e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
strossen aaneenstoppen: ānęjnstopǝ (Maasmechelen), aaneenstressen: anēštręsǝ (Bleijerheide), aaneenstrossen: ānęjnštrosǝ (Reuver), aaneenvlechten: enēfliǝtǝ (Montzen), besteken: bǝstē̜kǝ (Bilzen), dobbel naaien: dobǝl ni-jǝ (Noorbeek), fatsoeneren: fatsunērǝ (Jeuk), hechten: hęxtǝ (Lutterade), randereren: randǝrērǝ (Doenrade), strossen: strossen (Opglabbeek), strosǝ (Born, ... ), strǫsǝ (Meijel), štrosǝ (Herten, ... ), tresje maken: tręskǝ mākǝ (Zolder), trossen: trosǝ (Lanaken, ... ), trosǝn (Stein), trǫsǝ (Hopmaal), vlechten: fliǝtǝ (Montzen) Het onzichtbaar aaneenhechten van twee lappen stof zonder naad ertussen door er steken overheen te naaien met de tafellakensteek of strossteek. Zie afb. 35. [N 59, 59; N 62, 15c] II-7
strovijl duitse vijl: dø̜jtsǝ vęjl (Jeuk), pruisenvijl: prȳsǝvīl (Montfort, ... ), strooivijl: struwǝjvē̜l (Tessenderlo), strȳvęjl (Maastricht), strø̜jvīl (Neeritter), strū.jvīl (Weert), strǫjvīl (Heijen, ... ), štruǝvīl (Helden  [(grove vijl)]  , ... ), štryǝvil (Spekholzerheide), štrȳǝvīl (Heerlen, ... ), štrø̜v ̇īl (Herten), štrø̜vīl (Rothem  [(grove vijl)]  ), strooivijltje: štrø̜vilkǝ (Susteren), strovijl: strōvīl (Well) In het algemeen een vijl met een vrij grof bekapt blad dat plat of halfrond kan zijn. Strovijlen ontlenen hun naam aan het feit dat ze in bundels van 2 tot 16 stuks of meer in stro verpakt verkocht werden. Zie ook afb. 98. De strovijl is ook wel bekend onder de naam Duitse vijl (vgl. Vuylsteke, pag. 166). [N 33, 101; N 33, 86] II-11
strowalm besteeksel: bǝstīǝ.ksɛl (Hasselt), besteekstrooi: bǝstē.kstrui̯ (Binderveld), dekstro: dekstro (Bree, ... ), dę.kstro (Hoeselt), dę.kstrǫu̯ (Beverst, ... ), dekstrooi: dękstroi̯ (Diepenbeek, ... ), dękstrui̯ (As, ... ), dękstrōi̯ (Houthalen, ... ), dękstrū.i̯ (Niel-bij-As, ... ), dękstrūi̯ (Kerkhoven, ... ), dękstrű̄i̝ (Meeuwen, ... ), dekstruu: dękstri (Veldwezelt), dękstrȳ (Maaseik), dękstrø̄ (Grathem, ... ), dękštruǝ (Ulestraten), dękštru̯ø̜ (Rothem), dękštryǝ (Haler, ... ), dękštrȳ (Puth), geschud stro: geschud stro (Herderen), gǝšø.t struu̯ (Overrepen, ... ), gǝšø.t strō (Hoeselt, ... ), gǝšø.t strǫu̯ (Sint-Huibrechts-Hern), geschud strooi: gǝsxø̜t strui̯ (Borgloon, ... ), gǝšęt stroi̯ (Munsterbilzen, ... ), gevlegeld strooi: gǝvlē.gǝlt strōi̯ (Peer), gevlegeld struu: gǝvlē.gǝlt stro (Maasmechelen), korenstro: kō.nǝstruu̯ (Vechmaal), kōnstruu̯ (Gelinden), korenstrooi: kōnǝstrui̯ (Buvingen, ... ), korenwalm: ku̯ǫnǝwā.m (Sluizen), mijtstro: mē̜.tstrǫu̯ (Beverst), mijtstrooi: mitstroi̯ (Gennep), mitstrǭi̯ (Middelaar), mijtstruu: mītstrȳǝ (Klimmen), reekstruu: rēkstryǝ (Tegelen), roggestro: rø̜gǝstruu̯ (Heks), schoof: sxuf (Kiewit), sxȳf (America, ... ), sxȳǝf (Broekhuizen, ... ), sxø̄f (Leunen, ... ), sxø̜i̯f (Hushoven, ... ), sxōf (Gennep, ... ), šø̜i̯f (Baarlo, ... ), šōf (Bocholtz, ... ), šűf (Molenbeersel), šǫu̯f (Amstenrade, ... ), šǭf (Kinrooi), schoofstro: sxōfstroǝ (Venlo), šȳfstroǝ (Meijel), šǫu̯fstrō (Moorveld), schoofstrooi: šǫu̯fštrūǝ (Ulestraten), schoofstruu: šø̜i̯fštrø̄ (Montfort, ... ), šø̜i̯fštrø̄ǝ (Horn), šōfštryǝ (Tegelen), šōfštrȳ (Oost-Maarland, ... ), šōfštrø̄ (Oirsbeek), šǫu̯fštrø̄ (Boukoul, ... ), šǫu̯fštrø̜ǝ (Urmond), schudsel: sxø̜tsǝl (Hopmaal), schudstro: schudstro (Eigenbilzen), steekstrooi: stēǝkstroi̯ (Kermt), stro/strouw: strǫu̯ (Munsterbilzen), strooi: strui̯ (Gelieren Bret), strūǝi̯ (Nederweert), strǫi̯ (Munsterbilzen), strowalm: strōwā.m (Riemst), struu: strø̄ (Urmond), strø̜u̯ (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), struuwalm: striwa̯u̯m (Gellik), uitgeschud stro: uitgeschud stro (Alken), ǭ.txǝsxø̜t struu̯ (Rukkelingen-Loon), ǭ.txǝšø̜t struu̯ (Vliermaalroot), uitgeschud strooi: ǭ.txǝšø̜ stroi̯ (Lummen), uitgeschud struu: ū.txǝšø̜t stryǝ̯ (Elen, ... ), vlegelstro: vlegelstro (Bevingen, ... ), vljøgǝlstrō (Herderen, ... ), vlø̄.gǝlstrǫu̯ (Guigoven, ... ), vlīɛ.gǝlstrō (Waltwilder), vlegelstrooi: vlø̄.gǝlstrui̯ (Hoepertingen, ... ), vlø̄.gǝlstrōi̯ (Helchteren), vlø̄.gǝrstrui̯ (Broekom), vlø̄gǝrstroi̯ (Linkhout), vlø̜i̯.gǝlstrui̯ (Alken, ... ), vlø̜i̯.gǝrstrui̯ (Bevingen, ... ), vlē.gǝlstroi̯ (Berbroek, ... ), vlegelstruu: vi̯ęgǝlstri (Gellik), vlīǝ.gǝrstri (Veldwezelt), vlø̜i̯gǝlstrø̜i̯ (Borgloon), vlē.gǝlstryǝ (Lanklaar), vlē.gǝlstrøi̯ (Hasselt), vlē̜gǝlštrø̄ǝ (Munstergeleen), vlɛ̄gǝlstry (Bleijerheide), walm: w ̇alǝm (Beringen, ... ), w ̇ǭm (Rotem), wa.lǝm (Achel, ... ), walǝm (Aalst, ... ), wam (Rekem), wau.m (Boorsem, ... ), waum (Beek, ... ), wā.lǝm (Kerniel), wālǝm (Blitterswijck, ... ), wām (Romershoven), wā.m (Berg, ... ), wā.mp (Genoelselderen, ... ), wām (Hees, ... ), wǭ.m (Zutendaal), walmbussel: wambøsǝI (Bree), walmpje: wajmka (Opglabbeek), węmkǝ (Neerharen), walmstro: walmstro (Aalst, ... ), wāmstrō (Eigenbilzen, ... ), walmstrooi: wa.lǝmstruj (Grote-Brogel, ... ), walǝmstruj (Brustem, ... ), wālǝ.mstrōi (Genk), wā.mstroj (Bilzen, ... ), walmstruu: wa.lǝmstryǝ (Elen), walǝmstrø̄i̯ (Ellikom), wermkesstrooi: wɛrǝmkesštrø̄i̯ (Diepenbeek), wijp: wē̜.p (Boekhout, ... ), wē̜ǝ.p (Gelinden, ... ), wijpje: wē̜pkǝ (Herk-de-Stad, ... ), wisjeswalm: węskǝswā.m (Bilzen), zuiver roggestro: zuiver roggestro (Nieuwerkerken) Een bundel zeer gaaf en net stro waaruit de kortere halmen verwijderd zijn en die direct geschikt is voor de dakbedekking. Vergelijk ook het lemma ''strohalm'' (1.3.2) en de toelichtingbij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.18) en bij paragraaf 6.4. Een worm (in Q 71: wermkesstreuj) is één van de balken waarop de dakbedekking rust.' [N 14, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c, 2d [4]; monogr.; add. uit N 15, 45b] I-4
strowis strobos: štrui̯buš (Panningen), stroo(i)ewis: stroǝwes (Venlo), stroǝwęs (Blerick), stroǝwęǝs (Maasbree), strōi̯ǝweš (Merselo), strōi̯ǝwęš (Weert), struǝi̯ǝwes (Lottum), struǝwes (Sevenum, ... ), stryǝwes (Baarlo), stryǝwøš (Brunssum, ... ), stryǝwęs (Beesel, ... ), stryǝwęš (Obbicht), strȳi̯ǝwes (Horst), strȳǝwęs (Heel, ... ), strø̄ǝwes (Swalmen), strø̜i̯ǝwes (Meerlo, ... ), strǫi̯ǝwes (Blitterswijck, ... ), štroǝwøš (Valkenburg), štryi̯ǝwø̜š (Amby, ... ), štrȳi̯ǝwiš (Epen, ... ), štrøi̯ǝwø̜š (Doenrade, ... ), štrø̄ǝwøš (Geleen, ... ), štrø̜i̯ǝwø̜š (Puth), strooiwis: strōi̯weš (Heijen), strǫi̯weš (Afferden, ... ), štrui̯wēs (Helden), strowis: strowęs (Laak, ... ), stru̯o̜węs (Arcen), strōi̯wes (Griendtsveen), strōwes (Grubbenvorst), strǫiwes (Well), struuwis: strywø̜š (Borgharen, ... ), strywęs (Maastricht, ... ), strȳwęs (Thorn), strø̄weš (Oirlo), strø̄wøš (Maasbracht, ... ), strø̄węs (Echt, ... ), štrywøš (Schaesberg, ... ), štrȳwēš (Mechelen), štrȳwęs (Belfeld), štrø̄i̯węs (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), štrø̄wøš (Bingelrade, ... ), štrø̄wø̜š (Heek, ... ), štrø̄węs (Asenray / Maalbroek, ... ), štrø̜wiš (Buchten, ... ), štrø̜węs (Horn), štrø̜̄wø̜š (Broeksittard, ... ), wis: we.s (Hasselt, ... ), wes (Gennep, ... ), weš (Banholt, ... ), wø̜š (Rothem), węs (Bocholt, ... ), wɛs (Bree) Klein busseltje lang stro, met name gebruikt om er een stroband van te maken. [S 36; monogr.] I-4
strozak bed: bèd (Weert), beddenzak: beddezak (Meeuwen), bèddezak (Weert), bulster: bulster (Noorbeek), bŭlster (Schimmert), bult: bult (Valkenburg), kafzak: kaafzák (Castenray, ... ), met kaf gevulde zak, inz. als onderbed gebruikt  kaofzák (Zonhoven), matras: matras (Maastricht), màtrás (Opglabbeek), mətras (Montfort), paljas: paljas (Klimmen, ... ), paljás (Gruitrode, ... ), palj‧as (Kinrooi), peljas (Neeroeteren), pàljás (As), pəljas (Meeuwen), pəlj‧as (Bilzen), Hië slupt óp ne paljás: hij slaapt op een strozak  paljás (Zonhoven), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  peljas (Beverlo), veerwaore blij, totveer op ¯ne paljas kóste slaope  paljas (Maastricht), pès: puus (Gulpen), pys (Bleijerheide, ... ), püss (Eupen), strozak die men aan de dienstboden teruggeeft bij hun ontslag  puesz (Heerlen), roesjerd: roesjert (Waubach), strooien zak: struje-zak (Noorbeek, ... ), strooimatras: stroeymetras (Nieuwerkerken), strooizak: sjtrew-zak (Vlodrop), stroeijzak (Weert), stroejzak (Arcen, ... ), strooizak (Leopoldsburg), strōizak (Eksel), strōi̯zak (Houthalen), strujzak (Ophoven), struuezak (Ell), struujzak (Bree), struyzak (Meeuwen), strū.i̯zak (Neeroeteren), strūəjzak (Kwaadmechelen), strŭĭzak (Meerlo), strèùjzàk (Opglabbeek), ströi-zak (Neerharen), ströjzák (Tienray), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  stroejzak (Beverlo), strozak: chtruëzak (Sint-Martens-Voeren), sjrteuèzak (Guttecoven), sjtreuuzak (Herten (bij Roermond)), sjtreuzak (Klimmen, ... ), sjtreuëzak (Lutterade), sjtroeë-zak (Helden/Everlo), sjtruezak (Wijlre), sjtruuzak (Gronsveld, ... ), sjtruuëzak (Klimmen, ... ), sjtruëzak (Gulpen), sjtruëzàk (Voerendaal), streuezak (Guttecoven), streuzak (Heythuysen, ... ), streùzak (Buchten), streûzak (Schimmert), stroezak (Tungelroy, ... ), strozak (Gennep, ... ), stroéezak (Tungelroy), stroêzak (Blerick), stroëzak (Venlo), struezak (Schaesberg), struuzak (Maastricht, ... ), struzak (Maastricht), struèzak (Echt/Gebroek), strŭŭzak (Gruitrode), strŭŭzàk (Opglabbeek), stry(3)̄zak (Lanklaar), stry(3)̄əzak (Lanklaar), strêûzak (Nunhem), stròzak (Meijel), strûûzàk (Rekem), strüzak (Noorbeek), str‧yəz‧ak (Kinrooi), štrø&#x0304əzak (Herten (bij Roermond)), met stro gevulde zak als matras  sjtreuzak (Sittard), Ze laogen op ¯ne struzak in de \"chambree\"¯t Gezin vroog de hiere die hun bezeukde ¯ne struzak  struzak (Maastricht) \"matras\", gevuld met kort stro || bed, strozak || beddezak, nest || gevulde zak om op te slapen || kafzak || Met stro gevulde matras (bulster, paljas, strozak) [N 79 (1979)] || paljas || strobed || stroozak || strozak [N 56 (1973)] || strozak als matras || strozak, strobed || zak met stro als matras III-2-1
struik (alg.) arbuste: arbuus (Maastricht), sierstruik  arbuus (Maastricht), boom: beum (Koninksem), boem (Sint-Truiden), boeəm (Halen), boəm (Zepperen), būɛm (Hamont), bos: bas (Achel), bos (Bocholt, ... ), boͅs (Hamont), WBD/WLD  bŭsj (Nieuwenhagen), boskei: bòskei (Hasselt), braak: braak (Lummen), buist: beust (Beringen), boast (Heusden), buist (Beringen, ... ), böst (Beverlo, ... ), bøste (Meldert), bøͅst (Beringen, ... ), etym. (e.d.), zie boek  bóó.ëst (Zonhoven), IPA, omgesp.  bøst (Kwaadmechelen), fakke: fagke (Maastricht), fagke mv (Maastricht), gaspel: etym. (e.d.), zie boek  gáspel (Zonhoven), gestruikt: WBD/WLD  gəstrōēkt (Opglabbeek), heester: heesjter (Eijsden), heister (Grathem), heggenstruik: hèkkestruek mv (Wijlre), hout: hōͅ.t (Zonhoven), huit (Tessenderlo), koot: koot (Beringen), schronkel: ideosyncr. (spronkel ? - onduidelijk)  sjronkel (Sittard), stomp: stomp (Kortessem), stronk: WBD/WLD  sjtrunk (Lutterade), struik: enne stroêk (Boekend), inne sjtrōēk (Hoensbroek), schtroeg (Vaals), schtroek (Amby), schtroék (Heerlerbaan/Kaumer), sjtroech (Bleijerheide, ... ), sjtroek (Amby, ... ), sjtroék (Doenrade, ... ), sjtrōēk (Epen, ... ), sjtrŏĕk (Schinnen), sjtruek (Wijlre), sjtruuch mv (Holset), sjtruuk (Gulpen), sjtruuk mv (Eygelshoven, ... ), sjtróek (Tegelen), straok (Lommel, ... ), straoək (Tessenderlo), strauk (Herk-de-Stad), strākə mv (Sint-Truiden), streuik (Hasselt), streuk (Maaseik), strēͅ.k mv (Hasselt), strēͅk (Linde), striek (Grathem), stroak (Rutten), stroeg (Welkenraedt), stroek (As, ... ), stroek (sleept.) (Echt), stroeëk (Weert), stroeək (Nieuwerkerken), strok (Gruitrode, ... ), strook (Alken, ... ), strouk (Beverlo, ... ), strouwk (Munsterbilzen), stroūk (Bree), strou̯k (Hechtel), stroêk (Altweert, ... ), stroək (Houthalen, ... ), strōēk (Horst, ... ), strōiək (Tessenderlo), strōk (Kermt, ... ), strōͅ.k (Hasselt, ... ), strōͅk (Diepenbeek, ... ), strŏĕk (Steyl), strŏĕkə (Loksbergen), strŏk (Waltwilder), stroͅk (As, ... ), stru.g (Borgloon), stru.k (Borgloon, ... ), stru:k (Hees, ... ), struch (Eupen, ... ), struik (Herten, ... ), struiək (Berbroek, ... ), struk (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), strukk (Kelmis, ... ), struuch (Eupen), struuk (Boorsem, ... ), struuk mv (Echt/Gebroek, ... ), struək (Eksel, ... ), strū.k (Meeswijk), strūk (Beek (bij Bree), ... ), strūwk (Veulen), strūək (Kessenich, ... ), stry(3)̄k mv (Rekem), stryk mv (Sint-Truiden), stròk (As, ... ), stróek (Hasselt), stróó.k (Zonhoven), strôk (Helchteren, ... ), strøək mv (Houthalen), strø͂ͅ.k (Herk-de-Stad, ... ), strø͂ͅk (Hasselt, ... ), strûk (As, ... ), strûuk mv (Maastricht), strükə mv (Heijen), strüüch mv (Eupen, ... ), štruck (Eynatten), štrū.k (Eygelshoven), štrū.k m. (Eys, ... ), štrūk (s-Gravenvoeren, ... ), štrūx (Vaals), štrû.k (Montzen), štr‧ūx (Bocholtz, ... ), #NAME?  sjtrōēk (Klimmen), Bree Wb.  strûk (Bree), eigen fon. aanduidingen oe langgerekt  stroek (Ell), eigen spellingsysteem  sjtroek (Neer), sjtroeëk (Schinnen), sjtroék (Geleen), stroek (Meerlo), struuk (Meijel, ... ), eigen spellingsysteem oe lang  sjtroek (Maastricht), Endepols  stroek (Maastricht, ... ), struuk (Maastricht, ... ), ideosyncr.  schtroek (Eijsden, ... ), sjtroech (Kerkrade), sjtroek (Sittard, ... ), sjtroék (Gronsveld), stroek (Thorn), strōēk (Hoensbroek), ideosyncr. (= struiken ; additie even vóór vraag 96)  sjtroek (Sittard), NCDN  strōēk (Stevensweert), Nijmeegs (WBD)  strŭŭk (Meijel), oude spellingsysteem  strūuk (Meijel), sjtruu:k mv.  sjtroe:k (Herten (bij Roermond)), Veldeke  sjtroeëk (Waubach), ’ne sjtroek (Klimmen), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones oe = lang  sjtroek (Gulpen), Veldeke 1979, nr. 1  d’n stroek (Venray), Veldeke aangepast  stroek (Tienray), Veldens dialekt  stroek (Velden), Venlo e.o.  stroëk (Maasbree), Venlo e.o. (meervoudsvorm?)  struuk (Maasbree), WBD / WLD  sjtrōē‧ək (Beesel), WBD-WLD  sjtroek (Roermond), WBD/WLD  sjtrōēk (Heerlen, ... ), sjtrōēëk (Nieuwenhagen, ... ), stroe.k (Maastricht), stroek (Ophoven, ... ), strōēk (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), strūūkə (Opglabbeek), ’ne stroek (Caberg), WBD/WLD ó even gesloten als oo  strók (As), WBD\\WLD  sjtrōēk (Amstenrade), WLD  schtroek (Vijlen), schtrŏĕk (Schimmert), sjtroek (Doenrade, ... ), sjtrōēk (Geleen, ... ), sjtruuk (Posterholt), sjtrôêk (Ubachsberg), stroe.k (Grathem, ... ), stroek (Born, ... ), stroēk (Venlo), strōēk (Maasbree, ... ), strŏĕk (Gennep), struik (Zonhoven, ... ), stròèk (Sevenum), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  strōēk (Haelen), ± WLD  strouk (Weert), struuk (Vlijtingen), struikenhaag: stróekenoag (Hasselt), struikje: sjtruukske (Reuver, ... ), strēͅ.kske (Hasselt), stri-jkske (As, ... ), strikskə (Tongerlo), strīkskə (As, ... ), struukske (Maastricht, ... ), stry(3)̄kske (Rekem), stry(3)̄kskə (Dilsen, ... ), stry(3)̄əkskə (Kessenich, ... ), ströö.kske (Zonhoven), strø̄əkske (Houthalen), Veldeke dim.  e sjtrüksjke (Klimmen), struweel: schtroevel (Valkenburg), schtroevvel (Heerlen) arbuste || De plant met een stengel die zich reeds vanaf de grond in min of meer stevige, veelal houtige takkn verdeelt (struik, buis, hucht, bos, horst, pol). [N 82 (1981)] || heester || heesterbos || heesterhaag || struik [Heem 11.4 (1967)], [Heem 13.5-6 (1969)], [N 82 (1981)], [ZND 32 (1939)], [ZND B2 (1940sq)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || tak van een struik || takkebossen, struiken (van een vogeltje) III-4-3
struikelen (zich) aanstoten: aanstoëte (Kesseleik), aanstòète (Noorbeek, ... ), oanstôte (Hoeselt), oinsto:tə (Tongeren), ownstotə (Veulen), oənstowtə (Kortessem), zich aa štoete (Brunssum), zich aanstoëte (Sevenum), zich aanstòète (Sevenum), zich aasjoite (Heek), bijna de nek breken: bejnao de nek braeke (Venlo), buitelen: bətələ (Loksbergen), haarenkelen: haarenkele (Sittard), kwinkelen: kwe.ŋkələ (Eys), kwinkele (Heerlen), omkwinkelen: ø͂ͅmkwe.ŋkələ (Eys), rutschen (du.): ritsen (Eksel), rötsche (Montzen), Evt. rollen, vallen.  ritsen (Wijchmaal), schampen: schampen (Houthalen), sjampë (Lanklaar), šampə (Rotem), scharrebrikken: Glijden op een glijbaan.  selbrikke (Maastricht), slebrikke (Maastricht), schobbelen: sjoebbele (Jeuk), schrankelen: sjrânkele (Tungelroy), šrenkələ (Riksingen), schravelen: sjráávələ (Maastricht), stobbelen: stŏĕbələ (Opglabbeek), stolpern (du.): sjtolpere (Kerkrade, ... ), sjtolpərə (Hulsberg), štōlpərə (Vaals), strobbelen: stròbbele (Tungelroy), stróbbele (As), stroffen: strofən (Peer), strommelen: stroemele (Merselo, ... ), strømele (Horst), strompelen: sjtroempelə (Oirsbeek), sjtrompelen (Schinnen), sjtrompələ (Schimmert), strompele (Tungelroy), stroompele (Maastricht), strômpele (Blerick), stronkelen: schtreunkele (Amby), schtronkulu (Brunssum), sjtrunkələ (Simpelveld), sjtrònkələ (Nieuwenhagen), sjtrônkələ (Reuver), streͅnkəla (Koninksem), stronkele (Gulpen, ... ), stronkələn (Eksel), stroonkələ (Maastricht), strunkələ (Leopoldsburg), strøŋkələ (Paal), struikelen: schtrŏĕkel (Schimmert), schtru-kele (Epen), schtrukele (Amby, ... ), schtruukèlè (Heerlerbaan/Kaumer), schtruukələ (Swalmen), sjtrukele (Beegden, ... ), sjtrukələ (Wijnandsrade), sjtruukele (Gulpen, ... ), sjtruukelen (Schinveld), sjtruukələ (Doenrade, ... ), sjtrūkele (Berg-en-Terblijt, ... ), sjtrūkkele (Ten-Esschen/Weustenrade), sjtrūūkele (Asenray/Maalbroek, ... ), sjtrūūkelə (Oirsbeek), sjtrūūkələ (Heel, ... ), sjtrŭŭchele (Simpelveld), sjtrŭŭkele (Mheer), sjtrøkele (Doenrade), sjtrükele (Susteren), sjtuukele (Beek, ... ), stroekele (Ell, ... ), stroekelen (Ophoven), strokəln (Zonhoven), stroukələ (Bree), strōͅkələ (Houthalen), struikelen (Gruitrode, ... ), struikələ (Montfort), strukele (Afferden, ... ), strukelen (Blerick, ... ), strukkələ (Lozen), strukələn (Neerpelt, ... ), struu.kələ (Kelpen), struukele (Amby, ... ), struukelen (Meijel, ... ), struukəllə (Grevenbicht/Papenhoven), struukələ (Maastricht), strūkele (Caberg, ... ), strūkələ (Kinrooi), strūūkele (Maasbree), strūūkölö (Stevensweert), strūūkələ (Venlo), strŭŭkelə (Gennep), strŭŭkkələ (Meijel), strŭŭkələn (Urmond), stry(3)̄klə (Lanklaar), stry(3)̄kələ (Eisden), stry(3)̄kələn (Overpelt), strykəlĕn (Opglabbeek), strykələ (Meeuwen, ... ), stróukele (As), strøkele (Arcen, ... ), strøkelen (Oirlo), strøkkele (Wellerlooi), strûkele (Bree, ... ), strükkele (Tienray), strükkelen (Heijen), štru.kələ (Ingber), štry(3)̄əkĕlĕ (s-Gravenvoeren), stuikelen: sjtukele (Panningen, ... ), sjtuuchele (Roermond), stukele (Thorn), stuiken: stoeke (Venray), taffelen: toefele (Schinnen), toffele (Geulle, ... ), tōffele (Eijsden), tŏffele (Geleen), tàffələ (Brunssum), tóffele (Geleen), tøfele (Valkenburg), tuimelen: tőməln (Zonhoven), uitlitsen: oetlisje (Nieuwstadt), oetlitse (Neer), uitrutschen (<du.): oetroetsje (Kunrade, ... ), oetrutsje (Wijlre), oetrötsjə (Montzen), ŭtrötsche (Montzen), ûtrötsche (Montzen), uitschampen: ōtschampə (Kermt), ūtšampə (Opgrimbie), uitschieten: uutschīēte (Oirlo), uitschrankelen: aatschrankele (Sint-Truiden), awtsjrenkele (Hoeselt), aöetschrankele (Velm), ātsxrankələ (Sint-Truiden), ātsxraŋkələ (Sint-Truiden), oetsxrānkələ (Gelinden), outschra-nkele (Wellen), outšraŋkələn (Bilzen), ö:tšreͅŋkələ (Martenslinde), uitschrikkelen: oetsjrikkele (Val-Meer), ootshrikkele (Rosmeer), Uitglijden.  ootsjrikkələ (Vlijtingen), uitschuiven: utschy(3)̄və (Hamont), ūtschy(3)̄ven (Sint-Huibrechts-Lille), ūtsxy(3)̄vən (Sint-Huibrechts-Lille), øtsxøəvən (Tessenderlo), ətschaoëven (Tessenderlo), uitslibberen: oetslibbere (As), ōͅatslibərə (Bommershoven), vallen: valle (Hoepertingen, ... ), vallen (Hamont, ... ), vallə (Lanaken, ... ), valə (Beverlo, ... ), vallen over: ēvər ēit valə (Hasselt), valle (euver) (Sint-Truiden), valle üver (Heerlen), vallə øvər (Heers), vallen over zijn eigen voeten: uvver zieng èege veut valle (Gulpen) over een appelschil struikelen [ZND 07 (1924)] || strompelen, struikelen, sloffen || struikelen [SGV (1914)] || struikelen (over een boven de grond uitstekende wortel) [ZND B2 (1940sq)] || Struikelen: vallen of bijna vallen door met de voet tegen iets aan te stoten of door een misstap (struikelen, strommelen, stronkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
struikhei bezemenhei: besseme hei (Schimmert), bessemeheij (Wijlre), WBD/WLD indien oud  béssəməhèj (As), WLD  besseme hij (Maastricht), bessemehei (Beesel), bezemhei: bessemhei (Eys, ... ), bessemheij (Jeuk), bessum-hei (Oirlo), eigen spelling  bessemhei (Montfort), eigen spellingsysteem  bèssemhei (Maasbree), eigen spellinsysteem  biszumheij (Meijel), idiosyncr.  baesemhei (Thorn), bessemhei (Blerick, ... ), WBD  bessemhei (Sevenum), WLD  bessem hei (Montfort), bessemhei (Ophoven), WLD = struikhei  bessemhei (Posterholt, ... ), WLD bezemhei  bessemhei (Schimmert), WLD vroeger algemeen op droge zure zandgrond, thans verdwijnend  bəsəmhēͅj (Meijel), WLD werd gebruikt voor t maken van hei-bezems  bèssemhei (Sevenum), bokhei: WLD vroeger algemeen op droge zure zandgrond, thans verdwijnend  bokhēͅj (Meijel), dessemhei: dessemhei (Oirsbeek), drooghei: dreughei (Posterholt), WLD  dreughei (Posterholt), WLD = struikhei  dreug-hei (Posterholt, ... ), hei: hei (Horst, ... ), hij (Vijlen), héj (Diepenbeek), -  hei (Berg-en-Terblijt, ... ), heij (Echt/Gebroek, ... ), hoei (Mechelen-aan-de-Maas), e van met  hej (Rosmeer), ei = Duitse heizen  hei (Eigenbilzen), WBD/WLD  hei (Urmond), heí (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), hèj (As), héj (Heerlen), WLD  hei (Doenrade, ... ), ± Veldeke  hei (Tienray), heibloem: heijbloeme (Jeuk), krakkehei: WLD  krakkehei (Stein), schaaphei: eigen spelling  sjaophei (Vlodrop), strohei: WBD/WLD indien oud  stròwhèj (As), struikhei: sjtroekhei (Lutterade), stroekhei (Tungelroy), -  stroekhei (Maasbree, ... ), stroekheij (Echt/Gebroek), Bree Wb.  strûkhei (Bree), WBD/WLD  sjtrōēkhéj (Heerlen), WLD  sjtrōēkhi-j (Epen) struikhei [N 92 (1982)] || Struikhei (calluna vulgaris). Een 20 tot 100 cm laag heestertje; de bladeren zijn smal en ongesteeld, ze bevinden zich in 4 rijen en zijn niet afvallend; de bloemen bevinden zich in rijke trossen en zijn naar één kant gericht, meestal rozerood of paars va [N 92 (1982)] || struikheide [DC 60a (1985)] III-4-3
struikheide bezemhei: bɛsǝmhē̜j (Meterik), bokhei: bokhē̜j (Meijel), grove hei: grōf hē̜j (Ospel), peelhei: pīǝlhē̜j (Ospel), rauwe hei: rø̜w hē̜j (Griendtsveen), stekhei: stɛkhē̜j (Griendtsveen), wilde hei: weldǝ hē̜j (Meterik, ... ) [II, 123c] II-4
struikrover baanstroper: baansjtruiper (Lutterade), baanstruiper (Ophoven), baanstrèjper (As), bandiet: bandiet (Maastricht, ... ), (m.).  bandi.t (Eys), boef: boef (Vlodrop), overvaller: üvvervaller (Waubach), rover: reuber (Wijlre), roovər (Gennep), rouver (Ell, ... ), rover (Mheer, ... ), rŏĕver (Sevenum), ruiber (Klimmen, ... ), ruiver (Herten (bij Roermond)), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  ruijbər (Nieuwenhagen), ps. boven de "ë"staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  rōëver (Sevenum), stroper: sjtruipər (Susteren), streuper (Gulpen), struper (Jeuk), struikrover: schtroekrover (Hoensbroek), shtroekroovur (Brunssum), sjroekruiver (Susteren), sjtroekrauver (Geulle), sjtroekrouver (Klimmen), sjtroekrover (Merkelbeek, ... ), sjtroekruiber (Geleen), sjtroekruiver (Maasniel, ... ), sjtroekruivər (Guttecoven, ... ), sjtroekröver (Schinnen), sjtroekrúver (Sittard), sjtroukraover (Schimmert), sjtrōēkruibər (Epen), sjtrōēkrūīvər (Roermond), sjtrōēkröjbər (Heerlen), sjtruukrouver (Klimmen), stjruukruuver (Melick), stroekraover (Montfort), stroekrauver (Thorn), stroekrover (Ittervoort, ... ), stroekrovər (Tungelroy), stroekruiver (Blerick, ... ), stroekruivər (Maastricht, ... ), stroekrôver (Thorn), stroekröver (Maastricht), strōēkrouvər (Maastricht), struikrover (Blerick, ... ), struikrovər (Grathem, ... ), strukrover (Meijel), struukrauver (Maasbree), struukrover (Eys), strūūkrauvər (Venlo), stróukròwver (As), strôêk-rĕŭver (Schimmert), strükroeëver (Tienray), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  strōēkruijvər (Maastricht), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  stroekroeëver (Meerlo), ps. omgespeld volgens Frings!  strəkrōvər (Houthalen) een rover die zich in en achter struiken verbergt om vandaaruit de voorbijgangers te overvallen [binder, baanstroper, struikrover] [N 90 (1982)] III-3-1