e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
strijkgoed strijk: sjtriek (Sittard) strijkgoed III-2-1
strijkhout afstrijker: āfštrī̄kǝr (Tegelen), strijkhout: štrī̄khǫlt (Tegelen), štrī̄khǫwt (Echt), strijkkluppel: strī̄kkløpǝl (Thorn), štrī̄kkløpǝl (Reuver), štrī̄kklø̜pǝl (Echt, ... ), strijklat: štrī̄klat (Swalmen) Stok om de kleikoek glad te strijken. De ɛafstrijkerɛ (L 270) was een van beukehout vervaardigde lat, 60 cm lang, 6 cm breed en 2 cm dik met afgeronde uiteinden - Tegels Dialek, pag. 73/121.' [monogr.] II-8
strijkijzer ameren-ijzeren: ōͅ.mərə-ī.sdərə (Tungelroy), amerenijzer: aomere-iēzer (Roermond), aomereiezer (Roermond), dat n.l. ¯s zomers met \"aomere\"werd verwarmd  aomere-iezer (Maastricht), beugelijzer: by(3)̄jəlīzər (Bleijerheide, ... ), bout: bout (Meeuwen, ... ), bōt (Genk), būūjt (Opglabbeek), bólt (Arcen), boutje: beitsje (Bree), Het heeft te maken met bout Löt er op dat beitsje neet te heit weerd  beitsje (As, ... ), ijzer: ēͅz(d)ər (Sint-Truiden), persijzer: pársiēzer (Castenray, ... ), platin (fr.): platen (Sint-Truiden), strijkbout: schtrīēk-bout (Schimmert), sjtriekbout (Swalmen), stjriekbout (Schimmert), striekbout (Tungelroy), strijkbout (Neeritter, ... ), (= niet elektrisch )  strī.kboͅu̯t (Kinrooi), is de voorloper van stri-jki-jzer  stri-jkbòut (Gruitrode), was driekantig ijzer dat in \'t vuur gloeiend werd gemaakt en in het strijkijzer gelegd met een lang ... (invuller heeft de zin kennelijk niet afgemaakt; zie vragenlijst).  strjeik-bout (Nunhem), strijkijzer: chtriekiezer (Sint-Martens-Voeren), schtrīēk-iezer (Schimmert), sjtriek-iezer (Helden/Everlo, ... ), sjtriekieser (Sittard), sjtriekiezer (Gulpen, ... ), sjtrieëkieëzer (Herten (bij Roermond)), sjtriékiézer (Gronsveld), sjtrīekiezer (Posterholt), sjtrīēkīēzer (Klimmen, ... ), srtiek-iezer (Noorbeek, ... ), stjriekiezer (Schimmert), streekezer (Eigenbilzen), strēͅkēͅi̯zər (Houthalen), strēͅk˂ēͅzər (Kwaadmechelen), stri-jki-jzer (Bree, ... ), stri-jki-zer (Gruitrode), strieekiezder (Weert), strieGiezər (Roermond), striek-iezer (Neerharen), striekiezer (Blerick, ... ), striekiēzer (Castenray, ... ), striekijzer (Guttecoven), striekizjer (Meijel), striekīēzer (Tienray), strijkijzer (Gennep, ... ), strikežǝr (Meijel), strik˂īzər (Gennep, ... ), striêkiêzer (Venlo), strī.kīzər (Neeroeteren), strī.k˂izər (Lanklaar), strī.k˂ī.sdər (Altweert, ... ), strī.k˂ī.zər (Altweert, ... ), strīēgīēzər (Rekem), strīēkiezer (Buchten, ... ), strīkizər (Eksel, ... ), strīk˂īzər (Montfort), strīəkīzər (Stokkem), strīəkīəzər (Lanklaar), strĭĕjkĭĕzər (Opglabbeek), strĭĕkizjər (Meijel), strjeikiezer (Nunhem), strèè.kjèè.ëzer (Zonhoven), strèè.kèè.zer (Hasselt), strèè.kèè.ëzer (Zonhoven), stréékéézər (Leopoldsburg), štrīkīzər (Eupen), štrīx˂īzər (Bleijerheide, ... ), ( 2 x lang )  striekiezer (Maastricht), (= wel elektrisch )  strī.k˂ī.zər (Kinrooi), beide ie\'s, langgerekt  striekiesder (Ell), Bekend voorwerp om ermee linnen enz, te strijken ¯t striekiezer is gleujetig heit, verbran dich neet èllektriese striekiezers en striekiezers mèt aomere  striekiezer (Maastricht), stri-jkbòwt = het ijzer alleen  stri-jki-jzer (As) strijkijzer || strijkijzer dat met houtskool wordt verwarmd || strijkijzer met houtskool verhit || Strijkijzer van de mutsenmaakster. Men gebruikte doorgaans een bout. Men kende strijkijzers met een vaste en met een uitneembare bout. [N 61, 16a] || Werktuig om linnengoed mee te strijken (strijkijzer, ijzer, strijkbout) [N 79 (1979)] || zwaar strijkijzer om te persen II-7, III-2-1
strijklap handleer: hantlęǝr (Geulle), pekleer: pęǝklę̄r (Montzen), pekstrijker: pɛkstrikǝr (Meijel, ... ), strijklap: stręjklap (As), strijklapje: strijklapje (Lommel), strijkleer: strijkleer (Zonhoven), stręjklę̄r (Bilzen), strīklę̄r (Dilsen), štrixlę̄r (Bleijerheide), strijkstukje: striǝkstø̜kskǝ (Maasbree) Het stukje leer waarmee men de pek over de draad strijkt. Volgens de informant van L 163a vouwt men een stuk leer in de vorm van een w om de pek goed verspreid over de draad te kunnen krijgen. [N 60, 197d] II-10
strijkmiddel borstel: borstel (Beringe), vod: vǫt (Loksbergen) Borstel of natte lap waarmee men het touw natmaakt voor het schuren. Volgens de informant van L 265c wordt het vlastouw met twee borstels tijdens het slaan vastgemaakt. [N 48, 107a] II-7
strijkplaat ploeghaak: pluxhãk (Oostham, ... ), riesterplaat: rēstǝrplāt (Rothem), strijker: strikǝr (Middelaar), strijkijzer: strī.k˱ī.zǝr (Sint Pieter), strijklat: striklat (Ottersum), strijkplaat: štrī.kplāt (Margraten), štrīkplāt (Ten Esschen), strijkstuk: štrī.kštøk (Margraten) Achter aan het strijkbord werd soms, vooral als men met een brede voor ploegde waarbij de aarde minder werd omgekeerd, een verstelbare ijzeren lat of plaat aangebracht, die over de losgeploegde voor strijkend, ervoor zorgde dat deze niet in de ploeggeul terugviel. [N 11, 38 add.; N 11A, 138b add.; monogr.] I-1
strijkplank rekje: rɛkskǝ (Loksbergen), strijkplank: strē̜kplaŋk (Loksbergen), wetlat: wętlat (Neeroeteren) Een aan de heulbank vastgemaakt plankje waarop de boren en messen worden vastgezet, wanneer ze geslepen dienen te worden. [N 97, 14c; A 29a, 5c] II-12
strijkschaaf, strijkblok strijkhobel: štrīxhubǝl (Bleijerheide), strijkschaaf: strīksxāf (Ottersum, ... ) Blokschaaf, iets korter dan de reischaaf, maar van dezelfde constructie en voor hetzelfde werk gebruikt, namelijk het fijnschaven van hout dat al ruw is bewerkt met de voorloper of met de ruwe blokschaaf. Volgens de respondent uit Venlo (L 271) was de strijkschaaf gelijk aan de reischaaf en werd hij gebruikt met de beitel in vertikale stand om bijvoorbeeld de smalle kanten van planken haaks te schaven zodat ze vervolgens tegen elkaar konden worden gelijmd. [N 53, 62] II-12
strijktafel, strijkbank strijkbank: strī̄k˱baŋk (Thorn), štrī̄k˱baŋk (Echt, ... ), strijktafel: štrī̄ktǭfǝl (Tegelen) Bank of tafel waarop met behulp van een strijkhout de kleikoek in een vorm werd platgestreken. [monogr.] II-8
strijkvijl blokvijl: blǫk˲vē̜l (Leopoldsburg), blǫk˲vīl (Heel, ... ), platte vijl: platǝ vājl (Bilzen), strijkvijl: štrīx˲vil (Bleijerheide) De platte vijl waarmee men de afgesleten zaagtanden strijkt. Zie ook afb. 24. [N 53, 26b] II-12