e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dagschoot dagnaas: dāxnās (Bleijerheide), dagschoot: dāxšūǝt (Posterholt), lip: lep (Bilzen), naas: nās (Mechelen, ... ), schoot: sxōt (Ottersum), tong: toŋ (Herten) Dat deel van een slot dat door het draaien van de 'kruk' buiten de belegplaat wordt gebracht. Zie ook het lemma 'Nachtschoot'. [N 54, 103b] II-9
dagstuk afkantplanken: āfkantjplaŋkǝ (Posterholt), bekleedsel: bǝklɛtsǝl (Tessenderlo), dagstuk: dāxstøk (Geulle), dāxstø̜k (Stein), dāxštøk (Sint Odilienberg), deurbekleding: diǝrbǝklējeŋ (Bilzen), negplanken: nɛxplaŋkǝ (Posterholt), voering: vōreŋ (Sint Odilienberg, ... ) Elk van de planken van 2 √† 3 cm breedte die dienen om de ruwe dagkanten van de muuropening aan het gezicht te onttrekken. De dagstukken vormen een vast raamwerk rond de deur dat op de muurblokken wordt vastgespijkerd. Zwiers 1907 merkt hierover op pag. 92 op: ø̄Kozijnen zijn niet bepaald noodig. In vele landen en ook in het zuiden van ons land worden ze niet toegepast en draaien de ramen en deuren √≤f onmiddellijk tegen den muur, √≤f sluiten tegen-, en vinden hunnen aanslag in houten dagstukken. De kozijnen verdienen echter alle aanbeveling, daar zij ons in staat stellen eene meer tochtvrije afsluiting tusschen onze vertrekken en de buitenlucht te bewerken. Waar echter eene zoodanige afsluiting niet wordt gewenscht, laat men ook hier te lande de kozijnen wel achterwege, zooals 't geval is bij tuindeuren, deuren van goederenloodsen, bij winkelramen enz.ø̄ [N 55, 19a; N 55, 149b] II-9
dagvaarden aanzeggen: aanzegu (Hoensbroek), aanzekke (Ten-Esschen/Weustenrade), aazage (Waubach), aanzegging: aanzégging (Susteren), dagvaarden: dagvaarde (Merkelbeek), dagvaarden (Gulpen, ... ), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  dagvaarde (Meerlo), dagvaarding: daagvarding (Sevenum), dagvaarding (Echt/Gebroek), doen voorkomen: doen vörkôme (Hoeselt), laten voorkomen: laote vurkóme (Venray), laotə véúrkómmə (Maastricht), moet voorkomen: mot veurkômme (Oirlo), mot vuërkomme (Klimmen), ontbieden: ontbeeje (Blerick, ... ), ontbeje (Geleen, ... ), ontbejen (Ophoven), ontbieden (Blerick), oontbeje (Maastricht, ... ), untbēēje (Schimmert), óntbeeje (Thorn), óntbéjjə (Heerlen), ôntboje (Thorn), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  ŏntbĭjjə (Nieuwenhagen), ps. omgespeld volgens RND!  ontbēͅjə (Meeuwen), oproep: ooproep (Meijel), opreup (Herten (bij Roermond), ... ), oproeêp (Venray), oproop (Doenrade, ... ), ôpreup (Ell), oproepen: oproepe (Tienray), oproepen (Stein), oproope (Geulle, ... ), oproopə (Guttecoven, ... ), oproopən (Urmond), oprope (Amby, ... ), oproupe (Nieuwstadt), opröppən (Diepenbeek), òproopə (Heel), òprōpe (As), ópraape (Swalmen), óproopə (Venlo), óprōēpə (Gennep), [oproffe?]  óprófte (Simpelveld), ps. invuller twijfelt over dit antwoord (er staat een vraagteken achter!).  oproopə (Roermond), oproeping: oproeping (Jeuk), pressen: [beïnvloeding door suggestie bij vraagstelling?, rk]  presse (Eys), tuigen: tuuge (Vlodrop), uitvaardigen: oetvaardigen (Blerick), voor het gerecht trekken: veur ’t gerech trèkke (Maastricht), voorkomen: veurkome (Noorbeek), veurkomen (Zonhoven), veurkommen (Eksel), vuerkòme (Wijlre), vorladen (du.): Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  vūūrlāānə (Nieuwenhagen) iemand laten weten dat hij voor de rechter moet verschijnen [ontbieden, pressen] [N 90 (1982)], [N 90 (1982)] III-3-1
dagvaarding <omschr.> iemand voor het gerecht trekken: iemes veur ’t gerech trèkke (Maastricht), dagement: dagemint (Maastricht), dagəment (Schinnen), Opm. invuller noteert hier als antwoord: het Nederlandse woord.  dagement (Eys), dagen: dagen (Schinnen), daging: daoging (Diepenbeek), dagvaard: dagvaat (Waubach), dagvaardiging: daagveardiging (Lutterade), dagvaardeging (Klimmen), dagvaardiging (Ell, ... ), dááchvààrdiging (Heerlen), dagvaarding: daagvaarding (Guttecoven, ... ), daagvarding (Sevenum), daagvèèrding (Geulle), dachvaarding (Maastricht), dagvaarding (Blerick, ... ), dagvaarding kriegə (Maastricht), dàchvààrding (Susteren), dàchváárding (Epen), dàgvaarding (Gennep), dáágváárding (Venlo), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  dagvaarding (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  dàgvāāding (Nieuwenhagen), dàgvāārding (Nieuwenhagen), Opm. invuller noteert hier als antwoord: het Nederlandse woord.  dagvaarding (Eys), ps. invuller zegt niet zeker te zijn van dit (ant)woord!  daahgvaerding (Herten (bij Roermond)), gedagvaard (volt. deelw.): gedagvaard (Maastricht), getuigen (ww.): getuuge (Vlodrop), maning: maning (Leopoldsburg), oproep: ooproep (Meijel), opreup (Ospel, ... ), oproop (Amby, ... ), oproup (Nieuwstadt), ōproop (Maastricht), òproop (Heel), óprêup (Swalmen), ópróf (Simpelveld), oproepen (ww.): oproope (Melick), oproeping: opreuping (Swalmen), oproeping (Jeuk), oproepingsbrief: (verdachte).  òprōpingsbreef (As), tuigbrief: (getuige).  ti-jgbreef (As), voorkomen: veurkomen (Zonhoven), veurkommen (Eksel), veurkómmə (Meijel), vūūrkommə (Oirsbeek) de mededeling aan een verdachte of getuige dat hij op een bepaald tijdstip voor de rechter moet verschijnen [dagvaarding, dagement] [N 90 (1982)] III-3-1
dagwerk dagwerk: dagwerk (Griendtsveen, ... ), daxwɛ̄rǝk (Meijel) Een dagwerk is ongeveer 50 stok. De maat van een dagwerk verschilt al naar gelang de turfsoort die men steekt en de plaats waar men steekt. Volgens Linssen (pag. 140) is een dagwerk de weekprestatie van een turfgraver, zo''n vijftigtal stokken. Dat komt per werkdag neer op zo''n 2000 turven. [II, 63c] II-4
dagwerk, maat van 4000 m2 2 zil: 2 zil (Doenrade), 40 are: veertig aar (Vlodrop), 40 hectare (sic): ein oppervlakte van 40 hektare (Hoensbroek), gemet: gemaet (Geleen), gemet (Schimmert), gemèt (Kapel-in-t-Zand, ... ), halve bunder: hauf boender (Schimmert), ⁄n hawf boender (Klimmen), halve morgen: have murge (Stein), morgen: murge (Gulpen, ... ) de maat die een oppervlakte aangeeft van 4000 vierkante meter [gemet, dagwerk] [N 91 (1982)] III-4-4
dagwijdte breedte van de boog: bręjdǝ van dǝ bǫax (Bleijerheide), dag: dax (Lommel), dagmaat: daxmǭt (Venray), dāxmǭt (Ell, ... ), deuropening: dø̜jǝrǫpǝneŋ (Tessenderlo), deuropeningbreedte: dø̄rōpǝneŋbrītǝ (Houthalen), opening: ōwǝpǝneŋ (Genk), overspanning: ø̄vǝrspaneŋ (Neeritter), ø̄vǝršpaneŋ (Herten), ø̜̄vǝršpaneŋ (Susteren), ōvǝršpaneŋ (Helden, ... ), ǫvǝrspaneŋ (Meijel), rabat: rǝbat (Houthalen), spanning: spaneŋ (Leuken, ... ), španeŋ (Tegelen, ... ), wijdte: widjǝ (Weert) De afstand tussen de twee zijkanten van de muuropening, waarover de boog wordt gemetseld. [N 32, 17c] II-9
dahlia dahlia: daaliea (Rothem), dahlia (Meijel, ... ), dalia (Dilsen, ... ), dōͅlii̯a (Sint-Truiden) dahlia || Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende knol- en bolgewassen: dahlia [N 73 (1975)] III-2-1
dahlia (dahlia cav.) dahlia: daalejaa (Sittard), daalja (Epen), dahlia (Horst, ... ), dahlias (Vijlen), daleja (Niel-bij-St.-Truiden), dalia (Eys, ... ), daliaa (Geulle), daliassen (Eys), dao.ëliejá (Zonhoven), daolias (Diepenbeek), dālija (Meeuwen), diahlía (Roermond), doalieja (Hasselt), douwlia (Jeuk), dàlïa(s) (Tongeren), dálëjassue (Hoeselt), (-)  da:lia (Geistingen), -  dahlia (Berg-en-Terblijt, ... ), dahliasse (Maasbree), dalia (Montfort, ... ), ?  dalia (Mechelen-aan-de-Maas), Bree Wb.  dalia (Bree), daolejasse = mv. Enkelvoud = daoleja., wordt meestal in mv. gebruikt  daoleja (Rosmeer), eigen spelling  daaliah (Montfort), dhalia (Vlodrop), eigen spellingsysteem  dalia (Maasbree), eigen spellinsysteem  dalijas (Meijel), idiosyncr.  dahlia (Thorn), dahlia’s (Blerick), dalia (Sittard), mv  daliasse (Margraten), Spelling: \"fonetisch\  daaahliaa (Maastricht), Veldeke  dahlia (Klimmen, ... ), dalia (Echt/Gebroek), WBD  danjels (Sevenum), WBD/WLD  daalĭĕa (As), dahlia (Urmond), dááləjàà (Heerlen), zelfde benaming  dahlia (Echt/Gebroek), ± Veldeke  dalia (Tienray), dahlias: -  do.liasə (Diepenbeek) dahlia [DC 60a (1985)] || Dahlia. De buitenste omwindselblaadjes, 5 in getal, zijn neergebogen of geheel omgeslagen. De bladeren zijn in brede slippen verdeeld. Bij sommige variëteiten zijn de lintbloemen in de lengte opgerold, of opgerold met een punt, daardoor krijgt de hele blo [N 92 (1982)] || dahlia\'s III-2-1
dak berg: bɛrx (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Laura, Julia]  [Maurits]  [Domaniale, Wilhelmina]  [Emma]  [Willem-Sophia]  [Laura, Julia]  [Domaniale]  [Laura, Julia]), bɛrǝx (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Emma]), bɛ̄rx (Heerlen  [(Emma)]   [Emma, Maurits]), bɛ̄rǝx (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Domaniale]), berggesteendes: bɛrxjǝšteŋs (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]), bɛrxjǝštęŋs (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), dak: dak (Afferden, ... [Maurits]), dák (Castenray, ... ), dā.k (Altweert, ...  [Julia] ), dāk (Amby, ...  [Eisden]  [Eisden]  [Maurits]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Zwartberg, Waterschei] ), dāx (Bleijerheide  [(idem)]  , ...  [Zolder] ), dǫǝk (Zonhoven), dǭ.k (Borgloon), dǭk (Aalst, ... ), dǭǝk (Bilzen, ... ), dakgesteente: tākgǝštęjntǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]), daksteen: dākštęjn (Lutterade  [(Maurits)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), het hangende: ǝt ha.ŋǝndǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Emma]  [Domaniale]), ǝt haŋǝndǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina] [Laura, Julia]), ǝt hęŋǝndǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), ǝt hɛŋǝndǝ (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Julia]), ǝt h˙ɛŋǝndǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), kop: kop (Kelmis), kǫp (Kerkrade  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]), kopgesteendes: kǫpjǝšteŋs (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]), toit/teût: tø̄ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Eisden]  [Zwartberg, Eisden]  [Winterslag, Waterschei]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden] [Zwartberg]  [Zwartberg, Waterschei]), tø̜j (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Maurits]), verst: viǝš (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) De bovenkant van een mijngang. [monogr.] || De bovenkant van iedere ruimte in de ondergrondse werken. De invuller uit L 417 merkt voor de mijnen in Zwartberg en Waterschei op dat men daar een onderscheid maakt tussen een "teût" en een "dak". Met de eerste term duidt men de oorspronkelijke toestand vóór de winning van de steenkoollaag aan, terwijl men onder het "dak" het dakgesteente verstaat dat overblijft na het weghalen van de kolen. De opgave "kop" van de respondent uit Q 15 duidt het dakgesteente in een galerij aan. Hetzelfde woordtype is volgens Lochtman (pag. 59) evenals "verst" gebruikelijk voor de bovenkant van een steengang. [N 95, 192; N 95, 194; monogr.; Vwo 268; Vwo 355; Vwo 778] || Het gehele samenstel dat de bedekking vormt van een huis of gebouw. Het bestaat uit een kap die wordt afgedekt met pannen, leien, zink, ijzer, stro of riet en die rust op de muurplaat of balklaag. Men onderscheidt verschillende dakvormen. Zie ook de volgende lemmata. [S 6; L 1a-m; L 8, 66; L 12, 9; L A2, 500; N 32, 43a; monogr.; Vld.] II-4, II-5, II-9