt;`&gt; = sjwa.  ruuks`l (Bocholt), ruûks`l (Kaulille), reukwater: reekwaoter (Eigenbilzen), reukwater (Stein), ruikwater (Born), ruukwater (Oirlo), reukwerk: ruekwerk (Alken), rujekwerk (Wellen), stinkboel: steenkbul (Vlijtingen) geur, reuk || odeur || parfum || Parfum. Reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur, reuksel] [N 114 (2002)] || parfum: parfum || parfum: reukwerk || reukstof in geconcentreerde vorm (parfum, odeur) [N 86 (1981)] || reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur] [N 86 (1981)] || Versiersel. Voorwerpen die tot versiering dienen [sier(sel), smeer, (op)smuk, opmaak, opschik, tooi] [N 114 (2002)] III-1-3
parian parian: pǝrjɛn, pǝrjɛm (Maastricht) Soort van porseleinmassa waarvan beeldjes worden geproduceerd. [monogr.] II-8
parketvloer parket: parkęt (Bilzen, ... ), parkɛt (Mechelen), pǝrke ̞t (Zonhoven), pǝrkɛt (Wellen), parketvloer: parkęt˲vlūr (Bilzen, ... ), parkɛrt˲vlōr (Geulle), parkɛt˲vlūr (Ottersum, ... ), rifvloer: ref˲vlūr (Mechelen), strokenvloer: strōkǝvlūr (Stein), štrōkǝflūr (Posterholt), štrōkǝvlūr (Sint Odilienberg) Vloer van smalle stroken tropisch hout of kwadraatvormige, ingelegde houten tegels die blind vernageld worden. Een vloer van korte en smalle stroken die zonder ondervloer in verstek of in keperverband over de balken wordt gelegd, wordt ook wel 'Wener vloer' genoemd (Zwiers II, pag. 563). Zie ook afb. 74. [N 54, 130; N 54, 131a; monogr.] II-9
parlevinker bootje: bootje (Merkelbeek), parlevink: parlevink (Ittervoort), parlevinkel: parlevinkel (Stein), parlevinker: paarləvinkər (Maastricht), parelevinker (Maastricht), parlevinker (Blerick, ... ), parləvinker (Montfort), parləvinkr (Heel), parləvinkər (Gennep, ... ), parləvénkər (Urmond), pārləvīnkər (Maastricht), pàrləveengkər (Maastricht), pàrləvinkər (Susteren, ... ), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  parlevinker (Meerlo), venter: venter (Lutterade), ventjager: [vgl. suggestie bij de vraagstelling, RK]  ventjaeger (Thorn), ventjaiger (Schimmert) het bootje van een koopman te water [parlevinker, ventjager] [N 90 (1982)] III-3-1
parochie parochie: `n parochie (Klimmen), de paroche (Eigenbilzen), de prosje (Tongeren), een paroche (Sint-Truiden), ein parochie (Neerharen), ein perochie (Klimmen, ... ), en parochie (Muizen), en páròche (Tongeren), ing parochie (Waubach), ing pərŏchie (Nieuwenhagen), n parochie (Gulpen, ... ), paroche (Geleen, ... ), parochi (Jeuk), parochie (Achel, ... ), parochiej (Ell), peroche (Hoensbroek, ... ), perochie (Bocholt, ... ), perochiej (Geistingen), peroggie (Haler), proche (Eigenbilzen), prochie (Eksel), përochë (Hoeselt), pörochie (Posterholt), pərochə (Loksbergen), pəroͅxi (Meijel), pəroͅxij (Lommel), ` `n kerkelijke gemeente met een pastoor`  `n paroche (Tongeren), z. toel. (Beverst), `1) dorp 2) kerkel. gemeente`  `n parochie (Achel), `alleen kerkelijke gemeente`  ən perochə (Opgrimbie), ən pərochəj (Opgrimbie), `beiden worden gebruikt`  z. toel. (Opoeteren), `beteekenis van parochie`  z. toel. (Neeroeteren), `beteekent de kerkelijke gemeente`  əen parochie (Kerniel), `beteekent hier de kerkelijke gemeente`  parochie (Zichen-Zussen-Bolder), `bij ons de beteekenis van dorp: vooral: gehucht`  z. toel. (Genk), `de parochie neeroeteren, zegt men voor het heele dorp`  ein parochie (Neeroeteren), `deurp`  z. toel. (Kaulille), `dorp`  `n paroche (Ulbeek), `n parochij (Lommel), ein parochie (Bree), en parochie (Neeroeteren), eèn parochie (Genk), in paroche (Herk-de-Stad), parochie (Genk, ... ), perochie (Kerkhoven), prochi (Dilsen), pərochi (Overpelt), z. toel. (As, ... ), ən pərochi (Neerpelt), ən pərochən (Diepenbeek), `gemeente - dorp`  `n parochie (Kaulille), `gemeente met een pastoor`  `n parochie (Lanklaar), z. toel. (Hechtel), `gemeente met pastoor`  `n parochie (Achel), een parochiej (Koersel), een paroekie (Hoepertingen), `gew. dorp`  ən pərochə (Gutshoven), `gewone beteekenis`  parochij (Dilsen), `groep huizen met pastoor: kerkelijke gemeente`  `n parochie (Peer), `hier beteekent het kerkelijke gemeente met een pastoor`  en parachie (Mechelen-aan-de-Maas), `huizen rond een kerk`  pārochi (Bree), `kerk met pastoor`  z. toel. (Bree), `kerk. gem. + pastoor`  ən paroche (Sint-Truiden), `kerk. gem. met pastoor`  parochī (Mettekoven), `kerk. gemeente met pastoor`  pərochi (Lanaken), `kerkel. gem. met een p.`  ən pərochi (Neerpelt), `kerkel. gemeenschap met een past.`  ən parochi (Neerpelt), `kerkel. gemeente met een pastoor  een parochie (Nieuwerkerken), `kerkel. gemeente met een pastoor`  z. toel. (Kuringen), `kerkel. gemeente`  `n parochie (Wintershoven), paroche (Kuringen), `kerkelijke beteekenis`  z. toel. (Overpelt), `kerkelijke gem. m. past.`  ein parochī (Neerglabbeek), `kerkelijke gemeent met een pastoor`  z. toel. (Koersel), `kerkelijke gemeente + pastoor`  ən parochi (Tessenderlo), `kerkelijke gemeente met `n pastoor`  z. toel. (Sint-Lambrechts-Herk), ən parochi (Zonhoven), `kerkelijke gemeente met een pastoor`  `n parochie (Lommel), ein parochie (Bree), ein paroekie (Bocholt), parochie (Vucht), z. toel. (Bilzen, ... ), ən parochie (Hamont), ən parochə (Herk-de-Stad, ... ), ən pərəchi (Vroenhoven), `kerkelijke gemeente met pastoor, waar er 2 parochies in het dorp zijn`  parochie (Lanaken), `kerkelijke gemeente met pastoor; `ik zal het in m`n parochie slagen`, bet.: ik zal het opeten met haast.`  z. toel. (Hoepertingen), `kerkelijke gemeente met pastoor`  `n paroche (Ulbeek), `n parochie (Kaulille), een parochie (Paal), en peroche (Hasselt), ēn parochie (Wellen), z. toel. (Bree, ... ), `kerkelijke gemeente`  `n parochie (Eisden, ... ), de perəche (Sint-Truiden), parochie (Genk, ... ), perochie (Beringen), pərochi (Borgloon), pərochə (Alken, ... ), z. toel. (Genk, ... ), ən parochie (Tessenderlo), ən parochī (Opglabbeek), ən pəroche (Zolder), `kerkgemeente`  ein parochie (Opitter), parochie (Zolder), `stadsdeel-wijk`  paroche (Hasselt), `van `parochie` spreekt men in betrekking tot de geestelijkheid, anders: gemeente`  parochie (Stokkem), `voor kerkelijke aangelegenheden`  paroche (Millen), `waar zich een kerk bevindt`  ene paroche (Hoeselt), `wordt slechts gebruikt in den zin van kerkelijke gemeent met een pastoor`  parochie (Diepenbeek), `zelden gebruikt`  perrochie (Koersel), dorp  parochie (Maaseik), pfarre (du.): ing faar (Nieuwenhagen), pfaar (Waubach), ən fār (Montzen) Een parochie. [N 96D (1989)] || Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)] III-3-3
partij partij/parti: partaj (Lummen), partej (Weert), parti (Neeritter, ... ), partij/parti (Paal), partɛ̄j (Mechelen), pǝrti (Einighausen, ... ), pǝrtęj (Weert), vracht: vracht (Thorn) Zestig zakken van veertig kilo bij elkaar. [N O, 38p] II-3
pas pas: pas (Maastricht) Het passen. [N 59, 73] II-7
pas kunnen vliegen afvliegen: ao.fvlīē.ge (Zonhoven), beginneling (zn.): ’ne beginneling (Echt/Gebroek), de eerste keer gaan: ’t geit d’n eèsjte keèr (Geleen), eerst kunnen vliegen: ’t kan ies vliegen (Mielen-boven-Aalst), fladderen: fladdere (Vlodrop), gerade aan het dak in gaan: zə gø.nt˃ gr‧āt n‧oͅn dā.k eͅ. (Eys), gerade uitvliegen: zə vl‧ygə gr‧āt ˂ū.t (Eys), juist het dak op gaan: a jonk wo jus het dook op geet (Rijkhoven), juist uitvliegen: dae vlugt sjus oet (Doenrade), net kunnen vliegen: kân net vleege (Weert), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  ’t kan nét vliege (Wanssum), Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!  dae piëper kin net vleige (Maasbree), net uitvliegen: net uut gevlooge (Venray), nog een hele jonge zijn: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  tès nog nen hiele jònge (Zolder), nog maar juist op het dak komen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  ku.mt nóg mer zjust óp et daa.k (Zolder), nog maar juist uitvliegen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  et vliecht nóg mér zjust óó.t (Zolder), nog niet van het dak af zijn: nog nie van ’t daok aof gewĕĕs (Jesseren), pas de lucht in geweest zijn: pas de loch ingewès (Geleen), pas gespeend: pas gespeend (Jeuk), pas in de lucht zijn: ’t is pas in gen loch (Wijlre), pas kunnen vliegen: het kan pas vleege (Velden), het kan pas vlegen (Eisden), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  ət kan pas vleegə (Grathem, ... ), pas rondgaan: ət g(tm) pas ront (Meijel), pas uitvliegen: det vlŭŭch pas ōēt (Beesel), rondfladderen: het fladdert rond (Kortessem), héé flàddərt nóg gét rónt (As), rondtoervelen: hae toervelt get rónd (Klimmen), speenling: speenling (Eys), uitvliegen: die vluugt oët (Sevenum), vlug (bn.): Opm. v.d. invuller: met de ö van "Löss".  ze is vlök (Ell), zelfstandig jong: zelfstandig jong (Geleen) Afvliegen: **2. Voor het eerst uitvliegen, het duivenhok verlaten. || Hoe zegt men van zon jong: het kan pas vliegen? [N 93 (1983)] III-3-2