e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broodslot hart: hɛrt (Heythuysen), in de midden: en dǝ medǝ (Geleen), kant: kant (Houthalen), %%meervoud%%  kantjǝ (Cadier), korst: %%meervoud%%  kǭrstǝ (Noorbeek), korstje: kø̄škǝ (Jabeek), krul: krø̜l (Maastricht), lamme kant: lǭmǝkānt (Sint-Truiden), midden: medǝ (Hout-Blerick), muiltje: %%meervoud%%  mylkǝs (Noorbeek), mø̜lkǝs (Brunssum), naad: noat (Voerendaal), nǭ.t (Waubach), nǭt (Helden, ... ), overslag: ø̄vǝršlāx (Heythuysen), plaatrand: plǭtraŋk (Genk), punt: %%meervoud%%  punten (Maastricht), rand: rānt (Kwaadmechelen), riem: rēm (Swalmen), slag: šlāx (Eys), slot: slojt (Mal), slot (Maastricht), slut (Maaseik), slōt (Heugem, ... ), slūt (Bocholt), šlot (Wittem), šlus (Kerkrade), šluǝt (Gronsveld), šlōt (Ulestraten), šlōǝt (Gulpen), šlūǝt (Oost-Maarland), sluiting: slutǝŋ (Maasbracht), slūteŋ (Neerpelt), slǭwteŋ (Bilzen), šlēteŋ (Beek, ... ), šlętǝŋ (Nuth), šlūteŋ (Herten), sluitstuk: slūtstøk (Koningsbosch), toeslag: towšlāx (Waubach), tsǫwšlax (Kaalheide), tušlāx (Amstenrade), vouw: vaw (Rekem, ... ), vāj (Reuver, ... ) De plaats waarde uiteinden van de opgerolde deegplak over elkaar vallen. [N 29, 56; monogr.] II-1
bros broche: broš (Bilzen, ... ), brø̜š (Stein), brǫš (Schinnen), bros: bros (Lommel, ... ), penbros: pɛnbrǫs (Milsbeek), pennebros: pɛnǝbrǫs (Meijel), pinbroche: penbroaš (Bleijerheide), pinbros: penbros (Roggel), priem: prem (Zonhoven), rechte els: rechte els (Lommel), steekels: stę̄kɛls (Milsbeek), stikbros: stekbros (Zonhoven) De grove, rechte els die men hanteert bij het doornaaien of die men gebruikt om gaatjes te slaan voor de houten pennen. Aras (II, pag. 186) zegt hierover: "De pennenbros moet dunner zijn dan de houten pennen, omdat deze in de voorgestoken gaatjes goed zouden geprangd zitten, want hiervan hangt geheel de sterkte van het met hout gepende werk af. Ook moet de pennenbros iets korter zijn dan de houten pennen." Zie afb. 6. [N 60, 180] II-10
bros, breekbaar brok: brok (Sint-Odiliënberg), brokkelachtig: (van gebak).  brökkelechtig (Einighausen), brokkelig: brökkelich (Grevenbicht/Papenhoven), brökkelig (Gulpen), broos: broees (Weert), brois (Beesel, ... ), brooos (Schinnen), broos (Echt/Gebroek, ... ), broéès (Venray), broös (Maasbree), brōēs (As), brŏŏs (Buggenum), (O wordt kort uitgesproken).  broas (Reuver), bros: bros (Afferden, ... ), brosse (Vlodrop), brōs (Meerlo, ... ), brŏs (Swolgen), broͅs (Meeuwen), bròs (Guttecoven, ... ), brós (Kerkrade, ... ), bəròs (Maastricht), (kort).  bros (Horn), (later zo genoemd).  bros (Tienray), gebreeklig: gebree͂klig (Heerlen), gebrekelijk: gebreekelik (Doenrade), knoesperig: knŏĕspərig (Nieuwenhagen), kort: kórt (Kapel-in-t-Zand), sprok: schprok (Bingelrade, ... ), schprŏk (Heer), shprok (Brunssum), shproôk (Mheer), sjprok (Brunssum, ... ), sjprŏk (Mechelen), sjpròk (Doenrade, ... ), sjprók (Doenrade, ... ), spjrok (Melick), spok (Bree), sprok (Amby, ... ), sproͅk (Houthalen), spròk (Maastricht, ... ), sprók (As), spòk (Loksbergen), šproͅ.k (Eys), (b.v. hout).  sprok (Tungelroy), (voor glas).  sjprok (Schaesberg), subtiel: (niet gebruikt, meestal het Fransche woord: subtil).  subtil (Berg-en-Terblijt), zoel: zuul (Geleen) bros [SGV (1914)] || hard aanvoelend en toch gemakkelijk breekbaar [bros, sprok, ras, broos] [N 91 (1982)] III-4-4
brospin brospen: brospɛn (Maasbree), brospin: brospin (Lommel, ... ), brǫspen (Meijel), nagel ohne kop: nāgǝl ōnǝ kop (Montzen) De pin zonder kop die niet geheel in een onderstuk ingeslagen wordt, zodat het volgende onderstuk, bij de opbouw van de hak, daarop kan worden geslagen. [N 60, 200d] II-10
brossen beslaan: bǝšloa (Bleijerheide), brossen: brošǝ (As), hak spijkeren: hak spikǝrǝ (Milsbeek), nagelen: nagelen (Lommel), vastnagelen: vasnę̄gǝlǝ (Maasbree) Het met brospinnen beslaan van de achterlap. [N 60, 200f] II-10
brouwen bier maken: [bier] mākǝ (Mielen-boven-Aalst, ... ), [bier] mǭkǝ (Riemst), bier maken (Kozen), bēr mākǝn (Bocholt), brouwen: bravęn (Oostham), bravǝ (Borgloon), brawn (Zelem), brawǝ (Borgloon, ... ), brawǝn (Amby, ... ), bro.ǝ (Lummen), brouwen (As, ... ), browǝ (Berg, ... ), browǝn (Bilzen), broǝ (Kortessem, ... ), broǝn (Diepenbeek), bruwǝ (Asenray / Maalbroek, ... ), bruwǝn (Amby, ... ), bruǝ (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), brø̄jǝn (Elen), brø̄ǝ (Hasselt, ... ), brø̄ǝn (Hasselt, ... ), brø̜jwǝ (Opglabbeek), brø̜jwǝn (Opglabbeek), brø̜jǝ (Eupen, ... ), brø̜wǝ (Meeuwen, ... ), brø̜ǝ (Aalst, ... ), brø̜̄n (Hasselt), brø̜̄ǝn (Hasselt, ... ), brān (Berverlo, ... ), brāwǝ (Heppen, ... ), brāwǝn (Lommel), brāǝn (Sint-Truiden), brāǝwǝ (Meldert), bręjǝ (Nieuwerkerken), bręǝvǝn (Tessenderlo), brō (Millen), brōn (Beringen, ... ), brōwǝ (Heerlen, ... ), brōwǝn (Hoeselt), brōǝ (Martenslinde, ... ), brōǝn (Beringen, ... ), brōǝwǝ (Simpelveld), brōǝwǝn (Eisden, ... ), brō̜wǝ (Rosmeer), brūwǝ (As, ... ), brūǝ (Gulpen, ... ), brǫjǝn (Mettekoven), brǫwa (Koninksem), brǫwǝ (Afferden, ... ), brǫwǝ(n) (Maaseik, ... ), brǫǝ (Hoepertingen), brǫǝn (Beringen, ... ), brǫǝwǝ (Gutschoven, ... ), brǭn (Paal), brǭwǝ (Maastricht, ... ), brǭǝ (Genoelselderen, ... ), brǭǝn (Diepenbeek), brɛǝvǝn (Tessenderlo), br˙uwǝ (Raeren, ... ) Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.] II-2
brouwer bierbrouwer: bērbrowǝr (Baelen), bērbruwǝr (Margraten), bērbrǫwǝr (Maastricht, ... ), bērbrǭwǝr (Gulpen), brouwer: br ̇uwǝr (Roermond), brajwǝr (Zonhoven), brawǝr (Amby, ... ), browǝr (Beringen, ... ), broǝjǝr (Montzen), bro̝̞̞wǝr (As, ... ), bruwr (Asenray / Maalbroek), bruwǝr (Aubel, ... ), bru̝̞̞wǝr (Eupen, ... ), bryjǝr (Amstenrade, ... ), brywǝr (Aubel, ... ), bryǝr (Ulestraten), brȳjǝr (Amby, ... ), brȳwǝr (Schimmert), brȳǝr (Berg / Terblijt, ... ), bry̝̞̞jǝr (Henri-Chapelle), bröǝr (Sint Geertruid), brö̝̞̞wǝr (Vechmaal), brøjǝr (Eys, ... ), brøwǝr (Moelingen), brø̄jǝr (Beegden, ... ), brø̄r (Millen), brø̄wǝr (Berg, ... ), brø̄ǝr (Hasselt, ... ), brø̝̞̞̄r (Sint-Huibrechts-Hern), brø̝̞̞̄ǝr (Lauw), brø̜jǝr (Baexem, ... ), brø̜wǝr (Eijsden, ... ), brø̜ǝr (Aalst), brø̜̄jǝr (Bocholtz, ... ), brø̜̄wǝr (Eijsden, ... ), brø̜̄ǝr (Hasselt, ... ), brø̝̞̞jǝr (Stokkem), brār (Sint-Truiden), brāwǝr (Helden, ... ), brāǝr (Landen), brāǝwǝr (Bilzen), brę̄wǝr (Rosmeer), brō.ǝr (Beringen), brōr (Diepenbeek), brōwǝr (Beverst, ... ), brōǝr (Brustem, ... ), brōǝwǝr (Welkenraedt), brō̜wǝr (Grote-Brogel), brō̝̞̞r (Rijkhoven, ... ), brō̝̞̞wǝr (Bree, ... ), brō̝̞̞ǝr (Heusden, ... ), brūr (Vliermaal), brūǝr (Schimmert, ... ), brǫar (Heusden), brǫwr (Landen), brǫwǝr (Afferden, ... ), brǫǝr (Hoepertingen, ... ), brǫ̝̞̞wǝr (Bilzen, ... ), brǭ (Loksbergen), brǭwǝr (Achel, ... ), brǭǝr (Buvingen, ... ), brǭǝwǝr (Gelinden), brǭ̝̞̞.r (Hasselt), brǭ̝̞̞.wǝr (Dilsen), brǭ̝̞̞wǝr (Beesel, ... ), brǭ̝̞̞ǝr (Zolder) De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.] II-2
brouwerij bierbrouwerij: bērbrǫwǝri (Welkenraedt), bērbrǫwǝręj (Maastricht), brouwerij: brarę̄ (Sint-Truiden), brawraj (Borgloon), brawǝręj (Landen, ... ), brawǝrę̄ (Montzen), bro.wǝrej (Montzen), broraj (Paal), brouwerij (Beverst, ... ), browǝrij (Welkenraedt), browǝrjǝ (?) (Riksingen), broǝręj (Maastricht), bruwǝri (Eupen, ... ), bruwǝriǝ (Eupen), brywǝrij (Mheer), brø.ǝrej (Montzen), brøjǝrę (Eupen), brøǝręj (Schulen), brø̜jǝręj (Welkenraedt), brø̜̄wǝri (Meeuwen, ... ), brø̜̄ǝręj (Peer, ... ), brø̜̄ǝrę̄ (Hasselt), brø̜̄ǝrī (Opglabbeek), brāręj (Berverlo, ... ), brāvø̜rę̄ (Oostham), brāwǝręj (Lommel), brāwǝręjǝ (Heppen), brāǝręj (Berverlo, ... ), brāǝwǝrāj (Bilzen), brōwǝrij (Lontzen, ... ), brōwǝręj (Hoeselt), brōǝrāj (Lummen), brōǝręj (Hoeselt, ... ), brōǝrɛ̄ (Zichem), brōǝwǝri (Welkenraedt), brōǝwǝrij (Eisden, ... ), brūwǝrij (Boorsem), brūwǝrīǝ (Elen), brūǝri (Sittard), brūǝręj (Vliermaal), brǫwręj (Landen), brǫwǝraj (Bilzen, ... ), brǫwǝri (Bocholt, ... ), brǫwǝrij (Kessenich, ... ), brǫwǝrāj (Bilzen, ... ), brǫwǝrē (Mettekoven), brǫwǝrę (Eupen, ... ), brǫwǝręjǝ (Nieuwerkerken), brǫwǝrę̄j (Opgrimbie), brǫwǝrī (Molenbeersel), brǫwǝrɛ̄j (Hamont, ... ), brǫǝręj (Diepenbeek, ... ), brǫǝwǝręj (Gutschoven), brǭręj (Loksbergen), brǭwǝrēj (Bommershoven), brǭwǝręj (Gelinden, ... ), brǭǝrāj (Genoelselderen), brǭǝrē (Halen), brǭǝrę̄ (Diepenbeek, ... ), panhuis: panhuis (Kanne), panǝs (Eupen, ... ), pāǝnhęs (Wellen), pāǝnǝs (Wellen), pǫnǝs (Kortessem), pǭnes (Beverst) De plaats of het bedrijf waar men bier brouwt. In dit lemma zijn niet opgenomen de woorden die verwijzen naar een specifiek bedrijfsgebouw binnen de brouwerij. Zie daarvoor de lemmata ''mouterij, brouwhuis'', etc. Volgens de zegslieden uit Q 78 en Q 196 werd de term "panhuis" vroeger gebruikt, maar werd hij inmiddels vervangen door "brouwerij". Ook de invuller uit Q 188 vermeldt dat hij de term "panhuis" slechts uit oude archieven kent. [L 22, 27b; L 1u, 26;monogr.] II-2
brouwersknecht brouwersjongen: brouwersjongen (Maastricht), brouwersknecht: bruwǝrsknęx (Horn), brouwersmof: brouwersmof (Tegelen), brouwjongen: brouwjongen (Maastricht), helper: hɛlǝpǝr (Alken), hulpbrouwer: hulpbrouwer (Arcen), knecht: knęxt (Stramproy), (mv.)  knęxs (Schinnen), knęxts (Venray) De persoon die de brouwmeester assisteert bij de voornaamste werkzaamheden in het brouwhuis zoals beslaan, aftrekken en klaren, koken en wort koelen. Alleen in L 325 houdt de brouwersknecht zich uitsluitend bezig met het aftrekken en klaren, terwijl in P 120 de helper alleen assisteert bij de drie eerstgenoemde werkzaamheden. Volgens de invuller uit L 250 is de taak van de hulpbrouwer, naast de bovengenoemde werkzaamheden, het schoonmaken en pletten van het brouwgraan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''brouwer''. [N 35, 58a; N 35, 58b; N 35, 58c; N 38, 58d; monogr.] II-2
brouwersvoorschoot brouwersscholk: brǫwǝsšǫlǝk (Maastricht) Schort uit grof linnen, grijs of bruin, die door brouwersknechten wordt gebruikt. [monogr.] II-2