e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stroopvat baar: bār (Banholt, ... ), (mv.)  bārǝ (Nuth, ... ), driekroonse pot: drikrōnsǝ pǫt (Baarlo), kroeg: krux (Jesseren), (mv.)  krugǝ (Wellen), kübel: kyvɛl (Sint-Pieters-Voeren), (mv.)  kɛvɛlǝ (Wellen), potten: pø̜t (Sint-Pieters-Voeren), roompotten: rǫwmpø̜t (Laak), rǭmpøt (Roggel), sirooptonnetje: šrǫaptø̜nkǝ (Peij), standen: stáǝnǝ (Wellen), standjes: stę̄ntžǝs (Jesseren), tijn: tiŋ (Banholt), tob: tǫp (Baarlo), (mv.)  tǫbǝ (Wellen), ton: ton (Jesseren, ... ), uiles: ølǝs (Posterholt), vaatjes: vę̄tjǝs (Roggel), zijpnatsduppen: zīpnātsdøpǝ (Posterholt) De pot of het vat waarin de stroop wordt opgeslagen. Een aantal zegslieden vermeldt dat men de stroop bewaarde in "baren", stenen potten waarvan de inhoud varieerde. De invuller uit Q 253 merkt bovendien op dat zo''n "baar" op tanden stond, twee oren had en twee of drie schilden (stempels van ongeveer 5 cm doorsnede in relief). Twee schilden duidden op een inhoud van 20 tot 25 liter, drie schilden op een inhoud van 30 tot 35 liter. Ook de opgave uit L 295 ("driekroonse pot") wijst in die richting, bovendien vermeldt de zegsman dat men zulke potten afsloot met krantepapier. De respondent uit L 387 kende twee soorten stenen pot: de "uiles", een kleine, stenen pot van ongeveer 15 liter en de "zijpnatduppen", een Keulse pot met een in-houd van 15 liter of meer. De stroop van ''t loonstoken werd in deze emballage, die door de klant was meegegeven, opgeslagen. De invullers uit Q 253 en L 295 gebruikten bovendien ook houten vaten, voorzien van een houten deksel, om de stroop te bewaren. In L 295 had zo''n vat een inhoud van 75 kilo. De zegsman uit L 374 sloeg zijn stroop op in een groot houten voorraadvat van ongeveer 500 liter dat schuin op schragen stond en van bovenaf gevuld kon worden. Aan de voorkant van het vat bevond zich een aftappunt. [N 57, 36] II-2
strop aantrekker: āntrękǝr (Maasbree), lits: lets (Bilzen, ... ), lus: løs (Milsbeek), strop: strøp (Geulle), stręp (Bilzen), štrop (Bleijerheide, ... ), štrøp (Montzen), trekker: trekker (Genk), treklus: trękløs (Meijel) De lus aan een laars of schoen om deze op te trekken. Een strop of lus kan zowel van leer als van stof zijn. Stroppen zitten aan de achterkant vast aan de achterbies, aan de glijbies of aan beide; of ze vormen met één van deze twee of met alletwee één geheel (Kn√∂fel I, pag. 159). [N 60, 20] II-10
strop [wld ii.10, p. 26] aantrekker: aantrèkker (Maasbree), lits: lits (Diepenbeek, ... ), litse (Bilzen), lus: Zelfde als N60,018d?  lus (Milsbeek), strop: sjtrop (Bleijerheide, ... ), strop (Heerlerheide), strup (Geulle), strèp (Bilzen), štrøp (Montzen), trekker: trekker (Genk), treklus: treͅkløs (Meijel) Een lus aan de hiel van bottines, om het aantrekken te vergemakkelijken (strop, trekker, litse?) Vgl. tek. 206b. [N 60 (1973)] III-1-3
stropbies aantrekker: āntrękǝr (Maasbree), lits: lets (Lommel), lus: løs (Lommel), snauw: šnoj (Montzen), strop: štrop (Bleijerheide), štrø̜p (Doenrade), stropbies: strǫpbis (Milsbeek), štropbis (Heerlerheide, ... ), trekker: trekker (Dilsen) De reep leer waarvan de lus aan de hiel van bottines gemaakt wordt. [N 60, 18d] II-10
stropbies [wld ii.10, p. 26] aantrekker: aantrèkker (Maasbree), lits: lits (Lommel), lus: lus (Lommel), snauw: šnoj (Montzen), strop: sjtrop (Bleijerheide), sjtröp (Doenrade), stropbies: stropbies (Heerlerheide), stròpbiĕs (Milsbeek), Jaren 20.  sjtropbies (Roggel), trekker: trekker (Dilsen) De reep leer waarvan de lus aan de hiel van bottines wordt gemaakt? (stropbies) Vgl. tek. 206.b. [N 60 (1973)] III-1-3
stropdas bandje: benke (Linkhout), bente (Beverlo), bènte (Beverlo), bind: biend (Bocholtz, ... ), bient (Hoensbroek, ... ), binde (Lontzen), bint (Teuven), Zie ook das, kravat, sjlieps.  biend (Heerlen), bindel: bindel (Wijk), binder: biender (Margraten), binder (Mechelen), binner (Kaulille), col (fr.): kol (Kwaadmechelen, ... ), &lt;Fr. col. Vero.  kól (Roermond), [bij mondelinge navraag blijkt col niet in deze betekenis bekend te zijn, enkel als kraag(je)]  col (Riemst), colletje (<fr.): colleke (Stokrooie), kolke (Martenslinde, ... ), kolleke (Beverlo, ... ), koͅləkə (Ketsingen), das: das (Gennep, ... ), Overigens in de betekenis van halsdoek niet meer gebruikt, men zegt dan sjerp.  das (Roermond), ss. stropdas.  das (Maastricht), z.o. cravate, haring2, **plastron.  dás (Zonhoven), Zie ook biend, sjlieps.  das (Heerlen), dasje: dèske (Schimmert), Eertijds droeg men een hals- of borstbekleding van dassenvel.  deske (Valkenburg), foulard (fr.): felaar (Kwaadmechelen), foulard (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), velaar (Peer), haring: Scherts.; b.v. oeren ~ hingt schee.ëf je das hangt scheef (z. ook o. das1)  hië.ring (Zonhoven), kokardetje (<fr.): [&lt;Du.?]  konkarkə (Houthalen), korte das: koͅrtə das (Achel), kravat (<fr.): cravat (Alken, ... ), cravate (Gingelom, ... ), cravatt (Bilzen), cravatte (Ulbeek), crevat (Houthalen, ... ), crevate (Genk), karvat (Borgharen, ... ), karwat (Waasmont (WBD)), kervat (Beek (bij Bree), ... ), kerwat (Neerhespen (WBD)), keͅrvat, keͅrwat (Sittard), kra.va.t (Borlo, ... ), kraavat (Kermt, ... ), kravat (Amstenrade, ... ), krAvat (Oirsbeek), kravat (Oost-Maarland, ... ), kravatt (Lontzen), kravàt (Sint-Truiden), krawat (Kerkrade, ... ), krāvat (Bree), krevat (Bocholt, ... ), krevāt (Bree), krevet (Sint-Huibrechts-Lille), krevát (Uikhoven), kruvat (Mesch, ... ), krvat (Stein), krëvat (Lanklaar), krəva.t (Kermt, ... ), krəvat (Boorsem, ... ), kərva.t - kərveͅt`ə (Rotem), kərvat (Diepenbeek, ... ), kərvāt (Bree), kərvāt, -ə, -veͅtjə (Neeroeteren), kərvát (Opgrimbie), [Fax Maurice Moyaerts 18/03/02]  kravat (Vorsen), als de das reeds gebonden was  krawat (Kerkrade), beiden kort model  kravat (Heerlen), Bijvorm kervat.  krevat (Maastricht), daarna  kravat (Klimmen), Et. Fr. cravatte.; syn. plastrôo.  krëvat, kërvat (Tongeren), Fr. cravate (= verfranste vorm van Croate: lid van de slavische volksstam der Kroaten). De Kroatische ruiters droegen een linnen band om de hals: Kroatische sjerp dus.  kravat (Achel, ... ), Fr. cravate.  kervat (Gronsveld), krevat (Bree, ... ), Ook wel eens plastrôn.  krevat (Kortessem), oud  kervat (Ell), ouderwetse das, voor-gebonden  kravat (Haelen), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  krāvat (Grevenbicht/Papenhoven), syn. plastrao. Zie ook afb. p.134.  krevat (Diepenbeek), Vgl. Fr. cravate.  krevat (Weert), zie krëvat.  kërvat (Tongeren), Zie ook biend, sjlieps.  kravat (Heerlen), ‘karwat(e)’  karwat (Schaesberg), kravatje (<fr.): karwatje (Wellen), losse schlips (du.): losse sjlieps (Tegelen), plastron (fr.): flastron (Maaseik), pastron (Beringen), pla.strŏ (Borlo), pla.stro͂ͅ (Halen), pla.stro͂ͅn (Kermt), pla.stroͅŋ (Velm), plassrōn (Kaulille), plastra͂ (Wintershoven), plastro (Linkhout, ... ), plastro(n) (Koersel), plastro. (Meeuwen), plastron (Beringen, ... ), plastrong (Bilzen, ... ), plastrooën (Beverlo), plastrŏ (Grazen (WBD), ... ), plastrőͅ (Niel-bij-St.-Truiden), plastro̞n (Paal), plastro͂ͅ (Opheers, ... ), plastro͂ͅn (Hoepertingen), plastroͅn (Achel), plastrón (Eksel, ... ), plastrón(g) (Maastricht), plastrôn (Kortessem), plastrùn (Beverlo), plāstroŋ (Bree), plḁstrḁ̄ (Borgloon), plestroa (Genk), plestron (Neerpelt), plàstròo͂ (Sint-Truiden), pləstron (Hoepertingen, ... ), pləstroͅŋ (Donk (bij Herk-de-Stad)), pələstro (Houthalen), [Fax Maurice Moyaerts 18/03/02]  plastroo (Vorsen), Et. Fr. plastron; syn. krëvat.  plastrôo (Tongeren), Fr.  plastron (Lommel), Fr. plastron &lt; it. piastrone (= pantserhemd, borstbescherming).  plastron (Achel, ... ), Fr. plastron.  plastro͂ (Hasselt, ... ), Het woord das is onbekend.  plostra.uŋ (Wellen), Niet alg.  plastro͂. (Kanne), nu  plastron (Wellen), syn. krevat.  plastrao (Diepenbeek), schlip (<du.): sliep (Blerick), schlips (du.): schjlieps (Heerlerheide), schlieps (Brunssum, ... ), schlips (Hoensbroek), sjlieps (Baarlo, ... ), sjlies (Hoensbroek), sjlips (Brunssum, ... ), sjlĭĕps (Klimmen), slieps (Belfeld, ... ), slipes (Amstenrade), slips (Eind, ... ), sljieps (Maasniel), Du. Schlips.  sjlieps (Herten (bij Roermond)), Vgl. Du. Schlips.  slieps (Weert), Zie ook 1. biend, das; - 2. biend; kravat.  sjlieps (Heerlen), ‘schlieps(e)’  schlieps (Schaesberg), selbstbinder (du.): van t Duitse Selbstbinder  selbs-binder (Bleijerheide), sjaal: sjal (Paal), sjerp: cherp (Mechelen-aan-de-Maas), scherp (Gruitrode), onder hals  cherp (Maaseik), strik: schtrik (Heerlen, ... ), sjtriek (Oost-Maarland), sjtrik (Beek, ... ), strek (Bree), strik (Bocholt, ... ), štrek (Teuven), eerst  sjtrik (Klimmen), Zie ook afb. p. 415.  strik (Maastricht), strikje: schtrikske (Valkenburg), striekske (Hasselt), strikske (Thorn), Sub strik.  strikske (Meeuwen), stropdas: sjtropdas (Roermond, ... ), strepdas (Gruitrode), stropdas (Hamont), strŏpdas (Meijel), strupdas (Achel), strəbdas (Bree), Zie ook afb. p. 417.  ströpdas (Maastricht), vloek: [sic]  flok (Jeuk), voors: [sic, voorste?]  vo̞rs (Paal), zelfbinder: zelf-biender (Bergen), zelfbeŋər (Lanklaar), zelfbinder (Maastricht, ... ), zelfbinger (Tegelen, ... ), zelfbinjer (Reuver, ... ), zelfbinjər (Holtum), zelfbénjer (Urmond), zelfbênjer (Susteren), zellefbinger (Meerssen), lange zelfbinder  zelfbinger (Heerlen), later  zelfbinder (Klimmen), zelfsbinder: zelfsbinder (Kerkrade) (heren)dasje || (strop)das || **plastron: das || *haring: das || 1. das; - 2. zelfbinder || 1. das; 2. shawl || 1. strik; 2. stropdas, zelfbinder || cravate (fr.): das || cravate: cravate || cravate: das || cravate: herendas || das [N 114 (2002)] || das (doek) [SGV (1914)] || das (doek) [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND m] || das (halsdoek) || das (kledingstuk) || das (stropdas) || das die door de heren gedragen wordt [ZND 33 (1940)] || das, plastron || das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)] || das, zelfbinder || das: halsdoek || das; sjaal || dasje, strik || Fr. cravatte, stropdas || halsdas || herendas || kravat: herendas || plastron (das) || plastron [Fr.] || plastron, brede das || plastron: plastron || plastron: platte brede das || plastron: versierd bovenstuk van kleed || strik: b) (heren)dasje || strikje || stropdas || stropdas, zelfbinder [slieps, sjlips, strik, kravat, kerwat, bindem, biend, kol] [N 23 (1964)] || zelfbinder || zelfbinder, stropdas III-1-3
stropop stropop: strojpóp (Gennep), ströjpòp (Venray), vogelschrik: vogelschrik (Heusden) Het plaatsen van een stropop bij andere gelegenheden of op een andere tijd [naam, tijdstip + uitleg]. [N 88 (1982)] || Stropop, dok. || Stropop. III-3-2
stropop begraven of verbranden op de laatste kermisdag kermisman begraven: kirmismaan begrave (Eys), kermisman verbranden: wordt verbrand op de laatste dag van de kermis  kirmismaan (Kesseleik), malbroek: De hertog van Malborough, in 1702 aanvoerder van de Hollandse en Engelse troepen tegen Lodewijk de Veertiende, stond bij het volk bekend als super-plunderaar en in de geschiedenisboekjes als een zeer bekwaam veldheer aan wie de uiteindellijke overwinning op de Franse koning toekwam. Op kermissen en oogstfeesten werd er een pop van stro gemaakt en dan werd de heer Malborough met veel bijval van het publiek opgestookt.  Malbrook (Brunssum), malbroek verbranden: op de laatste kermisdag  malbrook verbranne (As) [z. toel.] || Het plaatsen van een stropop bij andere gelegenheden of op een andere tijd [naam, tijdstip + uitleg]. [N 88 (1982)] III-3-2
stropop plaatsen bij 50e verjaardag abraham: 50 jaar worden  abraham (Hulsberg), 50jaar worden  abraham zee (Itteren), als iemand 50 wordt  abraham (Sittard), als men 50 wordt  ābraham (Meijel), abraham en sara: abraham en sarah (Epen), abraham of sarah ziee (Wijlre), 50 jaar  abraham en sarah (Geulle), als iemand 50 wordt  abraham - sarah (Stein), bij 50e verjaardag  abraham / sarah (Venray), ābraham eͅn sāra (Susteren) Het plaatsen van een stropop bij andere gelegenheden of op een andere tijd [naam, tijdstip + uitleg]. [N 88 (1982)] III-3-2
stropop plaatsen?! de parachutist op het dak zetten: de parasjuutist op t daak zette (Heel) Het plaatsen van een stropop bij andere gelegenheden of op een andere tijd [naam, tijdstip + uitleg]. [N 88 (1982)] III-3-2