e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bronstig op andere koeien springen bespringen: bǝšpreŋǝ (Susteren), biezen: bizǝ (Panningen), dekken: dɛkǝn (Roosteren), jeuken: jø̜̄ǝkǝ (Swalmen), lopig zijn: luǝpex sen (Leopoldsburg), lyǝpex sin (Achel), opeenrazen: ǫbērōzǝ (Zichen-Zussen-Bolder), opspringen: ǫpspreŋǝ (Gelieren Bret, ... ), ranselen: rānšǝlǝ (Rothem), reddelen: rędǝlǝ (Beverst, ... ), rɛdǝlǝ (Herk-de-Stad, ... ), redig (zijn): rex (Epen), rēx sīǝ (Teuven), remmelen: rēmǝlǝ (Beringen, ... ), rē̜i̯mǝlǝ (Lummen), rē̜mǝlǝ (Overpelt), rɛmǝlǝ (Nunhem, ... ), repen: rēpǝ (Rekem), rēǝpǝ (Grathem, ... ), rɛi̯pǝ (Baarlo), reupelen: rø̄pǝlǝ (Milsbeek), reupen: røi̯pǝ (Maastricht), rø̄pǝ (Gennep, ... ), riffelen: refǝlǝ (Herk-de-Stad), rē̜fǝlǝ (Halen), riggelen: regǝlǝ (Horn, ... ), rijden: rii̯ǝ (Baarlo, ... ), rē̜i̯ǝ (Heppen), rīi̯ǝ (Einighausen, ... ), rīǝ (Bocholtz, ... ), rīǝjǝ (Einighausen), rɛi̯jǝ (Boshoven), rijpen: rīpǝ (Velden), ripsakken: repšakǝ (Hasselt), roetsen: rutšǝ (Vlodrop), schurgen: sxø̄rgǝ (Montfort), šø̜rgǝ (Maasniel), spelig overeenschravelen: špēlex ø̄vǝrɛi̯nšrāvǝlǝ (Ulestraten), spelig zijn: špēlex zen (Oirsbeek), špēlex zīǝ (Ransdaal), springen: spreŋǝ (Bree, ... ), spreŋǝn (Hamont), špreŋǝ (Vlodrop), springig zijn: (de koe is) spreŋex (Haelen), tochtig (zijn): tuxtex zēǝn (Rotem), tøxtex (Haelen), tøxtex zīn (Melick), tø̄xtǝx sīn (Meeswijk), tø̜xtex (Blerick, ... ), tochtig doen: tø̄xtex dōn (Rotem), willig (zijn): welex (Bree, ... ), weljex zēn (Maaseik), welǝx søn (Opheers), welǝx sīn (Smeermaas), welǝx zen (Riksingen), welǝx zęi̯n (Gelieren Bret), welǝx zęn (Linkhout), węlǝz zi (Rosmeer), wɛlǝx (Borgloon), willig lopen: welex lȳpǝn (Neerpelt), willig springen: welǝx spręŋǝ (Sint-Truiden), willig worden: welǝx wē̜rǝ (Opglabbeek) [N 3A, 9b] I-11
bronstig, van merries bronstig: bronstǝx (Lommel), bruistig: brustex (Vlodrop  [(wordt gezegd van varkens)]  ), heet: hei̯.t (Berg), hei̯t (Batsheers, ... ), hit (Godschei, ... ), hięt (Lauw), hiǝt (Hamont, ... ), hē.t (Beverst, ... ), hēǝ.t (Vlijtingen), hęi̯.t (Koninksem, ... ), hęi̯t (Alken, ... ), hīǝt (Sint-Truiden), hɛi̯t (Heks), hɛ̄i̯t (Bree, ... ), hɛ̄t (Eigenbilzen), hengstig: heŋkstex (Heerlerheide), heŋstex (Afferden, ... ), hēŋstex (Roosteren), hęŋstex (Bilzen, ... ), hęŋstǝx (Lommel), hɛŋstex (Leopoldsburg, ... ), hits: hets (Achel, ... ), hits (Tongeren), hęts (Tegelen), paardig: pē̜rdex (Achel, ... ), pęi̯ǝrǝx (Lommel), pęrdǝx (Kerkhoven), pɛ̄rdex (Nederweert), pɛ̄rex (Bocholt), paards: pē̜rs (Haelen, ... ), pē̜rts (Blerick, ... ), pęrs (America, ... ), pęrts (Bergen, ... ), pɛrts (Boekend, ... ), rits: rits (Paal  [(wordt gezegd van schapen en geiten)]  ), ros(se)tig: rø̜stex (Boorsem, ... ), rø̜stǝx (Maasmechelen, ... ), rossig: røsex (Amby, ... ), rø̄sǝx (Gemmenich, ... ), rø̜sex (Bemelen, ... ), rø̜sǝx (Smeermaas, ... ), rǫsex (Lanklaar, ... ), steeg (stadig): stidex (Kuringen), stēx (Maasbracht, ... ), stē̜x (Meeuwen), stī (Zutendaal), stīx (Opitter, ... ), stīǝ.x (Wijshagen), stīǝx (Beek, ... ), st˙īgex (Genk), štex (Posterholt), štø̜̄x (Horn, ... ), štēx (Herten, ... ), sturig: stirex (Berbroek, ... ), styi̯.rex (Lummen), styi̯rex (Duras), styi̯rǝx (Vorsen), styrex (Binderveld, ... ), styrǝx (Eksel, ... ), stȳi̯rex (Zepperen), stȳi̯rǝx (Mechelen-Bovelingen), stȳrex (Aalst, ... ), stȳrix (Halen, ... ), stȳrǝx (Buvingen, ... ), stȳǝrex (Niel-Bij-Sint-Truiden), støi̯rex (Borlo, ... ), støi̯rǝx (Gingelom, ... ), størex (Berverlo, ... ), størǝx (Meldert), stī.rex (Schulen), stī.rǝx (Stokrooie), stīrex (Ellikom, ... ), tochtig: textex (Maaseik), tøxtex (Horst  [(vooral gezegd van koeien)]  ), tø̜xtex (Belfeld, ... ), tǫxtǝx (Lommel) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9
bronsttijd afdekken: āfdękǝ (Sittard), bronst: brǫns (Roermond  [(bronst: periode van paartijd)]  ), de meer staat: dǝ mē̜r stē̜ (Meijel), dektijd: dɛktīt (Heerlerheide), hittetijd: hitǝtɛ̄t (Bokrijk), paardigheid: paardigheid (Broekhuizen, ... ), paardsigheid: paardsigheid (Bergen), paardstijd: pęrstīt (Panningen, ... ), rossige tijd: rø̜sege tīt (Klimmen), rossigheid: rø̄sǝxhēt (Moresnet), rø̜sexē̜t (Oost-Maarland), rø̜sexęi̯t (Rothem, ... ), staan: stǭn (Hamont, ... ), sturigheid: styǝrixɛ̄t (Gingelom), størǝxhɛ̄t (Tessenderlo), størǝxt (Berverlo, ... ), sturigtijd: styrextē̜t (Rummen), teugheid: teugheid (Thorn) Het antwoord op deze vraag leverde meestal adjectieven met de betekenis "bronstig" op. Deze zijn overgeheveld naar het vorige lemma. [N 8, 44] I-9
brood brod: brôêt (Montenaken), brood: br(ou)wt (Gutshoven), braeed (Opoeteren), braoat (Geleen), braod (Echt/Gebroek, ... ), braoət (Meerssen), braud (Heers, ... ), braut (Sint-Huibrechts-Hern), braöt (Stein), breud (Niel-bij-As), breuj (Laar), breûd (Opglabbeek), bro:d (Martenslinde), broad (Asselt, ... ), broat (Buchten, ... ), broāt (Roosteren), broe-ed (Merselo, ... ), broe-ud (Blerick), broe-w-et (Herk-de-Stad), broe-ət (Wijlre), broe:d (Mheer), broead (Bemelen, ... ), broeat (Berg-en-Terblijt, ... ), broed (Amby, ... ), broedt (Koersel), broeed (Arcen, ... ), broeēd (Broekhuizen), broeid (Sint-Truiden), broeit (Beringen, ... ), broejd (Ospel), broejed (Beverlo), broeod (Neeritter), broeood (Grathem), broet (Blerick, ... ), broewd (Epen, ... ), broewed (Merselo), broewet (Waubach), broewəd (Lottum), broewət (Mechelen), broeäd (Welten), broeéd (Melderslo), broeëd (Boekend, ... ), bRoeëd (Waubach), bRoeët (Amstenrade), broeët (Bleijerheide, ... ), broeïd (Hasselt, ... ), broeə (Mielen-boven-Aalst), broeəd (Bocholtz, ... ), broeət (Brunssum, ... ), broēd (Mheer), broeͅad (Ophoven), broid (Beek, ... ), broit (Berg-en-Terblijt, ... ), brooad (Hoensbroek), brood (Alken, ... ), brooed (Geysteren, ... ), brooid (Klimmen), brooit (Alken), broor (Bingelrade), broot (Doenrade, ... ), broowd (Nuth/Aalbeek, ... ), brooëd (Beverlo), brooïd (Geulle), brouad (Kessenich), brouat (Maasbracht), broud (Bilzen, ... ), brout (Weert), brouwd (Munsterbilzen), browt (Borgloon), broàd (Pey), broäd (Schin-op-Geul), broèd (Dieteren, ... ), broëd (Beringe, ... ), broët (Baexem, ... ), broïd (Zutendaal), broôət (Heel), broöd (Stein), broöed (Tungelroy), broəd (Bilzen), broət (Rimburg, ... ), brōad (Munstergeleen), brōat (Reuver), brōd (Roermond, ... ), brōē-it (Rutten), brōē-àt (Kinrooi), brōēat (Schimmert), brōēd (Horst, ... ), brōēed (Venlo), brōēt (Amby, ... ), bRōēt (Horst), brōēt (Linkhout, ... ), brōēwt (Meterik), brōēét (Zelem), brōod (Wanssum), brōōd (Buggenum, ... ), brōt (Genoelselderen), brōūt (Sint-Lambrechts-Herk), brōət (Putbroek, ... ), brŏĕd (Maastricht), brŏĕt (Genk, ... ), brŏĕwt (Diepenbeek), brŏĕót (Montfort), brŏit (Urmond, ... ), brŏŭd (Leveroy), bro͂e͂d (Blerick), bro͂e͂t (Meeuwen), broͅud (Borgloon), broͅwd (Kortessem), bru.əd (Stokkem), bru:t (Noorbeek, ... ), bruāt (Geleen, ... ), brud (Lanaken, ... ), brued (Lontzen), bruet (Vaals), bruid (Beringen), brut (Diepenbeek, ... ), bruud (Meeuwen), bruët (Vaals), bruǝt (Tegelen), bruəd (Horn, ... ), bruət (Belfeld, ... ), brūd (Beek (bij Bree), ... ), brūet (Herk-de-Stad, ... ), brūt (Eupen, ... ), brūəd (Oostham), brūət (Hamont, ... ), brŭŭt (Heusden, ... ), brŭət (Koningsbosch), bru̞əd (Mechelen-aan-de-Maas), bru̯oad (Stein), brwaad (Berg-en-Terblijt), brwaat (Berg-aan-de-Maas), brwad (Meerssen), brwoat (Meerssen), brwod (Mechelen-aan-de-Maas), bry.t (Meeuwen), bryd (Lummen), bròwt (Gutshoven, ... ), bròèd (Kaulille), bròòd (Heers), brójt (Hoeselt), bróod (Tongeren), brówt (Alken, ... ), bróóĕd (Afferden), bróót (Berg, ... ), bróówt (Borgloon, ... ), bróóàt (Grevenbicht/Papenhoven), brôd (Zichen-Zussen-Bolder), brôet (Arcen, ... ), brôot (Middelaar), brôâd (Beegden), brôê-êd (Lottum), brôêd (Haelen, ... ), brôêt (Achel, ... ), brôôd (Afferden, ... ), brôôt (Beringe, ... ), brøͅəd (Leunen), brûût (Opglabbeek), bəruud (Opglabbeek), wēk (Kessel), boven de ö staat een lengte-teken  bröt (Neerglabbeek), broden = broor  brood (Amstenrade), E broed bakke Veers, aajd broed In de oorlog waos ¯t broed sjlech Op water en broed zitte gein druug broed te ete höbbe  broed (Maastricht), meervoud broder  broer (Vijlen), broeər (Eys), broor (Nieuwenhagen), brŏĕjər (Maastricht), met accent ò op de o  brŏəd (Sevenum), met accent ó op de o  brōd (Roermond), brōəd (Merkelbeek), met accent óé op de oe  brōēəd (Kessel), met accent óó op de oo  brōōd (Schinveld), met een hoedje (â) op de \\  brûət (Geleen), met een oe-bijklank  brōōt (Oostrum), met een v-tje op de a  broead (Pey), met een v-tje ø op de o  bróəd (Oostrum), met hoedje ô op de o  brōt (Panningen, ... ), met hoedje û op de u  brūt (Vaals), met v-tje (ø) op de a  brōad (Geleen), of brood of braod? dubbelzinnig geschrift  broad (Ell), oi uit soire  broit (Valkenburg), Syst. WBD broëd: zuur brood  broëd (Oirlo), Verklw. brujke (pistelee)  broe"d (Beverlo), Verklw. bruuke  broet (Zonhoven), Verklw. bruuëdje  broeëd (Venlo), Verklw. bruëdje met broëd wordt steeds roggebrood bedoeld  broëd (Tegelen), Verklw. brȉdsje  brōēëd (Hasselt), vroeger uitsluitend tarwebrood (grijs)  brouət (Lommel), Wae broot haet, mót geine wëk zuike: men moet tevreden zijn met wat men heeft Eeme gt op zie brootsjmiete: iemand iets voor de voeten werpen Ongegunt broot sjmaakt ?t bëste: van wat iemand niet gegund wordt heeft hij soms het meeste plezier Doe bës mich @ breutje: een Joris Goedbloed ?ne Remmel broot en ?ne reim sjpk: een dikkesnee brood belegd met een dikke plak spek Fien breutjes bakke: iemand naar de mond praten  broot (Sittard), buidel: bujel (Asselt), hazenbrood: (brood aan tafel overgebleven)  hazenbrood (Ophoven), hoef: soortn. Eng. bread  hoef (Tongeren), knoddel: knüddel (Valkenburg), mik: mik (Herten (bij Roermond), ... ), platenbrood: plootebroe"d (Beverlo), plootebroej (Beverlo), stoet: styt (Gennep), stoetbrood: stuutbroeëd (Castenray, ... ), torenkruiersbrood: als stokbrood of als sandwich  Turekri-jersbruud (As, ... ), weg: wèk (Echt/Gebroek) (brood) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] || brood [DC 03 (1934)], [DC 39 (1965)], [RND] || brood dat niet opgegaan is (brood) [ZND 33 (1940)] || brood, gebakken van restanten van ander brooddeeg || in Bocholt een veelgranenbrood, waarvan de granen geweekt zijn in diverse soorten Seizoensbieren || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)] || misvormd brood || plaatbrood || Rechthoekige blok klei. Een hoeveelheid ɛbrodenɛ lag in L 270 steeds gebruiksklaar opgestapeld in het aardhuisje (ē̜rthysk\) - Tegels Dialek, pag. 79. Zie ook het lemma ɛkleihuisjeɛ.' [monogr.] || stoet (brood) II-8, III-2-3
brood met gaten in de kruim boe de bakker zijn vrouw heeft doorgejaagd: bu dǝ bɛkǝr zin vrǫw hēt dōrgǝjǭx (Maastricht), brood bet koters: brūt be kutǝrs (Bevingen), brood met gater: bruǝt męt gātǝr (Heythuysen), brood met loker: bruǝt met lø̜xǝr (Kerkrade), daar heeft de bakker zijn wijf doorgejagen: dǫr he dǝ bɛkǝr zen wif dø̜rgǝjāgǝ (Meijel), daar is de bakker doorgekropen: dǫr es dǝ bɛkkǝr dø̄r gǝkrōpǝn (Ottersum), dǭ es dǝ bɛkǝr dōrgǝ í krǭpǝ (Tegelen), daar is de vrouw van de bakker doorgekropen: dǭ. es dǝ vrǫw vanǝ bɛkǝr dōrgǝkrǭpǝ (Melick), daar zit de bakker in: dǭ zet tǝn bɛkǝr en (Helden), gaterig: gaterig (Heythuysen), gebarsten: gǝbastǝ (Voerendaal), gekoterd: gǝkūtǝrt (Genk), gelokerd: gǝlø̄ǝkǝrt (Wittem), gǝlø̜̄.kǝrt (Waubach), gelokerd brood: gǝlø̜̄kǝrt bruǝt (Gulpen), gereten brood: gǝrīǝtǝ bruǝt (Eys), gescheurd: gǝšørt (Nuth), gǝšø̄rt (Gronsveld), grof gerezen: grō. gǝrēzǝ (Panningen), grove rijs: grǭvǝ rīs (Tegelen), hol brood: hǭlbruǝt (Hout-Blerick), koterbrood: kytǝrbrōt (Mal), licht brood: lext brūwt (Melveren), los brood: los brwoat (Geleen), losgebakken brood: losgǝbakǝ brūǝt (Schinveld), niet goed bewerkt: nēt gōt bǝwerkt (Heerlen), onvolledig rijsproces: onvǝlēdǝx ręjspęršǝs (Ulestraten), overvuld: ovǝrvølt (Lommel), slecht bewerkt brood: slɛxt bǝwørkt brūt (Bocholt), slecht opgemaakt: slɛx opgǝmak (Blerick), slechte rijs: slɛxtǝ rīs (Hout-Blerick), te grof gerezen: tǝ grǭf gǝrēzǝ (Herten), te hard gewerkt: tǝ hɛrt gǝwɛrǝkt (Lommel), te hel gerezen: tǝ hɛl gǝrēzǝ (Reuver), te hoog opgewist: tǝ hǭwǝx opgǝwøs (Bilzen), te locht: tǝ lox (Rothem), te veel gerezen brood: tǝ vø̄l gǝrēzǝ brōt (Ottersum), uitgejaagd brood: utgǝjāgd brōt (Koningsbosch) Wanneer de grondstoffen niet gelijkmatig over het deeg verdeeld zijn, kan dit zich wreken in de structuur van de kruim van het gebakken brood. Als de gist niet goed fijngemaakt is, kunnen er grote gaten in de kruim ontstaan (Schoep blz. 125). De oorspronkelijke vraagstelling in N 29, 69a luidde: "Hoe noemt u brood met gaten in de kruin?" Het feit dat dit ''kruin kruim'' (= "binnenste van het brood") moest zijn heeft de beantwoording niet noemenswaardig be√Ønvloed. Men had immers ''kruin'' de betekenis "korst" kunnen geven (zie wbd ii afl. 1 blz. 126 in de vertaling) maar uit de antwoorden blijkt dat geenszins. In het lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor.' [N 29, 69a; N 29, 69b] II-1
brood netten afnetten: āfnetǝ (Geleen), āfnętsǝ (Kerkrade), āfnętzǝ (Brunssum), āfnętǝ (Noorbeek), ǭfnętǝ (Gronsveld, ... ), afsmeren: āfsmē̜rǝ (Hout-Blerick), āfšmē̜rǝ (Helden), afstrijken: āfstrīkǝ (Venlo), āfštrī.kǝ (Panningen), afwassen: āfwasǝ (Herten, ... ), āfwasǝn (Blerick), āfwašǝ (Melick), āfwēšǝ (Kerkrade), bestomen: bǝstōmǝn (Mal), bet geklopt ei insmeren: bɛ̄ gǝklopt ē ensmēre (Houthalen), glaceren: glasęjrǝ (Sint-Truiden), instrijken: enstrē̜kǝ (Bevingen), kleuren: kleuren (Neeritter), met water strijken: met wasǝr štrīxǝ (Kaalheide), nat maken: nat mākǝ (Cadier), nāt mākǝ (Geleen, ... ), nāt mākǝn (Stein), nǭt mǭkǝ (Genk), netten: netten (Obbicht), netǝ (Beek, ... ), nętsǝ (Bleijerheide, ... ), nętsǝn (Kerkrade), nętǝ (Geulle, ... ), nętǝn (Nuth), nęʔ+F18597ǝ (Kwaadmechelen), nɛtsǝ (Heerlen, ... ), nɛttǝn (Lommel), nɛtǝ (Amstenrade, ... ), nɛ̄tǝ (Neerpelt), opwrijven: ǫ+F18646pvrē̜vǝ (Zepperen), pappen: papǝ (Bocholt, ... ), pinselen: pensǝlǝ (Maastricht), stomen: stumǝ (Koersel), strijken: strikǝ (Ottersum), strīkǝ (Leuken), wassen: wasǝ (Mal), wásǝ (Munsterbilzen), wāsǝ (Beverst), zalven: zalǝvǝ (Melveren, ... ) Het bevochtigen van de bovenzijde van deegbrood. De bedoeling van deze bewerking is om bij het bakken een mooie bruine korst te krijgen. [N 29, 40a; N 29, 30b; N 29, 39b; N 29, 40d; monogr.] II-1
brood uit de oven halen deruithalen: drūshoalǝn (Kerkrade), dǝrūthōǝlǝ (Beek), trūthǭlǝ (Herten), deruitschieten: trǭwǝt šītǝ (Munsterbilzen), uit de oven halen: ūt dǝ ōvǝ hōlǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), ūt dǝ ǭvǝ hē̜lǝ (Schinveld), uit laten komen: ūt lǭtǝ komǝ (Brunssum), uitdoen: utdūǝn (Oost-Maarland), utdǭn (Geulle), ūsduǝ (Kerkrade), ūt duǝ (Brunssum, ... ), ūt dūǝ (Eys, ... ), ūtduǝn (Gronsveld), ūtdōn (Cadier, ... ), ūtdū. (Waubach), ūtdūn (Jabeek), ūtdūę (Oirsbeek), ūtdǭn (Geleen), uithalen: uithalen (Hamont), uthālǝ (Arcen, ... ), uthōlǝ (Maastricht), uthǭlǝ (Gronsveld), ythǭlǝn (Ottersum), ȳthālǝ (Leuken), øthǭlǝ (Kwaadmechelen), øtjhālǝ (Meijel), āthǭlǝ (Melveren), ātǭlǝ (Sint-Truiden), ū.thālǝ (Panningen), ūthoalǝ (Heerlen), ūthālǝ (Tungelroy), ūthōlǝ (Heugem, ... ), ūthūlǝ (Maaseik), ūthǫwlǝ (Blerick), ūthǭlǝ (Amstenrade, ... ), ūtōlǝn (Meeswijk), ǫwthǭlǝ (Genk), ǭwthǭlǝ (Bilzen), uitnemen: uitnemen (Riksingen), uitpakken: ūtpakǝ (Noorbeek), uitschieten: owǝtsxītǝ (Houthalen), uitschieten (Helchteren), øtsxitn (Lommel), ø̜̄tsxīǝtǝ (Hasselt), ātsxītǝ (Melveren), ūtsxitǝn (Eksel), ūtsxētǝ (Koningsbosch, ... ), ūtsxītǝ (Neerpelt), ūtšȳtǝ (Noorbeek), ūtšētǝ (Bocholt, ... ), ūtšē̜jtǝ (Sittard), ǫwtsxītǝ (Mal), ǫǝtsxiǝtǝ (Stokrooie), ǭwtšītǝ (Beverst, ... ), uittrekken: awttrękǝn (Overrepen), uittrekken (Gotem), āttrɛkǝn (Bevingen, ... ), ū.ttrękǝ (Waubach), ūstrękǝ (Bleijerheide), ūttrekǝ (Eijsden), ūttrękǝ (Heerlen, ... ), ūttrękǝn (Nuth), ūttrɛkǝ (Wittem), ǫwttrękǝ (Mal), ǭtrękǝ (Zepperen) Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.] II-1
brood uit het blik of van de plaat halen deruitbroeien: drūt bry-jǝ (Gulpen), deruitdoen: (men zegt) dōn drū.t (Melick), drūtdǭn (Geleen), deruithalen: druthoalǝ (Voerendaal), drūs hoalǝ (Kerkrade), drūt hǭlǝ (Brunssum), dǝr ūthǭlǝ (Heythuysen), kiepen: kipǝ (Waubach), lossen: lossen (Nuth), losǝ (Sittard, ... ), omgooien: ømgujǝ (Beverst), omkappen: ømkapǝ (Neerpelt), omkiepen: (de blikken worden) ø̜mgǝkip (Tegelen), ømkipǝ (Heerlen), omschudden: ømšødǝ (Oost-Maarland), ondersteboven gooien: ǫndǝrstǝ bōvǝgǫjǝ (Munsterbilzen), ontplaten: ontplǭtǝn (Genk), opruimen: oprø̜̄jmǝ (Maastricht), pikken: pikken (Heugem), uit de bakken halen: øtj dǝ bɛk hālǝ (Meijel), ū.t dǝ bɛk hā.lǝ (Panningen), ūt tǝ bɛk hālǝ (Helden), uit de bus halen: ūt dǝ bø̜s hōlǝ (Rothem), uit de bus(sen) doen: ūt dǝ bøsǝ dūǝ (Eys), ūt dǝ bø̜s dōn (Tegelen), uit de bussen pakken: ūt dǝ bøsǝ pakǝ (Rumpen), uit de oven doen: ūs dǝr ōvǝnt du (Kaalheide), uit de pan doen: ø̜̄tǝpandūǝn (Hasselt), ǭt dǝ pan dun (Sint-Truiden), uit de pan halen: øtǝpan hǭlǝ (Kwaadmechelen), āt dǝ pan hǭlǝn (Bevingen), ūt dǝ pan hūlǝ (Maaseik), uit de pan schuiven: āt tǝ pan sxø̜jvǝ (Melveren), uit de plaat (platen) doen: utǝ plāt dōn (Rekem), øtǝ plowǝtǝn dung (Lommel), ūt dǝ plātǝ dōn (Koningsbosch), ūt dǝ plātǝ dūǝ (Jabeek), uit de plaat halen: ūt dǝ plāt hālǝ (Bocholt), uit de vorm pakken: ut dǝ vorm pakǝ (Beek), uit het blad halen: ūt ǝt blāt hǭlǝ (Herten), uitdoen: ūtdōn (Venlo), uithalen: owǝthǭlǝ (Houthalen), uthālǝ (Arcen), ythǭlǝn (Ottersum), ǫwtholǝ (Mal), uitkiepen: ū.tkipǝ (Panningen), uitklappen: ūtklapǝ (Noorbeek), uitkloppen: ūtklopǝ (Swalmen), uitpakken: utpakǝ (Maastricht), ūtpakǝ (Gronsveld), uitpikken: utpekǝ (Maastricht), uitwasemen: ūtwāsǝmǝ (Neeritter) Een eventueel opgegeven object brood, weg e.a. wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 52] II-1
brood, maat van 25 kilo 25 kilo brood: 25 kilo broëd (Hoensbroek), brood: braŏd (Schimmert), broed (Stein), brood (Thorn), bro͂o͂d (Schimmert), halve center: halve centner (Vlodrop), klats: kláts (Swalmen), korenvat: (koren).  kūūrəváát (Opglabbeek), mangel: van aardappelen (ca. 25 à 30 kg.).  ing mángəl (Nieuwenhagen), pachet: pachet (Jeuk), pond: = 500 gr.  pónd (Tienray), vaderlanders: voa⁄derlanders (Eksel), vat: vaat (Meijel), vat koren: (koren).  váát kūūrə (Opglabbeek) de maat die een gewicht aangeeft van 25 kg [brood] [N 91 (1982)] III-4-4
broodje bestel: besjtel (Baarlo, ... ), brioche (fr.): #NAME?  brioš (Maaseik), Fr. brioche  briòsj (Tongeren), Syst. WBD Rond broodje met of zonder krenten maar met een suiker-gelei-laag  briosj (Limbricht), broodje: breudje (Ottersum), breudjes (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), breudsje (Vlodrop), breutje (Grathem), bri.tšə (Meeuwen), bruedjes (Venlo), bruetjes (Guttecoven), bruudje (Baarlo), bruudjes (Belfeld), bruudsje (Gronsveld, ... ), bruëdje (Heerlen), bruëdjes (Venlo), brèùdje (Urmond), brêûdjes (Nunhem), brödje (Geleen), #NAME?  brewtjes (Susteren), bruedjere nu meestal pistolets genoemd zijn gewoon zacht.  bruedjere (Kerkrade), br‰Ëëtje = pistolee Een broodje meestal met een of ander vleessoort vermengd gebakken, dus een soort pasteitje.  brēūëtjes (Munstergeleen), Dun ellipsvormig.  bröödjes (Roosteren), Eigen spellingssyst. Zie vragenlijst p.6  breuetjes (Berg-aan-de-Maas), Fi-jn briêdsjes bakke: vleien, mouwvegen  briêdsje (As, ... ), het gewone broodje  bruëdjes (Tegelen), Het vroegere woord. Nu: kedètje.  brêûdje (Haelen), inz. kadetje E bruudsje mèt kies Zeute bruudsjes bakke (soms: klein) Bruudsjes bakke E bruudsje van bijj Harreger van 11/2 sent De broed trakteerde de bruutsjes op bruudsjes  bruudsje (Maastricht), krap ook wel frans brüudjere genoemd  brüudjere (Bleijerheide), meest langw. soms ronde met of zonder krenten en/of rozijnen  bruëdjes (Tegelen), Men kende de volgende soorten broodjes van fijner wittebroodsdeeg of van krentedeeg, al of niet met sucade; saucijzebroodjes van korstdeeg en worstbroodjes van verfijnde wittebroodsdeeg; pistolés  bryətjə (Blitterswijck, ... ), Mit die 4 kiender mót ich grote brojer höbbe, aan zo klein breudje höb ich nieks belagde breudjes E breudje mit kees Ich höb avele en rólmóps, hel eijer, breudjes, gojen drank, tebak en rulkes, siegare, sjnaps en beer  breu:dje (Roermond), niet gesneden; knijpers  bruudje (Kerkrade), Nieuwe [spelling] Rond met inkeping Tekening zie vragenlijst  bruedjes (Reuver), Ovaal, in punten uitlopend. Tek. zie vragenlijst  breudje (Thorn), Rond. -euu-: niet als de Ned. -eu-, ook niet als de Ned. -uu-, maar als een tussenklank.  breuudjes (Oirsbeek), Syst. Eijkman  brø̄tjəs (Gennep), Syst. Frings (?)  brytjə (Kinrooi), Syst. Frings wittebroodjes  brykə (Koersel), Syst. Veldeke  breudjes (Roermond), bruudje (Bocholtz), brödje (Bocholtz), Syst. Veldeke Tegenwoordig; kwamen na de mestelle en kadetjes  bruëdjes (Tegelen), Syst. WBD  breudje (Herten (bij Roermond), ... ), breudjes (Ottersum, ... ), breutje (Maasniel, ... ), breutjes (Boukoul, ... ), bruëdje (Venlo), bruëdjes (Broekhuizen, ... ), brūūdjes (Tegelen), brūûtsjer (Kerkrade), brèùdjes (Neerbeek), brödjes (Sevenum), Syst. WBD brËëdjes waore altied van wit diëg al of nie mit kreente; andere brËëdjes kende men niet  brūëdje (Oirlo), Syst. WBD Gewone broodjes worden met rissen aan elkaar gebakken en daarna gescheiden; de zijkanten zijn daardoor zacht. Ze kunnen rond en ovaal zijn (langwerpig).  bruëdje (Tegelen), Syst. WBD Verder niets  breutje (Holtum), Syst. WBD Zachte korst  brêûtjes (Geleen), brusselse pistolee: Syst. Frings Brusselse: rond wit broodje met harde korst.  brøsəlsə pestoͅlēs (Maaseik), chrmoule (wa.): schèèrmoul (Valkenburg, ... ), sjaarmoel (Sittard), sjaermael (Sittard), sjchêrmoele (Gulpen), sjeer-moelle (Kerkrade), sjeermoile (Maastricht), #NAME?  sjaermoel (Oirsbeek), sjeèrmōl (Gronsveld), Diep ingesneden wittebroodje  sjeermoel (Mechelen), dit is een waterkadetje.  sjeermoel (Ulestraten), Eigen syst.  sjäermōēl (Heerlen), Eigen syst. Klein broodje  sjäermoel (Heerlen), Klein langwerpig wittebroodje.  sjeermoel (Eygelshoven), met melk gebakken?  sjäermoele (Bleijerheide), Syst. Veldeke  sjeermoel (Bocholtz, ... ), Syst. WBD  sjeermoel (Urmond), Syst. WBD Wittebroodje.  sjèrmoel (Mechelen), Syst. WBD Zacht broodje.  sjeermoel (Kerkrade, ... ), Tegeswoordig zuut me bijj geine bekker mie sjeermoule kriege, in de jaor 1890 waore ze nog euveraal te kriege De kraanke bekker kreeg ¯n gebroje kerremenaot en e paar sjeermoule  sjeermoul (Maastricht), Tek zie vragenlijst Diep ingesneden wittebroodje.  chermoel (Mechelen), Verklw. sjeermülsje  sjeer’moel (Bleijerheide, ... ), wa. chermoûle; ndl zemel  šɛrmul (Eupen), Zacht broodje zonder krenten.  sjeermoel (Bleijerheide), chrmoule-tje: schaermuulkes (Sittard), drukbroodje: Tek zie vragenlijst  drukbrödje (Mechelen), effen broodje: Syst. WBD  effe breutjes (Melick), effe bruudje (Boekend), frans brood: frans broàd (Valkenburg), Syst. Frings Langwerpig (tek. zie vragenlijst)  frans˂bruət (Hasselt), Syst. Grootaers  frans brō(u̯ət) (Lommel), frans broodje: frans breudje (Sittard), frans breudjes (Sittard), frans broëdjes (Gulpen), frans brudche (Kaalheide/Onderspekholz), frans bruuëdjus (Eys), frans brôôudje (Waubach), frans brüudjere (Bleijerheide), frans-bruuëtsje (Bleijerheide), fransbreudje (Sittard), fransbroodjes (Brunssum), fransbröötje (Sittard), frans’brüedsje (Bleijerheide, ... ), #NAME?  frans breudje (Sittard), frans brödje (Mechelen), frāns brytšə (Smeermaas), cadetje  fràns bruudje (Wittem/Partei), cadetjes  frans-bruuëdsjer (Kerkrade), Eigen syst. Rond broodje; geen krenten.  frans brüüdje (Heerlen), kadetje  frans bruuedje (Kerkrade), Syst. Frings  frans˂ bry(3)̄kə (Halen, ... ), frans˂ bry(3)̄tšə (Melveren), Syst. Frings Klein, hard broodje.  frans˂ brikə (Linde), Syst. Frings Langwerpig  frans˂ brītšə (Hasselt), Syst. WBD  franse brêûdje (Buchten), Syst. WBD Hard  frans breudje (Mechelen), Tek zie vragenlijst  frans brödje (Mechelen), Zijn hard.  frans brúedje (Kerkrade), greete-mikje: greetemikske (Tungelroy), hanenkam: Syst. WBD Zijn aan de zijkanten getand en gevuld met krenten.  haanekém (Neerbeek), hard broodje: harde bruutjes (Blerick), Syst. WBD ~ zijn met een hard korstje gebakken.  hard bruëdje (Venlo), hard puntje: harde puntjes (Brunssum), hel broodje: hel bruüdje (Nieuwenhagen), hel brödje (Geleen), hel brûûdje (Waubach), helbruudsje (Rumpen), cadetje  hél bruudje (Wittem/Partei), Harde broodjes  hel bruudje (Nuth/Aalbeek), harde broodjes  hel bruudjes (Brunssum), helle pistolee: Syst. Frings  hɛlə pestoͅlē (Maaseik), hubertusbrood: hubertus’ broad (Sittard), inschieter: inschêters (Helden/Everlo, ... ), kadet: Syst. Frings Kadet is kleiner dan pistolee.  kadɛt (Beringen), kadetje: cadetje (Cadier), cadetjes (Sittard, ... ), caditsje (Margraten), cedetsches (Maastricht), kadetje (Baarlo, ... ), kadetjes (Belfeld, ... ), kadetsjes (Noorbeek), kadetšəs (Hasselt), kadettekeus (Kwaadmechelen), kadeͅtšə (Maaseik), kadètje (Echt/Gebroek, ... ), kadètsje (Maastricht), kadɛtšə (Tongeren), kadɛ̝tšəs (Rekem), kedetje (Heerlen, ... ), kedetjes (Nunhem, ... ), kedetsjes (Ulestraten), kedet’je (Altweert, ... ), kedètje (Haelen, ... ), kedètjes (Arcen), kedètsje (Gronsveld), kedètsjes (Maastricht), kedétje (Merselo), #NAME?  kadetje (Heerlen, ... ), kadetjes (Hout-Blerick, ... ), kadetsje (Oost-Maarland), kadètje (Heugem), kədeͅtšə (Smeermaas), (rond).  keditsje (Oost-Maarland), = rond, waterbrood.  kedètsje (Ulestraten), Eigen phonetische  kəditsjes (Valkenburg), Eigen spellingssyst. Zie vragenlijst p.6 De benaming wordt hier bij uitzondering gebruikt.  kedetjes (Berg-aan-de-Maas), Eigen syst. Rond broodje met krenten.  kadetje (Heerlen), Geen verschil met krol  kadetjes (Roermond), Geen verschil tussen de kleine wittebroodjes  kadetje (Waubach), het gewone broodje  kedètjes (Tegelen), Hier geen verschil in naam (wel in kwaliteit!)  kedètjes (Ell), kadêtjes zijn hard  kadêtjes (Urmond), Klein wit rond broodje; wordt of werd meestal s morgens door de bakker bezorgd, dus een z.g. ochtendbroodje.  kedétje (Munstergeleen), kleine pistolets  kadēͅtjəz (Neerpelt), meest langw. soms ronde met of zonder krenten en/of rozijnen  kedetjes (Tegelen), Nieuwe [spelling] Ovaal Tekening zie vragenlijst  kedetjes (Reuver), Rond, met inkeping. Tek. zie vragenlijst  kedétje (Thorn), Rond, soms met krenten.  kadetjes (Ubachsberg), Rond. De -e- is een korte -ei-, dus niet als de -e- in A.B. weg.  kadetjes (Oirsbeek), Ronj bröödjes  kadetje (Roosteren), Syst. Frings  kadeͅtšə (Sint-Truiden), Syst. Frings Met topje. Tek. zie vragenlijst.  kədeͅtjə (Hamont), Syst. Frings Ovaalvormig met uitstulping. Tek. zie vragenlijst.  kədeͅtjə (Hamont), Syst. Veldeke  kedetjes (Roermond), Syst. Veldeke Kwamen na de mestelle en voor de bruedjes  kadetjes (Tegelen), Syst. WBD  kaadètje (Nederweert), kadetje (Leuken, ... ), kadetjes (Baarlo, ... ), kedetje (Blerick, ... ), kedetjes (Broekhuizen, ... ), kedétje (Neer, ... ), Syst. WBD Harde korst.  kedétjes (Geleen), Syst. WBD Hebben een langsnede op de bovenkant, gemaakt voor het bakken.  kedètjes (Neerbeek), Syst. WBD Kadetje: broodje met bovenop in de lengte een diepe gleuf  kedetje (Venlo), Syst. WBD Kadetjes worden elk afzonderlijk gebakken en hebben daardoor hardere korsten.  kadetje (Tegelen), Syst. WBD Kadetjes zijn vierkante broden  kedetjes (Velden), Syst. WBD Kedetjes zijn groter dan brËËdjes  kedetjes (Tegelen), Syst. WBD Rond met harde korst  kadètje (Limbricht), Veerse kadètsje mèt zwarbroed  kadètsje (Maastricht), klein mikje: Syst. Frings  klɛi̯n mekskə (Melveren), klotsje: Geen verschil tussen de kleine wittebroodjes  klötske (Waubach), knibbeltje: Syst. WBD Als ze een harde korst hebben  knibbeltje (Ottersum), zijn hard van korst  knibbeltjes (Ottersum), knippeltje: Syst. Eijkman  knepəltjə (Gennep), knobbeltje: Geen verschil tussen de kleine wittebroodjes  knuubbelke (Waubach), koekenbrood: Syst. Frings  kukəbruu̯ət (Melveren), koningskoek: keuninkskook (Grathem), krake-crote-tje: tweede deel v.h. woord verm. op frans croûte korst terug te voeren  krākəkrøͅtšə (Eupen), krennee-tje: Syst. WBD  keniekskes (Velden), kerneeke (Venlo), Syst. WBD Vroeger; wordt niet meer gebruikt  kerneeke (Venlo), krol: Geen verschil met kadetjes  krol (Roermond), krombrood: krombroàd (Valkenburg), Krómbroodrapen: specefiek Sittards gebruik  krómbroot (Sittard), krombroodje: krompbuuëdsche (Valkenburg), Dit is een halvemaanvormig wittebroodje dat zeer speciaal hier in Sittard nog in gebruik is. Buiten Sittard zult u het dan ook wel nergens aantreffen. Het wordt ook alleen maar met halfvasten voor de kinderen ter grabbel gegooid of in de tuin verstopt (zoals paaseieren). Dat dit met halfvasten gebeurd vindt zijn oorsprong: omdat die zondag dan in de R.K. kerk het Evangelie wordt voorgelezen van de wonderbare broodvermenigvuldiging. In Sittard is een comité die met halfvasten in de Kollenberg het bekende krombroodrapen (krombreudjesrape) voor de kinderen organiseert.  krombreudje (Sittard), Een broodje in langwerpige vorm in een halve maan gebakken (tek. zie vragenlijst). Krombroodjes worden omstreeks halfvasten gebakken met of zonder krenten of rozijnen (dit is meer folkloristisch). Wordt ieder jaar met halfvastenzondag in Sittard aan de kinderen uitgedeeld.  krombrēūëtje (Munstergeleen), Eigen syst. Langwerpig gebogen brood zonder krenten.  krombrüüdje (Heerlen), krombroodjes zijn zacht in de vorm van halve maan. Speciaal gebak met half vasten in Sittard. Traditie.  kròmbroodjes (Sittard), Syst. WBD Bijna sikkelvormig; speciaal ion Sittard bekend: het krômpbrood rapen met halfvasten  krômbreudje (Limbricht), Syst. WBD Zijn krom  krômbrèùdjes (Neerbeek), krompbroodje: te Sittard, alleen met half vasten gebruikt.  krompbreudje (Sittard), kruisbroodje: kryts˂brøͅtšə (Eupen), krul: krol (Valkenburg), Een broodje wat gedraaid of verwrongen wordt gebakken(tek. zie vragenlijst). Wordt meestal gemaakt van deeg die overgebleven is, dus waar geen heel brood meer van te maken is.  kröl (Munstergeleen), mastel: mastrɛ̝lə (Rekem), mastél (Hasselt), mesjtelle (Panningen), mesjtèl (Tegelen), mestellen (Helden/Everlo, ... ), mestél (Hasselt), ronde broodjes met opening in zo groot als een gulden  mastellen (Neeritter), Syst. Frings Mnl.  mastɛl (Achel), Syst. Veldeke  mestel (Tegelen), Syst. Veldeke De oudste mij bekende naam is ~; nog voorkomend in een oud kermisliedje: "nem blanke moer mèt koffie en dao mestelle bijj".  mestelle (Tegelen), Syst. WBD  bestel (Meijel), Syst. WBD Bestelle zijn groter dan gewone broodjes; rond met in het midden een uitsparing.  bestelle (Tegelen), Syst. WBD Plat, rond, bij Nieuwjaarswensen uitgedeeld aan kinderen  besjtél (Panningen), mesjtél (Panningen), Syst. WBD Rond; hebben een gaatje in het midden  bestelle (Meijel), melkbroodje: melkbreudje (Sittard), mik: mik (Zonhoven), miroe: miru (Sint-Martens-Voeren, ... ), nakomertje: noakummerke (Grathem), nunet: nynet (Eupen), piccolo: lang en hard.  piccolo (Neeroeteren), picknick-jes: Syst. Frings Rond (tek. zie vragenlijst). Deeg van pistolees.  piknikskəs (Hasselt), pistolet: pestō’lēͅ (Kwaadmechelen), pestəlē (Houthalen, ... ), peͅstəloͅ (Tongeren), pi(e)steleej (Zonhoven), pi.stəlēi̯ (Borgloon), piestolee (Maastricht), piestolès (Wittem/Partei), pistelee (Beverlo, ... ), pistelees (Maastricht), pistelej (Castenray, ... ), pistellés (Gronsveld), pistelè (Hasselt), pistolais (Mal), pistolee (Echt/Gebroek, ... ), pistolees (Voerendaal), pistolei (Sint-Truiden), pistolej’s (Heerlen), pistoles (Noorbeek), pistolet (Gronsveld), pistolets (Beverst, ... ), pistoleͅi̯.s (Bevingen), pistōles (Ulestraten), pistoͅlēs (Zepperen), pistëlee (Hoeselt), pistəle (Ketsingen), pIstəle.j (Stokrooie), pistəle.s (Houthalen, ... ), pIstələ. (Meeuwen), pïstëlè (Tongeren), pəstəlē (Meeswijk), #NAME?  peͅstolēs (Rotem), peͅstəlē (Stokkem), piestolée (Heerlen), pistelee (Berbroek, ... ), pistolee (Heugem), pistolees (Mechelen, ... ), pistolet (Oost-Maarland), pistəleͅ (Smeermaas), (langwerpig).  pistolee (Oost-Maarland), (m.).  pestolē (Helchteren), pestəlē (Lanklaar), = langwerpig, melkbrood.  pistolet (Ulestraten), Een broodje meestal met een of ander vleessoort vermengd gebakken, dus een soort pasteitje.  pistolee (Munstergeleen), Eigen spellingssyst. Zie vragenlijst p.6 De benaming wordt hier bij uitzondering gebruikt.  pistelees (Berg-aan-de-Maas), Eigen syst. Langwerpig; geen krenten.  pistolee (Heerlen), Fr. (belg) pistolet  pïstëlè (Tongeren), Fr. pistolet  pi(e)steleej (Zonhoven), pistelee (As, ... ), Fr. pistolet Verklw. pisteleeke  pistelee (Altweert, ... ), kleine broodjes, langwerpig van vorm, hebben een zeer dunne blinkende korst Zijn groeter dan sandwiches (gemaakt van graandeeg)  pistolets (Bocholt), kleine langwerpige broodje zeer dunne, blinkende korst groter als sandwiches  pistəle.s (Bocholt, ... ), langwerpig  piestelets (Kerkrade), pistolet (Kerkrade), langwerpig kadetje  pistelee (Sittard), langwerpig licht gebakken broodje vijftien cm lang ongeveer  pistolés (Neeritter), Langwerpig.  pistolees (Oirsbeek), mals.  pistolee (Neeroeteren), Mèt ei piestoleeke had heer smörreges genóg  piestolee (Maastricht), Ovaalvormig. Tek. zie vragenlijst  pistolee (Thorn), pistoleen, ook wel kadetjes genoemd  pistüleͅi̯ (Melveren), rond  pistolei (Sint-Truiden), pistolet (Sint-Truiden), ronde broodjes op vloer/ plaat gebakken  pistolee’s (Neerpelt), Syst. Frings  pestolɛi̯ (Melveren), pestōlē (Bocholt), pestōlēs (Linde), pestəlē (Beverlo, ... ), pestəlēͅi̯ (Halen), peͅstəlē (Mechelen-aan-de-Maas), pistolēͅi̯ (Sint-Truiden), pistōlɛ (Gelieren/Bret), pistoͅleͅ (Niel-bij-St.-Truiden), pistəlē (Hamont), Syst. Frings (?)  peͅstolē (Kinrooi), Syst. Frings Bolvormig (tek. zie vragenlijst)  pestōleͅs (Hasselt), Syst. Frings Frans brood is veel langer en harder  pestōlē (Neerpelt), Syst. Frings M.  pestəlē (Peer), Syst. Frings Meel + half water half melk (rond)  pistoͅleͅ (Hasselt), Syst. Frings mnl.  pestoͅlē, pestəlē (Gruitrode), pestəlē (Bree), Syst. Frings Mnl.  pestəlēi̯ (Achel), Syst. Frings Ovaalvormig. Tek. zie vragenlijst.  pistəlē (Hamont), Syst. Frings Pistolee (=rond) zonder melk  pestolɛ (Opheers), Syst. Frings Pistolee is groter dan kadet.  peͅstoͅlē (Beringen), Syst. Frings pistolee: rond wit broodje  pestəlē (Heppen), Syst. Frings Pistolé is rond.  pestoͅlēə (Gingelom), pistoͅlē (Gingelom), Syst. Frings Rond  pistəlē (Hasselt), Syst. Frings Rond van vorm  pestoͅlē (Beringen), Syst. Frings Rond.  pestəlēs (Overpelt), Syst. Frings ronde broodjes  pestoͅlēs (Koersel), Syst. Frings Wat in het A.B. met sandwich bedoeld is, is in ons dialect een pistolet en andersom.  pəstolē (Kessenich), Syst. Frings Zowel sandwich als brusselse pistolees.  pestoͅlēs (Maaseik), Syst. Grootaers  pistōlē (Lommel), Syst. IPA  pestəlē (Kwaadmechelen), Syst. IPA Langwerpig  pistəlēͅ (Paal), Syst. WBD  pistolaes (Herten (bij Roermond)), Syst. WBD Langer, zachte korst, langer te bewaren.  pisteléés (Kerkrade), Syst. WBD Langwerpig en zacht  pistolee (Limbricht), Syst. WBD Meer langwerpig  pistolee (Leuken), Syst. WBD Zacht  pistolet (Mechelen), Syst. WBD Zijn van boven vlak of glad.  pistelees (Neerbeek), Syst. Wbk. van Bree  pistelee (Bree), Tek zie vragenlijst  pistolee (Mechelen), Verklw. pistelééke  pisteléé (Hasselt), zachte broodjes  pistolee’s (Brunssum), Zachtgebkken en langwerpig.  pistoleets (Eygelshoven), pistolet-broodje: #NAME?  pistolis bruutjes (Oost-Maarland), pistoletje: pisteleetje (Nieuwenhagen), pistoleekes (Sittard), pistoleetje (Roermond), pistoͅleͅkəs (Hasselt), beter soort  pistoleekes (Venlo), Ovaal  pistoleetjes (Ubachsberg), Syst. Veldeke  pisteleekes (Kinrooi), Syst. Veldeke pistoleekes: langwerpig  pistoleekes (Roermond), Syst. WBD  pisteleeke (Nederweert), puntbroodje: puntbrudjes (Panningen), puntbruudsjes (Gronsveld), roggeltje: Ei wittebroed en twie rögkelkes, bekker  rögkelke (Maastricht), rolbroodje: rolbruuëdjs (Heerlen), rolkoek: rolkuch (Kaalheide/Onderspekholz), rolkoekje: rol-kuchs-jer (Kerkrade), rolletje: Syst. WBD  rulleke (Meijel), Syst. WBD Rullekes zijn gedraaid  rullekes (Meijel), rozenbroodje: in de vorm van een roos  roeazebruuedje (Kerkrade), sandwich: sandwich (Sint-Truiden), sandwiches (Beverst, ... ), sandwïtsj (Tongeren, ... ), sant’weš (Kwaadmechelen), zantwI.s. (Houthalen, ... ), zantwIs (Stokrooie), zantwIsü (Zepperen), zantwišən (Lommel), #NAME?  sandwis (Berbroek), santweš (Rotem), santwex (Smeermaas), santweͅš (Stokkem), (m.).  santweš (Lanklaar), kleinere vorm van pistolets  sandwiches (Bocholt), lang  sandwis (Sint-Truiden), langwerpige broodjes  sandwisjəz (Neerpelt), ovaal  sandwich (Sint-Truiden), sandwiches: langwerpige broodjes  zandwIssü (Melveren), Syst. Frings Betere kwaliteit en duurder als pistolee.  sa(ə)ntweš (Bocholt), Syst. Frings De langwerpige broodjes worden nu de laatste jaren sandwich genoemd  sāntwes (Beverlo), Syst. Frings Langwerpig  santwiš (Hasselt), Syst. Frings langwerpig broodje  santweš (Koersel), Syst. Frings Melk + eieren + boter of wit vet (langwerpig)  santwiš (Hasselt), Syst. Frings Ovaal van vorm  santweš (Beringen), Syst. Frings Sandwich (=lang) + melk  santweš (Opheers), Syst. Frings Sandwich is langwerpig.  santwiš (Gingelom, ... ), Syst. Frings sandwich: langwerpig wit broodje  santwex (Heppen), Syst. Frings Wat in het A.B. met sandwich bedoeld is, is in ons dialect een pistolet en andersom.  zantweš (Kessenich), Syst. IPA Langwerpig  santwisə (Paal), sandwich-je: kleinere vorm van pistolets  santvišjəs (Bocholt), Syst. Frings Lang.  zāntwiskəs (Overpelt), Syst. Frings Rond (tek. zie vragenlijst)  zantwiškəs (Hasselt), schietspoel: Syst. Eykman Met krenten; langwerpig.  sxetspōl (America), Syst. WBD Langwerpig met spits punten  scheetspool (Velden), Verklw. scheetspeulke  scheetspool (Altweert, ... ), smik: fijner witbrood zonder vulsel in de vorm van een zweep  smikken (Neeritter), snek: snekker (Nuth/Aalbeek), snèkke (Arcen), stoet: styt (Blitterswijck, ... ), aan mekaar gebakken broodjes, vierkant ongeveer acht cm hoog, die afgebroken worden dus geen gebakken zijkantjes hebben  stoete (Neeritter), Syst. WBD Dim.: sjtuu:tje  sjtoe:t (Baexem), Werden aan mekaar gebakken en los gebroken.  stoet (Neeritter), stoetje: sjtuutje (Baarlo), sjtuutskes (Swalmen), stuutje (Heythuysen), later ook benaming voor een kadetje  stuutje (Castenray, ... ), stukjes brood dat over was  stuutjes (Arcen), Syst. WBD Een stuutje was een klein wit broodje dat men zelf bakte  stuutjes (Meijel), Werden aan mekaar gebakken en los gebroken.  stuutjes (Neeritter), stokbroodje: sjtokbreudjes (Sittard), suisse-tje: Syst. Frings langwerpig; niet gesuikerd  swiskəs (Koersel), tafelbroodje: Syst. IPA  tøfəlbry(3)̄kə (Paal), vlechtbroodje: vlecht bruudjes (Hout-Blerick), vlechtbruudjes (Oost-Maarland), vlinder: vlinders (Maastricht), een soort piedeeg bestrooid met poedersuiker, in de vorm van strik of vlinder  vlinders (Neeritter), waterbroodje: waterbreudje (Sittard), waterbroedjes (Cadier), waterpistolet: woͅu̯ətərpistəlēi̯s (Lommel), weg: wègk (As, ... ), weggetje: weikske (Posterholt), wekske (Mechelen-aan-de-Maas), wèGske (Puth), wékskes (Oost-Maarland), wêkske (Urmond), Syst. WBD Zachte korst  wékske (Geleen), wittebroodje: Syst. WBD  witte bruudje (Tegelen), zacht broodje: zachte bruudje (Rumpen), zāgt bruudje (Wittem/Partei), Syst. WBD Zonder korstje, dat zijn ~  zaacht bruëdje (Venlo), Zachte broodjes  zacht bruudje (Nuth/Aalbeek), zomerweggetje: zeumerwègkske (Helden/Everlo, ... ) (krenten)broodje || bekend klein tarwebroodje || broodje || broodje van tarwe en roggemeel || broodje, kadetje || cadetje || cylinderrond broodje || een broodje (al of niet) belegd || eindkorst van het brood, of klein broodje, meestal gebakken van de rest van het deeg als dat te veel was voor een bak || fantasiebaksel (broodje) van een mengsel van tarwemeel, roggebloem en zemelen, genoemd naar vöäs || feestelijk, langwerpig, knapperig broodje || halfvormig van tarwemeel gebakken broodje || kadetje || kadetje, hard gebakken en rond van vorm || klein brood || klein broodje || klein broodje met deuk || klein broodje van wittebrood || klein broodje, gebakken van het deeg dat van een groot brood over bleef || klein langwerpig broodje || klein, rond ca. 2 cm. dik broodje van taartedeeg, ofwel met een gat erdoor, ofwel met een vork doorprikt || klein, rond melkbroodje || krentenbrood [SGV (1914)] || Kreuzbröttchen || langwerpig broodje || langwerpig broodje, pistolet || langwerpig min of meer spits week broodje (met suiker) en enige krenten || längliches Milchbrötchen || pistolet || pistolet (broodje) || platrond broodje met kuiltje in het midden || puntbroodje || puntje || rolrond langwerpig witbroodje || soort ontbijtbroodje || verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)] || Wat verstaat u onder: sjeermoel (wittebroodje of krentenbroodje?) Uitspraak a.u.b. [N 16 (1962)] || waterbroodje || weg: een aan beide zijden spits toelopend pijlvormig broodje || Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)] || zacht, zoet broodje met een gleuf in het midden || zeer klein hardgebakken broodje || zoet broodje in halvemaanvorm van half vasten tot pasen || Zweipfennig-Weissbrötchen; witbroodje III-2-3