e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buitensluiting buitenjuk: būtǝjø̜k (Weert) De buitenste horizontale balken van de zwichtstelling. Zie ook afb. 24. [N O, 57e] II-3
buitenspel abseit (<du.): abseit (Horst), abzijd (Venray), Karte 167.  apse.jt (Mechelen, ... ), apseͅ.jt (Baelen, ... ), abseits (du.): absaits (Eupen), abseits (Eys), abzeits (Bocholtz, ... ), Als Duits.  abseits (Vaals), Karte 167.  apse.jts (Vijlen), apseͅ.jts, apsa.jts} (Abseits) (Bocholtz, ... ), af-side: `afsɛ.id (Bocholt), a:fsaei.t (Kortessem), af`seͅit (Genk), affzijd (Ell), afsait (Limbricht), afseid (Helden/Everlo, ... ), afseit (Bocholt, ... ), afsēͅit (Beek (bij Bree)), afseͅit (Broekhuizenvorst), afseͅt (Borlo), afsiet (Diepenbeek), afsijd (Vechmaal), afsijt (Baexem, ... ), afsè.jd (Gennep), afséj.d (Hasselt), afzeidt (Dilsen), afzeit (Brunssum), afzijd (Neerpelt), afzijt (Vijlen), afzɛ:t (Heppen), asseit (Bocholt), aufseit (Stokkem), àfsèèt (Sint-Truiden), 1. bw. De centervoor (midvoor) stond afzijt.  afseͅit (Lommel), 2. Vrije trap wegens buitenspel.  afseit (Zolder), Afseid.  afseͅit (Hamont), Eng. off-side.  a(f)sij.t (Zonhoven), a(f)sèè.ët (Zonhoven), Karte 167.  afsa.jt (Hombourg), afse.jt (Eisden, ... ), Offside.  afsei̯.t (Hasselt), Sub boettespeel.  afsijt (Eksel), afseits (<du.): afzijds (Roermond), buitenspel: boeete-sjpêêl (Cadier), boete-speul (Maasbree), boetenspeel (Itteren), boetenspel (Arcen, ... ), boetenspil (Gulpen), boetesjpeil (Margraten), boetesjpel (Beesel, ... ), boetesjpeuël (Mheer), boetesjpuül (Gronsveld), boetespel (Blerick, ... ), boettespeel (Eksel), boetəspel (Schaesberg), bōētesjpel (Herten (bij Roermond)), buitenspel (Grubbenvorst, ... ), butjespel (Meijel), buutespiel (Neerglabbeek), Boetesjpeel sjtaon.  boetesjpeel (Sittard), Karte 167.  buitenspel (Bunde, ... ), hors-jeu (fr.): Karte 167.  hors-jeu (Aubel, ... ), off-seits: offseits (Waubach), off-side (eng.): (offseid) (Schaesberg), hofseͅ:t (Kwaadmechelen), of-sèèd (Widooie), offside (ofsaid) (Linne), ofsait (Venlo), ofseit (Echt/Gebroek, ... ), ofside (Merkelbeek, ... ), ofsijt (Hoeselt), ofsèèt, ofsiet (Diepenbeek), ofzaait (Mechelen-Bovelingen), ofzeid (Blerick), ofzɛ.it (Meeuwen), (offsite)  ofseit (Geleen), Beschaafder.  oͅf`sait (Genk), De senterveur sont ofsijt: De middenvoorspeler stond buitenspel.  ofsijt (Kortessem), E.  off-side (Roermond), Eng. off-side (af, weg + zijde).  òfsèit (Tongeren), Eng. off-side.  ófsij.t (Zonhoven), ófsèè.ët (Zonhoven), Karte 167.  ofsa.jt} (offside) (Geleen, ... ), Offside.  oͅfsɛit (Meeuwen), op-seit: opseit (Berg-en-Terblijt), opseit: Karte 167.  opse.jt (Moelingen, ... ), opseͅ.jt, opsa.jt (Remersdaal, ... ) (Sport): Buitenspel (voetbal). || Abseits. || Afzijt. [Off side]. || Buitenspel (voetb.). || Buitenspel (voetbal). || Buitenspel (voetbalterm). || Buitenspel. [DC 49 (1974)] || Buitenspel: Eng. off-side. || II. (Voetbal) Buitenspel, offside. || Off side: (voetbal) buitenspel. || Offside, buitenspel. || Offside: Buitenspel (voetb.). || Voetbalterm: off-side. III-3-2
buitenspeler buitenspeler: buitenspeler (Genk, ... ), centervoor links/rechts: séntərvéur links (Geistingen), séntərvéur réchs (Geistingen), extrieur (fr.): extérieur (Hoeselt, ... ), extrme (fr.): ekstraem (Bocholt, ... ), ekstreͅim (Beek (bij Bree), ... ), ekstrêem (Hoeselt), ekstrɛ:m links, rechs (Heppen, ... ), extreem (extrême) (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), extrèm links (Mechelen-Bovelingen), extrèm régs (Mechelen-Bovelingen), extrème (Vechmaal, ... ), extrème lings (Vliermaalroot), extrème rechts (Vliermaalroot), eͅkstrēm le.ŋs (Genk), eͅkstrēm reͅchs (Genk), leŋksə eͅkstrēͅm (Borlo), linksekstrêem (Stokkem), linksextrem (Neerpelt), linksextrèèm (Eigenbilzen), re(h)sekstrêem (Stokkem), rechtsbinnen (Limbricht), rechtsextrèèm (Eigenbilzen), reͅchsə eͅkstrēͅm (Borlo), èkstrèèm (Sint-Truiden), ékstrèèm (Eksel, ... ), ékstrèèm links (Eksel), ékstrèèm rechts (Eksel), ɛkstrɛ:m (Kwaadmechelen, ... ), Fr. extrême.  èks`trèè.m (Hasselt), êkstrêem (Tongeren), Vgl. pag. 67: buitenspeler, z.o. extrême.  ékstrèèm (Zonhoven), inzet: Inzet (inside).  eͅ.nzet (Hasselt), linker-/rechtervoor: linkerveur (Reuver), rechterveur (Reuver), links-/rechtsbuiten: leenks-boete (Cadier), lenksboete (Merkelbeek, ... ), lingsboetə (Schaesberg), linksboete (Blerick, ... ), linksboeten (Dilsen), linksboetə (Berg-en-Terblijt), linksboēte (Venlo), linksboéte (Tegelen), linksbōēte (Baexem, ... ), linksbuiten (Brunssum, ... ), linksbuitte (Broekhuizenvorst), liŋsbōētə (Eys), lènksboete (Nieuwstadt), lènksboĕte (Grevenbicht/Papenhoven), lénksboete (Sittard), lìnksboete (Echt/Gebroek), re(h)sboete (Stokkem), rechs-boete (Cadier), rechsboete (Ell, ... ), rechsboetə (Berg-en-Terblijt, ... ), rechsboéte (Tegelen), rechsbōēte (Baexem, ... ), rechtsboete (Blerick, ... ), rechtsboeten (Dilsen), rechtsbuiten (Brunssum, ... ), rechtsbutte (Broekhuizenvorst), regsboĕte (Grevenbicht/Papenhoven), reiətsbōētə (Eys), ... binne  liŋsbu:ətə (Bocholt), raegzsbu:ətə (Bocholt), links-/rechtsvoor: lae.ŋksv":r (Kortessem), leenksvöör (Mheer), lenksv"r (Houthalen), linksveer (Bree), linksveur (Arcen, ... ), linksvoor (Grubbenvorst, ... ), linksvèr (Neerglabbeek), rae.chsv":r (Kortessem), rechsveur (Arcen, ... ), rechtsveer (Bree), rechtsveur (Herten (bij Roermond), ... ), rechtsvoor (Grubbenvorst, ... ), reeətsveur (Vaals), retsvoor (Vijlen), rächsveur (Meijel), rèèchts-veur (Helden/Everlo), rèèchtsveur (Helden/Everlo), rèèjtsvöör (Mheer), geen andere naam  linksvoor (Maasbracht), rechtsvoor (Maasbracht) (Sport): Vleugelspeler (voetbal). || Achterspeler links. || Achterspeler rechts. || Achterspeler. || Buitenspeler (voetb.). || Buitenspeler (voetbal). || Buitenspeler: Buitenspeler, vleugelspeler (voetbal). || Buitenvóórspeler (ouder voetb.). || Extrême (Fr.): Buitenspeler, vleugelspeler (voetb.). || Hoe noemt U in uw dialect de speler, die in een voetbalteam de uiterst linkse of uiterst rechtse positie in de aanvalslijn bekleedt? || Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)] || Vleugelspeler (voetbal). III-3-2
buitenspeler add. linksbinnen: linksbinne (Roermond), linksbinnen (Horst, ... ), rechtsback: regtsbek (Velden), rechtsbinnen: rechsbinne (Roermond) Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2
buitenspeler: linker - linkervleugel: linkervleugel (Kessel), linkshalf: linkshalf (Tungelroy), linksuit: lenksu:t (Eupen) Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2
buitenstaande korenmijt berm: bęrǝm (Kessenich), bɛ.rǝm (Kinrooi, ... ), bɛrǝm (Baarlo, ... ), bɛ̄rǝm (Boshoven, ... ), graanmijt: grē̜nmai̯t (Tongeren), grē̜nmē̜.t (Borgloon), grē̜nmē̜ǝt (Halen, ... ), huist: hūs (Maasniel, ... ), hūst (Baexem, ... ), korenberm: kōrǝbęrǝm (Geistingen), kōrǝbɛrǝm (Ittervoort, ... ), kǭrǝbɛrǝm (Baarlo, ... ), kǭrǝbɛ̄rǝm (Boukoul, ... ), korenhoop: kǫrnhōp (Gennep), kǭnhōp (Milsbeek, ... ), korenmijt: ku̯ǫnmęi̯t (Hoeselt), kø̜̄rǝmē̜t (Kiewit), kō.nmē̜.t (Diepenbeek, ... ), kō.rǝmē.t (Heusden), kō.rǝmē̜.t (Lummen), kō.rǝmē̜ǝ.t (Stokrooie), kōnmē̜t (Borgloon), kōrǝmit (Buchten, ... ), kōrǝmø̜̄t (Tessenderlo), kōrǝmē̜.t (Berverlo, ... ), kōrǝmē̜i̯t (Beringen, ... ), kōrǝmē̜t (Beringen, ... ), kōrǝmīt (Rothem, ... ), kōrǝmɛ̄t (Zelem), kōǝnmęi̯t (Beverst, ... ), kū.rǝmē̜.t (Stevoort), kūnmīt (Oost-Maarland), kūrǝmēt (Gelieren Bret), kūrǝmē̜t (Sint-Truiden), kūǝ.rǝmęi̯t (Genk), kūǝ.rǝmī.t (As, ... ), kűǝ.rǝmī.t (Beek, ... ), kǫu̯rǝmē̜i̯t (Halen), kǫu̯ǝrmɛ̄t (Kwaadmechelen), kǭnmit (Middelaar), kǭrǝmit (Herten, ... ), kǭrǝmiǝt (Nederweert, ... ), kǭrǝmīt (Heerlen, ... ), kǭrǝmɛ̄t (Paal), mijt: mai̯t (Berg, ... ), maǝ.t (Membruggen), mit (Berg, ... ), mitj (Meijel), miǝt (Nederweert, ... ), mȳ.t (Eksel, ... ), mø̜̄.t (Zolder), mø̜̄t (Tessenderlo), mø̜i̯.t (Koninksem), mē.t (Grote-Spouwen, ... ), mē̜.t (Beringen, ... ), mē̜i̯t (Gingelom, ... ), mē̜t (Aalst, ... ), mē̜ǝ.t (Alken, ... ), mē̜ǝt (Heppen, ... ), męi̯.t (Bilzen, ... ), męi̯t (Kerkhoven, ... ), mī.t (Achel, ... ), mīt (America, ... ), mīǝt (Heerlen), mɛ̄t (Jeuk, ... ), zaadmijt: zǭtmit (Milsbeek, ... ) Wanneer de hele oogst niet in de schuur geborgen kan worden, maakt men buiten een korenmijt. Het zetten van een mijt (lemma 5.1.20) vereist heel wat handigheid. De tasser maakt eerst als basis van de mijt een verhoging met takkebossen tegen de vochtigheid. Hierop tast hij dan de schoven, doorgaans in een cirkel, maar soms ook in de vorm van een vierkant (zie onder), tot op een bepaalde hoogte. Op deze romp van de mijt (in L 382 noemt men dit deel de bok )wordt dan het onderste deel van het dak, de waterring (lemma 5.1.21), gelegd. De omtrek hiervan is wat groter dan die van de romp van de mijt zelf, zodat het regenwater een stukje van de mijt af naar beneden drupt. Daarna wordt de mijt van een dak voorzien of gedekt (lemma 5.1.22). Het dak (lemma 5.1.23), dat uitloopt in de kop of de spits (lemma 5.1.24), wordt gemaakt van dekstro (vergelijk het lemma STROWLAM, 6.1.25) waarvoor lang en grof stro wordt gekozen. Het dekstro wordt met banden stro aan de schoven die eronder liggen vastgemaakt. Vaak legde men voor de zekerheid nog een oud karwiel (in L 332 wordt een dergelijke hoepel een reip genoemd) rond de spits voor het geval dat deze windbanden het bij straffe wind niet zouden houden. In Q 1 noemt men het dekzeil dat men over de mijt legt als het begint te regenen wanneer men nog niet met het dekken klaar is, een bache ''(baš)''. Om de kap van boven mooi spits te maken wordt deze aan de bovenkant met los stro of hooi opgevuld. Men steekt er dan een staak doorheen, die echter niet tot de grond reikt. Degenen die niet zo handig zijn in het maken van een mijt, bouwen deze op rond een paal die in de grond geplant is zoals bij de hooimijt. Zie aflevering i 3 Waar de woorden ''berm'' en ''mijt'' naast elkaar voorkomen (in Ndl. Noord- Limburg; zie type berm), is de mijt "vierkant of langwerpig aangezet" terwijl de berm "rond (is) aangezet". Zie ook de lemma''s ''dak van de mijt'' (5.1.23) en ''spits, kop van de mijt'' (5.1.24) en afbeelding 8. Huist komt alleen bij Roukens voor; het is daar een middelgrote korenmijt.' [N 15, 43; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit R 3, 70] I-4
buitenverblijf buiten: boete (Weert), boeëte (Herten (bij Roermond)), boëte (Boekend), bōete (Schimmert), bōēte (Maastricht, ... ), buitengoed: bawtegōēd (Hoeselt), boetegood (Tungelroy), boetegoud (Sittard), buitengoed (Meeuwen), būtəgōt (Maastricht, ... ), bø͂ͅ.ətəgoͅu̯ət (Hasselt), landgoed  boetegood (Maastricht), ¯n aajd boetegood ¯s zomers is heer altied op ze boetegood Van de boetegeujer um Mestreech höbbe sommige eigenaordige naome wie Jeruzalem, Nazarath, Bethlehem Heer is op ze boetegood: in zijn knollentuin ¯t lèste boetegood: graf, kerkhof  boetegood (Maastricht), ؉ = lang.  bōētegood (Maastricht), buitenhuis: buitenhuis (Ubachsberg), buitenverblijf: boeteverblief (Neerharen, ... ), boteverbleef (Eigenbilzen), boéteverblie⁄f (Gronsveld), boêteverbliêf (Blerick), bōete-verblief (Schimmert, ... ), buitenverblijf (Meeuwen, ... ), bū.təvərblī.f (Kinrooi), būtəvərblīf (Venlo), būūtəvərblīēf (Opglabbeek), bu̯otəvərblēͅf (Houthalen), N.B. opmerking geldt voor de hele lijst. P.S. ij wordt als ie uitgesproken. ui=u in de uitspraak. ei blijft ei  buitenverblijf (Meeuwen), chèlet (fr.): šaleͅ (Tongeren), goed: good (Maastricht, ... ), herenhuis: hieërehoeës (Herten (bij Roermond)), hiērehoes (Tungelroy), hīērenhŭŭws (Opglabbeek), hīērenhóus (Gruitrode), hof: (als er weiland bij was)  hôf (Schimmert), landgoed: Dit laatste als er flink wat bos- of landerijen bij horen.  landj-good (Nunhem), landhuis: la.njthū.s (Sittard), la.nthū.s (Neeroeteren), la.ntjhū.s (Tungelroy), landhoes (Heerlen, ... ), landhoës (Boekend), landhōē.s (Waubach), landhōēs (Klimmen, ... ), landhuis (Obbicht), landhôes (Blerick), landhûs (Bree), landjhoes (Reuver, ... ), lanjdhoes (Buchten), lantjhoeës (Herten (bij Roermond)), lààndhŭŭs (Meerlo), lààndhüs (Tienray), lândhuûs (Oirlo), plaats: plaats (Lutterade), tempel van een huis: tempel van ⁄n hoes (Ospel), villa: vela (Kwaadmechelen), viela (Boekend, ... ), vielaa (Velden), viella (Herten (bij Roermond), ... ), vila (Lanklaar), vilā (Lanklaar, ... ), villa (Blerick, ... ), villà (Leopoldsburg), vĭĕlla (Klimmen), vĭĕlà (As), vĭĕlá (Meijel), vĭĕláá (Arcen), v‧ilā (Montfort), (vroeger)  villa (Schimmert), Algemene opmerking: Het door de invuller aangegeven spellingssysteem: Veldeke!  vila (Echt/Gebroek), villa (Nunhem), HET HUIS, HET BUITENWERK = ut hoes, boetewèrrek  villa (Maastricht), in of direct aansluitend bij dorp. meestal met kleine tuin  viela (Tienray), zomerhuis: zoumerhaas (Nieuwerkerken, ... ), zoumerhuis (Sint-Truiden), of hoes  zoͅmərhūs (Eksel), zomerhuisje: in .......heske, wordt de e (= onderstreept) dof uitgesproken, zoals de e in de.  zoumerheske (Jeuk) buiten, landhuis || buitengoed || buitenverblijf || Een groot huis met een tuin buiten de stad; vaak het buitenverblijf van in de stad wonende mensen (villa, landhuis, buitenverblijf, campagne, buiten, hof) [N 79 (1979)] || landgoed || landhuis III-2-1
buitenwerk buiten schilderen: bū.tǝ šeldǝrǝ (Waubach), bǫwǝtǝ sxeldǝrǝ (Tessenderlo), buiten verven: bytǝ vɛ̄rvǝ (Ottersum), bøtjǝ vɛ̄rǝvǝ (Meijel), bø̜jtǝ vęrvǝ (Diepenbeek), būtǝ vɛrvǝ (Noorbeek, ... ), bǫwtǝ vɛrvǝ (Houthalen), buitenschilderwerk: būtǝšeldǝrwęrǝk (Herten), buitenverfwerk: būtǝvęrǝfwęrǝk (Herten), būtǝvęrǝfwɛrǝk (Heel), būtǝvɛrǝfwęrǝk (Gulpen), buitenwerk: buǝtǝwęrǝk (Maasbree), būsǝwęrǝk (Kerkrade), būtǝwęrǝk (Buchten, ... ), būtǝwɛrk (Schinnen), van buiten verven: van bātǝ vɛrvǝ (Jeuk) Schilderwerk buitenshuis. [N 67, 67b] II-9
buitenwerkse maat breedte: brędǝ, brętǝ (Bilzen), bręjdǝ (Bleijerheide), buitenkant maat: bytǝkānt mǭt (Ottersum), buitenmaat: bowǝtǝmǭt (Tessenderlo), buitenmaat (Dilsen), būtǝmǭt (Mechelen, ... ), bǫwtǝmuǝt (Bilzen), buitenwerks: bū.tǝwęrks (Sittard), būtǝwerks (Posterholt), būtǝwerǝks (Posterholt), būtǝwęrks (Venlo), būtǝwɛrks (Herten), būtǝwɛrǝks (Stein), buitenwerkse maat: butǝwɛrǝksǝ mǭt (Sint Odilienberg), bytǝwęrǝksǝ mǭt (Ottersum), būtǝwerǝksǝ mǭt (Herten), būtǝwęrǝksǝ mǭt (Tegelen), būtǝwɛrǝksǝ mǭt (Sint Odilienberg, ... ), buitenwerksmaat: būtǝwerksmǭt (Heel), grootste maat: grootste maat (Dilsen), koppenmaat: kǫpǝmǫat (Geulle), rouwe maat: rūw mǭt (Posterholt), uitwendige maat: ūswɛndejǝ mǫas (Bleijerheide), volle maat: vǫlǝ mǭt (Leopoldsburg) De afmeting die de hoogte en de breedte aangeeft, gemeten van de ene buitenkant van de vergaring naar de andere. [N 55, 2] || De afstand van de buitenkant van een trappeboom tot de buitenkant van de tweede trappeboom. [N 55, 91b] || De maat die aan de buitenzijde gemeten wordt, dat wil zeggen van de ene buitenste rand van het werkstuk tot de andere. Zie ook het lemma ɛbuitenwerkse maatɛ in Wld II.9, pag. 111. Het betreft daar de buitenwerkse maat van vergaringen, bijvoorbeeld kozijnen.' [N 53, 200a; monogr.] II-12, II-9
buitenzak op een jas binnentas: benəteͅs (Borlo), buidel: bəl (Beverlo), ouder  bøͅil (Zolder), buitenmaal: boetemaal (s-Gravenvoeren), boĕemaal (Eisden), botəmōͅl (Borgloon), boutemōal (Genk), boutəmaol (Bilzen), boətemaol (Borgloon), boͅ.təmoͅ.l (Horpmaal), boͅutəmōͅul (Riksingen), butəmōͅl (Val-Meer), būtəmal (Rekem), būtəmōͅl (Zichen-Zussen-Bolder), bóutəmaal (As), bøtəma:l (Bree), buitenste maal: ao"dof  boudenste maol (Mal), buitentas: baatetes (Sint-Truiden), boeetetesch (Heerlen), boete tes (Reuver), boete tésj (Nieuwenhagen), boete-tes (Venlo), boete-täsj (Bleijerheide), boete-tèsj (Mheer), boetentes (Echt/Gebroek), boetetaes (Wijk), boetetes (Echt/Gebroek, ... ), boetetesch (Meerssen), boetetesj (Doenrade, ... ), boetetès (Herten (bij Roermond)), boetetèsch (Born), boetetésj (Meerssen), boête tes (Venlo), bōētetesj (Waubach), buitentes (Opglabbeek), buitentesch (Stein), bätentès (Rummen (WBD)), bøtjə tɛs (Meijel), jasmaal: jasmāl (Mechelen-aan-de-Maas), jassenbuidel: jassenbuil (Lommel), jasəbail (Paal), jasəbø͂ͅl (Beringen), jasəbøͅl (Kwaadmechelen), jasəmbøͅl (Lommel), jassenmaal: ja.səmāl (Lanklaar), jassemaal (Kerensheide), jāsəma.l, -ə, -meͅlkə (Neeroeteren), jassentas: jasse tes (Maasniel), jasse-tès (Tegelen, ... ), jasse-tês (Bergen), jassetaes (Wijk), jassetaesj (Klimmen), jassetejs (Munstergeleen), jassetes (Belfeld, ... ), jassetesch (Brunssum, ... ), jasseteschj (Heerlerheide), jassetesj (Borgharen, ... ), jassetessje (Guttecoven), jassetēs (Hout-Blerick), jassetèjsj (Mechelen), jassetès (Amstenrade, ... ), jassetèsch (Mesch, ... ), jassetèsj (Beek, ... ), jassetés (Eksel, ... ), jassetésj (Chèvremont, ... ), jassetéésch (Mechelen), jassətèsj (Holtum), jasətes (Hamont), jasəteͅs (Zelem), jòòsetéés (Panningen), Sub tes.  jassetes (Meerlo, ... ), jastas: ja.steͅs (Halen, ... ), ja.əsteͅs (Kermt), jasstèsj (Buchten), jasteͅs (Boekt/Heikant, ... ), jastäs (Grazen (WBD)), jḁsteͅs (Beringen), maal: ma.l (Opglabbeek), maal (Meeuwen, ... ), maāl (Neeroeteren), mal (Eisden, ... ), maol (Bilzen, ... ), maəl (Vliermaal), māl (Bree, ... ), mālə (Boorsem), māəl (Rotem), mol (Hoeselt), mol, -ə, mølkə (Millen), moəl (Hoepertingen), mōͅal (Wintershoven), mōͅl (Diepenbeek, ... ), mōͅəl (Opheers, ... ), mo͂ͅl (Tongeren), moͅyl (Riksingen), boerse bijklank  maal (Sittard), pitsenmaal: syn. Bénnemaol, bróksemaol, mòlke.  pitsemaol (Diepenbeek), pitsmaal: syn. Bénnemaol, bróksemaol, mòlke.  pitsmaol (Diepenbeek), tas: taes (Bemelen), tes (Blerick, ... ), tesj (Noorbeek, ... ), tesse (Boekend, ... ), teəs (Schulen), tēͅs (Achel), teͅs (Halen, ... ), tès (Eijsden, ... ), tèsj (Sittard, ... ), tɛs (Donk (bij Herk-de-Stad), ... ), tas van de stoep: tēͅšfandərštup (Teuven), uitentas: ødə tɛ̄jš (Montzen), zak: zak (Leopoldsburg), zijtas: ziej-tesj (Klimmen), ziejtes (Horst), ziejtesj (Nieuwstadt), zijtes (Eijsden) #NAME? || buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)] || de buitenzak [N 59 (1973)] || jaszak III-1-3