e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buurten, aangaan, bezoekeni inlopen: inloupe (Echt/Gebroek) binnenlopen III-2-2
buurten; aangaan, bezoeken buurten: buurte (Altweert, ... ) buurten, gezellig praten III-2-2
buurten; aanlgaan, bezoeken buurten: buurte (Eind, ... ) buurten, gezellig praten III-2-2
buurvrouw burin: burin (Kortessem, ... ), buurvrouw: beurvrouw (Kaulille), biervroo (Bilzen), boervroo (Stevoort), boervrouw (Mettekoven), boorvruiw (Meeuwen), bouërvreu (Hasselt), boͅrvrouw (Sint-Huibrechts-Lille), buurvrao (Houthalen), buurvroo (Beringen), buurvrou (Sint-Truiden), buurvrouw (Blerick, ... ), būrvrōͅw (Mettekoven), būrvruw (Schulen), būrvrøw (Schulen), byrvroͅw (Hamont, ... ), ən būrvrow (Kortessem), buurvrouwmens: by(3)̄rvreͅmmeͅs (Oostham), die van hierneven: deej van eej nèven (Rekem), die van hie neffen (Sint-Huibrechts-Lille), die van hierneven (Sint-Huibrechts-Lille), gebure: Xəburə (Guigoven), ən gəburə (Kortessem), geburenvrouw: geboerevrouw (Diepenbeek, ... ), gəburəvrouw (Sint-Truiden), gəbūrəvroͅw (Diepenbeek), geburenwijf: geboerewijf (Diepenbeek), geboerwaaif (Vreren), geburin: geboerin (Bilzen, ... ), gebourin (Vliermaalroot), gebuiërin (Paal), geburin (Diepenbeek), gəburen (Borgloon), gəburin (Heers, ... ), gəbūrin (Kortessem), gebuur: geboer (Beverst, ... ), gebuur (Lommel), gəbu[ə}r (Gutshoven), ənə gəbour (Hasselt), ənə gəbūr (Tongeren), gebuurster: gəboerstər (Eigenbilzen), gebuursvrouw: gəbūrzvrō (Beringen), gebuurvrouw: gebeurvrouw (Maaseik), geboe[ə}rvrouw (Nieuwerkerken), geboervreuw (Mopertingen), geboervroo (Bilzen, ... ), geboervrouw (Helchteren, ... ), geboervruw (Kuringen), gebuurvraa (Beverlo), gebuurvrauw (Zutendaal), gebuurvrouw (Overpelt), gebūrvrou (Genk), gəbūrvrō (Herk-de-Stad), gəbūrvroͅ.uw (Boorsem), gəbūərvrau (Hasselt), gəbø͂ͅrvro (Lummen), Xəburvrō (Zonhoven), gebuurwijf: geboerwijf (Sint-Huibrechts-Hern), gebuurwijf (Beverlo), naburin: noberin (Welkenraedt), nabuur: naber (Bocholt, ... ), naober (Veldwezelt), naobĕr (Vroenhoven), no[a}bər (Geistingen), noaber (Sittard), noabər (Lanaken), nober (Zichen-Zussen-Bolder), nàber (Elen), nö:ber (Neerglabbeek), nabuurse: en naoberse (Mechelen-aan-de-Maas), naoberse (Boorsem, ... ), naobersje (Mheer), naobərsə (Maastricht), nā:bəšə (Montzen), nāobərse (Kanne), nobesche (Lontzen), nōͅbəšə (Welkenraedt), noͅbišə (Vaals), no‧ə.bəšə (Eupen), näbərsə (Maaseik), nòbirsen (Bree), #NAME?  noabersche (Heerlen), (buurvrouw; noaberse).  noaberse (Stevensweert), vgl. Maastricht Wb. (pag. 274): nabuur, naober, [mv.] -s, buurman; naoberse, buurvrouw.  naoberse (Maastricht), nabuursvrouw: noəbeschvrŏ (Eupen), nabuurvrouw: naobervrouw (Niel-bij-As, ... ), naòbervrouw (Geistingen), naùbervrouw (Rotem), noabervrouw (Eisden, ... ), noabər-vrouw (Opitter), noābĕrvrouw (Kessenich), nobervrouw (Grote-Brogel), nōͅbərvr-w (Molenbeersel), nōͅbərvrø͂ͅ[u} (Opglabbeek), noͅbərvrouw (Lanaken), noͅbərvroͅuw (Bree), nôbbervrui (Opglabbeek), cf Fr. vent  nenbervrouw (Rotem), vrouw uit de geburen: vroow aut de geboere (Riksingen), ən vrōøͅtəgəbyərə (Beringen), vrouw uit de gebuur: ən vroͅw ut də gəbur (Overpelt), vrouw van bij ons neven: vrou van bij os nêve (Veldwezelt), vrouwmens: ə vroməs (Beringen), vrouwmens uit de gebuur: ə vrŏməs ūt də gəbūr (Eksel), wijf: ə wef (Beringen), wijf uit de geburen: ə wēvøͅtəgəbøͅjərə (Paal), wijf van bij ons neven: wief van bie us nèven (Kessenich) buurman [SGV (1914)] || buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)] || buurvrouw [ZND 22 (1936)], [ZND m], [ZND m] || een buurvrouw [ZND B1 (1940sq)] || iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
c. geheel houten riek erwtengaffel: ęrtǝgafǝl (Teuven), houten riek: hōtǝ ręk (Gelieren Bret), peulgaffel: pø̄lgafǝl (Kermt, ... ), schil(len)riek: šalǝrek (Helden, ... ), šęlreǝk (Gelieren Bret), vruchtengaffel: vrøxtǝgafǝl (Bocholt) Een riek met brede platte tanden die onder tegen het blok zijn gespijkerd, om bladeren (of schillen van dennebomen, zoals door de zegsman aangegeven) bijeen te scharrelen, bijv. voor de potstal, of om kwetsbare vruchten, zoals peulen, op te scheppen. [N 18, 32] I-5
cacao cacao: kakajoo (Beverlo), kakau’ (Bleijerheide, ... ), kakāo (Meeswijk, ... ), kako. (Meeuwen), kakou (Sittard), kekaow (Castenray, ... ), kekoûw (Gronsveld), kàkkàó (Tongeren), kákaoo (Hasselt), kákáoo (Zonhoven), ¯n maoël kákoo: een zak cacao ¯n zjat kákoo drè.nke: een kop cacao drinken  kákoo (Zonhoven) cacao || cacao (drank) || chocoladepoeder || de drank uit warme melk met cacaopoeder || poedervormige stof uit cacaobonen, cacao III-2-3
cactus cactus: kaktøs (Niel-bij-St.-Truiden), kaktəs (Hamont), kàktüs (Tongeren) cactus III-2-1
calamien calamien: kelǝmǝ (Kelmis), kälmes: kɛlmǝs (Eupen) Oxydisch zinkerts. [monogr.] II-4
caleidoscoop buis om te kijken: buis um te kieken (Genk), caleidoscoop: caleidoscoop (Beesel, ... ), caleidoskoop (Eksel), kaleideskoop (Heel), kaleidoscoop (Geulle, ... ), kaleidoskoop (Roermond, ... ), kaleiduskoop (Posterholt), Antwoord onderlijnd bij de suggesties.  caleidoscoop (Diepenbeek), kijkbuis: kiekbuis (Ell, ... ), kiekbuus (Schimmert, ... ), kijkbuis (Eksel, ... ), kijëkbuiës (Vorsen), Wij maakten van oud schrijfpapier een kijkbuis + spaarden de gekleurde zilverpapiertjes van bonbons en pralines.  (kiekbuis) (Genk), kijkbus: kie:kbus (Bocholt), kieekbus (Kesseleik), kiekbus (Brunssum, ... ), kiekbusch (Itteren), kiekbuus (Venlo), kijkbus (Haler), kikbøͅs (Geulle, ... ), kīkbøs (Oirlo), kīkbøͅs (Heerlen), Antwoord onderlijnd bij de suggesties.  kijkbus (Jeuk), kijkdoos: kiekdoas (Born), kiekdoees (Ten-Esschen/Weustenrade, ... ), kiekdoes (As, ... ), kiekdoos (Kapel-in-t-Zand, ... ), kīkdūs (Venlo), kīkdūəs (Susteren), Van ein sjoondoos kèns se ein - make.  kiekdoos (Swalmen), kijker: kieker (Swalmen, ... ), kijkglaasje: kīkglɛ̄skə (Meijel), kijkkistje: kiekkestje (Neer), kijktoet: kiektoeet (Weert), loerbuis: loerbijs (Eigenbilzen), toverbus: tōvərbøͅs (Swalmen), toverdoos: tooverdoos (Kapel-in-t-Zand), zienbuis: zienbuis (Leopoldsburg) een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus] [N 112 (2006)] || Een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus]. [N 88 (1982)] || Kijkdoos. III-3-2
caleidoscoop add. verrekijker: verrekieker (Venray) Een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus]. [N 88 (1982)] III-3-2