e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
capuchon caban (fr.): kabon (Mal), kaboo (Ell), cape (eng.): cape (Maastricht), keep (Eind, ... ), kéép (Grathem), capuchon (fr.): capechon (Susteren), capesjong (Horn), capuchoan (s-Gravenvoeren), capuchon (Baarlo, ... ), capuchón (Venlo), capuschjo(n) (Heerlerheide), capusjon (Herten (bij Roermond), ... ), kap šo͂ (Gingelom), kapechon (Venlo), kappesja͂o (Klimmen), kappesjon (Einighausen, ... ), kappusja͂o͂ (Bilzen), kappusjon (Eijsden, ... ), kapuchon (Tungelroy, ... ), kapusjon (Herten (bij Roermond), ... ), kapusjonne (Oirsbeek), kapyšon (Eisden), kapyšo͂ͅ (Riksingen), kapyšoͅŋ (Teuven), kapəšo͂ (Kanne), kapəšoͅn (Meijel), Et. Fr. capuchon.  kappësjōo (Tongeren), tegenwoordig  capuchon (Tegelen), tegenwoordig dit  capuchon (Tegelen), huts: WNT: huts (III), lap, lomp, vod, flard. Misschien verwant met hutsen: een begrip als flodderen zou aan de bet. kunnen ten grondslag liggen.  huts (Mechelen-aan-de-Maas), kap: ka,p (Maaseik), ka.p (Borlo, ... ), ka.p-kɛpkə (Velm), kap (Achel, ... ), kap, -ə, keͅpkə (Millen), kapə (Kaulille), kāp (Bree), kāp-kāpə-keͅpkə (Neeroeteren), kḁp (Borgloon), kàp (Bilzen, ... ), Verklw. \\ kpk\\  kàp (Zolder), kapje: kepke (Bocholt, ... ), kepkə (Rosmeer), keͅpkə (Hamont, ... ), keͅpkə, -s (Eigenbilzen), käpkən (Lommel), kèpkə (Bilzen), kapoets: kaboets (Bleijerheide, ... ), kabuts (Montzen), kalboets (Kerkrade), kalleboets (Heerlen), kapoets (Hoensbroek, ... ), kapoetsj (Limbricht, ... ), kazak: dunne losse overgooier voor dames  kazak (Roermond), kepie: képie (Bemelen), koets: koutsj (Sittard), kopdoekje: kopdeukske (Belfeld), muts: muts (Middelaar), mutsch (Mechelen), mutsj (Hoensbroek, ... ), mŭtsch (Valkenburg), möts (Beek, ... ), møtš (Teuven), məts (Boorsem), paterskapje: paterskepke (Echt/Gebroek, ... ), patersmuts: paotersmoets (Eijsden), pats: patsj (Geleen), pelerine (<fr.): pellerien (Hoensbroek), perlieng (Noorbeek), pèllerien (Meeuwen, ... ), pinmuts: pinmöts (Roermond), putter: pőtter (Wijk, ... ), putter (Caberg, ... ), pötter (Maastricht), regenkap: reŋəlkap (Romershoven), règenkap (Echt/Gebroek), regenkapje: regenkapke (Leopoldsburg), riegekapku (Mesch), règenkepke (Amstenrade), tentmuts: tēntmoets (Eijsden), toets: [sic]  toetsch (Brunssum), WNT: tits (II), 2) Kleeding beschouwd in verband met een bepaalde mode, b.v. Geen doeck, al isse moy gezet, Geen kraegh, al isse wonder net, Geen nieuwetits, of hoofsche dract, Al isse kunstigh uytgewracht...  tuts (Heugem), tourette (fr.): WNT: trette. Uit fr. tourette, door plant. vermeld als naam voor een vrouwelijk hoofddeksel.  tröt (Nunhem, ... ), trööt (Puth), tuit: teut (Geulle, ... ), toêt (Bergen), tuit (Maastricht), tøt (Neerharen) capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)] || capuchon: capuchon || capuchon: op mantel vastgenaaide kap || de capuchon [N 59 (1973)] || kap III-1-3
carambole carambole (fr.): carabool (Meijel), carambol (Bilzen, ... ), carambole (Achel, ... ), carambolle (Eigenbilzen, ... ), carambollen (Eksel), carambool (Doenrade, ... ), kaarambol (Maastricht), karambol (Bilzen, ... ), karambole (Eys), karambolle (Ophoven), karambool (Hulsberg, ... ), karamboͅl (Nieuwenhagen, ... ), karamboͅlə (Meijel), karembole (Merkelbeek), karrambol (Epen, ... ), karrembol (Bilzen), karrembool (Venray), karəmbōl (Susteren), kāramboͅl (Maastricht), kárambòl (Tongeren), ne káremból maa.ke (Zolder), ɛn karambol (Bilzen), karbol: karbol (Urmond, ... ), karbool (As), karboͅ.l (Eksel), kerbol (Schimmert, ... ), stoot: sjtoees (Kerkrade) het raken van de rode bal en één van de beide witte met de andere witte bal waarmee gespeeld wordt in een bepaald biljartspel [carambole, karbel, kerbol, karbelhouwogen] [N 112 (2006)] || Het raken van de rode bal en één van de beide witte met de andere witte bal waarmee gespeeld wordt in een bepaald biljartspel [carambole, karbel, kerbol, karbelhouwogen]. [N 88 (1982)] III-3-2
carambole add. een bal maken (ww.): inne baal maoke (Gronsveld), een maken (ww.): ene maake (Venray), een punt maken (ww.): punt gemak (Venlo), kameren (ww.): kaam`re (Bocholt) het raken van de rode bal en één van de beide witte met de andere witte bal waarmee gespeeld wordt in een bepaald biljartspel [carambole, karbel, kerbol, karbelhouwogen] [N 112 (2006)] || Het raken van de rode bal en één van de beide witte met de andere witte bal waarmee gespeeld wordt in een bepaald biljartspel [carambole, karbel, kerbol, karbelhouwogen]. [N 88 (1982)] III-3-2
caramel wipper: wïppër (Tongeren) botercaramel in bloemsuiker III-2-3
carbid schieten carbid schieten: vgl. pag. 174: zie onder kinderspelen.  kerbit sjeite (Sittard), Zie: kénjersjpeelkes.  keͅrbit sjeite (Sittard), carbidbus: Men sloot de bus af en in de zijwand sloeg men een gaatje, hieroor ontsnapte het gevormde carbiedgas en door hier nu een brandende lucifer aan te houden, knalde het deksel met geweld van de pot af.  kerbietbös (Weert), carbuur: Jos zukde ve n leig verfdous bè nog ne goejen deksel; inne boöm houde ve kuutsje bè ne neëgel. Dan goenke ve nö Turre van Trien, de villaumeëker, en kouchte doù kerbuur, boevan véë e klötsje inne dous deune, n drùp wetter of betoere e bitsje spôuw ter op en dan den deksel vaas obbe dous. Nóu mòste ve e bitsje waachter terwijl da ve t kuutsje bè ozzen doum tôuhule. Dan wes t moment dòu da ve e stùkske aonkretsde en t vlemmeke vör da kuutsje hule. Bè ne sjôuë sloòg vloog den deksel vanne dous oòf en ... alle veugel woùre voet óut de keuizebuim.  kerbuur (Kortessem), carbuur schieten: Sub carbid. Fr. carbure.  karbuur schej.te (Hasselt), Sub kerbuur.  kerbuur sjiet`n (Diepenbeek), klapbus: Ès te e zwegelke veur t geetsje hils, vluug de(n) dèksel eweg.  klapbösj (Boorsem) [Carbid schieten]. || [Jongensspel - oorlog spelen]: Blikken doos met deksel en klein gaatje in bodem, gevuld met karbietgas. || Carbid [schieten]. || Carbid schieten: Spelletje waarbij men het deksel van een blikken doos met carbid wegschoot. || Carbid. || Carbiedbus, meestal een oude verfpot waarin men wat carbied deed met water. || Deksel van blikken doos wegschieten met carbid. III-3-2
carbidlamp carbidlamp: carbidlaamp (Gronsveld), carbiedlaamp (Eijsden), karbitlamp (Kelmis), kerbiedla‧mp (Weert), als lantaarn op de fiets.  kerbiedlamp (Tungelroy), carbied voor op de fiets  kerbudlamp (Haelen), carbidlucht: carbidlucht (Milsbeek, ... ), corbitlucht (Grathem), carbidlamp  carbidluch (Klimmen), carbure-lamp: karby(3)̄rlamp (Borgloon), karbiedlamp: kerbiedlamp (Roermond) karbiedlamp || lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || Mijnwerkers die gevoed werd met acetyleengas, dat uit calciumcarbid en water ontstond. [monogr.] || slagpen, stalen ~ en vuursteen in de tondeldoos te zamen (ketsgetuig) [N 20 (zj)] II-4, III-2-1
carbolineum carboline: karbǝlen (Meeswijk, ... ), kárbǝlin (As), kárbǫnel (Bilzen), carbolineum: karbǝlēǝm (Posterholt), karbǝlǝnējøm (Gronsveld), creoline: krejǫlen (As), krējǫlen (Bilzen) Donkerbruine vloeistof, afkomstig van koolteer, waarmee houtwerk wordt geschilderd om het tegen verrotting te beschermen. Carbolineum opbrengen werd in Gronsveld (Q 193) carbolineumen (karbǝlǝnējǝmǝ) genoemd en in Bilzen (Q 83) carbonellen (kárbǫnelǝ). [N 56, 56; monogr.] II-12
carbollap carbollap: carbollap (Asenray / Maalbroek, ... ), karbōllap (Peij), karbǫllap (Geistingen) Flanellen lap die vochtig is gemaakt in een oplossing van carbol en water. Het is een goed middel om de bijen te kalmeren, het nadeel van de lap is de stank. [N 63, 73d] II-6
cariës aanslag: aanslag (Montfort), bedorven: bedorven (Gruitrode), cari?s: cariës (Maastricht, ... ), gaatjes: gaatjes (Zolder), kwade tanden: koj taan (Bilzen, ... ), lokken in de tanden: loker in de tanj (Caberg), rotte tanden: ne rotten tand (Boorsem), rot (Eksel), rotte (Maasbree), rotte tan (Maaseik), rotte taan (Achel, ... ), rotte tan (Bocholt, ... ), rotte tan höbbe (Boorsem), rotte tand (Maaseik, ... ), rotte tanden (Alken, ... ), rotte tandj (Kinrooi), rotte taân (Sint-Truiden), rotte tānd (Oirlo), rotte teng (Vlodrop), rotte tenj (Born, ... ), rotte tâân (Borgloon, ... ), rottë taan (Hoeselt), rottə tan hubbə (Maastricht), rottə tantj (Grevenbicht/Papenhoven), rottə tâendə (Leopoldsburg), ròtte tàn (As), ròttë taan (Tongeren), ròttəndjə tènj (Heel), rôot (Swalmen), rôtte tenj (Swalmen), vrotte taan (Jeuk, ... ), wrotte taan (Jeuk), Meerdere; een tand: rotten tand.  rotte taan (Eigenbilzen), meervoud: tan  rotte tand (Rekem), meervoud: tàèn  rott’n ta:nd (Kaulille), taan = ;eervoud van tand  rotte taan (Houthalen), schaardemuil: sjôos van schaarde.  ën sjôosmāūl (Tongeren), slechte tanden: sjlechtə tènj (Doenrade), slecht (Gruitrode), slechte taan (Eksel), slechte teng (Noorbeek, ... ), ṣlɛətə tɛŋ (Montzen), smerige tanden: smīērige tàn (As), smèrige taand (Meijel), tandbederf: tandbederf (Montfort), tandbedörf (Bree), tàntjbödèrf (Stevensweert), tandpijn: tandjpien (Merkelbeek), tàndpi-jn (As), tandwolf: ta.ndewollef (Weert), taandwoüf (Gronsveld), tántjwoof (Amstenrade), vuil tanden: vul tɛŋ (Eys, ... ), vuil van de tanden: voelə van de tsèng (Simpelveld), wolf: de wolf in de tand höbbe (Boekend), de wolf inne tenj (Herten (bij Roermond)), waof (Ten-Esschen/Weustenrade), wauf (Geulle), wof (Mheer), wolef (Eys), wolf (Blerick, ... ), wolf (?) (Reuver), wolf aan de te͂ng hebbe (Schimmert), wolf in de tènj (Sittard), wollef (Maastricht, ... ), wolluf (Brunssum), wolləf (Meijel), wouf (Beek, ... ), wouf in de tenj (Geleen), wōlf (Nieuwenhagen), wōūf (Amby), wòlf (Sevenum, ... ), wòlləf (Venlo), als je altijd pijn hebt  wolf ene taan (Kinrooi), Heel zeldzaam [-&gt; cariës?, rk]  woof (Brunssum), wolf in de tanden, gebit in de handen: de wolf inne tenj gebeet inne henj (Herten (bij Roermond)), wolvengebit: wouvəgəbeet (Maastricht) Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, cariës). [N 84 (1981)] || Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, rotte tanden, cariës). [N 107 (2001)] || spruw [SGV (1914)] III-1-2
carnaval carnaval: `karnəval (Gemmenich), karnavá.l, kernevá.l (Hasselt), karneval (Gronsveld, ... ), kArnəval (Borgloon), karnəval (Lommel, ... ), In Tongeren wordt het Fr. woord weinig gebruikt; het meest gewone is [fst\\nuuv\\nt]  karnəval (Tongeren), Jonger; vgl. vasteloeë.vet.  kárneval (Zolder), Ook [vast\\l#:v\\nt].  karnəval (Kanne), Ook vastenavond.  karnəval (Wellen), Sam. karnavalstoet.  karnəval (Meeswijk), Ss. carnavalstoet.  karnəval (Zonhoven), Ss. karnavals-, karnevalspekske.  karnaval, karneval (Maastricht), Syn. vesloved.  karneval (Diepenbeek), Voor de Vasten begint is het carnaval.  karnḁvḁl (Niel-bij-St.-Truiden), Z. ook o. vastenavond.  kárneval (Zonhoven), Z.o. vêstënuòvënd (fêsten...).  kàrnëval (Tongeren), Zie ook: vasteloavend.  carneval (Heerlen) Carnaval, vastenavond. || Carnaval. [ZND m] || Carnaval: 1. [Carnaval]. || Carnaval: vastenavond. || Karnaval, vastenavond. || Karnaval. || Karnaval: drie dagen die aan Aswoensdag voorafgaan. || Karnaval: vastenavond. || Karneval: Karneval. III-3-2