e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broekkettingen aanhoudkettingen: ānhǫu̯tkęteŋǝ (Berg), achterbokskettingen: achterbokskettingen (Middelaar  [(enk)]  , ... ), axtǝrbokskęteŋǝ (Baarlo, ... ), ɛ̄xtǝrbokskɛ ̝teŋǝ (America), achterhaamkettelen: axtǝrhǭmkętǝlǝ (Sint Pieter), āxtǝrhǭmkętǝln (Diepenbeek), (enk)  ātǝrhāmkętǝl (Tongeren), achterhaamkettingen: achterhaamkettingen (Ten Esschen  [(enk)]  ), axtǝr(h)āmkęteŋ (Maaseik), axtǝrhāmkęteŋ (Buchten, ... ), axtǝrhāmkęteŋǝ (Limbricht, ... ), axtǝrāmkęteŋ (Maasmechelen), āxtǝrhāmkęteŋǝn (Hamont), %%volgende opgaven zijn enkelvoud%%  axtǝrhāmketeŋ (Valkenburg), achterhaamkettinkjes: axtǝrhā(ǝ)m kęteŋskǝs (Opheers), achterhaamklinken: axtǝrhāmkleŋkǝ (Klimmen), achterhaamklinkjes: achterhaamklinkjes (Rothem), achterhaamskettingen: achterhaamskettingen (Heerlen  [(enk)]  , ... ), axtǝr(h)āmskęteŋ (Puth), axtǝrhāmsketeŋǝ (Melick), axtǝrhāmskęteŋǝ (Weert), axtǝrāmskęteŋ (Hasselt), oxtǝrhāmskęteŋ (Panningen), achterhaamsklinken: atǝrhāmskleŋkǝ (Nijwiller), ātǝrhāmskleŋkǝ (Bocholtz), achterhaamsnoer: axtǝrhāmsnø̄r (Maasmechelen), achterhaamsriemen: achterhaamsriemen (Heerlen  [(leer)]  ), achterhaamstrengen: axtǝrhǭmstręŋǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), achterklingen: axtǝrkleŋǝ (Neeritter, ... ), achterklinken: ai̯tǝrkleŋkǝ (Reijmerstok, ... ), axtǝrkleŋkǝ (Klimmen), ātǝrkleŋkǝ (Mechelen), berriekettingen: bø̜rg˱kęteŋǝ (Susteren), broekkettels: brōkkętǝls (Gelieren Bret), broekriemen: brōkrēmǝ (Gronsveld), hinderhaamsketten: heŋǝrhāmskętǝ (Bleijerheide), hinderklinken: heŋǝrkleŋkǝ (Bleijerheide), kettelen van de achterhaam: ketǝlǝ van dǝn ātǝrhǭm (Oost-Maarland), kętǝlǝ van dǝn axtǝrhǭm (Maastricht), kętǝlǝ van dǝn ōtǝrhǭm (Bilzen), (enk)  kętǝl van dǝn atǝrhǭǝm (Wellen), kętǝl van dǝn ātǝrhǭǝm (Beverst), kettels van het achterhaam: ketǝls ˲van ǝt axtǝrām (Gingelom), kętǝls ˲van ǝt ātǝrhǭm (Borgloon), (enk)  kętǝl van ǝt axtǝrhǭǝm (Niel-Bij-Sint-Truiden), ketteltjes van de achterhaam: ketǝlkǝs ˲van dǝn atǝrhǭm (Hoeselt, ... ), ketten: ke ̞ʔǝ (Kwaadmechelen), kettingen: ke ̞ʔeŋk (Kwaadmechelen), kiteŋǝ (Kiewit), kęteŋ (Gruitrode, ... ), kęteŋǝ (Lanklaar), kęteŋǝn (Achel, ... ), kettingen van achterboks: kettingen van achterboks (Baarlo), kettingen van de achterhaam: kettingen van de achterhaam (Heel), kęteŋǝ van dǝn axtǝrhām (Berg), kęteŋǝ van ǝ(n) axtǝrām (Hasselt), kęteŋǝ van ǝn axtǝrhām (Horn), kettingen van het achterhaam: kęteŋǝ van ǝt axtǝrām (Sint-Truiden), kettings: kettings (Blerick), kettings van de achterboks: keteŋs ˲van dǝn āxtǝrboks (Meijel), kettinkjes: kętęŋskǝs (Beringen, ... ), (enk)  kęteŋskǝ (Kessenich, ... ), kettinkjes van de achterhaam: keteŋskǝs ˲van dǝn axtǝrhām (Helchteren), kø̜teŋskǝs ˲van ǝn axtǝrhām (Bree), kęteŋskǝs van ǝ axtǝrhām (Boukoul, ... ), kęteŋskǝs ˲van dǝn axtǝrhām (Lommel), kęteŋskǝs ˲van dǝn axtǝrām (Geistingen), kęteŋskǝs ˲van dǝn āxtǝrhām (Achel, ... ), (enk)  kęteŋskǝ van dǝn axtǝrhām (Overpelt, ... ), kettinkjes voor achterhaam: kęteŋskǝs ˲vør āxtǝrhām (Hamont), klinken: kleŋkǝ (Valkenburg), klinkkettinkjes: kleŋkkęteŋskǝs (Merselo), spankettingen: spankettingen (Baexem), stoter: stuǝtǝr (Melveren), strengetjes van de achterriem: stręŋskǝs ˲van dǝn axtǝrrēm (Smeermaas), terugzetkettingen: tǝrȳk˲zetkęteŋǝ (Maasbracht) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekland, moeras beemd: (= beemd).  bend (Kerkrade), broek: brook (Neeritter, ... ), broos (Herten (bij Roermond)), broôk (Altweert, ... ), brōōk (Koningsbosch), brū̞k (Remersdaal), bròk (Rimburg), dər brū̞k (Kelmis, ... ), ət brū̞k (Henri-Chapelle), Opm. v.d. invuller: men zegt ook: in t gebrØØk.  ⁄t brōōk (Venlo), ps. omgespeld volgens Frings! (of niet omspellen?).  brōk (Echt/Gebroek), gebroek: Opm. v.d. invuller: dit zegt men ook wel.  in ⁄t gebrōōk (Venlo), gevuilnis: gevuulnes (Valkenburg), Opm. v.d. invuller: zo wordt het ook genoemd.  gəvuulənis (Brunssum), kale broek: køͅələbrok (Beringen), laagkot: liəxkoͅtə (Leopoldsburg), laagte: eigennaam, woest moerasgebied ten noorden van Leveroy Opm. een klein gedeelte dat er nu nog van rest, is het natuurreservaat de Zoom (de Zoûm).  Lieëgdje (Nederweert), maai: maoi (Amby), mauj (Reijmerstok), modder: modder (Valkenburg), mojjer (Bemelen), moer: moer (Amstenrade, ... ), moor (Heythuysen, ... ), mōēr (Oirsbeek), (meervoud: moore).  moor (Altweert, ... ), moeras: meras (Grathem, ... ), moeraas (Margraten), moeras (Afferden, ... ), moeràs (Haelen, ... ), mooras (Grathem), moras (Hoensbroek, ... ), morass (Vaals), mōrās (Nieuwenhagen), mŏĕràs (Venlo), muras (Leopoldsburg, ... ), mūras (Sint-Geertruid), møͅrás (Leunen), məras (Beesel, ... ), mərəs (Linkhout), m⁄ras (Caberg), (= modderpool).  moeras (Velden), Opm. v.d. invuller: de ø haast niet uitgesproken.  mŏras (Bleijerheide), Opm. v.d. invuller: toonloze e.  meras (Amby), ps. boven de a staat nog een ? en een `; deze combinatieletter is niet te maken.  moeras (Arcen, ... ), mŏeras (Berg-en-Terblijt), mŏĕras (Margraten, ... ), məras (Kessel, ... ), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken.  moeras (Buggenum, ... ), môêras (Maastricht), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken. Opm. v.d. invuller: de korte a-klank van "pad".  moeras (Arcen), ps. boven de Å staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.  mŏerās (Oirlo), ps. boven de Ø staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken. Opm. v.d. invuller: dit woord is uit t Nederlands overgenomen (het woord moeras is onbekend).  mōras (Berg-en-Terblijt), ps. boven de à staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken.  məràs (Roosteren), ps. niet omgespeld!  moeras (Noorbeek), ps. onder de o staat nog een streepje en boven de a nog een ? en een `; deze combinatieletters zijn niet te maken.  moeras (Merkelbeek), ps. onder de ò staat nog een puntje; deze combinatieletter is niet te maken.  mòras (Terwinselen), ps. onder de ò staat nog een streepje en boven de a staat nog een ? en een `; deze combinatieletters zijn niet te maken.  mòəras (Schinveld), moersslond: morschlont (Valkenburg), moest: moeëst (Altweert, ... ), moet: Opm.v.d. invuller: Ned. oe.  moet (Schaesberg), peel: pieël (Panningen), plats: platsj (Stokkem), poel: pul (Zelem), prat: prat (Vaals), prats: pratsch (Geleen, ... ), pratsj (Waubach), pràtš (Wijlre), (= modder).  pratš (Kerkrade), ps. boven de a staat nog een ? en een `; deze combinatieletter is niet te maken.  pratš (Spekholzerheide), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken.  pratš (Chèvremont), slond: cf schlund  sjloont (Nuth/Aalbeek), tus: tus (Altweert, ... ), (zo wordt het ook genoemd).  tis (Altweert, ... ), veengat: veͅngat (Halen), ven: ven (Tessenderlo), veͅn (Halen), vèn (Heijen), Opm. v.d. invuller: dit zeggen ze van een moerassige streek.  vĕn (Horst), voitch: zie ook Dorren 193, ~ lat fosca, fr. fosse  voitch (Valkenburg), vuil ding: vōēl dink (Stramproy), vuilgebroetenis: voelgebreutenis (Banholt, ... ), ps. boven de Ë staat nog een ´ en boven de Ô nog een `; deze combinatieletters zijn niet te maken.  vôêlgəbrūətənĭs (Ingber), vuilnis: vuulnis (Meerssen), Opm. v.d. invuller: soms wordt het ook zo genoemd.  vuulnis (Valkenburg), Opm. v.d. invuller: zo wordt het ook genoemd.  vuulnis (Merkelbeek), waterkot: wōͅtərkot (Beverlo), zijp: ziep (Stein), zomp: soemp (Sittard), somp (Merkelbeek), soomp (Nuth/Aalbeek), sōmp (Itteren), sŏmp (Koningsbosch), sump (Buchten, ... ), zoemp (Limbricht), zomp (Bingelrade, ... ), zoomp (Lottum, ... ), zŏmp (Herten (bij Roermond), ... ), zoͅmp (Echt/Gebroek), zump (Amstenrade), zumpe (Dieteren), zòmp (Itteren), zómp (Kerkrade, ... ), zômp (Altweert, ... ), zôômp (Herten (bij Roermond)), zömp (Einighausen), (verkleinwoord: zeumpke; meervoud: zeump).  zoomp (Castenray, ... ), Opm. dit is J.V. (betekent jonger Venrays - is een nieuwere Venrayse benaming).  zòmp (Castenray, ... ), Opm. v.d .invuller: het woord moeras is hier onbekend.  zump (Urmond), Opm. v.d. invuller: de o is een korte oo.  zomp (Elsloo), Opm. v.d. invuller: de o wordt wat zwaarder uitgesproken.  zomp (Venlo), Opm. v.d. invuller: dit woord wordt meer gebruikt.  zomp (Venlo), Opm. v.d. invuller: het woord moeras is hier onbekend.  zump (Urmond), Opm. v.d. invuller: korte oe.  zoemp (Geleen), Opm. v.d. invuller: lange o.  somp (Steyl), Opm. v.d. invuller: ligt tussen een lange en een korte o in.  zo(o)mp (Velden), Opm. v.d. invuller: ø = oo heel kort. ps. of toch omspellen: [zomp]?  zŏmp (Blerick), ps. boven de Ø staat nog een `; deze combinatieletter is niet te maken.  zōmp (Arcen), ps. letterlijk overgenomen (beetje raar geschreven?).  zzooomp (Munstergeleen), ps. niet omgespeld (of toch omspellen volgens Frings: [zoomp?]).  zoŏmp (Blerick), ps. niet omgespeld. Opm. v.d. invuller: o is lang.  zōmp (Stevensweert), ps. of toch omspellen volgens Frings: [zo\\mp]?  zŏəmp (Velden), ps. omgespeld volgens Frings!  zōmp (Sevenum), ps. omgespeld volgens Frings! (of letterlijk overnemen: zømp, met vermelding dat er onder de ø nog een punt moet staan)?  zomp (Hout-Blerick), zoor: zaor (Lottum) broek, moeras || broekland || lager gelegen delen waarin steeds water staat (zomp, hult, del, vengat, kweb?) [N 27 (1965)] || moeras [DC 02 (1932)] || moeras, de natte weke grond zonder behoorlijke afwatering (moer, ven, vuilnis, voelgebreutenis?) [N 27 (1965)] || moerasland, drassig land || moerassig land || moerassige grond, verende grond in een stuk weiland III-4-4
broekspijp boksenbeen: bóksebee (Kerkrade), boksenpijp: boeksepiepe (Maasbracht), bokse piep (Echt/Gebroek), bokse piepe (Maasniel, ... ), bokse-pie:pe (Herten (bij Roermond)), bokse-piefe (Bleijerheide), bokse-piep (Bergen), boksepejpe (Rotem), boksepiaepe (Nieuwenhagen), boksepiefe (Chèvremont, ... ), boksepiep (Sittard, ... ), boksepiepe (Amstenrade, ... ), boksepiepen (Eksel, ... ), boksepiēp (Bocholt), boksepiēpe (Waubach), boksepijpen (Lommel), boksəpejpə (Bree), boksəpēipə (Rotem), boksəpi.p (Meeuwen), boksəpipə, -kə (Neeroeteren), boksəpīp (Maaseik), boksəpīpə (Meijel), boksəpípə (Ophoven), bookse-piep (Kesseleik), booksepiefe (Bocholtz), boxepiejp (Achel), boxepīēf (Bleijerheide), bōkschepiepe (Heerlen), bŏĕksəpīēp (Opglabbeek), bŏksepiepe (Meijel), bŏksje pīēp (Meijel), boͅksəpipə (Achel), boͅksəpīpə (Lanklaar), boͅksəpīəpən (Hamont), buksəpīpə (Opglabbeek), bòkse piepe (Echt/Gebroek), bòksepiepe (Roermond, ... ), bòksepiêp (Tungelroy), bókse piepe (Guttecoven), bókse-piepe (Horn), bóksepi-jpe (Bree), bóksepie.p (Gennep), bóksepie:pe (Meijel), bóksepief (Kerkrade), bóksepiep (Sittard, ... ), bóksepiepe (Baarlo, ... ), bóksepièpe (Venlo), bóksepīēp (Ottersum, ... ), bóksepīēpe (Blerick, ... ), bóksəpyp (As), bôkse-piepe (Oirlo, ... ), bôksenpiepe (Blerick), bôksepiep (Venlo), bôksepiepe (Horst), böksepiepe (Grathem), böksepíep (Reuver), sleeptoon  bôkse-piepe (Tegelen), Sub piep, 7).  bôksepiep (Herten (bij Roermond)), boksenstuik: boksesjtuuk (Swalmen), bókse sjtuuk (Roermond), bóksesjtōēk (Roermond), bôksesjtóek (Herten (bij Roermond)), boksenstuur: [sic]  bokse-sjtuur (Vlodrop), bokspijp: (boks)pipə (Kaulille), boeksjpiepe (Schinveld), boks piepe (Tungelroy), bokspiepe (Nieuwstadt, ... ), bokspīēpe (Broekhuizen, ... ), bookspiepe (Heugem, ... ), box-pīēpe (Bleijerheide), boͅkspipə (Teuven), bókspeͅipən (Lommel), bókspie:ëp (Meijel), bókspiepe (Buchten, ... ), bókspéjpe (Belfeld), bôkspiepe (Venlo), bökspiepe (Hout-Blerick), broekenpijp: broekkepiep (Bilzen), brokepiepe (Maastricht), brokə-piepe (Mheer), brookepiepe (Heugem), brukəpeͅpə (Riksingen), broekespijp: brokespiêp (Mechelen-aan-de-Maas), brookespiepe (Geulle, ... ), broeksenpijp: broeksepijpe (Tessenderlo), broksəpēͅ.p (Zolder), broksəpɛ:pə (Paal), brōksəpēͅpə (Paal), bruksəpeͅpə (Kwaadmechelen), ss. sub brók.  bróksepijp (Genk), broekspijp: (brooks)pīepe (Oost-Maarland), bro.kspipə (Rekem), broakspijpen (Zolder), broekspaaipe (Mal), broekspajp (Tongeren), broekspeep, broekspeëp (Herderen), broekspejpe (Grazen (WBD)), broekspie:p (Neerpelt), broekspiepe (Bemelen), broekspijp (Diepenbeek, ... ), broekspijpe (Beverlo, ... ), broekspijpen (Leopoldsburg, ... ), brokspeəpə (Schulen), brokspēͅpə (Romershoven), brokspiepe (Lummen), brokspijjp (Houthalen), brokspipə (Eisden, ... ), brokspèpə (Beringen), brooks-piepe (Noorbeek), brookspaejpe (Wijk, ... ), brookspie:p (Opglabbeek), brookspiep (Maastricht, ... ), brookspiepe (Beek, ... ), brookspiepen (Urmond), brookspiepu (Mesch), brookspieëp (Eisden, ... ), brookspiēpe (Valkenburg), brookspīepe (Oost-Maarland), brookspīēpe (Klimmen), brōkspipə (Neerharen), brōkspīpə (Mechelen-aan-de-Maas), brŏĕkspéjpə (Bilzen), brŏkspēp (Boekt/Heikant), broͅkspipə (Boorsem, ... ), broͅukspēͅpə (Linkhout), bruksaipə (Tongeren), brukspaip (Millen), brukspaipə (Ketsingen), brukspejəpə (Opheers), brukspeəpə (Hoepertingen), brukspēpə (Donk (bij Herk-de-Stad)), brukspēͅpə (Borgloon, ... ), brukspeͅpə (Hasselt), brukspeͅəpə (Halen, ... ), brukspīpə (Eigenbilzen), brukspəipə (Tongeren), brukspɛpə (Herk-de-Stad), brókspéép (Tessenderlo), bröökspîêp (Boorsem), ie"langgerekt  brookspiepe (Borgharen), Recenter.  broekspiep (Bilzen), pijp: peejep (Wellen), peep (Eigenbilzen), peipe (Rummen (WBD)), pepə (Rosmeer), pējpə (Bree), pēp (Val-Meer), pēpe (Sint-Truiden), pēͅpə (Diepenbeek), peͅipə (Hoeselt, ... ), peͅiəpə (Halen, ... ), pi-jp (Bree), piejp (Neerpelt), piep (Lutterade, ... ), piepe (Bocholt, ... ), piepe v.d. bòks (Geleen), piepe van de bôks (Reuver), piepen v.d. brook (Stein), piepə (Holtum), piēpe (Waubach), pijp (Jeuk), pipə (Lanklaar), pī.p (Meeswijk), pīēp (Doenrade, ... ), pīēpe (Doenrade, ... ), pīpə (Lanaken, ... ), pééjəp (Loksbergen), pîêp (Mechelen-aan-de-Maas), pɛijp (Hoepertingen), pɛpə (Wintershoven), ?  pɛjpə (Horpmaal), B.v. van zijn broek.  peͅəp (Niel-bij-St.-Truiden), op de a van "van"een hoedje zoals bij ø  pīpə van də boks (Montzen), stomp: [sic]  stompə (Rosmeer), stuik: vgl. Van Dale (DN): Stauche, (pols)mof  sjtōēk (Roermond, ... ), sjtóek (Herten (bij Roermond)) 1. broekspijp || 2. pijp van broek of pyama || broekpijp || broekspijp || de pijpen van de broek [N 59 (1973)] || elk der beide delen van een broek die de benen bedekken || Hoe noemt U de pijp van een broek? [N 62 (1973)] || pijp || pijp van een broek || pijp van een onderbroek || pijpen van een broek || pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem band: (boks)}band (Bocholt), ba.nt (Donk (bij Herk-de-Stad)), band (Hasselt, ... ), bānt (Kaulille), beͅntə (Kaulille), Sub gesp.  bant (Lommel), boksband: (boks)}band (Bocholt), bouksband (Genk), boksenband: boksebaant veur zɛn boks op te hauwen (Kaulille), bokseband (Bree, ... ), boksebandj (Thorn), boksebanjd (Herten (bij Roermond)), boksebant (Ellikom), boksemband (Broekhuizen), boksenband (Blerick, ... ), bokskeband (Gruitrode), boksəbānt (Bree), boksəbānt} (Bree), bookseband (Maaseik, ... ), booksebanjd (Neeritter), bŏkseband (Opitter), boͅksəba.ŋt (Lanklaar), boͅksəband (Achel), boͅksəbant (Eisden), boͅksəbānt (Hamont), bòksembangk (Tegelen), bókse bank (Baarlo), bóksebandj (Boeket/Heisterstraat, ... ), bóksebantj (Haelen, ... ), bóksembaand (Ottersum), bóksembankt (Panningen), bóksenba.nd (Gennep), bóksenband (Venlo), bóksəmbánt (Lommel), bôkseband (Blerick), bôksebandj (Ell), bôksenbând (Oirlo), heei heel zien bŏoks ŏop mit ēnə bŏoksəbânt (Meterik), heej hool zien boks op mét enne lère boksenband (Broekhuizen), hej hiel zien boks op mit ènne lère boksebaand (Gennep), hèè heel zien boks op met ene boksebantj (Haelen), Om de heupen.  bokseband (Bree), boksenriem: boeksereem (Maasbracht), bokse-reem (Horn), bokse-riem (Bergen), boksenriem (Eksel), boksereem (Herten (bij Roermond), ... ), boksereim (Einighausen, ... ), bokseriem (Neerpelt), boksəre:m (Bree), boksərem, -ə, -kə (Neeroeteren), boksərēm (Maaseik, ... ), bookereem (Maastricht), bookse reem (Boekend), booksereem (Bocholt, ... ), bōkschereem (Heerlen), bōksereem (Hout-Blerick), bŏkseriem (Meijel), boͅksərim (Achel), buksərēm (Opglabbeek), bòkse-reem (Roermond), bòksereem (Bree, ... ), bóksereem (Belfeld, ... ), bóksereim (Sittard), bókserēēm (Blerick), bôkse-reem (Venlo), bôksereem (Tegelen, ... ), bôksereim (Limbricht), bôksəreem (Holtum), böksereem (Grathem), hè heel zien bŏks op mit eine lère bŏksereem (Beesel), Broekband.  bôksereem (Neeroeteren), Cfr. ook par. 34: De Kleding, p. 442.  bôksereem (Herten (bij Roermond)), ss. sub boks.  bóksereem (Uikhoven), ss. sub reem.  bòksereem (Bree), boksriem: boksreem (Bocholt), broekband: brookband (Caberg), broekenband: brokeband (Kerensheide), brooke-baand (Mheer), aan de broek  brokeband (Klimmen), broekenriem: brokereem (Heerlerheide, ... ), brokərēm (Rekem, ... ), brookereem (Beek, ... ), brukərīm (Riksingen, ... ), bròòkereem (Boorsem), los  broke-reem (Klimmen), oo"dof, "ee"uitspreken als "e  brookereem (Borgharen), ss. sub riem.  brokereem (Uikhoven), broekriem: broek reem (Bemelen), broekriem (Meeuwen), brookreem (Gronsveld, ... ), brukrīm (Eigenbilzen, ... ), hae dreng ene laere brookreem (Ulestraten), broeksband: broeksbaand (Tongeren), broeksband (Beverlo, ... ), broeksbant (Bilzen), broksband (Duras), broͅgzbānt (Teuven), bruksba.nd (Halen, ... ), bruksbant (Bilzen, ... ), bruksbant} (Millen), brūksbānt (Wintershoven), bryksbant (Rosmeer), broeksenband: broekseband (Tessenderlo), broksəbant (Paal), bruksebant (Kwaadmechelen), broeksenriem: broksərīm (Diepenbeek), ss. sub brók.  brókseriem (Genk), broeksriem: broeksriejm (Borgloon), broeksriem (Beverlo, ... ), broksrēm (Stokkem), broksriem (Lummen), broksrijəm (Diepenbeek), broksrim (Beringen, ... ), broksrīm (Romershoven), brooksreem (Brunssum, ... ), brōksrēm (Lanklaar, ... ), brōksrīm (Beringen), brōͅksriəm (Kermt), brŏksrīm (Boekt/Heikant), broͅksrēm (Boorsem, ... ), broͅuksreͅim (Linkhout), bruksrim (Halen, ... ), bruksrīm (Borgloon, ... ), Riem.  broksrījəm (Zonhoven), ss. sub riem.  broeksriem (Kortessem), buikband: boekband (Venlo), boekbând (Oirlo), buikhelp: boechhelp (Kerkrade), buikriem: (boek)reem (Urmond), (boek)reim (Sittard), boech-reem (Bleijerheide), boechreem (Kerkrade), boeekreem (Heerlen), boekreem (Brunssum, ... ), boekreim (Sittard), boekriem (Panningen), boekrīēm (Oirlo), boikreem (Oost-Maarland), bōēkreem (Klimmen), hèè heel zien boks op met ene boekreem (Haelen), Zie ook guëdel.  boekreem (Heerlen), ceintuur: centejer (Hasselt), centeure (Hasselt), sentuur (Kortessem, ... ), B.v. Doet maar een ceintuur aan, anders valt oer broek af.  səntyər (Niel-bij-St.-Truiden), Fr. ceinture.  sentūūër (Zonhoven), Rond den buik.  səntyr (Heers), Smallere gordels voor mannen worden riemen genoemd.  sənty:r (Kanne), gordel: hea hool zieng bòks mit inne juudel (Waubach), juuedel (Kerkrade), jüedel (Kerkrade), van gordel  guuedel (Heerlen), Zie ook boekreem.  guëdel (Heerlen), riem: e heel z⁄n brook op met nne lèère reëm (Mheer), e heelt zen books mit dinne reem op (Mechelen), er heel z⁄n brook op met enne leire reem (Amby), er heel z⁄n brook op mèt ⁄ne leere reem (Gronsveld), hae heel zien boks op met eine laere reem (Blerick), hae heel zien boks op met eine reem van laer (Blerick), hae heel zien boks op met unne laere reem (Blerick), hae heel zien boks op mit ene laere reem (Koningsbosch), hae heel zien boks op mèt ⁄n lère reem (Beringe), hae heel zien brook op mit eine laere reem (Beek), hae heel zien bóks op mit enne laeren reem (Venlo), hae heel zien bôks op met ⁄ne laere reem (Tegelen), hae heel zien bôks op mêt ⁄ne laere reem (Tegelen), hae heelj z⁄n brook op mit eine laere reem (Geleen), hae hihl zien boks op meet einen laere rihm (Beringe), hae hilt zien bŏks op mit eine lère reim (Limbricht), hae hiltjz⁄n boks op mèt ⁄nne laere reem (Hushoven), hae hool zieng boks op mit inne laere reem (Waubach), hai heel zien boeks op met ne laire reem (Swalmen), hai heel zien boks op mit eine laire reem (Roermond), hai hēl zīn boeks ŏp mĭt ənə lairən rēm (Pey), hai hieeltj zien boeoks op mait eine laire reem (Neeritter), he heel zen brook op met ne lère reem (Meerssen), he heel zien brook op met eine lère reem (Nuth/Aalbeek), he heel zien brook op mit eine leire reem (Schinnen), he hoejl z⁄n boeksj op mit ene lere reem (Schinveld), hee heel zen brook op met ne lère reem (Valkenburg), hee heel zen brook op mit ene leere riem (Voerendaal), hee heel zien books oop met ⁄n leire reem (Sevenum), hee heel zien brook op mèt ene leere reem (Margraten), heej heel zien books ŏop mit enə lerə reem (Horst), heej hool zien boks op mit enne lere reem (Melderslo), heej hool zien boks op mét enne lère reem (Broekhuizen), heer heel z⁄n brook op mèt ne lere reem (Maastricht), heer hool z⁄n brook op mèt ne leere reem (Maastricht), heeə hool zieng books eroop mit ene reem (Vaals), hei hool zing brook op met ene läre reem (Gulpen), her heel zing brook op met ⁄ne lère reem (Noorbeek), her heel z⁄n brook op met ene leire reem (Noorbeek), heè hool zieng boks op mit ne lère reem (Vijlen), heë hool zieng boks op mit inne leere reem (Nieuwenhagen), hē heel zien boeks op mit ⁄ne lēre reem (Maasbracht), hē hēltj zien boks op mēt einə lērə reem (Weert), hē hīl zien books op mēt ənə lērə rīm (Hout-Blerick), hēe hōl zieng bokx op mit inne lēere rīm (Eys), hij heald de bog op met euge leere riem (Bleijerheide), hij heel zien boks emhoëg met ⁄ne lêren reem (Sevenum), hij heel z⁄n books op meit unne leire reem (Laar), hij heldj z⁄n boks op met unne leire reem (Ospel), hij hiel zien boks op met einen lèren riem (Panningen), hij hiel zien bōks ōp mit ene lère riem (Heijen), hij hiel zin boks op me ne laerren riem (Meijel), hijn hult zien books op met enne leire reem (Velden), hän hält zien boks op met ennen lären reem (Arcen), hè heel zen brook op mèt enne lère reem (Berg-en-Terblijt), hè heel zien boks op mit eine lère reem (Echt/Gebroek), hè heel zien boks op mit ⁄ne leère reem (Roosteren), hè heel zien boks op mèt enne lèère reem (Helden/Everlo), hè heel zien bŏks op mèt eine lère reem (Ell), hè heel zien bôks op mit ennə laere reem (Venlo), hè heëltj zien boeks op mit eine leere reem (Maasbracht), hèh heel zien baoks op met unne le-eire reem (Baarlo), hèè heel zien boks op met ene lèère reem (Haelen, ... ), hèè heel z⁄n brook op mit ene lèère reem (Schimmert), hèè heel z⁄n brook op mit enne lèère reem (Klimmen), hé heel zien boeks op mit eine lere reem (Linne), hé heel zien boks op mit eine lére reem (Tungelroy), hé hiel zien boks op met ne lere riem (Bergen), hê heel zien boks op mot einə reem (Thorn), hê heel zien books op mêdĕnĕ lêre reem (Baexem), reem (Amstenrade, ... ), reêm (Weert), rēm (Kaulille), ri:m (Hoepertingen), riem (Sint-Truiden, ... ), rim (Velm), riëm (Zepperen), rīēm (Tongeren), rīm (Borlo, ... ), zi(e)n brook hôêlj-er-op mit inne léére reem (Puth), ⁄r heel z⁄n brook op mèt ne lere reem (Maastricht), B.v. Lederen riem.  ri.m (Hamont), b.v. zn brook mèt ne - ophawwe.  reem (Maastricht), Bv. Leren riem voor zijn broek op te houden.  riəm (Niel-bij-St.-Truiden), Sub ceinture. Smallere gordels voor mannen worden riemen genoemd.  riem (Kanne), spansriem: sjpansreim (Sittard), tailleband (<fr.): tailleband (Valkenburg) (1. autogordel - 2. ceintuur; - 3. riem || (broek)riem || [broekriem] || band (riem) || band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || broekriem || broeksband || broeksriem || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] || buikriem || buiksriem || ceinture: (1) bredere gordel voor mannen; (2) gordel voor vrouwen || ceintuur [broeksriem] || ceintuur: riem, gordel || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)] || gordel || gordel, broekriem, ceintuur || reep leer, leren band || riem || riem: reep leer, leren band III-1-3
broeksriem? riem: reim (Koersel), rem (Lanklaar), Rem (Opglabbeek), rem (Opoeteren), rēm (Bree, ... ), ri:m (Bilzen), ri:əm (Meldert), rijəm (Veulen), riəm (Heers), Rī.m (Leopoldsburg), rī:m (Tongeren), rīm (Berg, ... ), rīəm (Eksel, ... ) riem [ZND A2 (1940sq)] III-1-3
broeksuçon broekneep: bruknēp (Bilzen), broekpince-tje: brukpɛ̃skǝ (Bilzen), broeksuçon: bruksǝson (Bilzen), bruksǝsuŋ (Bilzen) Suçon bij de broek toegepast. [N 59, 54e] II-7
broekzak achter achterbuidel: achterbuil (Beverlo), achtermaal: a.xtərmāl (Lanklaar, ... ), a.xtərmāəl (Rotem), achtermaal (Meeuwen, ... ), achtermaol (Borgloon), achtermoͅ.l (Horpmaal), achtərmaal (As), atərmoəl (Hoepertingen), axtərmal (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), axtərmāl (Lanklaar, ... ), ātø͂rmōͅl (Borgloon), ātərmolə (Hoeselt), āxtərmāl (Bree), ààtərmaol (Bilzen), achterste buidel: achterstebuil (Tessenderlo), achterste buideltje: axərsəbul’jə (Kwaadmechelen), achterste maal: achterste maal (Bocholt), ēͅstə mōͅəl (Opheers), achterste tas: aXtərstə teͅs (Kaulille), achtertas: a.xtərteͅs (Borlo), a.xərteͅs (Sint-Truiden), aatertes (Eijsden, ... ), achter-tesj (Noorbeek), achtertaes (Wijk, ... ), achtertaesche (Bemelen), achtertas (Heugem), achtertes (Eind, ... ), achtertesj (Klimmen), achtertēsj (Stein), achtertäs (Grazen (WBD)), achtertès (Maastricht, ... ), achtertésj (Meerssen), agtertes (Reuver), atertes (Eijsden), axtərteəs (Schulen), axtərteͅs (Beringen, ... ), āchtertès (Venray), àxtərtɛs (Zolder), achtertasje: a.xtərteͅskə (Halen), achterteske (Sint-Truiden), ātərtēͅškə (Teuven), achterzak: achtersak (Born), achterzak (Leopoldsburg, ... ), batsentas: batse-tès (Roermond), batseteesch (Kerkrade), batsetés (Gronsveld), batsentasje: batseteschke (Heerlen), bodemmaaltje: bojəmmeͅilkə (Stokkem), byjəmeͅ:lkə (Bree), boksenschede: bokseschej (Middelaar), broekenmaal: brukəmōͅl (Eigenbilzen), broeksentas: broksetes (Lummen), buidel op de kont: buil op er kont (Beringen), gattas: ga.teͅs (Halen), gatzak: gatzak (Lommel), gátsak (Lommel), hintertas: hinger-täsj (Bleijerheide), kontenmaal: koͅntəmāl (Neerharen), kòntemaal (Meeuwen), kóntemaal (Meeuwen), kóntəmaol (Bilzen), kontentas: kontetes (Weert), kontetès (Weert), kontjetes (Roermond), kóntetes (Eind), kôntetes (Weert), (Zie ook afb. p. 172).  kóntetes (Venlo), kontentasje: konteteske (Blerick), kontjeteske (Maasbracht), kóntetèske (Venlo), kontmaal: kontma.l (Neeroeteren), kontmaol (Diepenbeek, ... ), kontmāl (Tongeren), kontmol (Millen), kontmoͅul (Riksingen), koͅntmaəl (Vliermaal), koͅntmāl (Hasselt), koͅntmōͅl (Rosmeer), koͅntmōͅəl (Kermt), kóntmaol (Bilzen), kontmaaltje: ku:ntmēͅlkə (Opglabbeek), kóntmèèlke (Bree), konttas: kontes (Eksel, ... ), konteͅs (Velm), konttaes (Wijk), konttes (Blerick, ... ), konttès (Neerpelt, ... ), kontɛs (Paal), koont-tès (Bergen), kōntēs (Hamont), kōͅntəs (Herk-de-Stad), ko͂ntteͅs (Lanaken), koͅntēͅs (Achel), kónttés (Baarlo), konttasje: konttèske (Oirlo), lommelmaaltje: lummelméélke (Neeroeteren), maal: māl (Ophoven), mōͅal (Wintershoven), maal op de kont: də mōͅl ob_ə koͅnt (Ketsingen), maol op de kont  mōͅloptəkōnt (Zichen-Zussen-Bolder), mool op de kont  məloptəkōnt (Val-Meer), poche revolver (fr.): poͅšrəvoͅlvər (Lanklaar), portefeuillemaal: portefeuillemaol (Borgloon), heel deftig  portefuljemāāÒl (Neeroeteren), revolvermaal: revolvermaol (Borgloon), revolvermāōÒl (Genk), rəvoləvərmal (Hasselt), revolvertas: rəvoləvərteəs (Schulen), tas op de kont: tès op de koont (Ottersum), tɛs op ə [koͅnt (Zolder), tas op de vot: téés oppt vot (Panningen), tɛ̄jsj opən vot (Montzen), votmaal: vodmaal (s-Gravenvoeren), votmaal (Eisden), voͅtmal (Eisden), voͅtmāl (Boorsem), votstasje: votstesjke (Ulestraten), vottas: vot-tes (Venlo), vot-tès (Ell), vottes (Tungelroy, ... ), vottesch (Brunssum), vottès (Haelen), vottèsj (Limbricht), vottasje: vot-teske (Belfeld), vot-tèsjke (Margraten), vot-tèske (Maastricht), vottesjke (Puth, ... ), votteske (Blerick, ... ), vottèsjke (Kerensheide), vottèske (Meijel, ... ), vottenmaal: vottemaal (Stein), vottentas: votte teesch (Kerkrade), votte tes (Venlo), votte tesj (Geleen), votte tèsj (Guttecoven), votte téésch (Mechelen), votte-taasj (Bleijerheide), votte-tes (Horn, ... ), votte-tès (Tegelen), votte-tès(ke) (Reuver), votte-tésj (Klimmen), vottetes (Echt/Gebroek, ... ), vottetesch (Born, ... ), votteteschj (Heerlerheide), vottetesj (Beek, ... ), vottetèjsj (Mechelen), vottetès (Broekhuizen, ... ), vottetèsch (Schimmert, ... ), vottetèsj (Bocholtz, ... ), vottetés (Schinveld), vottetéés (Panningen), vottutèsch (Mesch), vottətèsj (Holtum), votətɛs (Meijel), vòttetes (Eind), vóttetesj (Heerlen, ... ), vóttetès (Neer), vóttetés (Roermond), vottentasje: votte teske (Roermond), votte-teske (Tegelen), votte-tèske (Tegelen, ... ), vottenteske (Sevenum), vottetesjchke (Lutterade), vottetesjke (Brunssum, ... ), votteteske (Amstenrade, ... ), vottetèschke (Hoensbroek), vottetèsjke (Schimmert), vottetèske (Oirlo, ... ), vóttetèske (Meijel), votzak: vótzak (Neeroeteren) achterbroekzak || achtertas || achterzak || achterzak in broek || achterzak in een pantalon || achterzak van broek || achterzak, kontzak || de achterzak [N 59 (1973)] || kontzak || zak aan de achterkant van de broek || zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] || zak in achterkant van broek III-1-3
broekzak opzij boksenbuidel: bokse buijel (Maasniel), boksebuil (Lommel), boksenbuil [boks+ən+bøͅl} (Lommel), bóksəmbø͂ͅl (Lommel), boksenmaal: boksemaal (Meeuwen), boksəma.l (Neeroeteren), boksəma:l (Bree), boksəmāl (Bree, ... ), boksəmāəl (Rotem), booksemaal (Bocholt), boͅksəmāl (Lanklaar), bòksemaal (Bree), bóksemaal (Bree, ... ), boksentas: boeksetes (Maasbracht), boeksjetés (Schinveld), bokse-taasj (Bleijerheide), bokse-tès (Bergen), bokseteesch (Kerkrade), boksetes (Blerick, ... ), boksetesj (Chèvremont, ... ), boksetēͅs (Hamont), boksetès (Broekhuizen, ... ), boksetèsj (Einighausen), boksetés (Eksel, ... ), boksetésj (Nieuwenhagen), bokstetes (Venlo), boksətɛs (Meijel), booksetes (Boekend, ... ), booksetesj (Posterholt), bōksetès (Hout-Blerick), bŏksetès (Meijel), boͅksətēͅs (Achel), boͅksəteͅs (Hamont), bòksetes (Tegelen, ... ), bóksetes (Baarlo, ... ), bóksetesj (Sittard, ... ), bóksetès (Echt/Gebroek, ... ), bóksetèsj (Bocholtz, ... ), bóksetés (Roermond, ... ), bóksetéés (Panningen), bókstetès (Venlo), bôkse-tes (Tegelen), bôkse-tès (Tegelen), bôksetes (Blerick, ... ), bôksetès (Oirlo), bôksetèsj (Limbricht), bôkstetès (Venlo), bôksətèsj (Holtum), böksetes (Grathem), gəwønləgə boksətējsj (Montzen), bokstas: bókstèsj (Guttecoven), broekenmaal: (brooke)maol (Oost-Maarland), brokemaal (Kerensheide), brookemaal (s-Gravenvoeren), brukəmōͅl (Eigenbilzen, ... ), brykəmōͅl (Rosmeer), broekenmaal opzij: brŏĕkkəmaol òpzààj (Bilzen), broekentas: (brooke)tsj (Jabeek), broke tešj (Margraten), broke-tesj (Klimmen), broketes (Amstenrade, ... ), broketesch (Heerlerheide), broketesj (Hoensbroek, ... ), broketès (Maastricht), broketèsj (Kerensheide), brooke-tèsj (Mheer), brookestesj (Oirsbeek, ... ), brooketes (Eijsden, ... ), brooketesch (Brunssum), brooketeschj (Heerlerheide), brooketesj (Brunssum, ... ), brooketesjch (Lutterade), brooketèjsj (Mechelen), brooketès (Maastricht), brooketèsch (Schimmert, ... ), brooketésj (Klimmen), brooketéésch (Mechelen), [u: sjwa]  brokutèsch (Mesch), oo"dof  brooketesj (Borgharen), broekmaal: brukmāl (Tongeren, ... ), broekmaal opzij: brŏĕkmaol òpzààj (Bilzen), broeksbuidel: broeksbuil (Beverlo), broeksenbuidel: broksəbail (Paal), broksəbø͂ͅl (Beringen), bruksəbøͅl (Kwaadmechelen), brùksebûîl (Beverlo), broeksenmaal: broksemaal (Houthalen), broksəmōͅle (Diepenbeek), bróksemaol (Diepenbeek), ss. sub. moal.  bróksemoal (Genk), broeksentas: broksetes (Lummen), broksəteͅs (Beringen), broksətɛs (Zolder), brŏksə’teͅs (Boekt/Heikant), broͅuksəteͅs (Linkhout), bruksəteͅs (Zelem), broeksmaal: broeksmaol (Borgloon), broksmal (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), broksmōͅl (Romershoven), brooksma͂ol (Genk), brōksmāl (Lanklaar, ... ), brōͅksmōͅəl (Kermt), broͅksmāl (Boorsem), bruksmal (Hasselt), bruksmaəl (Vliermaal), bruksmāl (Hoeselt), bruksmol (Millen), bruksmoəl (Hoepertingen), bruksmōͅl (Borgloon), bruksmōͅəl (Opheers), bróksmaol (Diepenbeek), broekstas: broekstäs (Grazen (WBD)), broekstès (Rummen (WBD)), brookstes (Maastricht), brookstesj (Noorbeek), broͅkstēͅš (Teuven), bruksteͅs (Halen, ... ), brukstɛs (Donk (bij Herk-de-Stad)), Opg. bróek(s)tès  bróekstès (Sint-Truiden), broektas: broaktessen (Zolder), brooktes (Wijk), brooktèsch (Hoensbroek), brukteͅs (Velm), Opg. bróek(s)tès  bróektès (Sint-Truiden), broekzak: broekzak (Leopoldsburg), maal: maal (Rotem), mal (Eisden, ... ), malen (Stein), māl (Hasselt, ... ), mōͅal (Wintershoven), mo͂ͅl (Tongeren), maal opzij: maal opzi-j (Eisden), maol opzij (Diepenbeek), opzijmaal: opzi-jmaal (Eisden), tas: taes (Wijk), taesche (Bemelen), tes (Maastricht), tesj (Beek), tès (Caberg, ... ), tas in de naad: tes in de naod (Reuver), tas opzij: tesj opziej (Geleen), zijbuidel: zijbuilen (Tessenderlo), zijmaal: zejmāl (Lanklaar), zeͅmoͅul (Riksingen), zīma.l (Opglabbeek), zymaal (As), zààjmaol (Bilzen), zijtas: zeiteəs (Schulen), zētes (Sint-Truiden), zēͅteͅs (Borlo, ... ), zeͅjteͅs (Lanaken), zie-tes (Echt/Gebroek, ... ), zie-tesse (Herten (bij Roermond)), ziej-tes (Oirlo), ziej-täsj (Bleijerheide), ziej-tèsj (Mheer), zietes (Echt/Gebroek), zietesch (Born), zietesj (Nieuwstadt), zietēsj (Stein), ziettes (Horst), zijtaesnen (Wijk), zijtes (Maastricht), zy(3)̄tes (Eijsden), zijtasje: zie-teschke (Meerssen), zijzak: zijzakken (Opglabbeek) - [broekzak] || broekzak || broekzak opzij [N 23 (1964)] || broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] || de broekzak opzij [N 59 (1973)] III-1-3
broekzak voor cowboymaal: kòjbòjmaol (Bilzen), horlogetasje: hoͅrlōzitɛskə (Zolder), schraagtas: sjraach = schuin [WNT: schraag (II), 1) schuins]  sjraäch-täsj (Bleijerheide), steekmaal: steekmaal (Eisden), steekmaolen (Diepenbeek), stieekmaal (s-Gravenvoeren), stèèkmaal (Meeuwen, ... ), stéékmaal (As, ... ), stéékmaol (Bilzen), stɛjkmoͅ.l (Horpmaal, ... ), steektas: sjtaek-tesse (Herten (bij Roermond)), sjtaektes (Reuver), sjtaektesj (Geleen), sjtaeëktes (Eijsden), sjteaktesjch (Lutterade), sjteektésj (Meerssen), sjtäch-täsj (Bleijerheide), sjtééktesj (Doenrade), staektes (Echt/Gebroek, ... ), steak-tes (Venlo), steaktes (Horst), steaktesch (Born), steaktēsj (Stein), steektes (Echt/Gebroek, ... ), stēēktesj (Nieuwstadt), stēkteəs (Schulen, ... ), stēͅkteͅs (Lanaken), stēͅktɛs (Meijel), steektasje: sjtèiktesje (Schinnen), steekzak: steekzak (Opglabbeek), stèekzakken (Zolder), tasje onder de buik: tɛ̄jsjə ondər gənə buk (Montzen), voortasje: vòr-tesje (Noorbeek) steekzak || zakken voor in broek, i.p.v. opzij (steekzak?) [N 59 (1973)] III-1-3
broer braal (barg.): bargoens  braal (Waubach), broeder: brejer (Hasselt), broaer (Schinveld), broear (Slenaken), broeder (Amby), broor (Kerkrade), brooër (Heerlen), brooər (Tegelen), brouer (Sittard), brouwer (Amstenrade, ... ), brou̯ər (Doenrade, ... ), brower (Blerick, ... ), browur (Waubach), browwer (Hamont), browər (Brunssum), broəer (Rimburg), brōər (Brunssum), brōͅu̯ər (Merkelbeek), brŏwer (Brunssum), broͅu̯r (Nuth/Aalbeek), broͅu̯ər (Amstenrade, ... ), bruujer (Castenray, ... ), bruuər (Tienray), bruër (Vaals, ... ), brūūër (Zonhoven), brūūər (Oirlo), bròwer (Brunssum), 1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1  brīējər (Kermt), brūūjər (Hoepertingen), brŭŭjr (Gelinden), brŭŭjər (Gelinden, ... ), bróówdər (Hasselt), met accent ò op de o  brōuər (Merkelbeek), broer: breir (Beverst), breur (Echt/Gebroek, ... ), brier (Genk, ... ), brīēr (Peer), bro:r (Tegelen), broar (Bleijerheide, ... ), broer (As, ... ), broeər (Kerkrade), broo:r (Roermond, ... ), broo?? (Mheer), broor (Altweert, ... ), bror (Venlo, ... ), brouer (Sittard), brour (Doenrade, ... ), brour? (Bingelrade), brou̯r (Schinveld), broër (Panningen), broər (Rimburg), brōēr (Bilzen, ... ), brōōr (Amby, ... ), brōr (Beek, ... ), bruer (Vaals), bruu.r (Gennep, ... ), bruu:r (Meijel), bruur (Afferden, ... ), bruūr (Castenray, ... ), brūr (Meijel, ... ), brūūr (Gelinden, ... ), brŭr (Siebengewald), brŭŭr (Halen, ... ), bry(3)̄r (Venray, ... ), bràur (Nieuwstadt), brór (Oirsbeek), bróór (Maastricht, ... ), bróər (Reuver), brôer (Beringen), brôr (Belfeld, ... ), brôôr (Grathem, ... ), brø̄r (Schinnen), brøͅr (Geleen), brúr (Oostrum), brüür (Bergen, ... ), 1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1  braor (Eisden, ... ), breijr (Hasselt), breir (Hasselt), breər (Hasselt), brīēr (Genk, ... ), broer (Amby, ... ), broor (Amby, ... ), bror (Maastricht, ... ), brōēr (Bilzen, ... ), bru (Velm), bruer (Rosmeer), bruu (Buvingen, ... ), bruur (Buvingen, ... ), brūūr (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), brŭŭr (Borgloon, ... ), brîêr (Kermt), bróér (Amby), bróór (Bocholt, ... ), brôer (Heers, ... ), brôr (Leut), brôêr (Eupen, ... ), brûur (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), brûû (Mielen-boven-Aalst, ... ), brûûr (Eupen, ... ), 1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1; cf. WNT s.v. "broeder - broêr"gewestelijk broêre, breur, bruur enz.  brūūr (Tessenderlo), brŭŭr (Kwaadmechelen), 1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1bruur  brūūr (Aalst-bij-St.-Truiden), altijd met bezittelijk voornaamwoord!  broor (Blerick), breurke  broor (Blerick), cf. WNT s.v. "broeder - broer, gewestelijk broere, breur, bruur enz.  breur (Kaulille), cf. WNT s.v. "broeder - broêr", gewestelijk broêre, breur, bruur  bruur (Middelaar), brūūr (Oostham), door leerlingen v.e. lagere school ingevuld (9 - 10 jaar)  broar (Geulle), mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening  broor (Valkenburg), men zegt ook: onze jong  bruur (Venray), met accent óó op de oo  brōōr (Berg-en-Terblijt), met accent ó op de o  brōr (Heel, ... ), met accet è op de o  brŏər (Sevenum), met een accent é op u  brūr (Heijen), met een accent ó op de o  brōr (Laar), met hoedje ô op de o  brōr (Panningen), met ô op de o  brōr (Maastricht), mrt accent ó op o  brōr (Maastricht), twee b roers = 2-gebreurs  broor (America), broertje: breurke (Maastricht, ... ), broerke (Borgharen), brörke (Maastricht), brürke (Middelaar, ... ), bruur als aanpassing  brø̄rkə (Maastricht), mon frre (fr.): mofreͅr (Eupen), mónfreer (Maastricht), mon frère  mómfreer (Maastricht) broeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] || broeder (familielid) [ZND 01 (1922)] || broeder; dat is zijn broeder [ZND 08 (1925)] || broer [DC 03 (1934)] || broer, broeder || broer, Waar woont je broer ook weer? [N I (1964)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; &lt; 6 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn zusteer twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] || de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)] III-2-2