e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stookdeur deur: dø̄̄r (Tegelen  [(van ijzer)]  ), ovendeur: ó̜vǝdø̄̄r (Gennep), ovensdeur: ǭvǝs˱dø̄̄r (Ottersum) De deur of het deksel waarmee de vuurmond werd afgesloten wanneer de oven gaar was. De stookgaten opzij van de oven uit L 163 werden afgesloten met dubbele deuren die zijdeuren (zējdø̄̄r\) werden genoemd. [N 49, 74a] II-8
stookgat assenbak: asǝbák (Loksbergen), assenbed: ɛš˱bęt (Heerlen), assengat: asǝgǭwǝt (Jeuk), de hel: dǝ hęl (Ophoven), het vuur: hǝt ˲vø̜r (Ophoven), kolenbak: kǭlǝbak (Herten), rooster: ryǝstǝr (Tegelen), smidsgat: šmęts˲gāt (Helden, ... ), stookgat: stǭk˲gat (Ottersum), štǫk˲gāt (Belfeld), štǭk˲gāt (Echt, ... ), stookgat opzij: stǭkgat ǫp˲zēj (Ottersum  [(meervoud: stǭkgatǝ)]  ), stookgat voor: stǭk˲gat ˲vø̜r (Ottersum), stookpot: stūkpǫt (Bevingen), voorste stookgat: vø̜rstǝ stǭk˲gat (Gennep), vuurpot: vȳrpǫt (Klimmen, ... ), vø̜rpǫt (Neeritter  [(van vuurvaste stenen)]  ), zijgat: zējgat (Gennep) Dat gedeelte van de pottenbakkersoven waar gestookt wordt. De oven in L 163 had behalve een stookgat aan de kop van de oven, ook aan beide zijkanten twee stookgaten. Zie ook afb. 11. [N 49, 73a; monogr.] || Elk van de in het gewelf aangebrachte stookgaten. De stookgaten bevinden zich pal boven het rooster in de diverse kamers van de vlamoven. [monogr.] || Het gat (of de gaten) in het smidsbed waarin het kolenvuur ligt. Zie ook afb. 6. [N 33, 21] II-11, II-8
stookgat van de oven mondsgat: mǫŋkts˲gāt (Panningen), muil: mul (Achel), muu̯l (Rotem), mø̜̄ǝl (Berverlo), mø̜i̯l (Maastricht), mø̜i̯ǝl (Donk, ... ), mø̜ǝl (Halen), māl (Velm), mē̜ ̞l (Paal), mūl (Jabeek, ... ), mǫu̯l (Zepperen), mǭu̯l (Tongeren), muil van de oven: mūl van dǝ ǫvǝ (Schimmert), oven: [oven] (Beringen, ... ), ovenbakkes: [oven]bakǝs (Beringen, ... ), [oven]bākǝs (Bree, ... ), ovendeur: [oven]dø̄r (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), [oven]dø̜̄r (Ophoven), ovendeurtje: [oven]dø̜̄rkǝ (Heythuysen, ... ), ovengat: [oven]gat (Middelaar, ... ), [oven]gāt (Grathem, ... ), [oven]gāu̯ǝt (Brustem, ... ), ovenkot: [oven]kūt (Boekt Heikant), [oven]kūu̯ǝt (Kermt), [oven]kūǝt (Diepenbeek), [oven]kǫt (Linkhout), [oven]kʔǫt (Kwaadmechelen), ovenlok: ǭvǝlǭk (Munstergeleen), ovenmond: [oven]mǫnt (Borgloon, ... ), [oven]mǫŋk (Helden), ovenmuil: [oven]mai̯(ǝ)l (Grote-Spouwen), [oven]māl (Brustem, ... ), [oven]muul (Maaseik), [oven]myl (Opglabbeek), [oven]møi̯l (Bree, ... ), [oven]mø̜̄l (Berverlo), [oven]mø̜̄ǝl (Halen, ... ), [oven]mø̜l (Herk-de-Stad, ... ), [oven]mōu̯l (Romershoven, ... ), [oven]mōǝl (Opheers), [oven]mū ̞l (Lanaken), [oven]mūl (Bocholt, ... ), [oven]mǫu̯l (Eigenbilzen, ... ), [oven]mǫu̯ǝl (Hechtel), [oven]mǭu̯l (Aldeneik, ... ), ovenscheel: [oven]sxēl (Leopoldsburg, ... ), [oven]sxɛl (Lommel), ovensdeur: ǭvǝs˱dø̄r (Tegelen), ovensdeurtje: ǭvǝs˱dø̄rkǝ (Tegelen), ovensmuil: hōvǝsmūl (Rothem), ōǝvǝsmūl (Puth), ūi̯vǝsmou̯l (Oost-Maarland), ūvǝsmø̜i̯l (Gronsveld), ūǝvǝsmø̜i̯l (Eijsden), ǫu̯vǝsmūl (Margraten), ǫu̯ǝvǝsmūl (Teuven), ǫvǝsmūl (Ulestraten), ǭvǝsmīl (Mechelen), ǭvǝsmūl (Geulle, ... ), schietgat: sxit˲gǭt (Borlo), stookgat: stō ̞k˲gā.t (Heugem), stūk˲gāt (Maaseik), stǭk˲gat (Blitterswijck, ... ), stǭk˲gāt (Blerick, ... ), štǭk˲gāt (Baarlo), stooklok: štǭklǭk (Sittard), stookmond: stǭkmǫŋk (Panningen), vuurmond: vø̜̄rmǫŋk (Helden) De benaming voor het stookgat van de oven dat voorzien is van een ijzeren deurtje. Vergelijk het lemma "ovenmond" in aflevering II.1, pag. 71. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 79b] I-6
stookhuis afdak: (onder een) āfdāk (Baarlo), panhuis: páǝnhøs (Wellen), pershuis: poršǝs (Posterholt), schop: šop (Montzen), šǫp (Baarlo), siroophuis: šrupǝs (Mesch, ... ), sirooppers: šruappǝrs (Thorn), siroopstokerij: šrǫapstǭkǝri (Peij), siroopstookhuis: šrōpštø̜̄kǝš (Sittard), stookhuis: stōwkǝs (Jesseren), štǫakǝs (Schinnen, ... ), štǭkǝs (Nuth), stroopkot: stroopkot (Aubel) De ruimte waar men stroop maakt. [N 57, 1b; monogr.] II-2
stookhuis, plaats voor de veevoerkookketel achterhaard: āxtǝrhē̜ ̞rt (Hamont), achterkeuken: axtǝrkø̄u̯kǝ (Oirsbeek), bakhuis: [bakhuis] (Aldeneik, ... ), bakhøi̯ǝs (Kermt, ... ), bakhø̜̄s (Herk-de-Stad, ... ), bakhø̜ǝs (Halen), bakhūs (Neerpelt, ... ), bakhǫǝs (Borgloon), bakøs (Bree), bakø̜ǝs (Halen), bakās (Borlo, ... ), bakǝs (Aldeneik, ... ), bákǝs (Bree, ... ), bɛkhø̜̄s (Donk), bakhuisje: bakhyskǝ (Blitterswijck), fornuis: fǝrnē ̞ǝs (Opheers), fǝrnē̜ ̞s (Boekt Heikant), fǫrnø̜̄s (Lummen), fornuishuis: fǝrnø̜̄shǫu̯s (Zepperen), fornuiskamer: fǝrnē̜ ̞ǝskǭmǝr (Opheers), fornuiskot: fǝrnāskǫt (Kwaadmechelen), fǝrnē̜ ̞skot (Berverlo), fǝrnē̜ ̞sko̜t (Boekt Heikant, ... ), fǝrnē̜ ̞skō̜t (Velm), fǝrnęi̯skǫt (Velm), hoekje: høkskǝ (Hout-Blerick), kamertje achter de stal: kęmǝrkǝ axtǝr dǝ stāl (Hechtel), ketelhoek: kiǝtǝlhōk (Opglabbeek), kētǝlhuk (Overpelt), ketelhuis: kētǝlhūs (Ell), ketelhuisje: ketǝlhø̄skǝ (Meijel), ketǝlhø̄škǝ (Meijel), kookkot: kōkkǫt (Beringen), kot: kǫt (Lommel), op de stal: ǫp ǝ štal (Swalmen), opgang: ǫp˲gaŋk (Grathem), plaats waar men varkensvoer kookt: platš u mǝ vɛrkǝs˲vōr kuokt (Teuven), pottenhoek: pǫtǝnhuk (Ysselsteyn), spindje: špentjǝ (Puth), stalhoek: stalhok (Beringen), stookhoek: stōkhōk (Ell), stookhuis: sto ̞khǭs (Lummen), stou̯khø̜̄s (Herk-de-Stad), stou̯ǝkǝs (Tongeren), stoǝkhōǝs (Borgloon), stuø̜kǝs (Ketsingen), stuǝkǝs (Romershoven), stuǫ.kǝs (Tongeren), stuǫkǝs (Tongeren), stu̯okǝs (Tongeren), stu̯ø̜kǝs (Eigenbilzen, ... ), stu̯ōkǝs (Riksingen), stu̯ǫkǝs (Eigenbilzen, ... ), stu̯ǭkǝs (Tongeren), stø̄k(h)ø̜̄ǝs (Hasselt), stø̄khø̜̄u̯ǝs (Kermt), stø̄kø̜̄ǝs (Hasselt), stø̄k˱ø̜ǝs (Kiewit), stō ̞kǝs (Heugem), stō(ǝ)kǝs (Beverst), stōi̯kǝs (Mal), stōkhø̜u̯ǝs (Kermt), stōkǝs (Beverst, ... ), stōǝkǝs (Vliermaal), stūkǝs (Gelieren Bret, ... ), stūǝkǝs (Genk, ... ), stǫkhūs (Sevenum), stǫkhǭs (Lummen), stǭkhys (Blitterswijck, ... ), stǭkhūs (Sevenum, ... ), stǭkhǭs (Opheers), stǭkǝs (Sevenum, ... ), stǭu̯khās (Herk-de-Stad), štuǝkǝs (Eijsden), štø̜̄ǝkǝs (Heerlen), štūkǝs (Eijsden, ... ), štūǝkǝs (Eijsden, ... ), štǫakǝs (Eys, ... ), štǫu̯kǝs (Mheer), štǭkǝs (Brunssum, ... ), štǭkǝš (Merkelbeek), štǭxǝs (Bocholtz), stookkot: stōkkūt (Lummen), stōkkǫt (Meldert), stookplaats: stōkplø̜ts (Leopoldsburg), stǭkplāts (Stevensweert), stǭkplɛts (Gennep, ... ), stoomketelkot: stōmkētǝlkǫt (Lommel), voederhuis: voi̯ǝr(h)ās (Sint-Truiden), vui̯ǝrhø̜̄s (Halen), vōi̯ǝrhās (Herk-de-Stad), vǫi̯ǝr(h)ǭs (Boekt Heikant), vǫi̯ǝrhǭs (Lummen), voederkot: vui̯ǝrkǫt (Halen, ... ), vūi̯ǝrkǭt (Sint-Truiden), voedernere: vøi̯ǝrnęi̯ǝrǝ (Tessenderlo), voederplak: vōi̯ǝrplak (Hechtel), voederstal: vui̯ǝrstal (Halen, ... ), vø̜u̯i̯ǝrstal (Tessenderlo), voergang: vōrgaŋk (Tungelroy), vōrgāŋk (Ophoven), vūrgaŋk (Neerpelt), voerhaard: vūrhē̜ ̞rt (Neerpelt), voerhoek: vōrhōk (Stevensweert), voerhok: vurhok (Gennep), vōrhok (Blerick), vūrhok (Milsbeek, ... ), voerhuis: vurhys (Middelaar, ... ), vurhū(ǝ)s (Neerpelt), vīrǝs (Gelieren Bret), vō ̞rhūs (Sevenum), vōrhu ̞u̯s (Maaseik, ... ), vōrhȳs (Opglabbeek), vōrhū.s (Panningen), vōrhūs (Baarlo, ... ), vūrhøš (Meijel), voerij: vrī (Holtum), vūrīi̯ (Maasbracht), voering: vø̄reŋ (Haelen), voerkeuken: vōrkø̄kǝ (Helden, ... ), voerkot: vōrkǫt (Opglabbeek), voernere: vø̄rnērǝ (Berverlo, ... ), voerplaats: vōrplāts (Grathem), voerstookhuis: vōrštōkǝs (Ulestraten), voorhuis: vørhǭs (Lummen), vø̄rhø̜̄s (Paal), vø̜rhus (Achel, ... ), vēǝrhø̜̄u̯ǝs (Kermt), voorstal: vørstal (Lommel, ... ), vø̄rstal (Paal), vø̄rštal (Tegelen), vø̜rstal (Middelaar, ... ) De plaats in de stal, of de ruimte vooraan in de stal, waar de veevoerkookketel staat. Soms heeft men geen aparte ruimte voor dit doel en kookt men het veevoer in de bijkeuken. In andere gevallen, zoals in K 358 staat deze ketel meestal buiten, of, zoals vermeld in L 360, heeft men er een apart gebouwtje voor naast de stal. Dikwijls ook kookt men in het bakhuis, waar ook het brood gebakken wordt (L 426), vandaar de frequente (bakhuis)-opgaven; vergelijk de kaart. Zie voor de fonetische documentatie van enkele van deze (bakhuis)-opgaven het lemma "bakhuis" (3.1.2). Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 35c en 60c: L 1, a-m; S 50; monogr.] I-6
stookkanaal binnenmuur: benǝmūr (Klimmen), bęnǝmūr (Bilzen), buitenmuur: būtǝmūr (Klimmen  [(de muur waarin de poorten zijn aangebracht)]  ), bǫwtǝmūr (Bilzen  [(meervoud: bǫwtǝmī̄r)]  ), gewelf: gǝwø̜lǝf (Klimmen, ... ), kanaal: kanǭl (Venray), zolder: zǫldǝr (Bilzen) De ruimte waar de vormelingen geplaatst worden om te bakken. [N 98, 130, N 98, 131; N 98, 135; monogr.] II-8
stookloon kookloon: koǝkloǝn (Wellen), persloon: poršlōn (Posterholt), pǫrslūn (Baarlo), prijs voor het maken: prīs vør ǝt mākǝ (Montzen), stookgeld: stǫakgɛlt (Tenessen), stookloon: stǭklǭn (Peij), štǫakloan (Schinnen) Het loon dat de stroopstoker ontvangt voor het stroopstoken. [N 57, 3b] II-2
stookplaats kelder: kaldǝr (Wellen), kuil: kul (Montzen), lok: lōǝk (Sint-Pieters-Voeren), lǭk (Nuth), ovenhok: ǭvǝshok (Noorbeek), schemerkuil: šēmǝrkǫwl (Geulle), stoof: štōf (Geleen), stookgat: stǫwkgat (Sint-Truiden), stookhok: stookhok (Heugem), štōkhǫk (Rothem), štǫkhok (Noorbeek), stookhuis: stø̜køs (Brunssum), stǭkǝs (Posterholt), štøkǝš (Waubach), štōkǝs (Rothem, ... ), štǭxǝs (Kerkrade), stooklok: štǫakloak (Tenessen), stookplaats: stookplaats (Aubel, ... ), štō.kplats (Panningen), vuur: vȳr (Laak, ... ), vuurhaard: vȳrhę̄rt (Banholt) De stookplaats onder de ketel in de grond. Zie afb. 16. [N 57, 8a] || Het stookhuis is volgens de informant van Q 35 de ruimte naast de oven waar de kolen opgeslagen worden. [N 29, 105e] II-1, II-2
stookpotten deksel: dęksǝl (Maastricht), ovensmuilen: ǭvǝsmulǝ (Klimmen), potjes: pø̜tšǝs (Maastricht), potten: pø̜t (Maaseik  [(enkelvoud: pǫt)]  ), stookgaten: stǭk˲gātǝ (Venray), štōk˲gātǝ (Panningen, ... ), stookgater: stōk˲gātǝr (Maastricht), stookgatter: stōk˲gatǝr (Blitterswijck, ... ), stookloker: štǭklǭkǝr (Klimmen  [(enkelvoud: štǭklǭk)]  ), stookpotjes: stōkpø̜tjǝs (Venray), štōkpø̜tjǝs (Nunhem), štǭkpø̜tjǝs (Sittard), stookpotten: stōkpǫtǝ (Milsbeek), štōkpø̜t (Echt  [(enkelvoud: štōkpǫt)]  , ... ), štōxpø̜t (Spekholzerheide) Ronde gaten in het gewelf boven de kamers, afgesloten door ijzeren deksels, waardoor de brandstof toegevoerd wordt. In Q 83 werden de kolen door het kijkgat in de oven geschept. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛkijkgatɛ.' [N 98, 136; N 98, 137; monogr.] II-8
stoomapparaat afstoomapparaat: afstūmaparāt (Meijel), āfstǫwmapǝrāt (Maasbree), stoomapparaat: stoomapparaat (Zonhoven), stōmaparāt (Ottersum), stūmaparāt (Jeuk), štōmaparāt (Gulpen, ... ), štōmapǝrāt (Heerlen, ... ), štǫwmaparāt (Buchten, ... ), štǫwmapǝrāt (Heel, ... ), stoommachine: stuwǝmmašīn (Tessenderlo), stōmmašen (Diepenbeek), stūmmǝšin (Houthalen) Toestel waarmee vastzittende behanglagen kunnen worden losgestoomd. Het bestaat uit een met water gevulde bak die verwarmd kan worden. De verhitte stoom stroomt vervolgens via een slang naar een mondstuk. Met behulp van dit onderdeel kan de stoom op het behang verspreid worden. [N 67, 94a] II-9