e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
werkplek post: pōs (Kelmis) Werkplek die iemand toegewezen werd, de plaats waar hij erts moest winnen. [monogr.] II-4
werkschoen akkerschoen: akker-schoon (Brunssum), akkerschoen (Beringen, ... ), akkerschoenen (Vliermaal), akkerschoeən (Borgloon), akkersjoen (Bilzen, ... ), akkersjoon (Geulle, ... ), akkersjoōn (Einighausen), akkersjōēn (Doenrade), akərsjzjaon (Mechelen-aan-de-Maas), akərskūən (Opheers), akərsXoun (Sint-Truiden), akərsxoͅun (Linkhout), akərsXun (Herk-de-Stad), akərsXuən (Kermt), akərsXūn (Beringen), akərsyn (Tongeren), akərsŋn (Wintershoven), akəršy.n (Tongeren), akəršyn (Riksingen), akəršón (Mechelen-aan-de-Maas), ákəršyn (Ketsingen), äkəršūn (Romershoven), äkəršy (Rosmeer), Cfr. ook par. 34: De Kleding, p. 441.  akkersjoon (Herten (bij Roermond)), bouwschoen: bauwsjoon (Panningen), bnouwsjoon (Reuver), bouw schoon (Boekend), bouwschoen (Oirlo), bouwschoon (Blerick, ... ), bouwschōēn (Oirlo), bouwsjoon (Baarlo), bowschoe.n (Gennep), bowsjoon (Tegelen, ... ), bòwschoon (Horst), bòwsjoon (Egchel), bówschoon (Horst), dikke schoen: dieke sjoon (Mheer), diekke sjoon (Eijsden), dike sjoen (Val-Meer), dikke schün (Mal), dikəsön (Teuven), [schuu is in Borgloon mv.]  dikə sxuu (Borgloon), [schuu is in Zichen mv.]  dikkesju (Zichen-Zussen-Bolder), werkschoenen  dikkə šōn (Sint-Geertruid), grasbottine: grasbettine (Venray), grasbəttinnə (Venray), koeschoen: koeessjong (Bleijerheide), labeurschoen: labeurschoen (Boekt/Heikant), labø̄rsXūn (Boekt/Heikant), landschoen: land`šōn (Ophoven), landjschoon (Boeket/Heisterstraat), landjsjoon (Ell), landjsjōōn (Tungelroy), landschoene (Kwaadmechelen), landsjoehn (Meijel), landsjoen (Meijel), landsjoon (Tungelroy), lankschoon (Maasbree), lanksjoon (Egchel), moet dat niet handschoene zijn?  lāntsXunə (Kwaadmechelen), Mv.  lândjsjoôn (Tungelroy), leren schoen: lère schoon (Meerssen), ploegschoen: ploog schoon (Nuth/Aalbeek), ploogsjoon (Grathem, ... ), ploogsjōōn (Roermond), ploogsjóon (Tegelen), plōgšōn (Lanklaar), plōXsXōən (Kaulille), plōXšoon (Bocholt), plōxšōn (Maaseik), plōxšōən (Rotem), ploͅxšōn (Teuven), pluXsXuwŋ (Achel), pluXsXuən (Hasselt, ... ), putbottine: pötbəttinnə (Venray), putschoen: putschoen (Beringen, ... ), pøtsXun (Beringen), vaarschoen: va:ršu.n (Meeuwen), vaarsjong (Kerkrade), vaarsjoon (Ell, ... ), vaarsjōōn (Haelen, ... ), vārsoon (Bocholt), vārsXōən (Kaulille), vāršōn (Bree, ... ), voarschoe’n (Eksel), hoge schoenen  vaarsjoon (Tungelroy), veldschoen: veld-sjoon (Oost-Maarland), werkdaagse schoen: werdessjoon (Geulle), werkschoen: sjoenwerksjōēn (Meijel), weerksjoen (Eijsden), werk-schoon (Schimmert), werkschjun (Millen), werkschoen (Boekt/Heikant, ... ), werkschoene (Leopoldsburg), werkschoenen (Beverlo), werkschoon (Neerharen, ... ), werkschoun (Lummen), werkschōēn (Oirlo), werkschòu̯ne (Paal), werksjeun (Caberg, ... ), werksjoen (Meijel, ... ), werksjong (Bleijerheide), werksjoon (Amstenrade, ... ), werksjön (Wijk), werksXunə (Leopoldsburg), werksXuən (Hasselt), werksXūn (Boekt/Heikant), werrekschoon (Weert), werrekschön (Valkenburg), werəksXōən (Kaulille), werəksXun (Hamont), werəksxuwnə (Zelem), werəkšon (Rekem), wērksjong (Bocholtz), weͅrksxoͅun (Linkhout), weͅrksXun (Tessenderlo), weͅrksXunə (Beverlo), weͅrksXuən (Kermt), weͅrkšon (Eisden), weͅrrekschoene (Halen), weͅrək- (Donk (bij Herk-de-Stad)), weͅrəksXun (Velm), weͅrəkšōn (Teuven), wirk-sjoon (Hoensbroek), wirkschoon (Mechelen, ... ), wirkschóón (Oirsbeek), wirksjoen (Oirsbeek), wirksjong (Bleijerheide), wirksjoon (Grathem, ... ), wèrkschjeun (Wijk), wèrksjoon (Nunhem, ... ), wèrreksjeun (Maastricht), wèrreksjōōn (Mechelen), wérkschōēn (Milsbeek), wörksjoon (Bree), wərəksjōn (Boorsem), wɛRksXòwn (Paal), mv.  werkschoeŋ (Lommel), zware schoen: zjwoer sjoon (Borgharen), zwaor sjoon (Schimmert), zwuər sxoͅun (Linkhout), werkschoenen  žwur šōn (Sint-Geertruid) Een ruwgemaakte, vetleren schoen, zwaar van kaliber en oerdegelijk, bedoeld voor de boeren bij het landwerk (ploegschoen, sokschoen?) Hoe ziet deze er uit? [N 60 (1973)] || Hoe noemt men de schoenen? Maakt men verschil tusschen hooge en lage schoenen? [DC 09 (1940)] || Hoe noemt men in het algemeen een vetleren schoen? [N 60 (1973)] || hoge schoen || ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)] || schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)] || werkschoen || werkschoenen voor op t land || zware vetleren boeren werkschoenen voor het werk op het land III-1-3
werkstoel koestoel: kustul (Bilzen), kruk: krøk (Meijel), krukje: krø̜kskǝ (Maasbree), pikkel: pekǝl (Bilzen, ... ), schoemakersstoel: šumę̄kǝrštōl (Roggel), schoenmakersstoeltje: schoenmakersstoeltje (Lommel), schoenpikkel: schoenpikkel (Lommel), schoesterstoel: sxustǝrstūl (Milsbeek), šustǝrštōl (Bleijerheide), šustǝštōl (Montzen), werkstoel: werkstoel (Lommel, ... ), węrkstūl (Milsbeek) De stoel zonder rugleuning, meestal met drie poten, of het krukje waarop de schoenmaker aan de werktafel zit te werken. [N 60, 193d; N 60, 193a; N 60, 193e] II-10
werkstukken draaien draaien: drɛjǝ (Tegelen), drɛ̄jǝ (Ottersum), een pot draaien: ǝn pǫt˱ drɛ̄jǝ (Ottersum), een vaas draaien: (een vaas) drɛ̄jǝ (Gennep), potjes draaien: pø̜tjǝs ˱drɛjǝ (Tegelen), potjes spinnen: pø̜tjǝs špenǝ (Tegelen) Werkstukken van klei vervaardigen met behulp van de draaischijf. [N 49, 23a; monogr.] II-8
werktaak post: pōs (Kelmis) De taak in de mijn die aan iemand werd toegewezen. [monogr.] II-4
werktafel auge): awš (Nuth), deegtafel: dēxtǭfǝl (Schinveld), dis: doš (Wittem), dyš (Kerkrade), dø̜š (Amstenrade), schoemakerstafel: šumę̄kǝrstǫfǝl (Roggel), tafel: tafel (Cadier, ... ), toafǝl (Gulpen), tofǝl (Sint-Truiden), tōfǝl (Bevingen, ... ), tǫfǝl (Munsterbilzen), tǭfǝl (Amstenrade, ... ), werkdis: werkdøš (Bleijerheide, ... ), węrǝkdøjš (Montzen), werktafel: węrktǫfǝl (Bilzen, ... ), węrktǭfǝl (As, ... ), węrǝktǫfǝl (Meijel), wɛrktǭfǝl (Kwaadmechelen), wɛ̄rǝktǭfǝl (Rekem) De tafel waarop men het deeg voor verdere bewerking legt na de bewerking in de trog. [N 29, 30a; monogr.] || Het lage tafeltje waaraan de schoenmaker, op een werkstoel of kruk gezeten, werkt en waarop hij het gereedschap, speldnagels en dergelijke legt. Zie afb. 13. [N 60, 193a] II-1, II-10
werktekening constructietekening: constructietekening (Dilsen), kǫnstrøksitęjkǝneŋ (Ottersum, ... ), kǫnštrøksitęjkǝneŋ (Heel), oprijt: opres (Bleijerheide), plannetje: planǝkǝ (Bilzen), schets: šɛts (Herten), tekening: tēkǝneŋ (Bilzen, ... ), tęjkǝneŋ (Herten, ... ), uitslag: øtslax (Tessenderlo), ūtslāx (Geulle), ǫwtslax (Leopoldsburg), werkhuistekening: węrǝkhǫwstīkǝneŋ (Leopoldsburg) Tekening van een werkstuk of de onderdelen daarvan op schaal of op ware grootte. In het laatste geval spreekt men meestal van een uitslag. Zie ook het lemma ɛuitslagɛ in de paragraaf over de vaktaal van de wagenmaker.' [N 53, 205b] II-12
werktuig waarmee de oven wordt leeggehaald amerenhaak: ǭmǝrǝhǭk (Noorbeek), ǭmǝrǝnhǭk (Maaseik), amerenijzer: ǭmǝrǝīzǝr (Koningsbosch), amerhaak: ǭmǝrhǭk (Tungelroy), amerijzer: ǭmǝrīzǝr (Obbicht, ... ), amertenhaak: ǭmǝrtǝhǭk (Hamont), amertenjjzer: ǭmǝrtǝnī.zǝr (Sittard), assehaak: asǝhoǝk (Mal), braggelijzer: brǭǝxǝlīzǝr (Oirsbeek), geerd: gērt (Genk, ... ), gɛ̄r (Koersel), haak: haak (Maaseik, ... ), hǭk (Amstenrade, ... ), haakijzer: hōkīzǝr (Maastricht), ijzeren schoep: ijzeren schoep (Meeswijk), krabber: krabber (Brunssum, ... ), krɛbǝr (Heythuysen, ... ), krats: krats (Kaalheide), kratš (Amstenrade, ... ), kratsen: kratsǝr (Nuth), krɛtsǝr (Bleijerheide, ... ), krɛtzǝr (Heerlen, ... ), krikkenhaak: krekǝnuǝk (Bilzen), krom ovenijzer: kromp ōvǝnīzǝr (Helden), lang rakelijzer: laŋk rǭkǝlīzǝr (Helden), lange priem: laŋǝ prēm (Hout-Blerick), ovengeerd: ōvǝgē̜rt (Leuken), ōvǝngē̜rt (Ophoven), ōvǝngē̜ǝt (Brustem), ovenhaak: ovenhaak (Mopertingen, ... ), ǭvǝnhǭk (Jabeek), ovenijzer: hōvǝnīzǝr (Overpelt), ovenijzer (Heers), ǭvǝīzǝr (Brunssum, ... ), ovenkrabber: uvękrabǝr (Genk), ovenschrepel: ǭvǝšrīǝpǝl (Schinveld), ovenshaak: oǝvǝshǭk (Gronsveld), ūvǝshǭk (Oost-Maarland), oventrekker: oventrekker (Vliermaal), pook: pǫwk (Sint-Truiden), pookhaak: pōkhǭk (Neerpelt), rakelgeerd: rǭkǝlgē̜rt (Leuken), rakelijzer: rǭkǝlezǝr (Bocholt), rǭkǝlē̜zǝr (Houthalen), rǭkǝlīzǝr (Blerick, ... ), rochel: rojxǝl (Zolder), roxǝl (Brustem, ... ), rochelgeerd: roxǝlgjāt (Wijer), roxǝlgērt (Kleine-Brogel, ... ), roxǝlgęjrt (Eksel), rochelhaak: roxǝlhāk (Kleine-Brogel), rǭxǝlǭk (Rekem), rochelhout: roxǝlhǫwt (Kleine-Brogel, ... ), rochelijzer: roxǝlęjzǝr (Peer), roxǝlīzǝr (Overpelt), rǫxǝlīzǝr (Geleen), rǭ.xǝlīzǝr (Melick), rǭxǝlīzǝr (Geulle), roede: rōj (Kermt), rokelijzer: rø̜̄kǝlīzǝr (Venlo), rokkelgeerd: rikǝlgērt (Genk), scheer: sxē̜r (Zepperen), sxęjr (Ordingen), schraapijzer: šrāpīzdǝr (Heythuysen), schrepel: šrīpǝl (Schinveld), schup: šø̜p (Amstenrade), stokijzer: štokīzǝr (Beek), trekhaak: trekhaak (s-Herenelderen), trękhǭk (Gronsveld), trɛkhaok (Lommel), trekijzer: tręjkīzǝr (Maasbracht), trękē̜jzǝr (Munsterbilzen), trękīzǝr (Blerick, ... ), trekker: trekker (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), vuurhaak: vȳrhāk (Maastricht), zaag: zęjx (Kerkrade), zwoelde: zweljǝ (Rosmeer), zwouw: zwō (Zepperen), zwǫw (Heers) Gereedschap om de oven leeg te halen of om het overblijvende vuur in de hoeken te vegen. Dit lemma vertoont inhoudelijk veel over-eenkomst met het lemma ''rakelijzer''. Het is ook mogelijk dat dezelfde handeling geschiedt door een ovendweil of ovenbezem. Zie het lemma ''ovendweil of ovenbezem''. Verschillend soort gereedschap wordt gebruikt voor het leeghalen van de oven. Het kan een haaks omgebogen ijzer zijn met houten heft of een ijzer met vooraan een krul en met een houten handvat of een ijzeren of een houten vierhoekig blad met haaks daar bovenop een steel met handvat. Het kan ook simpelweg een bonestaak zijn die nat wordt gehouden. Een houten werktuig krijgt nogal eens de voorkeur boven een ijzeren, omdat volgens de boeren (Weyns 33) de ijzeren rakelstokken de oventegels te zeer doen slijten. Getuige de woordtypen "zwouw" en "zwoelde" wordt soms de ovenpaal gebruikt. Men moet er rekening mee houden dat een aantal woordtypen boerentermen zijn. Zie afb. 12. [N 29, 11c; OB 2, 2b; OB 2, 2a; N 29, 5b; OB 2, 2f; monogr.] II-1
werkvloer beun: bȳn (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Zolder]), onderste schietbelen: onderste schietbelen (Zie mijnen  [(Zwartberg)]  [Maurits]), plancher: plancher (Zie mijnen  [(Houthalen / Waterschei)]  [Domaniale]), schietbalken: schietbalken (Zie mijnen  [(Zolder)]  [Zwartberg]), werkplancher: werkplancher (Zie mijnen  [(Eisden)]  [Houthalen, Waterschei]), werkvloer: werkvloer (Zie mijnen  [(Beringen / Winterslag)]  [Eisden]) De vloer die bij de aanleg van een opbraak onder de veiligheidsvloer wordt aangebracht, om, wanneer er geschoten wordt, het gereedschap op te bergen en beschutting achter te zoeken. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Veiligheidsvloer. [monogr.] II-5
werpen van jongen baggelen: eigen spellingsysteem varken  baggele (Schinnen), Gronsveld Wb varken  bagkele (Gronsveld), Veldeke varken  bagkele (Klimmen), voor zwijnen  baggelen (Eigenbilzen), WBD/WLD varken  baggəllə (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), WLD  baGGele (Klimmen), WLD v. zeug  baGGele (Mheer), WLD; gezegd van een varken  b‧agələ (Ingber), bakken: varken  baktj (Wessem), WLD zeug  bakke (Maasbree), jong krijgen: en jông kriege (Oirlo), jongelen: jeungele (Wijlre), jongele (Eijsden, ... ), joŋələ (Opgrimbie), jungele (Amby, ... ), jungelen (Geleen, ... ), jungələ (Maastricht, ... ), jóngele (Noorbeek, ... ), jöngele (Amby, ... ), bijz.: varkens: baggele; rund: kaave; paard: vi?lene  joengele (Bilzen), eigen spellingsysteem  jungele (Schinnen), Endepols  jungele (Heer, ... ), Gronsveld Wb kat, hond, nerts (? - niet goed leesbaar), rat, konijn  joûngele (Gronsveld), ideosyncr.  jungele (Doenrade, ... ), jungelen (Noorbeek), ve hond, kat, konijn, etc.  joûngele (Gronsveld), Veldeke hond en kat  jungele (Klimmen), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones  jongele (Gulpen), voor kleine dieren, b.v. katten, konijnen  jingelen (Eigenbilzen), WBD/WLD  jongele (Caberg), jungele (Lutterade), jungələ (Amstenrade, ... ), WLD  jun-gələ (Maastricht), jungele (Klimmen, ... ), jungelu (Itteren), jungèle (Geverik/Kelmond), jungələ (Hulsberg, ... ), jùngele (Schimmert), WLD v. konijn, hond of kat  jòngele (Mheer), WLD voor katten en konijnen  jeengele (Vlijtingen), ± WLD  jungələ (Wijnandsrade), jongen: jeūnge (Doenrade), jonge (Bunde, ... ), jongen (Haler, ... ), jongə (Roermond), jōnge (Nieuwstadt), jōngen (Maasniel), junge (Heerlen, ... ), jungen (Heerlerbaan/Kaumer), jungə (Sittard), jònge (Castenray, ... ), jòngə (Loksbergen), jónge (Altweert, ... ), jóngen (Roermond), jônge (Blerick, ... ), jôngə (Venlo), jönge (Pey), jəngen (Jeuk), (? - moeilijk leesbaar)  jungen / jöngen (Eys), Bree Wb.  jónge (Bree), cassettebandje  gejongd (Meijel), jonge (Meijel), eigen spellingsysteem  jŏnge (Meerlo), junge (Merkelbeek), jônge (Ell), ideosyncr.  jonge (Vlodrop), jongen (Maastricht, ... ), joonge (Velden), junge (Kerkrade, ... ), IPA  juŋə (Kwaadmechelen), oude spelling konijn, poes, hond  jōnge (Meijel), Veldeke  jonge (Waubach), jònge (Echt/Gebroek, ... ), jônge (Nunhem), Veldeke 1979 nr. 1  jonge (Venray), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones  jonge (Gulpen), WBD  jóngə (Meijel), WBD/WLD  jeungə (Nieuwenhagen), jonge (Maastricht), jongen (Ophoven), jongə (Beesel, ... ), jōēngə (Opglabbeek), jōngə (Maastricht), jungə (Heerlen, ... ), jòngen (Stein), jòngə (Maastricht), jóngə (Susteren), jôongə (Roermond), WBD/WLD konijn  joonge (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), WBD/WLD ó even gesloten als oo  jónge (As), WLD  jeungə (Doenrade), jonge (Beesel, ... ), jongen (Born, ... ), jongūn (Brunssum), jongə (Kelpen, ... ), joonge (Kunrade, ... ), joongə (Heel), jōnge (Tungelroy), jungen (Schinnen), jūūngə (Guttecoven), jònge (Sevenum), jòngen (Venray), jóngə (Gennep), jônge (Steyl, ... ), jôngə (Ubachsberg), jüngə (Oirsbeek), j’ónge (Thorn), WLD van konijn, kat  jònge (Sevenum), WLD, gezegd van kat, konijn  j‧øͅŋə (Eys), WLD; gezegd van een hond of een kat  j‧øͅŋə (Ingber), jongen krijgen: jonge kriege (Geulle, ... ), ideosyncr.  jonge kriege (Neer), Veldeke (aangepast)  jónge krīēge (Tienray), jongen werpen: Endepols  jonge werrepe (Maastricht), WLD  jóngə wèrpə (Venlo), jonken: hond  jòònktj (Wessem), kalven: cassette  gekalfd (Meijel), kalve (Meijel), Gronsveld Wb koeien  kave (Gronsveld), ideosyncr.  en koe gēīt kauve (Susteren), ideosyncr. koe  kave (Melick), kalven  kaove (Lutterade), koe  kaven (Eigenbilzen), oude spelling koeien  kalve (Meijel), Veldeke 1979 nr. 1 bij n koe  kalve (Venray), Veldeke koe  kawve (Klimmen), WBD/WLD  kalvə (Kapel-in-t-Zand), WBD/WLD (kalven)  kauve (As), WBD/WLD koe  kauvə (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), WLD  kaovö (Stevensweert), kawve (Klimmen), WLD (koove ? - moeilijk leesbaar) v. koe  kouve (Mheer), WLD koe  kalve (Maasbree), WLD voor koe  kaave (Vlijtingen), WLD, gezegd van een koe  k‧ōͅvə (Eys), WLD; gezegd van een koe  k‧ōͅvə (Ingber), lammen: Gronsveld Wb schaap  lamme (Gronsveld), ideosyncr. geit  lame (Melick), spec. van schapen of geiten gezegd  laame (Altweert, ... ), Veldeke schaap en geit  lamme (Klimmen), WBD/WLD (een lam ter wereld btrengen)  làmme (As), WBD/WLD schaap, geit  lammə (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), WLD  láámö (Stevensweert), WLD v. schaap  lamme (Mheer), WLD voor schaap  lamme (Vlijtingen), leggen: Endepols  legge (Maastricht), moeren: WLD  moore (Weert), veulen: cassette  geveuld (Meijel), veule (Meijel), oude spelling paard  veule (Meijel), paard  veultj (Wessem), vjeulen (Eigenbilzen), WBD/WLD  veulə (Kapel-in-t-Zand), WBD/WLD paard  vèùlə (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), WLD  vuuellö (Stevensweert), WLD paard  veule (Maasbree), WLD voor paard  viëllede (Vlijtingen), veulenen: Gronsveld Wb paard  vuülene (Gronsveld), Veldeke paard en ezel  vuelene (Klimmen), WBD/WLD (een veulen ter wereld brengen)  vīēlene (As), WLD  vûûlene (Klimmen), WLD v. paard  veulene (Mheer), WLD, gezegd van een paard  vy.ələnə (Eys), WLD; gezegd van een paard  vø͂ͅ.ələnə (Ingber), werpen: waerpe (Castenray, ... ), werpe (Lutterade, ... ), whirpe (Vaals), eigen spellingsysteem  werpe (Merkelbeek), WBD/WLD  werpə (Kapel-in-t-Zand), werrəpə (Maastricht), wèrəpə (Maastricht), WLD  werpe (Klimmen), WLD zeug  werpen (Maasbree) Hoe noemt u een jong ter wereld brengen (jongen, moederen) [N 83 (1981)] || jongen (ww), werpen [ZND m], [ZND m] || jongen krijgen || werpen || werpen (van jongen) III-4-2