e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stootklos klopper: klø̜pǝr (Borgharen, ... ), klos: klos (Ell), klǫs (Klimmen), stootblok: stūt˱blǫk (Tungelroy), stootklos: stootklos (Diepenbeek), štuǝtklǫs (Klimmen) Dik rond stuk hout, aan het einde schuin toelopend, waarmee riet of stro dat in de ronding van de pannen ligt, wordt bijgeklopt. [N F, 26] II-9
stootkorf stootkaar: stutkǭr (Genk), stootkorf: stawtkɛrǝf (Zepperen), stootkorf (Born, ... ), stutkø̄rf (Diepenbeek), stutkø̜rf (Geistingen), stuǝtkø̜rf (Tessenderlo, ... ), stuǝtkø̜rǝf (Meijel) Korf die men aan een soort riek of gaffel omhoogsteekt om moeilijk te vangen zwermen door stoten te kunnen pakken. Wanneer een zwerm zich hoog in een boom heeft genesteld, moet men er met een ladder bijklimmen. Ook probeert men door met zand te gooien, water te spuiten of door lawaai te maken de zwerm een andere aanvliegplaats te doen innemen. [N 63, 86a; N 63, 86b; N 63, 86d; N 63, 83] II-6
stootnok arrêtje: arętšǝ, arękǝ (Bilzen), steunhaak: stø̄nhǭk (Ottersum), stoot: štūt (Posterholt), stootblok: stuǝt˱blǫk (Stein), štuǝs˱blǫk (Bleijerheide), stootblokje: stǫat˱blǫkskǝ (Geulle), stootnok: štōtnǫk (Sint Odilienberg) Nokje in het midden aan de lat boven de schuifdeuren, waartegen de deuren in gesloten toestand stuiten. [N 55, 32e] II-9
stootring aks: ɛ̄ks (Neeritter  [(dim ɛ̄kskǝ)]  ), as: a.s (Achel, ... ), as (Aalst, ... ), ã.s (Schulen), ā.s (Berlingen, ... ), ās (America, ... ), ǭ.s (Panningen), ǭs (Helden, ... ), ɛs (Zonhoven), ɛ̄ ̞.s (Wellen), asbetschijf: as˱bętšīf (Limbricht), asjelen: ɛšǝlǝ (Sittard, ... ), ast: a.st (s-Gravenvoeren), ast (Baelen  [(mv astǝ - dim ɛ̄skǝ)]  ), holten as: holtǝn as (Blerick), houten as: houten as (Achel, ... ), hø̜̄tǝn as (Tessenderlo), hø̜̄ʔǝn as (Tessenderlo), hø̜ltǝrǝ ǭs (Panningen), hōtǝn as (Lummen, ... ), ǭtǝn as (Hasselt), houten karas: hōtǝ kāras (Gelieren Bret), houteren as: hatǝrǝ as (Peer), hou̯tǝrǝ as (Tungelroy), høʔǝr as (Kwaadmechelen), hø̜i̯tǝrǝn as (Opglabbeek), hǭu̯tǝrǝ as (Lanklaar), hulteren as: høltǝrǝ as (Velden), hø̜̄ltǝrǝ as (America), hø̜ltǝrǝ as (Baarlo), hęltjǝrǝ as (Boukoul, ... ), karas: karas (Aijen, ... ), kāras (Berg, ... ), kārā.s (Rutten), kāǝras (Velden), kē̜ras (Paal), kē̜rā.s (Vliermaalroot), kē̜rās (Ordingen, ... ), kē̜ǝrā.s (Kerniel), kęras (Baarlo, ... ), kɛras (Melick, ... ), kɛ̄ras (Meldert, ... ), karrenas: kɛrǝas (Herkenbosch, ... ), klapschijf: klapšī.f (Mechelen), loopscheen: lǫu̯pšēn (Neer), schijf: šīf (Groot Genhout), schinkel: šeŋkǝl (Welten), slagschijf: šlāxš˙īf (Eygelshoven), (mv)  šl˙āxšīvǝ (Klimmen), stoot: stūǝt (Kinrooi), stootscheen: stǭtšęn (Montfort), stootschijf: stōǝtšīf (Echt), štūtšęi̯f (Maastricht), štūtšīf (Oirsbeek), štūǝtšīf (Tegelen), (mv)  stōtsxīvǝ (Weert) Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.] I-13
stootvoeg dilitatievoeg: dēlǝtāsivōx (Montfort), kopse voeg: kǫpsǝ [voeg] (Waubach, ... ), kopsvoeg: kǫps˲[voeg] (Rijckholt), kopvoeg: kop˲[voeg] (Berverlo, ... ), kǫp˲[voeg] (Beek, ... ), opstaande voeg: ǫpštǭndǝ vōx (Tegelen), rechte voeg: rɛxtǝ [voeg] (Meeuwen, ... ), rekvoeg: ręk˲vux (Leuken, ... ), scheidingsvoeg: šęjdeŋs˲vōx (Montfort), staande voeg: stǫndǝ [voeg] (Lommel), stǭndjǝ [voeg] (Weert), štǭndǝ [voeg] (Eys, ... ), stootvoeg: stoǝt˲[voeg] (Haler), stuwǝt˲[voeg] (Tessenderlo), stuǝt˲[voeg] (Lozen, ... ), stȳt˲[voeg] (Meeuwen), stōt˲[voeg] (Leunen, ... ), stōǝt˲[voeg] (Susteren), stūt˲[voeg] (Maastricht, ... ), stūǝt˲[voeg] (Sint-Truiden), stǫt˲[voeg] (Venray), stǭt˲[voeg] (Venlo), štoǝt˲[voeg] (Schimmert), štuǝt˲[voeg] (Helden, ... ), štwoat˲[voeg] (Ulestraten), štwǫat˲[voeg] (Beek), štōt˲[voeg] (Herten, ... ), štūt˲[voeg] (Heerlen) Verticale voeg. Zie ook afb. 41. Het woordtype 'dilitatievoeg' (L 382) duidt een voeg aan die wordt aangebracht om te verhinderen dat bij grote temperatuurwisselingen scheuring in het metselwerk zal optreden. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29c; monogr.] II-9
stop stop: chtop (Sint-Martens-Voeren), schtop (Noorbeek), schtôp (Schimmert), sjtop (Gronsveld, ... ), sjtòp (Klimmen, ... ), stop (Arcen, ... ), stoͅp (Eksel, ... ), stòp (As, ... ), stóp (Meijel), st‧oͅp (Kinrooi), meervoud sjtöp  sjtop (Klimmen), tussen `en´ in  stop (Tienray), stopje: stöpke (Maastricht), stopsel: stepsel (Jeuk), stopsel (Jeuk, ... ), støͅpsəl (Montfort), wasstop: wàsstòp (Gruitrode) Voorwerp dat een wastafel afsluit om te voorkomen dat het water wegloopt (stop, stopsel) [N 79 (1979)] III-2-1
stop van stop: štop (Roermond) stop III-2-1
stop voor fles of kruik flotsenstop: floͅtsəstoͅp (Genk), kruikenstop: kroekesjtop (Roermond), kroekestop (Maastricht, ... ), krū.kəstoͅp (Altweert, ... ), krūkəštoͅp (Tegelen), krukkedul: krøkədøl (Gennep, ... ), kurk: kuerk (Gronsveld), Doeg de körrek op de fles  körrek (Maastricht), Körk is erg lóch  körk (Roermond), stop: schtop (Amby, ... ), schtŏp (Heer), schtöp (Schaesberg), sjtop (Asenray/Maalbroek, ... ), sjtŏŏp (Simpelveld), sjtŏp (Steyl), sjtup (Eys), sjtôp (Mechelen), sjtöp (Reuver, ... ), stop (Afferden, ... ), stŏp (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), stoͅp (Berg, ... ), stòp (Sint-Pieter), stöp (Gennep), štop (Brunssum), štoͅp (Hoensbroek, ... ), De sjtop is in de fles gesjaote de wien sjmaakt nao de sjtop  sjtop (Roermond), Dië wèè.ën smao.kt nòòë de stóp: die wijn smaakt naar de stop  stóp (Zonhoven), flesse mit \'ne glazere sjtop  sjtop (Roermond), Gewone woord ¯ne Glaze stop Veer krege de stop neet oet de fles De wien smaakde nao de stop  stop (Maastricht), van een fles enz.  stòp (Tongeren), Verklw. sjtöpke  sjtóp (Heerlen), Verklw. stöpke  stop (Venlo), zolen: zaole (Sittard, ... ), zoolstop: zōͅlstoͅp (Meeswijk), zoͅlštoͅp (Eupen) afsluiting van gedroogde varkensblaas voor oliekruik || de stop van een fles || Korkstöpfel, kurk || kruikenstop || kurk || kurk of andere sluiting op flessen of kruiken || kurk op kruik of fles || kurk van een fles || kurken stop || kurkenstop || stop [SGV (1914)] || stop (kurk) [ZND A1 (1940sq)] || stop v.e. kruik || stop van een fles || stop voor in een kan || stop, kurk || stop, voorwerp om een opening af te sluiten III-2-1
stop, tapkraan dop: dǫp (Broekhuizenvorst), houten kraan: hōtǝ krān (Mechelen), kraan: kraan (Bergen, ... ), krān (Blerick, ... ), krǭn (Gronsveld, ... ), kraanstop: krānstǫp (Panningen), steekkraan: štēkkrān (Rothem), stop: stop (Bergen, ... ), stǫp (Baarlo, ... ), štop (Eys, ... ), štǫp (Beesel, ... ), tap: tap (Bree, ... ), tapkraan: tapkrān (Beesel, ... ), tapstop: tapstǫp (Schimmert) De, volgens respondenten uit Horst (L 246), Broekhuizenvorst (L 0247), Venlo (L 271) en Beesel (L 300), van kurk vervaardigde stop, die ter afsluiting in het tapgat wordt geslagen. Wanneer het houten vat wordt aangeslagen, wordt de stop vervangen door een houten tapkraan. [A 36, 3d; monogr.] II-12
stop, zekering plomb (fr.): plao (Ophoven, ... ), plon (Bree, ... ), plong (Sint-Martens-Voeren), plōn (Kwaadmechelen), plōo (Tongeren), plōͅ (Kanne, ... ), plōͅ. (Neeroeteren), plo͂ (Hasselt), plo͂n (Lanklaar), plo͂o͂ (As, ... ), plo͂ͅ (Houthalen, ... ), plòə (Leopoldsburg), plón (Neeroeteren, ... ), plôn (Schimmert), pl‧ōͅ (Kinrooi), De plØ.m ès gesprònge: de stop is doorgeslagen  plō.m (Zonhoven), elektriciteit  plôo (Tongeren), Fr. plomb  plō.m (Zonhoven), stop: schtop (Noorbeek, ... ), schtôp (Schimmert), sjtop (Gronsveld, ... ), sjtòp (Klimmen, ... ), sjtóp (Schaesberg), stop (Blerick, ... ), stoͅp (Eksel, ... ), stòp (Tienray), stóp (Meijel), Ge mót ennen neeje stop ien de zekeringskâs draeje  stop (Castenray, ... ), zekering: zeekering (Herten (bij Roermond), ... ), zeekəring (Arcen), zekering (Blerick, ... ), zexəroŋ (Bleijerheide, ... ), zēkəreŋ (Montfort), ziekering (Noorbeek, ... ), zieëkering (Klimmen), ziëkering (Gronsveld) smeltstop || smeltstop, zekering || smeltzekering || stop || stop, smeltzekering || stop, zekering || Voorwerp dat elektrische stroom onderbreekt zodra die te sterk wordt (stop, plon) [N 79 (1979)] || zekering III-2-1