e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stropoppen dakpoppen: dākpopǝ (Geulle, ... ), dākpopǝn (Hamont), dākpupǝ (Klimmen), dakwisjes: dǭkwęskǝs (Genk), handpanpoppen: haŋkpanpopǝ (Tegelen), pannenpoppen: panǝpopǝ (Borgharen, ... ), panǝpopǝn (Achel, ... ), panǝpupǝn (Hechtel), pannenwijpen: panǝwęjpǝ (Hechtel), panǝwīpǝn (Eksel), pannenwisjes: panǝwęskǝs (Genk, ... ), panwissen: panwissen (Kermt), panwister: panwęstǝr (Beverst), poppen: po ̝pǝ (Niel-bij-As), popǝ (Altweert, ... ), popǝn (Achel, ... ), pu.pǝ (Diets-Heur, ... ), pupǝ (Berg, ... ), pupǝn (Lommel), pø̜p (Hamont), pø̜pǝ (Maasbree, ... ), pǫpǝ (Sint-Martens-Voeren, ... ), popstro: popstrø̄ (Oud-Caberg), strooien poppen: štryǝ popǝ (Bleijerheide), štrȳǝ popǝ (Epen), strooipoppen: strooipoppen (Dilsen, ... ), strujpo.pǝ (Zutendaal), strø̜jpopǝn (Hamont), strōjpopǝ (Zolder), strōjpopǝn (Koersel), strű̄jpø̜pǝ (Meeuwen), strǫjpopǝ (Gennep, ... ), strǫjpupǝ (Bilzen, ... ), štryǝpopǝ (Tegelen), štrȳ.popǝ (Waubach), štrȳǝpopǝ (Heerlen, ... ), stropoppen: strōpupǝ (Hoeselt), strōpøpǝ (Eigenbilzen), strowisjes: strowisjes (Millen), strõǝwęskǝs (Genoelselderen), strōwęskǝs (Bilzen, ... ), strowissen: strōwęsǝ (Eigenbilzen, ... ), strowister: strōwęstǝr (Hoeselt), walmen: wa.lǝmǝ (Diepenbeek), walmen (Hasselt, ... ), walmpjes: walmpjes (Sint-Lambrechts-Herk), wɛlǝmkǝs (Diepenbeek, ... ), wijpen: w.ęjpǝ (Kermt), wepǝn (Kleine-Brogel), wē.ǝpǝ (Voort), wē̜ ̝pǝ (Meldert), wē̜.pǝ (Brustem, ... ), wē̜.ǝpǝ (Nieuwerkerken), wē̜pǝ (Bevingen, ... ), węj.pǝ (Guigoven), węjpǝ (Aalst, ... ), węjǝpǝ (Engelmanshoven), węǝpǝ (Kerniel, ... ), wī.pǝ (Grote-Brogel), wīpǝ (Meeuwen, ... ), wīpǝn (Eksel), wīǝpǝ (Hoepertingen), wɛpǝn (Berverlo), wijpjes: wøpkǝs (Tungelroy), wē̜.pkǝs (Diepenbeek), wē̜pkǝns (Houthalen), wē̜pkǝs (Helchteren, ... ), węjpkǝs (Berverlo, ... ), węmpkǝs (Rutten), wępkǝs (Neerrepen), wīpkǝs (Bocholt), wisjes: wø̄skǝs (Zichen-Zussen-Bolder), wēskǝs (Rutten), węskǝs (Berg, ... ), wissen: węsǝ (Beverst, ... ), wister: węstǝr (Beverst  [(enkelvoud: węs)]  ) Zie kaart. Dubbelgevouwen en samengebonden bosjes stro die ter afdichting tussen de dakpannen worden gestoken. Zie ook het lemma 'Strowalm' in wld I.4, pag. 122 e.v. In L 270 werd het stro voor de poppen op ¬± 60 cm lengte gesneden, dubbel gevouwen en aan de omgevouwen kant met een touwtje vastgebonden, aldus enigermate op een popje gelijkend. De stropoppen werden vroeger bij het dakdekken onder de elkaar overlappende zijkanten van de handpannen gestoken om een goed gesloten dak te verkrijgen ('Tegels Dialek', pag. 121). In L 210 werden de poppen iets breder dan de pan uitgespreid. Aan de onderkant stak ongeveer 1,5 cm van het stro onder de pan uit. [N 32, 44d; N F, 5; JG 2c; JG 2d; monogr.] II-9
stroppen blindnaaien: bleŋknęjǝ (Maasbree), klieven: klieven (Lommel), op halve dikte naaien: op hǭf dektǝ niǝnǝ (Montzen), randnaaien: (men heeft) ranjtjgǝnɛjt (Roggel), splijten: šplītǝ (Heerlerheide), stoppen: štǫpǝ (Reuver), stroppen: strø̜pǝ (Stein, ... ), strępǝ (Bilzen), strǫpǝ (Dilsen, ... ), štrø̜jpǝ (Herten, ... ), štrø̜pǝ (Sint Odilienberg), toezetten: tuwzętǝ (Mechelen), verstoppen: vǝrštǫpǝ (Mechelen), vreten: vrē̜tǝ (Stein), zich stroppen: zix štrø̜pǝ (Bleijerheide), zwienaaien: zwinięjǝ (Geulle) Een andere (zie het lemma klieven) manier om een waterdichte naad te maken. Men steekt met een Engelse els gaatjes onder de nerf van het leer door en trekt dan de randen stijf tegen elkaar aan. Ook hierbij doet de steekspaan dienst. Men ziet dat het woord klieven, dat oorspronkelijk alleen op het splitsen geslagen zal hebben, het hele procédé aanduidt, ook daar waar van splitsen geen sprake meer is (Liedmeier, pag. 14). Zie afb. 32. [N 60, 59b] || Gezegd van een schaaf die niet vlot vooruitgaat door een ophoping van houtkrullen in het spouwgat, tussen de dekbeitel en het schaafblok of tussen de schaafbeitel en de keerbeitel. [N 53, 113a-c] II-10, II-12
stroppen, gezegd van de draad knuppelen: knø̜pǝlǝ (Noorbeek), oplopen: ǫplupǝ (Zolder), opstropen: opstrø̄pǝ (s-Gravenvoeren), opstręjpǝ (As), opstręjpǝn (Opglabbeek), opštrø̜jpǝ (Herten), opstroppen: opstroppen (Zolder), opstrępǝ (Bilzen, ... ), opštrø̜pǝ (Reuver), pluizen: pluizen (Genk), strompelen: strumpǝlǝ (Bilzen), stropen: stryǝpǝ (Horst), strø̜jpǝ (Echt, ... ), štrø̄pǝ (Montzen), štrø̜jpǝ (Ransdaal), stroppen: stroppen (Diepenbeek, ... ), strø̜pǝ (Lanaken, ... ), strępǝ (Bilzen), štropǝ (Nieuwstadt), štrøpǝ (Lutterade, ... ), štrø̜pǝ (Doenrade, ... ), uitrefelen: øtjręjfǝlǝ (Meijel) Opeenschuiven, zich samenpakken, blijven steken, gezegd van de draad. [N 59, 69] II-7
stropvlinderdas miepmop: Zie ook nóndejüke.  miepmop (Heerlen) vlinderdas III-1-3
stroring duivennest: ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft!  douveNés (Rijkhoven), korfje: kûrfke (Houthalen), nest: nees (Kortessem), nestband: nestband (Jeuk), stromat: struumat (Eys), strooien krans: strooien krans (Tongeren), strooituig: sjtrèv-tög (Buchten), stroring: sjteurink (Vlodrop), streurink (Geleen) eertijds nam men daarvoor ook een uit stro gevlochten ring. Hoe heette die? [N 93 (1983)] III-3-2
strosnij-ezel snijbak: šnijbak (Klimmen), strooi-ezel: stryjēzǝl (Borgharen, ... ), strø̜jēzel (Diepenbeek) Bak waarin het dekstro op maat wordt gesneden. Het stro wordt daarbij door middel van twee rechtopstaande paaltjes bijeen gehouden. De ezel biedt de mogelijkheid het stro tijdens het snijden met behulp van de knie aan te drukken. Zie ook het lemma 'Stro-snijezel' in wld I.4, pag. 151. [N F, 13b] II-9
strosnijbak gaffelkist: gafǝlkes (Geulle), hakkist: hakes (Zichen-Zussen-Bolder), hakselbak: hęksǝlbak (Borgharen, ... ), hɛksǝlbak (Beringen, ... ), hakselbank: hɛksǝlbaŋk (Bocholt, ... ), hakselkist: hɛksǝlkes (Beverst, ... ), hɛksǝlkest (Maasbracht, ... ), hɛksǝlkis (Valkenburg), ęksǝlkest (Rotem), hakselsnijder: hɛksǝlsnā̯ǝr (Velden), hakselsnijkist: hęksǝlsnikes (Maasmechelen), hond: hond (Geulle), kapbak: kabak (Lommel), scherf: sxɛrǝf (Koersel), scherfbak: sxɛrǝfbak (Achel, ... ), scherfbank: sxɛrǝrfbaŋk (Kiewit, ... ), sxɛrǝrfbāŋk (Achel, ... ), šɛrǝfbaŋk (As, ... ), scherfblok: sxɛrfblǫk (Beringen), scherftrog: sxɛrǝftrōx (Boekt Heikant), schooftrog: sxøftrǫx (Lummen), snijbak: snibak (Nunhem, ... ), snāi̯bak (Borgloon, ... ), snēbak (Wellen), snēi̯bak (Opheers), snęi̯bak (America, ... ), snīi̯bak (Milsbeek, ... ), snɛ̄bāk (Sint-Truiden, ... ), šnibak (Bocholtz, ... ), šnēi̯bak (Bree, ... ), snijbank: snibaŋk (Bree, ... ), snā̯baŋk (Ospel), snēbaŋk (Wellen), snē̜baŋk (Hasselt, ... ), snē̜i̯baŋk (Berbroek, ... ), snęi̯baŋk (Bingelrade, ... ), snęǝbaŋk (Rummen), snɛ̄baŋk (Halen), snijblok: šnijblǫk (Klimmen), snijkist: snijkes (Ell), snijkest (Tungelroy), snikes (Maasmechelen, ... ), snikest (Ell, ... ), snāi̯kis (Bilzen, ... ), snā̯kest (Maxet, ... ), snęi̯kes (Eigenbilzen, ... ), snęi̯kest (Rotem), snęi̯kēst (Meijel), snīkest (Kinrooi, ... ), šnijkes (Klimmen, ... ), šnikes (Buchten, ... ), šnikes(t) (Baexem, ... ), šnikest (Herten), šnikēst (Panningen), šnęi̯kes (Maaseik, ... ), šnīkes (Boukoul, ... ), snijkistje: šnikiskǝ (Puth), snijklots: snęjklots (Meijel), stro-batch (wa.): [stro]batš (Teuven), strobak: [stro]bak (Hoeselt, ... ), strobok: [stro]bǫk (Gennep, ... ), strokist: [stro]kest (Weert), strooikist: strujkest (Tungelroy), voerbak: vui̯ǝrbak (Gelinden, ... ), voerkist: vōrkis (Heer) Snijbak waarin het geschudde dekstro met behulp van een mes op lengte wordt gesneden. Zie ook het lemma 'Strosnijbak' in wld I.4, pag. 151. [N F, 13a] || Toestel waarmee en waarin het stro wordt fijngesneden tot haksel (zie het lemma ''haksel'', 6.4.1) of, als het grover gebeurt, tot strooisel dat in de potstal wordt uitgespreid. Soms wordt hiertoe een los mes (zie het lemma ''strosnijmes'', 6.4.4) gebruikt, maar doorgaans is het mes scharnierend aan één van de zijkanten van de bak gemonteerd; vergelijk afbeelding 18, a. De losse bak wordt wel lade genoemd in Q 4 (lǭi̯) en Q 96c (lāi̯); en batch (wa.; vgl. J. Haust, Dictionnaire liégeois, s.v.) in Q 209 (batš). Het komt voor dat de strosnijbak, die vaak naast de hakselkist in de schuur of de stal staat, zie aflevering I.6, lemma ''hakselkist'', met die kist één voorwerp vormt. Dit uit zich in de naam van de strosnijbak, waar men herhaaldelijk de term kist ziet verschijnen. Zie ook het lemma ''strosnijezel'' (6.4.3). Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [stro] zie het lemma ''stro'' (6.1.24).' [N 18, 102; monogr.; add. uit N 18, 104] I-4, II-9
strosnijezel bok: bǫk (Hoeselt), ezel: ē̜zǝl (Blerick, ... ), ęi̯zǝl (Leopoldsburg), hakselblok: hɛksǝlblǫk (Geleen), kniebak: knibak (Velden, ... ), knē̜i̯bak (Kermt, ... ), kniebank: knēi̯baŋk (Bree), knībaŋk (Hoeselt), scherfblok: sxɛrǝfblok (Kiewit), snijblok: snē̜i̯blǫk (Diepenbeek), snęi̯blǫk (Maasmechelen, ... ), snīblǫk (Baexem, ... ), snɛ̄blok (Zelem), šniblǫk (Buchten, ... ), šnē̜blǫk (Val-Meer), snijbok: snibǫk (Montfort, ... ), snijezel: snijezel (Lanaken), snijkist: šnikest (Herten), snijklots: snēi̯klǫts (Broekhuizen, ... ), snęi̯klǫts (America, ... ), snīklǫts (Baarlo, ... ), šnīklǫts (Helden, ... ), strobank: [stro]baŋk (Gelieren Bret), stroblok: [stro]blōk (Maasmechelen), strobok: [stro]buk (Puth), [stro]bǫk (Lanklaar, ... ), stroklots: [stro]klǫts (Velden, ... ), stroēzel: [stro]ēzǝl (Baarlo, ... ), [stro]ē̜zǝl (Tegelen, ... ), [stro]īzǝl (Bocholt, ... ), [stro]īǝzǝl (Opitter, ... ) De eenvoudiger en grovere uitvoering van de strosnijbak van het voorgaande lemma; deze werd gebruikt voor het grof snijden van stro. Men ging dan wel met één knie op de schoof of bussel stro zitten om deze vast te zetten; vandaar de benaming kniebak of kniebank. Zie afbeelding 18, b. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [stro] zie het lemma ''stro'' (6.1.24).' [N 18, 104 en 105; monogr.] I-4
strosnijmes gestel: kastɛl (Zepperen), kǝstɛl (Martenslinde), hakmes: hakmes (Hoensbroek, ... ), hakselmes: hɛksǝlmęs (Leunen, ... ), hɛksǝlmęts (Klimmen, ... ), ęksǝlmęs (Rotem), hakselsnijmes: hɛksǝlšnimęts (Herten), handsnijmes: hāntsnāi̯mɛ̃s (Borgloon), kapmes: kapmęi̯ǝs (Groot-Gelmen), kapmɛs (Werm), kapzeissie: kapzęsi (Lommel), mes: męs (Niel-Bij-Sint-Truiden), męts (Bunde, ... ), scherfmes: sxøfmęs (Lummen), sxɛrǝrfmęs (Achel, ... ), šxɛrǝfmęs (Zonhoven), šɛrǝfmęs (Bocholt, ... ), šɛ̄rǝfmęs (Gelieren Bret), scherfrijer: sxɛrǝfręǝr (Paal), scherftmes: sxęi̯rftmęs (Neerpelt), snijmes: snimęs (Bocholt, ... ), snimęts (As, ... ), snāi̯mɛ̄s (Borgloon, ... ), snā̯męs (Milsbeek, ... ), snā̯męts (Baarlo, ... ), snēi̯męs (Broekhuizen, ... ), snē̜męs (Halen, ... ), snē̜ǝi̯mē̜ǝs (Kermt, ... ), snē̜ǝmęs (Rummen), snęi̯męs (America, ... ), snęi̯męts (Holtum, ... ), snęi̯męǝs (Berbroek), snęi̯mɛi̯s (Gelinden, ... ), snęi̯mɛ̄s (Beverst), snɛ̄i̯mɛ̄i̯s (Diepenbeek, ... ), šnimęts (Bocholtz, ... ), šnēi̯męs (Stokkem), šnīmęts (Boukoul, ... ), snippermes: snepǝrmęts (Ophoven, ... ), šnepǝrmęts (Klimmen, ... ), stromes: [stro]męs (Gennep, ... ), [stro]męts (Hoensbroek, ... ), [stro]mɛi̯s (Opheers), strosnijder: strosnęi̯ǝr (Rosmeer), struusnijder: strȳšnā̯ǝr (Welten), zeissie: zē̜i̯si (Bree) Het losse mes dat gebruikt wordt om stro te snijden, hetzij op de snijkist, hetzij op de snijezel. Zie afbeelding 18, c, waarop twee typen messen zijn afgebeeld. Er is naar de naam van de afzonderlijke typen geïnformeerd, maar dit leverde geen onderscheid in benamingen op. Kennelijk worden beide typen door dezelfde naam aangeduid. Gestel is een soort kapmes. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [stro] zie het lemma ''stro'' (6.1.24).' [N 18, 103a, 106a en 106b; L 26, 12; monogr.] I-4
strosnijmolen hakmachine: hakmašin (Eisden, ... ), hakmǝšin (Lanaken), hakselmachine: haksǝlmašin (Spalbeek), hēksǝlmašin (Maastricht), hɛksǝlmašin (Beringen, ... ), hɛksǝlmašiŋ (Eygelshoven, ... ), hɛksǝlmøšin (Zolder), hɛksǝlmǝsen (Herk-de-Stad), hɛksǝlmǝsin (Middelaar), hɛksǝlmǝsinǝ (Wijer), hɛksǝlmǝsxīn (America, ... ), hɛksǝlmǝšen (Borgloon, ... ), hɛksǝlmǝšin (Bilzen, ... ), hɛksǝlmǝšēn (Vlijtingen), hɛksǝlmǝšęi̯n (Maaseik), hɛksǝlmǝšī.n (Boukoul, ... ), hɛksǝlmǝšīn (Alt-Hoeselt, ... ), hɛksǝlmǝžinǝ (Wintershoven), hɛǝksǝlmašin (Opgrimbie), ęksǝlmašin (Borlo, ... ), ęksǝlmešeŋ (Lanklaar, ... ), ęksǝlmǝsen (Wilderen), ęksǝlmǝšīn (Boorsem, ... ), hakselmolen: hɛksǝlmȳǝlǝ (Hoensbroek), hɛksǝlmø̄lǝ (Baarlo, ... ), hɛksǝlmø̄ǝlǝ (Noorbeek, ... ), hɛksǝlmø̜̄lǝ (Bocholtz), hɛksǝlmø̜i̯lǝ (Rummen, ... ), heksemolen: hɛksǝmø̄lǝ (Milsbeek, ... ), heksmachine: hɛksmašin (Zepperen), kapmachine: kapmašin (Hoeselt, ... ), kepselmachine: kapselmǝšin (Hoepertingen), kapsǝlmašin (Lommel), kɛpsǝlmašin (Beverst), scherfbak: sxɛrǝfbak (Hechtel, ... ), scherfbank: sxɛrǝfbaŋk (Genk, ... ), šɛrǝfbaŋk (As), scherfmachine: sxɛrǝfmašin (Houthalen, ... ), sxɛrǝfmǝšin (Achel, ... ), scherftbak: (sic)  sxręftbak (Kwaadmechelen), snijmachine: snęmǝšin (Halen), snijmolen: snimø̄lǝ (Ophoven), šnimø̄lǝ (Roermond), stromachine: [stro]mǝšin (Halen), strosnijder: [stro]snā̯ǝr (Venlo) Het toestel waarin en waarmee stro tot snippers gehakt wordt dat als veevoeder moet dienen. Vergelijk ook het lemma ''strosnijbak'' (6.4.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [N 18, 107; L 26, 12; monogr.; add. uit JG 1c] I-4