e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
cassette cassette: kǝzęt, gazęt, gǝzęt (Maastricht) Vuurvaste doos met een afmeting van ongeveer 30x20x20 cm, van chamotte vervaardigd, om aardewerk in te bakken. De cassettes werden vervaardigd met behulp van een pers die in Q 95 cassettenpers (g\zęt\pērs) werd genoemd. [monogr.] II-8
castagnetten castagnetten: castagnette (Geleen, ... ), castagnetten (Alken, ... ), castagnettes (Leopoldsburg), castagnjette (Eigenbilzen), castanjette (Eigenbilzen, ... ), castanjetten (Thorn), castgnetten (Melick), castignette (Blerick), castingnette (Montfort), catagnetten (Schimmert), de kastanjètte (Bilzen), dë kastanjèttë (Tongeren), kassanjètte (Bilzen), kast`njette (Kaulille), kastanjette (As, ... ), kastanjetten (Kinrooi), kastanjeͅtə (Echt/Gebroek, ... ), kastanjètte (Bilzen, ... ), kastanjɛ̄tə (Maastricht), kastenjette (Klimmen), kastingjette (Kerkrade), kastënjèttë (Hoeselt), kōͅtinjeͅtə (Montfort), Antwoord onderlijnd bij de suggesties.  castagnetten (Jeuk), kleppers: klepp`r (Bocholt), klepper (Doenrade, ... ), kleppere (Mheer), kleppers (As, ... ), kleͅper (Urmond), kleͅpər (Nieuwenhagen), kleͅpərs (Heel, ... ), klêppers (Bilzen), Altijd mv. gebruikt. Geh. Beeringen. (t Daghet in den Oosten IX, 66)  klippers (Beringen), smalle plankjes  kleppers (Tienray), kleppertjes: klepperkes (Lutterade, ... ), klêpperkes (Bilzen) de twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten] [N 112 (2006)] || De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)] || Fr. castagnettes; kinderspeeltuig van twee plankskens of schalies die men volgens maat op elkander doet slaan III-3-2
castreermes baggenmesje: bagǝmɛskǝ (Opoeteren), bicep: bisɛp (Boorsem), castreermes: kastrērmɛts (Baarlo, ... ), castreermesje: kastrērmɛtskǝ (Maasbree), coupeermesje: kupiǝrmɛskǝ (Meijel), knijp: kniǝp (Altweert), mes: mɛs (Heiselt, ... ), mesje: mętskǝ (Heel), mɛskǝ (Stokkem), schaars: šoas (Kerkrade), šārs (Noorbeek, ... ), šās (Vijlen), scheermes: scheermes (Vijlen), sxiǝrmɛs (Houthalen), sxē̜rmɛs (Ospel, ... ), šērmɛts (Echt), šē̜rmɛts (Thorn), šęrmęs (Opglabbeek), scheermesje: scheermesje (Ell, ... ), šęrmɛskǝ (Meijel) Instrument waarmee men castreert. Uit de opgaven blijkt dat dit instrument in de meeste gevallen een scheermes is. De informant van Q 208 (Vijlen) vermeldt dat het scheermes "vroeger" werd gebruikt. [N 76, 46] I-12
castreren afbinden: afbeŋ (Paal), afbē̜i̯nǝ (Wellen), afbɛi̯ŋǝ (Sint-Truiden), afbɛnǝ (Oud-Waterschei), ãf˱bēnǝ (Gelieren Bret), āfbenjǝ (Horn, ... ), āfbenǝ (Peer), āfbeŋǝ (Heerlerheide, ... ), āfbē̜njǝ (Rotem), āfbęnǝ (Rapertingen), āf˱benǝ (Meeswijk), āf˱beŋǝ (Teuven), ǫfbenǝ (Leopoldsburg, ... ), ǭfbenǝ (Val-Meer), afknijpen: āfknīpǝ (Opitter), boeten: bitǝ (Beverst, ... ), buǝtǝ (Wellen), byi̯tǝ (Aalst, ... ), bytǝ (Binderveld, ... ), byu̯tǝ (Bommershoven, ... ), bȳi̯tǝ (Buvingen, ... ), bȳtǝ (Berg, ... ), bȳtǝn (Hoeselt, ... ), bȳǝtǝ (Niel-Bij-Sint-Truiden), bøi̯tǝ (Berlingen, ... ), bøtǝ (Diepenbeek), bøu̯tǝ (Berlingen, ... ), bøǝtǝ (Vliermaal), bø̄tǝ (Kanne, ... ), bētǝ (Gellik, ... ), bītǝ (Bilzen, ... ), castreren: castreren (Baarlo, ... ), kastrērǝ (Blerick, ... ), kastrērǝn (Holtum, ... ), kastrīrǝ (Gennep, ... ), kastrɛi̯rǝ (Limbricht), châtreren: šatē̜rǝ (Montzen), de kloof opzetten: dǝ klōf ǫp˲zɛtǝ (Kinrooi), klammen: klamǝn (Maastricht), klemmen: klɛmǝ (Tungelroy), knijpen: gǝknēpǝ (Sittard), knei̯pǝ (Rotem), knēi̯pǝ (Bree), knē̜i̯ǝpǝ (Kermt), knę̃pǝ (Borgloon), knīpǝ (Baarlo, ... ), knīpǝn (Opglabbeek), knippen: knepǝ (Ell, ... ), knepǝn (Obbicht), kwetsen: kwɛtsǝ (Venlo), kwɛtšǝ (Bocholtz), kwɛtšǝn (Noorbeek), lubben: lupǝ (Blerick), løbǝ (Bocholtz, ... ), nijpen: nipǝ (Ospel), nīpǝ (Grathem, ... ), omstaan: ē̜mstøn (Hasselt), pellen: pɛlǝ (Mechelen), pitsen: petsǝ (Beringen, ... ), petsǝn (Achel, ... ), pøtsǝ (Velm), pītsǝ (Borgloon), pramen: prāmǝ (Eisden), roppen: rǫpǝ (Ulestraten), snijden: (de stier is) gǝsnēi̯ǝ (Leunen), (de stier is) gǝsnēn (Paal), sna.i̯ǝ (Heesveld-Eik), snai̯.ǝ (Grote-Spouwen), snai̯ǝ (Bilzen, ... ), snaǝ (Lummen), sne ̝i̯.ǝ (Boorsem, ... ), sne ̝i̯.ǝn (Hamont), snei̯ǝ (Boorsem, ... ), sni ̞.i̯ǝ (As, ... ), sni ̞i̯ǝ (Dilsen, ... ), snii̯.ǝ (Beek, ... ), snii̯ǝ (Afferden, ... ), snii̯ǝn (Kaulille, ... ), sniǝ (Bocholt), snái̯ǝ (Bilzen, ... ), snāi̯.ǝ (Heesveld-Eik, ... ), snāi̯ǝ (Ketsingen, ... ), snēi̯ǝ (Broekhuizen, ... ), snēǝ (Laar), snē̜ (Sint-Huibrechts-Hern, ... ), snē̜.n (Hechtel), snē̜.ǝ (Beverst, ... ), snē̜i̯ǝ (Beringen, ... ), snē̜n (Godschei, ... ), snē̜ǝ (Alken, ... ), snē̜ǝ. (Hechtel, ... ), snē̜ǝn (Berverlo, ... ), snęi̯.ǝ (Eksel, ... ), snęi̯.ǝn (Achel, ... ), snęi̯ǝ (America, ... ), snęi̯ǝ. (Herderen, ... ), snęi̯ǝi̯ǝ (Beverst), snęi̯ǝn (Achel, ... ), snęǝ (Aalst, ... ), snī.n (Neerpelt, ... ), snīi̯ǝ (Eisden, ... ), snīi̯ǝn (Opglabbeek, ... ), snīǝ (Boorsem, ... ), snīǝ. (Beek, ... ), snīǝ.n (Hamont, ... ), snīǝi̯ǝ (Sevenum), snīǝn (Elen), snɛi̯ǝ (Beringen, ... ), snɛi̯ǝn (Achel, ... ), snɛn (Sint-Truiden), snɛ̄i̯ǝ (Bokrijk, ... ), snɛ̄ǝn (Romershoven), sn˙ęi̯ǝ (Heusden, ... ), šnei̯ǝ (Stokkem), šni (Gemmenich, ... ), šnii̯ǝ (Baarlo, ... ), šnii̯ǝn (Urmond), šniǝ (Epen, ... ), šnēi̯ǝ (Schimmert), šnē̜i̯ǝ (Neerharen), šnīi̯ǝ (Einighausen, ... ), šnīǝ (Panningen), spitsen: spetsǝ (Riksingen), wringen met de tang: vreŋǝ met dǝ taŋ (Heerlerheide) Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.] || In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11, I-12, I-9
castreren met de gesloten methode afbinden: afbeŋǝ (Meijel), afbɛnjǝ (Aalst, ... ), āfbenjǝ (Ell), āfbeŋǝ (Maasbree), boeten: bytǝ (Aalst, ... ), castreren: kastrērǝ (Thorn), knippen: knepǝ (Echt) Bij de "gesloten" methode worden de testikels niet verwijderd, maar wordt de zaadstreng zodanig beschadigd of afgeklemd dat de aanvoer van sperma voorkomen wordt. [N 77, 42; N 77, 41] I-12
castreren met de open methode boeten: bytǝ (Hoepertingen), castreren: kǝstrērǝ (Maasbree), snijden: snii̯ǝ (Echt, ... ), snęi̯ǝ (Meijel) Bij de "open" methode worden de testikels uit de balzak gehaald. [N 77, 41] I-12
catechismus catechismus: catekiesmes (Zonhoven), cattekismus (Stokkem), kaategismus (Tienray), kadegismus (Neerpelt), katechiesmes (Valkenburg), katechismes (Sint-Huibrechts-Lille), katechismis (Achel, ... ), katechismus (Geistingen, ... ), katechissemus (Oirlo), katechissemès (Heel), kategiesmes (Sevenum), kategiesmus (Venlo), kategismes (Baarlo, ... ), kategismus (Tegelen), kategkismes (Grevenbicht/Papenhoven), katekissemès (Echt/Gebroek), kattegiesmes (Schinnen), kattegismes (Ophoven, ... ), kattegismis (Bree), kattegismus (Kessel, ... ), kattegismès (Bocholt, ... ), kattegissemus (Maastricht), kattekiesmes (Hoensbroek), kattekiessemɛs (Jeuk), kattekiezemes (Sint-Truiden), kattekismes (Eigenbilzen, ... ), kattekismös (Posterholt), kattekissemes (Heel, ... ), katəgesməs (Meijel), kātekiejesmĕs (Heers), kàttəgismŭs (Nieuwenhagen), kátəgismus (Opglabbeek), chrisleer: kelieër (Ell), christelijke leer: christelike lier (Meijel), kristeleke leer (Eigenbilzen), christenleer: christelier (Maastricht, ... ), cristeleer (Eigenbilzen), de krestliër (Montzen), de kristeleer (Tongeren, ... ), de kristelier (Waubach), de kristelieër (Klimmen, ... ), der kristelier (Klimmen), der kristeliër (Klimmen), dr kristelier (Gulpen), kristelear (Lutterade), kristeleer (Melick, ... ), kristeleĕr (Schimmert), kristelier (Bocholtz, ... ), kristelieër (Baarlo, ... ), kristelièjr (Neerbeek), kristelièr (Schinnen, ... ), kristeliër (Thorn), aparte les in de kerk  kristelier (Montfort), ouderwets voor katechismus  kristelier (Geistingen), christenlering: kristeliering (Stokkem), kristelieëring (Eisden), kristeliër(ing) (Mechelen-aan-de-Maas), kinderleer: de kingerlieër (Nieuwenhagen), kiendrleer (Siebengewald), oudere benaming  kienderlieër (Tienray), leer: də līēër (Nieuwenhagen), leer van christus: liêr van kristes (Eksel) De katechismus, de christelijke leer, de kristenleer, de kinderleer [de kienderlieër, kristelier]. [N 96D (1989)] III-3-3
catechismusboekje catechese: kategies (Sevenum), catechiem: kategiem (Maasbree), kindertaal  kattegiem (Reuver), catechismus: catekiesmes (Zonhoven), cattekismus (Stokkem), de katechismus (Voerendaal), de kattekismes (Tongeren), dər katəgisməs (Montzen), kadegismus (Neerpelt), katechiesmes (Valkenburg), katechismes (Sint-Huibrechts-Lille), katechismis (Achel, ... ), katechismus (Geistingen, ... ), katechissemus (Oirlo), katechissemès (Heel), kategismes (Eys, ... ), kategismis (Koningsbosch), kategismus (Baarlo, ... ), kategismés (Terlinden), kategismês (Nuth/Aalbeek), kategissemes (Ell, ... ), kategkismes (Grevenbicht/Papenhoven), kategèssemes (Siebengewald), katekiezemûs (Houthalen), katekissemès (Echt/Gebroek), kattegiesmes (Schinnen), kattegismes (Nieuwenhagen, ... ), kattegismis (Opoeteren), kattegismues (Eksel), kattegismus (Kessel, ... ), kattegismès (Bocholt), kattegissemes (Baarlo, ... ), kattegissemus (Maastricht), kattejismes (Kerkrade), kattekiesmes (Hoensbroek), kattekiessemɛs (Jeuk), kattekismes (Eigenbilzen, ... ), kattekismës (Hoeselt), kattekismös (Posterholt), kattekissemes (Heel), kattekissemès (Thorn), kattəkissəməs (Loksbergen), katəgesməs (Meijel), katəgisməs (Lommel), kātekiesjesmĕs (Heers), catechismusboekje: kattekismesbeukske (Eisden), kátəgismusbeekskə (Opglabbeek), christenleer: der kristeliër (Klimmen), dr kristelieër (Klimmen), kristeleër (Geleen), kristelier (Gulpen, ... ), kristelièr (Schinnen), kleine christenleer: klinge kristelieër (Epen) Het boekje [kategèssemes, kategèsm, katejismes]. [N 96D (1989)] III-3-3
catechismusles catechese: kategies (Sevenum), catechismus: dər katəgisməs (Montzen), katechismes (Sint-Huibrechts-Lille), katechismus (Geistingen, ... ), katechissemus (Oirlo), kategismes (Schinnen), kategismus (Baarlo, ... ), kategismés (Terlinden), kategissemes (Ell), kategkismes (Grevenbicht/Papenhoven), kattegismis (Opoeteren), kattegismues (Eksel), kattegismus (Melick), kattegismès (Bocholt), kattekismes (Eigenbilzen, ... ), kattekissemes (Heel), kattəkissəməs (Loksbergen), catechismusles: catekiesmesles (Zonhoven), katechiesmeslès (Valkenburg), katechismusles (Eys, ... ), katechismuslès (Maastricht, ... ), katechissemèsles (Heel), kategismesles (Lutterade, ... ), kategismusles (Koningsbosch), kategismêslès (Nuth/Aalbeek), katekissemèsles (Echt/Gebroek), kattegiesmesles (Schinnen), kattegismesles (Nieuwenhagen, ... ), kattegismislös (Bree), kattegismusles (Kessel, ... ), kattegismuslès (Nieuwenhagen, ... ), kattegismèslès (Geleen), kattegissemesles (Meijel), kattegissemuslès (Maastricht), kattekiesmesleis (Hoensbroek), kattekiessɛmɛs les (Jeuk), kattekismesles (Vlodrop), kattekismeslès (Eisden, ... ), kattekismösles (Posterholt), kattekissemesles (Maastricht), kattekissemèslès (Thorn), katəgesməslɛs (Meijel), kātekiesjemĕsleis (Heers), kátəgismusləs (Opglabbeek), chrisleer: kisliër (Haler), chrislering: kësléring (Hoeselt), christenleer: christelèèr (Schinnen), de kristeleer (Tongeren, ... ), de kristelieër (Klimmen), də krestəliər (Montzen), kristeleer (Vlodrop), kristelier (Gulpen, ... ), kristelieër (Baarlo, ... ), kristelièr (Schinnen), christenleerles: kristelierles (Klimmen), christenlering: kristeliering (As, ... ), kristeliër(ing) (Mechelen-aan-de-Maas), godsdienst: godsdeens (Reuver), godsdienstles: godsdeensles (Roermond), kinderleer: kiendrleer (Siebengewald), kingeliër (Maasbree), lering: leͅrəŋ (Lommel), liering (Achel), school: chjoel (Baarlo) Het onderricht, katechismusles in de kerk of op school. [N 96D (1989)] III-3-3
cavalier caressant (<fr.): Opm. betekent eigenlijk: vrijer.  Caressant (Obbicht), cavalier (fr.): cavalier (Gulpen), cavaljee (Heerlen, ... ), Cavelier (Arcen), cavelier (Asenray/Maalbroek, ... ), Cavelier (Bingelrade), cavelier (Broeksittard, ... ), Cavelier (Klimmen, ... ), cavelier (Stevensweert, ... ), cavelijee (Oirlo), caveljee (Afferden, ... ), caveljer (Belfeld), Caveljiee (Schinveld), caveljé (Mheer), Caveljé (Panningen), Cavuljee (Oirsbeek), ka-valjer (Venlo), ka-vel-jee (Vijlen), kauveljee (Nederweert), kaveljer (Swolgen), kaveljeé (Echt/Gebroek), kaveljé (Heel), Fransche uitspraak  Cavelier (Sint-Pieter), Opm. Franse uitspraak.  cavalier (Berg-en-Terblijt), Opm. in de betekenis van vrijer.  cavelier (Schimmert), Opm. soms wordt het zo genoemd.  kareltje (Hunsel), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  kavaljee (Buggenum), kaveljee (Valkenburg), jong: jong (Blitterswijck, ... ), knul: knöl (Venlo), liefste: leefste (Borgharen, ... ), leeste (Amby, ... ), leifste (Sittard), lēēste (Grevenbicht/Papenhoven), man: manne (Brunssum), mens: miensch (Simpelveld), minsj (Brunssum), mīēnsch (Gulpen), ruiter: rüter (Mechelen), vrijer: vreaër (Grubbenvorst), vrejer (Blitterswijck), vri-jer (Meterik), vrieer (Maasbracht), vriejer (Beesel, ... ), vrijer (Helden/Everlo, ... ), vrijjer (Maasbree), vrèjer (Mechelen) Cavelier [SGV (1914)] III-3-1